(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
De man die in de 19e eeuw het eerste ziekenhuis van Rotterdam ontwierp, was een zekere
Willem Nicolaas Rose (1801-1877)
Rose was van 1839 tot 1855 stadbouwmeester , zeg maar 'directeur' van 'Gemeentewerken', van 1855 tot 1877 ingenieur-adviseur van de Gemeente Rotterdam en van 1858 tot 1867 Rijksbouwmeester.
In 1839 was Rose nog luitenant der genie (op dat moment gelegerd te Maastricht) maar had zich op het gebied van de bouwkunst een grote naam verworven.
Rotterdam was in 1839 nog steeds beperkt tot de stadsdriehoek (Coolse Vest - Goudse Vest - Nieuwe Maas), maar begon ondanks de extreem dichte bebouwing toch uit zijn voegen te barsten. Eén van de eerste plannen van Rose is het saneren van de waterhuishouding, die in zeer slechte hygiënische staat was en de oorzaak van een cholera-epidemie in 1832.
Terecht beroemd is Rose geworden vanwege dit Waterproject, waar we mooie singels als de Westersingel en de Noordsingel aan te danken hebben. Klik maar even op deze link, dan kun je het allemaal zelf even lezen.
Een dieptepunt in de carrière van Rose vormde het instorten van de Boompjeskade. Rose dacht de stad veel geld te kunnen besparen door rivierkades te funderen met rijshout en steen. Hij verwachtte wel enige verzakkingen maar dacht dat de kosten van herstel bij lange na niet zouden opwegen tegen de kosten van een fundering met heipalen. Dat dit een misrekening was bleek in de nacht van 9 op 10 juli 1854 toen een deel van de kade instortte en met de rivier werd meegenomen. Rose werd uiteraard verantwoordelijk gehouden.
Omdat hij toch nog veel steun had in de stad werd hij 'eervol' ontslagen als stadsarchitect en aangesteld tot ingenieur-adviseur van de Gemeente Rotterdam.
De eerste opdracht van Rose was de bouw van een nieuw ziekenhuis aan de Coolsingel. In de periode dat hij stadsarchitect was heeft hij tal van gebouwen en gebouwtjes ontworpen. Bijzonder schijnt de door hem ontworpen feestzaal van de Maatschappij ter Bevordering van Toonkunst geweest te zijn. De componist en pianist Frans von Liszt (1811-1886) bijvoorbeeld, was na een pianoconcert in deze zaal razend enthousiast over het gebouw.
Van groot belang is de invloed van Rose geweest op de stedenbouw van Rotterdam. Hij was de eerste stadsarchitect in Rotterdam die bij uitbreidingen planmatig te werk ging. Tot zijn komst zat er weinig lijn in de stadsuitbreidingen. Rose beperkte zich bij stedenbouwkundige plannen niet alleen tot het aangeven van de bestemmingen, maar gaf ook duidelijke richtlijnen voor de architectuur.
Ook introduceerde Rose in Rotterdam trottoirs en gasverlichting op straat.
Ben je net klaar met je verhaal en dan plotseling een recentie van een boek over Rose in de Volkskrant van 20-12-2001, dat zetten we er nog even bij, zeer illustratief :
In 1860, twee jaar nadat de toen beroemde J Rotterdamse architect Willem NicolasRose (1801-1877) tot het achtenswaardige ambt van landsbouwmeester was verheven, beging hij een fatale fout. Hij kreeg de roemvolle opdracht het regeringscentrum in Den Haag te vernieuwen. Naast grote nieuwbouwprojecten, onder meer voor het Departement van Koloniën en de Hoge Raad, stond ook renovatie van het Binnenhof op het programma. Dit laatste gebouw verkeerde in zo'n treurige staat dat Rose besloot de kap van de Grote Zaal (de huidige Ridderzaal) volledig te vervangen door een ultramoderne constructie van ranke gietijzeren kolommen en veel glas.
