Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De Waalse Kerk van Rotterdam

Nieuwsgierig wat we allemaal hebben over de Waalse Kerk ?

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Waalse Kerk en klik op ENTER

Nou heeft Aad dat natuurlijk ook eens gedaan en uit
dit verhaal komen de volgende prenten en samenvatting, erna een kompleet nieuw verhaal.



We beginnen ons verhaal met een opsomming van de Pasteurs van de Waalse Kerk van Rotterdam:

Tableau des Pasteurs de l'Eglise Wallonne à Rotterdam


Noms

Coulogne
Gesel
Nielles
Quewellerie
Massis
Delme
Rochefort
Pielat
Jurieu
Bosc
Bascagne
Superville
Page
Terson
Riviere
Treille
Frescarode
Dumont
Boddens
Chatelain
Superville Jr.
Desmazures
Benion
Guiot
Loches
Chatelain
Geraud
Riviere
Certon
Chantepie de la Chaussaye
Voute
Porte
Mounier
Huet
Delprat
Goens
Marcus
Reville
Pierson
Collins
Hamel
Maignin
Bresson
Luti
Sugier
Genoy
Sujol
Jalaguier
Breyton
Breyton
Reyss
Forget
Blommaert
Debu
Staal
Gigandet
Chardard
DeWandeler

Prenoms

Daniel de
Cornelis S.van
Henri de
Abraham de la
Daniel
Elie
Charles de
Phineas
Pierre
Pierre du
Jacques
Daniel de
Antoine le
Andre
Jean B. de la
Jacques C. de la
Jeremie
Gabriel
Jean
Isaac S.
Daniel de
Jacques J.
Jacques L.
Jean
Jacques de
Daniel Z.
Samuel
Isaac B. de la
Henry A.
Jacques G.
Abraham C.
Louis
Pierre
Daniel T.
Guillaume H.M.
Francois C. van
Pierre J.
Albert
Allard
Georges G.J.J.
Antoine G. van
Camille A.A.de
Louis
Jean J.L.
Marius E.
Oswald
Ariste A.
Fernand
Auguste A.
Auguste A.
Louis P.
Georges
Robert
Philippe G. C.
Gerhardus A.
Roger A.P.
Jean
Roger

Annees

1591-1605
1605-1612
1612-1619
1620-1630
1630-1643
1644-1652
1653-1681
1673-1698
1682-1713
1685-1692
1691-1710
1691-1724
1695-1701
1702-1709
1702-1720
1710-1723
1710-1749
1721-1747
1724-1725
1725-1732
1725-1762
1732-1737
1737-1771
1747-1777
1749-1773
1762-1774
1771-1803
1774-1793
1774-1808
1778-1779
1780-1822
1794-1824
1803-1842
1822-1856
1825-1850
1842-1847
1847-1871
1852-1873
1857-1865
1866-1882
1872-1879
1874-1883
1881-1909
1883-1897
1884-1908
1898-1901
1902-1904
1906-1919
1910-1910
1911-1922
1911-1948
1930-1935
1948-1963
1963-1970
1970-
1982-1990
-
-

Observations

naar Leyden
uit Strijen
uit Antwerpen
uit Grave, overl. 1630
naar Leyden
aumonier d ‘un regiment Anglais, naar Londen. Overl.1660
uit Vlissingen, Em. 1681. Overl. 1683
uit Villeneuve en Vivarois, Overl. 1700
Ci devant professeur a Sedan, Overl. 1713
uit Caen (Normandie), Overl. 1692
uit Rouen. Beroepen naar Den Haag, overl. 1713
uit Louden. Em. 1724, Overl. 1728
uit Dieppe. Overl. 1701
uit Hoorn. Overl. 1709
uit Veere, naar A’dam 1720
uit Delft. Overl. 1723
Ci devant pasteur Hollandais a Maarssen. Em. en overl. 1749
uit Leipsich. Em. 1747, Overl. 1748
uit Leyden, naar A’dam
uit Leyden, naar A’dam
Suffragant. Overl. 1762
uit Londen, naar A’dam
uit Utrecht, Em. 1771 , Overl. 1775
uit Arnhem. Em. 1777
uit Haarlem. Overl. 1773
uit Maastricht, naar A’dam
Overl. in het buitenland
uit Haarlem. Overl. 1793
uit Schiedam. Overl. 1808
uit Londen, naar Den Haag
uit Maastricht
uit Middelbourg, Em. en overl. 1824
uit Delft, em. 1842, Overl. 1853
uit Middelbourg, Em. 1856, Overl. 1874
uit Leeuwarden, Em. 1850, overl.1871
uit Leeuwarden, naar Leyden
uit Delft, em. 1871
uit Dieppe. Em. 1873
uit Leuven
uit Besancon, overl. 1882
uit Leeuwarden, Donna demission 1879
uit Saillam, em. 1883
uit Tonneins,em. 1909
uit Middelbourg, Em. 1897, overl. 1901
uit Corgemont(Suisse)Inst. 09-11. Em. 1908
uit Clairac, naar Utrecht, 1901, Inst.04-12-1898
uit Durfort (Gard) naar Lasalle 1904
uit Melle (Deux-Sevres), em. 1919
uit St.Etienne, inst. 09-01-1910, donne demission oct. 1910
opnieuw benoemd. Inst.10-04-1911, donne demission 01-04-1922
uit St.Hypolite du Ford, Inst. 17-09-1911, em. 19-09-1948
uit Delft, inst. 09-03-1930, naar Den Haag
uit Leyden , inst. 03-10-1948, Em. 06-10-1963
uit Bordeaux, inst.15-12-1963, Em. 04-01-1970
uit Parijs, inst. 19-04-1970
uit Stockholm,inst.17-06-1982, Naar Zwitserland 30-09-1970
-
uit Luik



We beginnen met een citaat uit o.m. ons Oude Kerken van Rotterdam verhaal :



En nu ons speciale verhaal over de Waalse Kerk van Rotterdam, we voegen alleen nog prenten toe als die hier niet boven bij staan....

Bijvoorbeeld deze van de bekende Rotterdamse fotograaf Wotke

wotke21861

wotke11861

1861

Vanaf de toren van de St. Laurens een fraai uitzicht op o.m.

het Coolsingelziekenhuis,
Molen de Hoop,
de Waalse Kerk (links)
en de St. Rosaliakerk

inderdaad, allemaal internet links...

ook heel duidelijk te zien het verschil tussen de Hoogstraat, links van de Waalse Kerk en de St. Laurensstraat, rechts van de Waalse Kerk

De onderstaande foto's en de twee foto's hierboven zijn rond 1861 gemaakt door de destijds zeer bekende fotograaf Wotke, aan hem hebben we veel foto's van het 19e eeuwse Rotterdam te danken.