Dit ontwerp leverde nog voor het werd uitgevoerd een storm van kritiek op. Nationale grootheden als P. J. H. Cuypers, architect van het Rijksmuseum, en Victor Le Stuers, feitelijk oprichter van Monumentenzorg, sabelden het plan neer. Roses positie werd er niet beter op toen bleek dat de afgebroken kap, die hij als zeventiende-eeuws had gedateerd, vermoedelijk was gemaakt omstreeks 1250. De controverse bleef duren tot Roses schepping twaalf jaar na diens dood alsnog werd afgebroken en vervangen door een replica van de oude kap.
Het is een geschiedenis die tot in recente publicaties over Rose doorwerkt. Vaak bezorgt het hem de kwalificatie sloddervos, wat bevestigd lijkt door het feit dat hij in Rotterdam een vergelijkbaar ernstige beoordelingsfout maakte, met als gevolg een ingestorte kademuur. Soms echter wordt hij er juist om geroemd en voorloper genoemd van het moderne bouwen. En ook hiervoor zijn dan meerdere argumenten aan te voeren, zoals het uiterlijk van zijn Departement van Koloniën, dat bij oplevering werd verguisd, maar waarvan men tegenwoordig de strakke, sobere vormen veelal toejuicht.
Architectuurhistorica Hetty E.M. Berens (1958) schetst in haar lijvige biografie van Rose een genuanceerder beeld. Het is niet het eerste boek waarin dat gebeurt, en met name in 'Waarheid en karakter, het debat over de bouwkunst 1840-1900' dat hoogleraar architectuurgeschiedenis Auke van der Woud in 1997 publiceerde, wordt Roses veelzijdige en belangrijke positie in allerlei kringen al toegelicht. Maar terwijl Van der Woud zijn aandacht vooral op de vakdis-cussies richtte en publicaties als voornaamste studiemateriaal hanteerde, heeft Berens zich in de eerste plaats in de man verdiept.
Tientallen brieven, platen en memoires werpen een ander licht op de kwesties van het Binnenhof en de kademuur; en op het Departement van Koloniën dat slechts aan geldgebrek zijn sobere uiterlijk dankt (Roses oorspronkelijke ontwerp was rijk versierd). Belangrijker is dat deze gebeurtenissen worden teruggebracht tot hun juiste proporties: als incidenten in een rijk en productief bestaan.
Het was een prachtige tijd, die negentiende eeuw, waarin het ambacht van een architect nog avontuurlijk was en het vak van stedenbouwkundige nog moest worden uitgevonden. Rose beoefende beide professies met hart en ziel. Zijn beste tijd beleefde hij in Rotterdam, waar hij vanaf 1859 ingenieur Gemeentewerken was en de ontwikkeling van Rotterdam als snel groeide havenstad op alle fronten begeleidde. Rioleringsstelsels, inpolderingen, nieuwe havens, nieuwe woonwijken: met alles moest Rose zich bezighouden.
Daarnaast ontwierp hij zo'n 150 gebouwen, waaronder een feestzaal waarvan pianist Franz Liszt de onovertrefbare akoestiek heeft geroemd, en een concertzaal in de Doelen. Het leverde alleen tijdelijk roem op. Slechts een handvol van zijn bouwwerken (zoals een school in Rotterdam (welke ???) en het militair tehuis Bronbeek bij Arnhem, (ah, ha, daar komt Aad wel eens, hebben DE bibliotheek over Nederlands-Indië) staat nu nog overeind.
In Berens' fraai uitgevoerde biografie komt zijn werk weer enigszins tot leven, met ontroerende foto's, sierlijke tekeningen en vaardige prenten. Daarnaast spettert zijn inventiviteit uit de plannen, of het nu om bruggen, polders havens of, gewoon, gebouwen gaat. Het Cool-singelziekenhuis (1839/1850; grotendeels verwoest in 1940) spande de kroon. Het was ooit het modernste ziekenhuis van Europa met allerlei nieuwigheden dankzij de stoommachine: verwarming, ventilatie, stromend water, zelfs liften. Toch kreeg ook de architectuur veel aandacht. Diepgaand boog Rose zich over de vraag hoe gebouwen met dergelijke nieuwe bestemmingen een passend uiterlijk konden krijgen.