De onderstaande 2 foto's komen uit het verhaal


oudehavenoverzichtvanaflaurens

1861

Vanaf de toren van de St. Laurens een fraai uizicht over de Oude Haven

direkt voor ons, dus voor de brug, de Kolk

De kade links van de Kolk heet Open Rijstuin,
gaat in de richting van de brug over in Toe-Rijstuin

Rechts het Westnieuwland

Een mooi moment om even te gaan mijmeren boven op de St. Laurenskerk, samen met deze 3 wezen uit het Gereformeerd Burgerweeshuis van Rotterdam aan de Goudschewagenstraat :

weesmijmeren

mijmeren over Rotterdam vanaf de St. Laurenskerk

LINK

LINK

Maar waarschijnlijk is ook deze foto gemaakt door Wotke of een tijdgenoot, komt uit ons Hofplein verhaal:

haagseveerrichtingschie1870

Op deze foto uit 1870 kijken we vanaf het huidige Haagse Veer in de richting van de Schiekade, voor de fijnproever, de foto is gemaakt vanaf de Grote Kerk.

Maar terug naar dit verhaal:

De gesloopte oude Waalsche kerk aan het westeinde der Hoogstraat, hoek Roozand, had in den loop der eeuwen al heel wat veranderingen ondergaan. Zij had in hoofdtaak gediend voor verschillende kerkelijke gemeenten: de Remonstranten, de Contra-Remonstranten, de Walen en de Merchant-Adventurers hebben er gebruik van gemaakt, doch het langst is zij van 1657-1923 de zetel geweest van de Waalsche Hervormde Gemeente.

Door het decreet van Lodewijk Napoleon, d.d. 5 December 1809, was de kerk op 1 Januari 1810 in het bezit gekomen van de Waalsche Protestanten. De toren bleef echter het eigendom van de gemeente Rotterdam, die hem dan ook steeds gebruikt en onderhouden heeft.

Ten tijde van den tachtigjarigen oorlog werd het allereerste, daar ter plaatse van steen gebouwde kapelletje, ingericht tot Bushuis en als Ammunitiebergplaats gebruikt. Eerst in 1615 werd het verbouwd tot bedehuis voor de Remonstranten.

Het Consistorie der Waalsche gemeente in Rotterdam, begon in Augustus 1612 bij de Vroedschap te klagen over gebrek aan plaatsruimte in de voor haar leden ten dienste der godsdienstoefeningen afgestane Bagijnenhofkapel. Daar het antwoord hierop zich liet wachten en het plaatsgebrek met den dag grooter werd, meende het Consistorie opnieuw op hulp te moeten aandringen, met de opmerking, dat het Bushuis voor haar doel goed zou passen. Daar echter de stedelijke regeering reeds over het Bushuis had beschikt, eerst ten behoeve van de Remonstranten en later van de Contra-Remonstranten, drong in 1630 het Consistorie aan op het vergrooten van de Bagijnenhofkapel, wat echter geen succes opleverde.
Toen er andermaal op gewezen werd, dat de kapel steeds overvol en de toestand nu inderdaad onhoudbaar was geworden, dat er wegens plaatsgebrek niet meer in de kapel, noch op het kerkhof om de kapel begraven kon worden, wat bij het uitbreken van een epidemie hoogst bedenkelijk kon zijn, had dit laatste betoog het succes, dat bij besluit van 3 Juli 1624 de Waalsche gemeente de beschikking kreeg over de St. Sebastiaanskapel en tevens de toestemming voor het begraven in de kerk van het Bushuis en op het naast gelegen erf. Het Bushuis werd echter niet als bedehuis aan de Waalsche gemeente afgestaan.

In 1625 was de kerk aan de Hoogstraat - het Bushuis - vergroot en verbouwd en in dat Jaar werd tevens het fundament voor den toren aangebracht, zooals een oude gedenksteen vermeldt, die uit de in 1923 afgebroken Waalsche kerk wederom in de nieuwe kerk is ingemetseld.

Na herhaalde klachten en vooral wegens toenemend plaatsgebrek nu ook in de St. Sebastiaanskapel, werd eindelijk in 1631 de kerk aan de Hoogstraat aan de Waalsche gemeente in gebruik afgestaan, doch slechts voor korten tijd.
Zij moest in 1635 weer naar de St. Sebastiaanskapel terug, daar bij overeenkomst van 5 Februari 1635 tusschen de gemeente en de Fellowship van de Merchants Adventurers, die van Middelburg naar Rotterdam verplaatst werd, de Waalsche kerk als Courtkerk ter gebruike van de Broederschap der Merchant Adventurers voor het houden hunner godsdienstoefeningen werd afgestaan.
In 1656 werd echter de Court van den Engelschen lakenhandel van hier naar Dordrecht verplaatst en terstond daarop mochten de Walen weer op hun verzoek de ontruimde kerk in gebruik nemen. Tevens werd besloten, dat de kerk op stadskosten in orde gemaakt zou worden, waarbij ook de Waalsche gemeente tegelijkertijd verschillende verbeteringen in het inwendige van het bedehuis liet aanbrengen.
De St. Sebastiaanskapel werd in 1658 aan de Schotsche gemeente afgestaan, die in het rustig bezit ervan bleef tot het jaar 1697, toen de nieuwe kerk aan het Vasteland, op stadskosten gebouwd, door haar betrokken kon worden.

Heel spoedig en wel in 1660 werd tot de stedelijke regeering het verzoek gericht om de kerk aan de Hoogstraat, nu de Waalsche kerk genoemd, te vergrooten en indien de Overheid bezwaar mocht maken daaraan ten volle te voldoen, dan desnoods op kosten der kerkelijke gemeente. Onder overlegging van een project, opgemaakt door den bekenden stadsbouwmeester Claes Jeremiasz. Persoons, (we zijn Persoons op onze site al heel wat tegengekomen) werd in 1661 vergunning verleend, dat werk voor eigen rekening uit te voeren. Die voorwaarde werd geaccepteerd, mits daarvoor een kleine toelage uit de stadskas kon worden verleend en toegestaan kon -worden, dat de inkomsten, verkregen door het begraven in de kerk, ten behoeve der Waalsche gemeente zouden blijven.

Belendende huisjes en bergplaatsjes aan de kerk werden gesloopt en op 27 October 1661 werd de eerste steen van het te vergrooten kerkgebouw gelegd door Abraham de Rochefort, den driejarigen zoon van den dienstdoenden predikant Charles de Rochefort. Gedurende deze verbouwing werd de St. Sebastiaanskapel én door de Schotten én door de Walen gebruikt. Op 17 December 1662 kon de dienst in de verbeterde Waalsche kerk hervat worden.

Door de herroeping van het Edict van Nantes door Lodewijk XIV op 23 October 1685, verlieten duizenden en duizenden Protestanten uit verschillende Fransche provincies hun vaderland en vonden een veilig toevluchtsoord in de Republiek der Zeven Provinciën. Het aantal, dat zich hier ter stede vestigde, was zoo belangrijk, dat er omgezien moest worden naar hulpkerken, terwijl vier predikanten den dienst waarnamen. De vestiging van deze Réfugiés in onze stad bracht in de Waalsche gemeente nieuw bloed en bevorderde in hooge mate het cultureele leven. Door den toevloed van zulk een groot aantal nieuwe leden werd het Consistorie gedwongen, weer tot vergrooting der Waalsche kerk over te gaan. De stedelijke regeering kocht daartoe in November 1685 drie aan de Hoogstraat naast de kerk gelegen huizen aan om daardoor in staat te zijn, de kerk behoorlijk te kunnen uitbreiden.

Gedurende deze vergrooting werd aan de Waalsche gemeente toegestaan, gebruik te maken van de kleine Zuiderkerk aan de Glashaven, waar dan ook op 20 Maart 1686 de eerste dienst plaats had.

Ook de St. Severuskapel in den Oppert werd tijdelijk in gebruik gegeven. Na de vergrooting der Waalsche kerk kon men met de nieuwe ruimte volstaan en dit bleef zoo voortduren tot aan de slooping in 1923.

De Waalsche kerk aan de Hoogstraat, die een langwerpig vierkant tot grondvlak had, was 30,60 M. lang en 24 M. breed, besloeg dus een oppervlakte van 734 M2., welke nog met 28 M2. vergroot werd door een uitspringend gedeelte van de consistoriekamer, in totaal dus 762 M2.

Aan de oostzijde was zij aan het belendende pand aangebouwd, aan de zuidzijde grensde zij aan de Hoogstraat, aan de westzijde aan de Korte Hoogstraat en aan de noordzijde aan de St. Lau-rensstraat.

Aan de westzijde was een laag gemeentegebouwtje tegen de kerk geplaatst, dat bestemd was als brandspuithuisje en als bergplaats voor den Stadsreinigingsdienst.

Lange jaren was de ligging der kerk gunstig te noemen, doch toen in het begin der 20e eeuw de Hoogstraat al drukker en drukker werd en de Korte Hoogstraat als toegang tot de beruchte Zandstraat dikwijls het tooneel was van veel vechtpartijen en opstootjes, werd de ligging al minder en minder geschikt voor een rustig bedehuis.

In hoofdzaak opgetrokken van donkerroode baksteen was het uiterlijk van dit gebouw hoogst simpel van architectuur, een product van verschillende tot een geheel bijeen gevoegde verbouwingen.
Alleen het rijzige, achtkante in drie geledingen verdeelde houten met lood bekleede torentje, rustende op een vierkanten onderbouw, vormde steeds een schilderachtige afsluiting van de lange, smalle Hoogstraat. Met genoegen keek iedereen daarnaar. Al had het bij latere herstellingen iets van de fijnheid van de oorspronkelijke details verloren, toch droeg het nog met recht de kenteekenen der rijke, forsche architectuur uit het tijdperk van Hendrick de Keijser, een der grootste figuren van de Nederlandsche bouwkunst (1565-1621).

De kerk zelf was om den toren heengebouwd en vertoonde een streven naar eenvoud en zakelijke vormgeving. Al was de kerk gebouwd in een tijdperk, toen de Lodewijk XIV-stijl hier te lande opgeld deed, een voorbeeld van een dusdanig stijltype was het werk van den bouwmeester Persoons in het geheel niet.
Vanzelfsprekend heeft de buitenzijde der kerk er vroeger wel wat anders uitgezien als voor de slooping in 1923. De verhoudingen van het gebouw waren in den loop der jaren gewijzigd door de verschillende verhoogingen van het niveau der Hoogstraat. Vroeger moest men een paar treedjes op om in het gebouw te komen, ten laatste moest men daartoe afdalen.

Het vrij hoog aan de oostzijde der kerkruimte gelegen orgel was op de verdieping boven de gang naar de consistoriekamer opgebouwd. Het werkte door zijn massale onderdeelen zeer domineerend, doch maakte door de beschaafde vormgeving der orgelkast een goeden indruk. Het orgel was uit het jaar 1835 en geleverd door de Gebrs. Bätz. orgelbouwers te Utrecht.
Het front vertoonde dan ook het type van de toen heerschende stijlperiode en was verdeeld in twee hooge hoektorens en een middentoren. die nog iets hooger opging.

Eenvoudige, doch goed gekozen details en smaakvolle versieringen maakten het geheel tot het beste onderdeel van het kerkinterieur. Jarenlang heeft het door het spel van den organist George Rijken zijn schoone accoorden door het kerkgebouw doen klinken.

De zitplaatsen, hoofdzakelijk in gesloten banken aangebracht, waren in verschillende vakken ingedeeld. Vlak tegenover den kansel was een aantal stoelen in het middenvak geplaatst. Langs den torenmuur was een kleine galerij, waartoe twee trapjes in de kerkruimte toegang verleenden.

In Maart 1795 was op last van de Rotterdamsche autoriteiten besloten om in den geest van de toen geldende leuze: "Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap" de zitplaatsen van distinctie weg te breken en inplaats daarvan eenvoudiger zitplaatsen aan te brengen, alsook om alle wapenborden aan muren en zuilen en de wapens op grafzerken te doen verwijderen. Een groote verarming gaf dit aan het kerkinterieur, vooral daar ook de mooie regeeringsbanken, het doophek, de wetborden, de rouw- en wapenborden, enz. tegelijkertijd verdwenen.

Merkwaardige groote gewelven door dikke muren gescheiden, waren onder den kerkvloer aangebracht. Oorspronkelijk waren deze onderaardsche ruimten als bijzondere en algemeene begraafplaats voor de leden der Waalsche kerk bestemd, doch in 1833 werd aan het begraven in de kerk door een rijkswet een einde gemaakt.

Toen in 1922 de slooping der oude kerk een aanvang nam en de graven geruimd moesten worden, heeft Dr. Wiersum de opschriften der grafsteenen genoteerd en daarvan een lijst opgemaakt, welke aan het gemeentearchief is verstrekt.

In het midden van den voorgevel was een kleine toreningang, waarvan de deur bijna onzichtbaar was, daar zij in baksteenkleur was geverfd. Door deze deur kwam men in het trapportaal van den toren, waarin zich een fraaie oude eikenhouten trap bevond, als opgang naar de eerste torenverdieping, waar een minder gemakkelijke trap hooger op voerde. De kerktoren werd alleen door personeel van den gemeentelijken Technischen Dienst beklommen voor het uitvoeren van herstellingen. Het luiden van de kerkklok geschiedde vanwege de kerkelijke gemeente.