Terugval op de dode regels van het classicisme vond hij ongepast. Met het Coolsingelziekenhuis introduceerde hij, min of meer in navolging van de Duitse architect K. F. Schinkel, de Rondboogstijl in Nederland. Een feit dat, net als Rose zelf, inmiddels bijna was vergeten.
Hetty E. M. Berens: W. N. Rose 1801-1877; Stedenbouw, civiele techniek en architectuur. Nai Uitgevers, dfl 69,50 (euro 31,54).Nog meer over Rose kun je vinden in dit verhaal
Hoe zijn de Rotterdamsche ziekenhuizen ontstaan, daar gaan we nu over hebben, dus...
Het oude Gasthuis op de Hoogstraat fungeerde sinds mensen heugenis als 'ziekenhuis'
De Hoogstraat in 1674 gezien vanaf de Oostpoort.
Het gebouw met de toren is het Gasthuis.
De Hoogstraat is een van de oudst bekende straatnamen in Rotterdam.
Het Rotterdamse Gasthuis in 1760
Oorspronkelijk was het Gasthuis de plaats waar de Graaf van Holland logeerde als ie ooit eens op bezoek kwam en dat was natuurlijk niet zoo vaak. Net als in andere steden werd het toch meestal leegstaande Gasthuis gebruikt door 'heelmeesters', dus een polikliniek, voordat men wist wat dat was.
Hoe dat nu zit t.o.v. het stadhuis, dat kun je lezen in dit verhaal, heel verwarrend hoor...
Het Gasthuis lag tussen het (Oude) Vrouwenhuis en het Dolhuis in. Het werd volgens Gerard van Spaan in 1576 gebouwd en kreeg er in 1624 een toren bij. Een gevelsteen vermeldde:
Anno 1624 is dese toren gemaeckt en gestelt,
als Fabryckmeesters waeren Pieter Uythoeck en Govert Willemsz van Goeree
beyde Oud-Burgemeesters der stat Rotterdam.
Boven de toegangspoort tot het Gasthuis stond te lezen:Wilt mildelijk zaayen
In der armen Hoven
Gy zult mildelijk maayen
In den Oogst hier boven
In 1840 kreeg Rose toestemming om het eerste Rotterdamsche ziekenhuis, het Groote of Coolsingelziekenhuis te bouwen. Tijdens de bouw ontstonden er nogal wat problemen en dus ging de bouw met grote financiele tegenvallers gepaard. Uiteindelijk duurde de bouw elf jaar, ook voor die tijd veel te lang.
Nadat het ziekenhuis geopend werd, kwam de vraag naar boven, voor wie is dit ziekenhuis eigenlijk bedoeld ?
1863
Dr. J.B. Molewater (1813 - 1864)
eerste Directeur van het Coolsingelziekenhuis
De eerste directeur Molewater (LINK) wilde het ziekenhuis niet beschouwen als een charitatieve instelling, net als het Gasthuis, waar iedereen maar zoo geholpen kon worden, uiteraard zonder betaling.
Molewater hanteerde het profijt beginsel, je betaalde voor wat je kreeg en had daardoor rechten die men in het Gasthuis niet had, daar was je afhankelijk van de relatie die je opbouwde met de 'doktoren'
Tot die tijd was het gebruikelijk dat de hogere klasse zich thuis lieten verplegen, want die konden dit betalen. Door de introduktie van verschillende verpleegklassen dacht Molewater de financiering van heel zijn ziekenhuis gezond te houden. Voor 1853 nam het Coolsingelziekenhuis zelfs alleen maar betalende patienten aan, de rest moest zich behelpen met het oude Gasthuis.
Zoals te verwachten leed het ziekenhuis toch grote verliezen. Bovendien stuurden uit principe de diaconieën (die toen de armen- en ziekenzorg in hun pakket hadden) geen patienten door naar het Coolsingelziekenhuis, maar hielden er eigen verpleeginrichtingen op na.
De gemeente subsidieerde het ziekenhuis al fors natuurlijk en was bovendien bang dat als ze alles zouden betalen, de diaconieën ook al hun patienten zouden gaan doorsturen naar het Coolsingelziekenhuis. Men stelde toen nog prijs op een sterke scheiding van staat en kerk, ieder moest voor zichzelf zorgen. Uiteindelijk kwam men tot het besef dat enige coordinatie toch voordelen zou bieden en dus zouden in het Coolsingelziekenhuis ook 'armlastigen' worden geaccepteerd, ook al werden die gestuurd door de diaconieën. Ook toen al kon men berekenen dat bij een hoge subsidie een paar extra gratis patienten echt geen verschil meer zou maken. Het uiteindelijke doel was dat zooveel mensen als mogelijk gebruik van het ziekenhuis zouden gaan maken, leegstand is altijd duurder en hoe meer patienten hoe hoger de omzet, zullen we maar zeggen.
Een gemeenteraadslid verwoordde het weer zoo prachtig :
"dat de ingezetenen van de hoogstaanzienlijke kapitalen, welke uit de gemeentekas zijn besteed, meer effect zullen zien of genot zullen hebben, indien aldaar meer personen dan nu worden verpleegd. De genoemde kapitalen zullen als het ware meer renderen', nou die zit zullen we maar weer zeggen...
Vanuit heel Europa kwam men op bezoek in het modernste ziekenhuis van Europa, het Coolsingelziekenhuis. In 1864 overleed Molewater en verloor het ziekenhuis al snel zijn voorsprong op andere ziekenhuizen.
Het ziekenhuis was door Rose opgezet als een corridorziekenhuis, later werd de trent meer een ziekenhuis met verschillende paviljoens en barakken, nodig voor de behandeling van besmettelijke ziekten.
Molewater had altijd meer gepleit voor een integraal ziekenhuis, maar mensen wilden toen niet graag verpleegd worden naast een cholera patient en geef ze eens ongelijk en dus liepen de inkomsten van het ziekenhuis snel terug.
Men begon met de aankoop van de voormalige kazerne van de schutterij aan de Baan, daar werden vanaf de jaren 1850 cholerapatienten verpleegd. Geslachtsziekten werden weer behandeld in het oude Gasthuis aan de Hoogstraat.
In 1872 werd het via een wet zelfs verplicht om aparte dependances voor besmettelijke ziekten in te richten en dus ontstonden er de volgende dependances van het Coolsingelziekenhuis :
1870 : Schiedamsesingel 1871 : Witte de Withstraat 1871 : Nieuwsteeg 1882 : Waaggebouw aan de Punt 1884 : Katendrecht, Charlois, Ruigeplaat 1885 : Exercitieveld 1893 : Feijenoorddijk 1931 : Quarantaine station voor zeevarenden op de Beneden Heijplaat
Ook was natuurlijk bij het ontwerp van het Coolsingelziekenhuis geen rekening gehouden met de onverwacht snelle bevolkingsgroei na 1850. Bovendien was uiteraard de bevolkingsaanwas vooral een gevolg van het toenemen van de 'sociaal zwakkeren' die veel smeriger werk en huisvesting hadden en dus veel eerder een beroep op het ziekenhuis moesten doen.
In 1888 werd in feite een 2e ziekenhuis gebouwd achter het Rose ziekenhuis. In vier barakken konden nu tegelijk 500 patienten worden verpleegd, maar het was natuurlijk weer snel onvoldoende.
En dus werden in de 50 jaar erna meerdere ziekenhuizen meer decentraler dan het Coolsingelziekenhuis gebouwd :
1863 : St Anthoniusgesticht, maar dat was er al, want de katholieken deden liever niet mee met het Coolsingelziekenhuis 1889 : Eudokiaziekenhuis (gereformeerd) 1892 : Bethesda (hervormd) 1892 : Diaconessenhuis (hervormd) 1892 : St Franciscus Gasthuis 1908 : Bergwegziekenhuis 1938 : Zuiderziekenhuis
Daarnaast kreeg Rotterdam dus ook een aantal gespecialiseerde ziekenhuizen :
1863 : Sophia kinderziekenhuis 1879 : Oogziekenhuis 1890 : Sanatorium begin 20e eeuw : Goudsesingel zuigelingenkliniek 1937 : Havenziekenhuis voor tropische ziekten etc
Het voormalige Pest- en Dolhuis op de Hoogstraat werd gebruikt voor de verpleging van krankzinnigen. In 1884 kwam de Wet op de Krankzinnigenzorg, waardoor ook Rotterdam deze inrichting moest moderniseren. Men besloot uiteindelijk tot nieuwbouw ver weg : in Poortugaal werd al rond de eeuwwisseling een terrein aangekocht waar aanvankelijk de psychiatrische inrichting Maasoord werd gesticht die weer later overging in het Deltaziekenhuis.