Langzamerhand was de toestand van het oude bedehuis aan de Hoogstraat al slechter en slechter geworden. In het begin der 20e eeuw kwamen allerlei ouderdomsgebreken voor den dag en geld voor een afdoende restauratie van het gebouw was er niet. De gevels begonnen bovendien te scheuren, enkele gewelven onder den kerkvloer waren ingestort, enz.
Daarbij kwam, dat de Hoogstraat hoe langer hoe roezemoeziger werd, wat niet bevorderlijk was voor het kerkbezoek. Onder die omstandigheden namen de Kerkeraad en de Kerkmeesters in 1920 het moeilijke besluit de kerk te doen sloopen en het terrein, dat voor verschillende zaken zeer gunstig gelegen was, te verkoopen.

Omdat de toren aan de gemeente behoorde, was het verkoopen van het terrein der kerk zonder het terrein waarop de toren stond, en dat aan drie zijden door het kerkterrein omsloten was, niet goed mogelijk. Het kerkbestuur zocht daarom met de gemeente in onderhandeling te treden, waardoor de te voeren besprekingen namens het Kerkbestuur gevoerd werden door Mr. C. C. Dutilh en Mr. P. J. van Wijngaarden. Na drie en een half jaar moeizaam onderhandelen bereikte men het gewenschte resultaat en kon Mr. Dutilh met zekere voldoening op zijn beleid in dezen terug zien.

De Waalsche gemeente moest voor het eigendom van den toren met den daarbij behoorenden grond f 130.000.- aan de gemeente Rotterdam betalen. Inmiddels was het gansche terrein voor een zeer behoorlijke som verkocht aan de firma C. en A. Brenninkmeijer, zoodat op 22 September 1922 de afbraak van het geheel kon aanvangen.

De Waalsche gemeente kocht een ouden stadstuin met koepel, gunstig gelegen aan het einde van den Baan en den Boschhoek. Aan den architect J. Verheul Dzn. werd in samenwerking met den architect J. van Wijngaarden opgedragen, plannen, bestek en begrooting te maken voor het bouwen van de nieuwe Waalsche kerk aldaar.

Het bouwwerk werd op 14 Juni 1923 publiek aanbesteed en kwam einde Augustus 1924 gereed. Op Zondag 14 September 1924 werd de nieuwe kerk in gebruik genomen.

Een fragment en prent uit 1690 :

walschekerk1690

De Walsche Kerk oftewel de Waalse of Fransche Kerk in 1690



Ruim drie eeuwen later werd het volgende verteld :

Voor de Franstaligen onder de Waalse vluchtelingen stuitte de aansluiting bij de Nederduits Gereformeerde gemeenten af op een taalbarrière. Godsdienst-oefeningen bij een van de gemeenteleden aan huis loste dit probleem in eerste instantie op, totdat hun aantal zo toenam, dat een eigen "Waalse" kerk kon worden ingericht. Maar hiervoor was wél de medewerking van het stadsbestuur en van de kerkelijke autoriteiten nodig.
Zo ontstonden Waalse of Franse gemeenten eerst in Zeeland: Vlissingen in 1572, Middelburg in 1574; en daarna ook in Holland: Amsterdam in 1578, Leiden in 1584, Delft in 1585, Dordrecht in 1586/ Breda en Rotterdam in 1591.

cellenbroedersbegijnhof

De kapel van het Cellenbroeder klooster aan het Bagijnhof van de Slikvaart

Het stadsbestuur van Rotterdam stelde, na confiscatie van de R.K. kerkelijke goederen, de kapel van het Cellenbroeders klooster aan het Bagijnhof ter beschikking van de Franstalige Walen. De kapel, gelegen tussen de Corte Vaert (thans Delftsevaart) en de Oude Wetering (thans Oppert), was rond 1440 solide gebouwd maar sindsdien slecht onderhouden. Hij kon aan 150-200 personen plaats bieden, maar een "pasteur de langue françoise" ontbrak nog.

Aan de Waalse Synode, in September 1585 te Leiden bijeen, werd verzocht een predikant voor Rotterdam aan te wijzen. De synode nodigde, om aan deze wens tegemoet te komen, de uit Gent gevluchte predikant Pierre Moreau uit beurtelings in Delft, 's Gravenhage en Rotterdam te gaan preken. Een welhaast onmogelijke taak, welke deze voorlopig slechts voor één jaar wenste te aanvaarden.

Tijdens het 12-jarig bestand van 1609 - 1621 braken godsdiensttwisten uit tussen de Arminianen en de Gomaristen : De Waalse Synode, op 6 October 1611 te Leiden bijeen, trachtte zijn militante predikant Van Gesel nog te sauveren. Dit college verzocht de Vroedschap Van Gesel te ontslaan van zijn verplichtingen jegens de "Eglise flamande" zoals de Hollandse kerk werd aangeduid, en zijn aanstelling bij de Eglise Wallonne te handhaven. De Vroedschap weigerde dit verzoek in te willigen, had nog een maand geduld met hem en gaf hem vervolgens zijn ontslag. Toen hij zich hiertegen verzette en geheime bijeenkomsten hield, waar zelfs werd gevochten, werd Van Gesel door de Burgemeesters aangezegd binnen 8 dagen Rotterdam te verlaten. Op 14 Februari 1612 werd hij in alle vroegte, begeleid door de Baljuw en de Onder-Schout, via de Delftse Poort, de stad uitgeleid. Later zouden nog meer Gomaristen uit de Maasstad verbannen worden.

Henri de Nielles, afkomstig uit Antwerpen en Arminiaan van signatuur, werd op aandrang van de vroedschap in April 1612 als opvolger benoemd, wederom zowel bij de Waalse als bij de Hollandse kerk. De rust leek enige jaren te zijn weei gekeerd. De Nielles trok volle kerken, ook in de Waalse gelederen. Zo zelfs, dat het Waalse Consistoire reeds 4 maanden na diens installatie de Vroedschap meldde, dat de Kapel aan het Bagijnhof met zijn 200 zitplaatsen te klein was geworden voor de grote toestroom.

Het stadsbestuur reageerde alert en droeg terstond de kerkmeesteren op na te gaan of de St Sebastiaans Kapel aan de Lombardse brug meer accommodatie kon bieden. Het rapport liet een jaar op zich wachten, gaf geen antwoord op de vraag maar suggereerde een andere locatie. De Vroedschap besloot daarop de toestand bij het oude te laten.