Op onze site hebben we al wat opnamen van de diverse Rotterdamsche Ziekenhuizen, mocht je een OUDE foto hebben van een ziekenhuis waar wij nog niets van hebben.....
Ook deze informatie ontbrak nog in ons verhaal:
Aan de Schietbaanlaan 42 in Rotterdam bevind zich de poort van het voormalige Joodse ziekenhuis. Vanuit dit ziekenhuis zijn op 26 februari 1943 tweehonderd zieken, bejaarden en kinderen en 61 personeelsleden inclusief de joodse ouderen uit het pand aan de Mathenesserlaan 208 op transport gesteld naar kamp Westerbork in Drenthe.
Daar vandaan zijn ze naar de vernietigingskampen Auschwitz en Sobibor afgevoerd en via de gaskamers om het leven gebracht. Er is bijna niemand van teruggekeerd na WOII.
Op 26 februari 1993 - precies 50 jaar later - heeft de loco burgemeester van Rotterdan ir.P.O Vermeulen op deze plaats een plaquette aan de muur naast de poort onthult.
In de poort is een gedenksteen geplaatst die ons herinnert aan het drama dat zich hier heeft afgespeeld. Ook enkele foto's van het vm ziekenhuis zijn aan de wanden van de poort aangebracht. De gehele poort is monument.
1895
Bethesda, Huis voor Chronische Lijders
achterzijde
St Anthoniusgesticht
Coolsingelziekenhuis met de afdeling voor vrouwen
1899
De operatiekamer van het Coolsingelziekenhuis
Maar we hebben nog veel meer foto's, bijvoorbeeld deze van de bekende Rotterdamse fotograaf Wotke
1861
Vanaf de toren van de St. Laurens een fraai uitzicht op o.m.
het Coolsingelziekenhuis,
Molen de Hoop,
de Waalse Kerk (links)
en de St. Rosaliakerk
inderdaad, allemaal internet links...
ook heel duidelijk te zien het verschil tussen de Hoogstraat, links van de Waalse Kerk en de St. Laurensstraat, rechts van de Waalse Kerk
De onderstaande foto's en de twee foto's hierboven zijn rond 1861 gemaakt door de destijds zeer bekende fotograaf Wotke, aan hem hebben we veel foto's van het 19e eeuwse Rotterdam te danken.
De onderstaande 2 foto's komen uit het verhaal
De 0,5 meter plankbrug van Rotterdam, de Kleine Draaibrug en dus gaat het ook over Rotterdam en de Oude Haven, de Nieuwe Haven, het Haringvliet, Plan C, en nog veel meer....
1861
Vanaf de toren van de St. Laurens een fraai uizicht over de Oude Haven
direkt voor ons, dus voor de brug, de Kolk
De kade links van de Kolk heet Open Rijstuin,
gaat in de richting van de brug over in Toe-Rijstuin
Rechts het Westnieuwland
Een mooi moment om even te gaan mijmeren boven op de St. Laurenskerk, samen met deze 3 wezen uit het Gereformeerd Burgerweeshuis van Rotterdam aan de Goudschewagenstraat :
mijmeren over Rotterdam vanaf de St. Laurenskerk
LINK
LINK
Maar waarschijnlijk is ook deze foto gemaakt door Wotke of een tijdgenoot, komt uit ons Hofplein verhaal:
Op deze foto uit 1870 kijken we vanaf het huidige Haagse Veer in de richting van de Schiekade, voor de fijnproever, de foto is gemaakt vanaf de Grote Kerk.
Maar terug naar dit verhaal:
Eudokiaziekenhuis
Een mannenzaal in het Eudokiaziekenhuis
Bergweg Eudokia ziekenhuis vlak voor WOII ???
De kerkzaal van het Eudokia ziekenhuis
Diaconessenhuis
St Franciscus Gasthuis
Sophia kinderziekenhuis
Oude Havenziekenhuis (tot 1937)
Havenziekenhuis (vanaf 1937)
Het dagverblijf van het Havenziekenhuis
De Hal van het Havenziekenhuis
Het Bergwegziekenhuis
Ooglijderskliniek aan het Haringvliet (1929)
Huidige Oogziekenhuis (1950)
Het Zuiderziekenhuis
Het Quarantaine station voor zeevarenden op de Beneden Heijplaat
Het doktersbootje voor de 'zeevarenden'
De fietsambulances, voor niet te ver....
De koetsambulance, voor wat verder weg....
Niet om te lachen :
vlnr : kist, paal en stoel
voor de behandeling van 'krankzinnigen'
De krankzinnigen stoel wordt gedemonstreerd...
Naast ons / dit verhaal over het ontstaan van de ziekenhuizen van Rotterdam, verschenen in Ons Rotterdam ook de volgende artikelen:
www.onsrotterdam.nl
Jaargang 31, (1), 2009
In 2009 publiceert Jacq van der Meer, in Ons Rotterdam (31e Jaargang, No 1, 2009) een artikel met als titelHet Sophia Kinderziekenhuis
wat wij, met toestemming van Jacq, hieronder integraal mogen weergeven, waarvoor onze grote dank:
Vele aspekten in het onderstaande verhaal zijn ook geheel of gedeeltelijk terug te vinden op deze site, o.m. :
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rose of Mees en klik op ENTER
Sophia kinderziekenhuis
Stelt u zich eens voor. U woont, leeft en werkt in Rotterdam en we leven in het jaar 1850. In de laatste 50 jaar is de bevolking van Rotterdam met zo'n 40.000 inwoners toegenomen zonder dat daar een noemenswaardige toename van de woningvoorraad tegenover staat. De kans dat u uw leven zal moeten doorbrengen in een zonloos éénkamerkrot ergens bij het Achterklooster is groter dan de kans op werk. Uw levensomstandigheid wordt ook al niet bevorderd door het ontbreken van al die voorzieningen die we vandaag de dag als doodnormaal beschouwen; we noemen bijvoorbeeld stromend water.
Wilt u zich wassen of wilt u drinken dan ben u aangewezen op het water uit de gracht, waarin anderen al generaties lang hun afval lozen. Het mag een wonder heten dat er niet veel meer cholera epidemieën voorkomen; de laatste grote uitbraken van deze ziekte waren van 1832 en 1848.
Hoe komt het dat de Rotterdamse bevolking hierdoor niet is gedecimeerd? Op deze vraag is een eenvoudig antwoord te geven: door het geboorte overschot dat maakt dat de gemiddelde gezinsgrootte indrukwekkend is. Wil je zorgen dat jouw kinderen straks een deel van het gezinsinkomen kunnen inbrengen, dan zullen er veel kinderen op de wereld moeten worden neergezet, want als ouder weet je dat er een aantal zijn die in hun jeugd zullen sterven. Niet minder dan 50% van de sterfgevallen betreft kinderen jonger dan tien jaar.
Het prille begin
In 1848 opende het Coolsingelziekenhuis, een schepping van stadsarchitect Rose, haar poorten. Ook kinderen konden hier worden opgenomen, op een bevolkingsaantal van 112.000 waren er tien kinderbedjes. De kleintjes die er waren opgenomen mochten bezoek ontvangen, tweemaal per week... En wat erger was, er bestond destijds nog geen kindergeneeskunde.
Eerst in 1854 introduceerde Dr. F. Groshans de kindergeneeskunde als studierichting aan de Clinische School te Rotterdam. Zoals zo vaak in deze stad waren het vooraanstaande Rotterdammers die in deze toestand verbetering wilden brengen. In 1864 schreef Dr. H.W. de Monchy een brochure met de titel; 'Het Kinder-Ziekenuis te Rotterdam'.