Nadat Van Oldenbarnevelt, een overtuigd Arminiaan, in 1618 gevangen was gezet en Prins Maurits het stadsbestuur door Gomaristen had vervangen, waren de rollen omgekeerd. Al spoedig vaardigde de Vroedschap een preekverbod uit voor de Arminiaanse predikanten. De Nielles werd beschuldigd van Arminiaanse sympathieën, welke hij overigens niet ontkende en op grond waarvan hij destijds was aangesteld. In 1619 werd hij geschorst en opgeroepen zich te verantwoorden voor de Waalse Synode te Breda. Na intimidatie bevreesd geworden voor zijn leven durfde hij aldaar niet te verschijnen. De Synode bepaalde: "que Henry de Nielles était incapable de pouvoir plus servir avec édification au ministère de l'Eglise de Rotterdam" (art 19). En daarmee was zijn lot bezegeld.
De intolerantie tussen Arminianen en Gomaristen vierde hoogtij mede omdat veel Arminianen in die dagen van een anti-Oranje gezindheid blijk gaven.

Een voortdurende zorg was de gestage groei van de populatie der Wallons en het steeds nijpender ruimtegebrek in de Kapel aan het Bagijnhof met slechts 200 zitplaatsen. Alleen een noodkreet aan de Vroedschap betreffende een urgent geachte uitbreiding van het kerkhof werd gehonoreerd. "On aidait les morts, mais les vivants restaient dans Ie besoin"

Pas na 5 jaar aandringen bepaalde de Vroedschap bij resolutie van 9 Augustus 1627 : "Soo is goet-gevonden, dat men de Capelle daer tegenwoordig Stadtsturf in wert bewaert, staende omtrent de Lombertse brugge, sal repareren, maecken en approprieren tot een Kercke voor gemelte fransche gemeinte, dat sy luyden haere exercitie van religie commodieuselick mogen doen." Bedoeld werd de St. Sebastiaans Capelle, gelegen aan de Lombardstraat, hoek Meent en daterend uit 1418. Deze had aanvankelijk deel uitgemaakt van de Kruisboogschuttersdoelen, waarvan St. Sebastiaan de schutspatroon was. (LINK)
Door vergroting en toevoeging van een galerij kon deze kapel ruimte bieden aan circa 350 Walen, voorlopig toereikend.

In 1685 werd Paul Timmers, oud-burgemeester van Rotterdam en directeur van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, Ancien in het Consistoire. Van hem was het idee afkomstig de Waalse Diaconie een aandeel in de winst van de VOC, te gunnen. Zijn directie was voornemens over de jaren 1685 tot 1693 jaarlijks 1/4 promille van het rendement aan de Diaconie te schenken. Een welkome bijdrage in een tijd van financiële krapte en een stijgend aantal réfugiés! Maar zij moesten er kennelijk wel eerst om vragen.
Zó is het wellicht te verklaren, dat pas in 1697, dus twaalf jaar later, op dringend advies van de toenmalige burgemeester en tevens Ancien Jan van der Hoeven, het Consistoire van deze geboden gelegenheid gebruik ging maken. De Nieuwjaars-receptie bij de Hoogmogende Heren van de VOC, was hiervoor bij uitstek geschikt. Jaarlijks ging voortaan een zware delegatie van het Consistoire ter receptie. Op hun verzoek werd aldaar het hen toegezegde aandeel in de winst in het vooruitzicht gesteld, circa f 250,-.

pierrejurieuprent

Pierre Jurieu

pierrebayle

Pierre Bayle

Een geruchtmakende conflict barstte in de zomer van 1691 los tussen Jurieu, inmiddels benoemd tot hoogleraar Theologie aan Rotterdams Illustere School en zijn collega Filosofie Pierre Bayle (1647-1706), filosoof en humanist, een man met een scherp verstand en een fabuleus geheugen. Bayle was een "pur sang" geleerde, goeddeels autodidact, met een liberale denkwijze en een vlotte, geestige pen.
Op 28 jarige leeftijd werd hij hoogleraar Filosofie aan de (protestantse) Academie van Sedan. Toen deze instelling "par Arret du Conseil d'Etat de Sa Majeste Tres-Chretienne" in 1681 werd opgeheven, kwam hij naar Rotterdam.
Hier aanvaardde hij een inderhaast voor hem gecreëerde leerstoel Filosofie en Geschiedenis aan het Atheneum Illustre, waar zijn colleges veel bijval oogstten. Bayie is tot ver over de grenzen bekend geworden door zijn publicaties, die vanwege hun literair gehalte en de relativerende filosofische ondertoon in wijde kring werden geapprecieerd en gretig werden gelezen.
Tot zijn vroege werken behoren: "Pensées diverses sur les Comètes", een tweedelig werk, vele malen herdrukt, waarin hij de goedgelovige wereld wilde bevrijden van een bijgelovige angst voor voortekens, meestal gebaseerd op onjuiste veronderstellingen.

"Les 'Nouvelles de la République des Lettres", het eerste letterkundige tijdschrift, dat in Holland verscheen en dat aanstonds een succes werd. Bijdragen van lezers waren hierin welkom. Daaronder de volledige tekst van een kritische brief van koningin Christina van Zweden over het ontoelaatbaar optreden tegen de Hugenoten in Frankrijk na de herroeping van het Edict van Nantes in 1685.

In 1739 nam pasteur Frescarode het initiatief tot een tweetal voorstellen aan het Consistoire, welke werden aangenomen. Allereerst een jaarlijkse "Revue Générale de toutes nos Pauvres" waarbij de sociale status van de bijstandsgezinnen werd nagegaan.

Maar ook het onderwijsniveau van de kinderen werd kritisch bekeken. Dit laatste liet veel te wensen over. Zozeer zelfs, dat Frescarodes volgende voorstel, het onderwijs van de bijstandskinderen niet langer ongecontroleerd aan schoolmeesters uit te besteden maar zelf een Diaconale school te stichten, een goed onthaal kreeg. Uiteraard werd het Stadsbestuur in dit voornemen gekend en bij de besluitvorming betrokken.

Deze Diaconale Franstalige school, zou onder leiding van een competente, door het Consistoire zelf te selecteren en te benoemen "Maitre" komen te staan. Een Commissie, bestaande uit een predikant, een ouderling en een diaken moest gaan toezien op de kwaliteit van het gegeven onderwijs via (half) jaarlijkse examens.
Na 3 jaar onderricht in lezen, schrijven, bijbelkennis en rekenen diende de Commissie te bepalen of het kennis- en vaardigheidsniveau voldoende was om de school met een getuigschrift te verlaten. Zo ja, dan kon voor de jongens een passende vakopleiding worden uitgezocht. Alleen een beroep, waarmee een goed gesmeerde boterham te verdienen viel, kwam in aanmerking.

Voor meisjes was er weinig keus. Toch gaf een Naaischool als vervolgonderwijs altijd betere kansen op een dienstbetrekking.

De eerste schoolmeester, A. Norman, werd in 1739 aangesteld. De Waalse School zou een doorslaggevend succes worden en ruimschoots aan de verwachtingen voldoen: geschoolde vaklieden, in plaats van een toenemend aantal bedeelden bij de Diaconie.

Op 5 Juli 1752 meldde pasteur De Superville het Consistoire, dat blijkens zijn inlichtingen, tengevolge van nieuwe verhevigde vervolgingen in Frankrijk, op korte termijn een grote toevloed van réfugiés te verwachten viel. Zo maakte een brief van pasteur A.Frey te Bern gewag van 109 Hugenoten, die inmiddels in Yverdon per schip waren vertrokken naar Rotterdam, met als einddoel Ierland.

Aangezien zij bij hun overhaaste vlucht alles hadden moeten achterlaten en ze over weinig financiële middelen meer beschikten, besloot het Consistoire: "de leur tendre une main secourable et de les aider autant que nos forces Ie permettront".
Snel werd een Commissie van bijstand benoemd (pasteur, ancien et diacre). Deze diende tevens de Seigneurs Bourguemaitres te vragen om financiële hulp en een passend tijdelijk onderdak. De Prinses Regentes Maria Louise (beter bekend als prinses Marijke "Meu", weduwe van Johan Willem Friso) gaf het goede voorbeeld door met een schenking van f 1.000,- een vlotte overtocht voor deze arme emigranten mogelijk te maken.
De Burgemeesters wilden graag meewerken. Ze stelden f 600,- ter beschikking en bemiddelden bij de Regenten van het Ziekenhuis de emigranten aldaar op te vangen a raison van 9 stuivers per dag, terwijl de Diaconie voor broden zou zorgen. Het Consistoire stelde nog f 300,- beschikbaar en daarmee verliep de onderneming naar wens. Een tweede transport van 60 a 70 réfugiés zou spoedig volgen. Dat leverde evenmin moeilijkheden op.

In 1787 waren de Nederlanden in grote beroering gekomen door de verdeeldheid tussen Patriotten en Prinsgezinden, met een dreigende burgeroorlog in het verschiet. De Waalse gemeenten waren overwegend Oranjegezind.
Met steun van het Pruisische leger werd de orde weer enigszins hersteld en daarmede het gezag van Stadhouder Willem V.

Op 4 November 1787 luidde een mededeling van het Stadsbestuur, welke van de kansel diende te worden voorgelezen, ".. dat voortaan door alle bedienaren des Woords, de Walsche en Engelsche daaronder begrepen, in het bidden voor de hooge en subalterne overheden mede gebeden zal worden voor Zijne Hoogheid den Heere Prince van Orange en Nassau als Erfstadhouder en het geheele vorstelijke Huys". De Schouten en Baljuwen dienden op de correcte executie van deze resolutie toe te zien en waar nodig corrigerend op te treden.
Daarenboven moesten ambtenaren, zowel politieke als burgerlijke en kerkelijke, vanaf 1792 de Eed op de Constitutie der Hooge Regeering met het Erfhouderschap afleggen in handen van de Heeren Burgemeesteren.

De dominerende Franse aanwezigheid na 1795 had een ware omwenteling op zowel bestuurlijk als burgerlijk niveau tot gevolg. Onder het motto van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap werden de hiërarchieke verhoudingen drastisch herzien. De inspraak van bestuurlijke incompetenten had een remmende invloed op de besluitvorming en werkte een toenemende en onoverzichtelijke bureaucratie in de hand.

Een nieuw element in de relatie tussen kerk en overheid vormde het revolutionaire principe van strikte scheiding tussen Staat en Kerk. Dit impliceerde de nodige nadelige financiële gevolgen voor de kerkelijke instanties. Bij doorvoering van die scheiding zouden immers de salariëring en de pensioenregeling van de predikanten een probleem gaan vormen.
Daar kwam nog bij, dat het Stadsbestuur krap bij kas als het was, ging omzien naar particuliere fondsen. Zo leek in het kader van de armenzorg het vermogen van de Diaconieën uitermate geschikt om voor dit openbare doel te worden aangewend. In de volgende brief werd in gezwollen taal hiervoor alvast het initiatief genomen.



Op 25 October 1811 bezocht Napoleon met zijn gemalin de stad Rotterdam (link). Het Stadsbestuur onder leiding Burgemeester Willem Suermondt bereidde Keizer Napoleon een feestelijke ontvangst. Het Schielandhuis was voor die gelegenheid ingericht als een keizerlijk paleis.

Zijne Majesteit de Keizer zou Zaterdagmiddag audiëntie houden, de Keizerin 's avonds. Hervormden, Walen, Schotse en Engelse kerkbesturen, Lutheranen, Doopsgezinden en Remonstranten, benevens Roomsen en Joden werden uitgenodigd een deputatie af te vaardigen.
Gezien de krappe tijd en plaatsruimte diende deze beperkt te worden tot de persoon van de oudste voorganger.
Vertegenwoordigers van Marine, Rechtbank, Kamer van Koophandel, Burgemeester en Municipale Raden behoorden eveneens tot de genodigden.

Ter receptie gingen de Roomsen voor. Daarna volgden Protestanten en Israëlieten.
De Roomsen beklaagden zich erover, dat hun kerken in het verleden door de Protestanten in bezit waren genomen. Die kwamen zij nu weer opeisen. Hier ging Napoleon niet op in. Wel kregen de Roomsen een flinke reprimande. De Paus was per slot ook maar een bisschop en hij, als keizer, in rang minstens gelijk aan een bisschop. Roomsen en Jansenisten dienden zich te verzoenen en de bevelen van de keizer op te volgen.

Namens de Protestanten sprak de Waalse decaan, ds A.C. Voûte, met krachtige stem, bewogen hart, gepaste vrijmoedigheid en deftige ernst tot Zijn Majesteit. Hij vertolkte de verschuldigde hulde der gezamenlijke Protestanten en bood hun beste wensen aan voor het geluk des persoons, des huizes en der regering van Zijne Majesteit. Deze eerbiedige en niet vleiende aanspraak scheen Z.M. te behagen. Nadat hij naar het aantal leden en kerken had geïnformeerd, sprak Z.M. met lof over de protestanten en prees hij hen als zijn beste onderdanen. Hij zei zelfs, dat wanneer de Roomse Kerk in zijn Rijk niet in zijn schikkingen zou zijn getreden, hij het geloof der protestanten omhelsd zou hebben. Dat hij weliswaar de roomse godsdienst beleed, maar dat hij indachtig de les van het Evangelie het voor de protestanten moreel zo essentiële "Doet aan anderen wat gij wenste dat zij U deden" als leidraad zou hanteren.
In zijn schikkingen betreffende de organisatie der roomse en protestantse kerken zou hij naar billijkheid en rechtvaardigheid te werk gaan. Zij konden naar evenredigheid van hun ledental op geli]ke voet worden behandeld. Wél verwachtte hij, dat roomsen en on-roomsen elkaar in liefde zouden verdragen. In welk geval zij steeds in hem een beschermer zouden vinden. Daarentegen zou een twist zoekende partij zijn ongenoegen ondervinden en zijn voorrechten verliezen. De audiëntie duurde drie kwartier. Ook de andere kerkgenootschappen, inclusief de Israëlieten, kwamen aan het woord.

's Avonds volgde nog een audiëntie bij de Keizerin. Ook die informeerde naar het aantal leden der protestanten. Nadat ze vernomen had dat dat er wel 38.000 waren, antwoordde zij vol verbazing: gijlieden maakt dus twee derde van de bevolking uit! Van de beide audiënties moest ds. P. Mounier een proces verbaal maken en dit, na ondertekening, ter beschikking van alle kerkgenootschappen stellen. Alle protestanten waren bijzonder ingenomen met het verloop van de gesprekken met Zijne Majesteit.

De conditie van hef orgel baarde in 1863 grote zorgen. Vooral sinds de recente komst van een nieuwe, zeer deskundige organist, Samuel de Lange Jr., waren er veel feilen aan het licht gekomen. Het werd nodig geacht een technisch advies te vragen aan orgelbouwer Bätz te Utrecht. Dit luidde als volgt:



Het oordeel van deskundigen luidde positief. Er was ook een Bätz-Witte orgel in de Laurenskerk geplaatst, dat bijzonder goed voldeed. Bovendien was organist S.de Lange ermee ingenomen.
Na rijp beraad werd door het Consistoire tot vervanging besloten. Aan de Assurantie Mij werd verzocht de getaxeerde waarde van het oude orgel, zijnde f 8.000,- door te laten lopen naar het nieuwe. Het oude orgel zou worden verkocht, inclusief orgelkast, oksaal etc., aan Jilles van der Tak, in twee termijnen te voldoen aan de kerk-meesteren der Waalse kerk.

Op Zondag 3 September 1865 werd het nieuwe orgel voor de eerste maal bespeeld. Bij die gelegenheid verzocht organist S.de Lange het Consistoire schriftelijk hem de bespeling van ook dit nieuwe orgel toe te vertrouwen. Drie jaar later meldde Bätz het Consistoire, dat ondanks alle voorzorgen bij het plaatsen van het orgel, fijn kalkgruis en vooral vocht een nadelige invloed hadden gehad. Klemmingen van het mechaniek en hangende toetsen maakten een vervroegde opknapbeurt dringend gewenst.

De feestelijkheden in 1890 ter gelegenheid van het 300-jarig bestaan van de Rotterdamse Eglise Wallonne, trokken niet alleen de aandacht van de rechtgeaarde Rotterdammers. Stenen gooiende kwajongens hadden het meer dan ooit gemunt op de glas-in-lood ruitjes van de kerkramen van de Eglise in de Hoogstraat. Het jaarlijks gemiddelde van 60 kapotte ruitjes werd ruim overschreden. Reden te meer, waar de politie steeds het nakijken had, om de kerkramen met een traliewerk rooster tegen deze "gamins" te beveiligen.

waalseschool

langetorenstrwaalseschool

De Waalse School aan de Lange Torenstraat

In 1913 werd besloten het totaal verouderde gebouw, waarin de Diaconieschool der Waalsche kerk sinds 1784 gehuisvest was, goeddeels af te breken en door nieuwbouw te vervangen. Alleen de lage vriendelijke voorgevel aan de Lange Torenstraat, waarin een onderwijzerskamer, een vergaderkamer en de woning voor de conciërge waren ondergebracht, diende zijn 18e eeuwse karakter te behouden. Een kostbare zaak.
Het duurde dan ook ruim een jaar, voordat de financiering rond was.
Architect J. Verheul Dzn kweet zich zo goed van zijn opdracht, dat men later nogmaals van zijn deskundigheid gebruik zou maken. In 1915 kon de school feestelijk in gebruik worden genomen.


Begin 1922 meldde Dr. C.C. Dutilh, dat een geïnteresseerde koper, de firma C. & A. Brenninckmeyer zich had aangemeld met een bod van f 600.000, ver boven de taxatiewaarde van 1920. Na taaie onderhandelingen werd de verkoopsprijs op f 625.000 vastgesteld. Een voorwaarde was, dat het terrein van de kerk en zijn toren, benevens de kleine gebouwtjes ter weerszijde van het Roode Zand, binnen vijf maanden na goedkeuring door de Gemeenteraad bouwrijp moest zijn. Enige haast was nu wel geboden.

Tot ieders ontsteltenis bleek ook nog een ministeriële vergunning vereist te zijn voor de sloop van de toren. Deze werd, na een aanvankelijke blokkering door de minister van Justitie, niet dan na veel moeite door Mr P. Baelde, ouderling der Waalse kerk, verkregen. De Gemeente Rotterdam claimde voor zijn toren en de opstallen aan weerszijden van de kerk ieder f 80.000, maar bleek tenslotte bereid de totale vraagprijs tot f 130.000 terug te brengen.
Wat het interieur van de oude kerk betrof, besloot men het orgel, de oude 168 kg. wegende luidklok en een uit 1625 daterende gedenksteen met inscriptie uit de toren, benevens een antieke pendule, te bestemmen voor de nieuw te bouwen Waalse kerk. De weinig fraai geachte kansel liet men achter.

waalsekerkinterieur1921

1921

Het interieur van de afgebroken Waalse Kerk

op de achtergrond het Bätz-Witte orgel

Het orgel had een opknapbeurt nodig en moest daartoe worden overgebracht naar het pand van de reparateur te Utrecht, waar het tijdelijk kon worden opgeslagen. Dit alles inclusief terugplaatsing en aanpassing, voor de nette prijs van f 3.000.

Voor de afbraak van het geheel was de sloper bereid f 4.500 te betalen voor het vele hout en zinkwerk, dat het bevatte.

In de gewelven onder de kerkvloer hadden van 1693 tot 1833, toen zulks bij bij wet verboden werd, ruim twee duizend Waalse gemeenteleden een laatste rustplaat gevonden. Over die graven behoefde het Consistoire zich geen zorgen te maken. De families van de aldaar begravenen moesten iedere tien jaar een "rétribution" (vergoeding) betalen. Hiervan was in de praktijk weinig terecht gekomen. Een lijst met de opschriften van de zerken werd aan de Stadsarchivaris ter hand gesteld. Vervolgens werden de stoffelijke resten met de nodige zorg verzameld en, met achterlating van de grafschriften, op de begraafplaats Crooswijk opnieuw ter aarde besteld (1924).
Het Consistoire liet uit pieteit hiervoor een klein monument plaatsen. Slechts enkele nakomelingen prefereerden overbrenging naar een familiegraf elders, op kosten van de kerkvoogdij.

De afscheidsceremonie in de oude kerk aan de Hoogstraat vond op 10 September 1922 plaats. Een week later volgde een eerste bijzondere dienst in de Schotse Kerk op het Vasteland met twee predikanten in twee talen; pasteur Paul Reyss, respectievelijk reverend Irwin Brown.

Destijds, begin 17e eeuw, toen de Eglise Wallonne in de St. Sebastiaanskapel aan de Lombardstraat gevestigd was, hadden de door vervolgingen uit hun vaderland verdreven Schotten daar hun eerste toevluchtsoord gevonden. Jarenlang hadden Walen en Schotten dezelfde kapel voor hun kerkdiensten gedeeld. Nu waren de Schotten aan de beurt om de Walen een tijdelijk onderdak voor hun erediensten te bieden. En dat voor een "prix d'amis" van f 1.500 per jaar, alle kosten als licht, verwarming en schoonhouden inbegrepen.

De architecten J.Verheul Dzn en J. van Wijngaarden werkten voortvarend aan het bestek voor de nieuwe kerk. Na gereedkomen werd het uitvoerig met het Consistoire besproken en na een enkele aanvulling goedgekeurd. Vervolgens werd het aan de "membres de la communauté" voorgelegd, die er positief over oordeelden.

De kosten van de nieuwbouw van kerk annex kosterswoning werden door Dr. Dutilh met f 10.000 naar beneden afgerond op f 351.000. Inmiddels werd naarstig gezocht naar een geschikt bouwterrein op een passende locatie.
Architect Verheul deed ijverig mee. Op diens aanwijzing werd een terrein aan de Boschhoek bezocht. Oorspronkelijk was dit een stadstuin met een schilderachtige achttiende eeuwse tuinkoepel, gelegen aan het brede Vestwater van de Schiedamsche Singel.

theekoepelleeg

theekoepelfamilielutztotca1920

De theekoepel van de familie Lutz
tot ca 1920

LINK

Deze locatie leek uitermate geschikt.

schiedamsepoort1647

1785

We kijken door de Schiedamsche Poort, gebouwd in 1647, in de richting van het Vasteland

schiedamsevestoudro

1790

De Schiedamsche Singel net buiten de Schiedamsche Poort

met zicht op de achterkant van de branderijen aan de Baan, bijv. die van De Kuyper

Voor de St. Laurenskerk de Schildersteeg

beide prenten komen uit ons stadspoorten van Rotterdam verhaal (link)

Het 1775 m2 terrein kon op een openbare verkoping voor de zeer gunstige prijs van f 44.000 worden aangekocht.

Met de bouw van de nieuwe kerk, voor f 122.450 gegund aan de laagste inschrijver Wolterbeek & Van Dorp werd direkt een aanvang gemaakt.
Begin 1923 ging de eerste van de 451 heipalen de grond in. De eerste steenlegging door het 6-jarige dochtertje van de predikant, Christiane Reyss, volgde op 23 September. Een oorkonde herinnert aan deze gewichtige gebeurtenis.
Gedurende de strenge winter ondervond de bouw weliswaar enige vertraging, maar op 15 Augustus 1924 kon het bouwwerk worden opgeleverd. Afwerking en inrichting van het interieur vergden hun tijd. Daaronder viel de inpassing van het oude gereviseerde orgel en de plaatsing van de antieke luidklok, afkomstig van de voormalige Waalse kerk aan de Hoogstraat.

Aan de later bekend geworden, maar toen nog jonge, W.H. Gispen werd de opdracht verstrekt voor het ontwerpen en plaatsen van een zestal fraai uitgevallen smeedijzeren kroonluchters en van de psalmborden in de kerkzaal. Ook de hanglampen en de electrische kachels in consistorie- en predikantenkamer waren uit zijn atelier afkomstig.

Op 13 September 1924 kon tenslotte op feestelijke wijze de nieuwe, gelukkig nog steeds bestaande Waalse Kerk worden ingewijd. Onder de talloze genodigden behoorden onder meer de Burgemeester en mevrouw Wijtema, de Franse gezant Charies Benoist, pasteur Roberty namens de Eglise Reformée de France, reverend Irwin Brown namens de Scots Church, ds Schokking als vertegenwoordiger van de N.H. Kerk en uiteraard de beide architecten.
De inwijdingsdienst werd ingeleid door pasteur Cler, voorzitter van de Commission Wallonne. De predikaties waren van de eigen pasteur Reyss en van pasteur Roberty uit Parijs. Mevrouw Aaltje Noordewier zong tot slot op indrukwekkende wijze de Pinkstercantate van J.S. Bach.

waalsekerkverheul

Huidige Waalse Kerk Schiedamse Vest
hoek Pierre Bayle straat

waalsekerkmei1940

Dezelfde Waalse Kerk
maar dan na Mei 1940




We kregen de volgende reakties:

charlesderochefort

Charles de Rochefort
Predikant van de Waalse Kerk van Rotterdam
1653 - 1681

Deze site bevat heel veel informatie over Rotterdam en over de Waalsche Kerk is ook heel veel bekend.
Toch mis ik de afbeelding en iets imeer in het verhaal over van mijn verre voorvader Charles de Rochefort die predikant was van 1653-1681.

In ieder geval hierbij zijn afbeelding, een kopie van een gravure die in Amsterdam in een museum wordt bewaard en die ik in Den Haag heb ontdekt bij het Iconografisch Bureau in Den Haag, onderdeel van het Central Bureau Genealogie.

Mieke van Leeuwen

En natuurlijk gaan we een keer wat meer informatie over Charles de Rochefort toevoegen...




Ik zie een overzicht op uw website over de "Pasteurs de l'eglise wallonne de Rotterdam"

Over Jean Chardard (mijn stiefvader) ontbreken wat gegevens.
Hij is in o.a. Rotterdam werkzaam geweest van 1993 tot de zomer van 1998.
Voordat hij in Nederland kwam werken was z'n laatste parochie in Parijs.
Toen hij is vertrokken uit Rotterdam, is hij in Frankrijk in Sète gaan werken.

Myriam Tates




Voor meer informatie over de Waalse Kerk hebben we ook deze verhalen :

En er komen nog veel meer verhalen over de Waalse Kerk :

Klik HIER voor bijvoorbeeld veel meer foto's van de Hoogstraat kerk en de huidige kerk

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Waalse Kerk en klik op ENTER





Klik hier voor de overige kerk verhalen op onze site





Klik hier voor de overige Waalse Kerk verhalen op onze site





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

21 Januari 2010