Dit was de aanzet tot een 'ziekenhuis' aan de Hoogstraat 68, een project dat slechts tot stand kon komen door de financiële steun van o.a. P. van Oordt, de bekende suikerfabrikant, S.J.R. de Monchy, de bankier Gregorius Mees, J. van Vollenhoven Jr. en notaris A. Reepmaker. De opening vond plaats op 12 augustus 1863.
Het pand aan de Hoogstraat was totaal ongeschikt als ziekenhuis. Aan de voorzijde een straat zonder zon en met veel verkeerslawaai, aan de achterzijde het uitzicht op het Boerensteiger, een gracht vol ratten en ziektekiemen. Hier konden tien, kort daarna elf kinderen worden opgenomen. Wel had men de beschikking over de tuin van de heer Van Oordt, die enkele huizen verder in de Hoogstraat woonde en waar de kinderen zon, beweging en frisse(?) lucht kregen. Uiteraard droeg de overheid in de kosten van deze inrichting niet bij; men was aangewezen op de liefdadigheid. Ook was er een vaste kring van donateurs. Kinderen van twee tot twaalf jaar kwamen voor opname in aanmerking, uitgezonderd kinderen met schurft, kinkhoest of slepende ziektegevallen. De verpleging was slecht geschoold en de staf bestond uit parttimers.
Een beter locatie kwam ter beschikking in 1866. De villa 'Belvédère', eigendom van de familie Mees, werd door de gemeente Rotterdam aangekocht in het kader van stadsuitbreiding. In het stratenplan werd het adres Dirk Smitsstraat nr. 4. Er was een grote tuin en ook de lucht was frisser dan in de benauwde binnenstad. De bepaling dat kinderen met schurft en kinkhoest, alsmede patientjes met chronische aandoeningen werden geweerd, kwam te vervallen. Toch kwam het beddenbestand niet boven de achttien, er was dan wel ruimte maar te weinig geld.
In 1869 bezocht Koningin Sophia Rotterdam en bezichtigde onder andere Belvédère. Ze schonk bij die gelegenheid honderd gulden en een naaimachine. Er was uiteraard geen geld voor een tegengeschenk, zodat slechts kon worden voorgesteld de naam van de Majesteit aan het Kinderziekenhuis te verbinden. Dit aanbod werd in juni 1870 aanvaard. Maar ook onder de nieuwe naam bleef de kwaliteit van de zorg onvoldoende. Er moest in Rotterdam, zoals reeds in andere steden het geval was, een opleiding tot pleegzuster komen. Daar niemand dit wenste te financieren, maakte het Bestuur dit mogelijk door de kosten zelf te dragen. Vanaf 1874 luidde de naam: 'Sophia-Kinderziekenhuis en Pleegzustervereniging'.
In 1875 slaagde het bestuur er in om bijna 1000 vierkante meter grond (inclusief 640 meter tuin) te verwerven aan de Westersingel, waar een nieuw kinderziekenhuis zou moeten verrijzen. Op 6 oktober 1876 werd de eerste steen gelegd, bij welke gelegenheid Koningin Sophia wederom aanwezig was, en op 13 maart 1878 vond de opening plaats. Het ziekenhuis was slechts voor de helft ingericht, want het geld voor de exploitatie was op. Gelukkig liet de liefdadigheid zich ook ditmaal niet onbetuigd, zodat in 1883 centrale verwarming de plaats innam van de stinkende en kolenverslindende kachels.
Inmiddels maakte de kindergeneeskunde langzamerhand vorderingen, hoewel in 1885 nog vijf patientjes aan kinkhoest stierven. Maar vaccinaties hadden hun intrede gedaan en het belang van isolatie bij besmettelijke ziekten maakte dat in 1888 achter het hoofdgebouw een isoleergebouw tot stand kwam.
In 1885 vond het eerste landelijk gehouden examen voor verpleegster plaats, en in datzelfde jaar leverde het Sophia-Kinderziekenhuis de eerste kandidaten, waardoor op den duur de kwaliteit van de verpleging verbeterde.
Naast het alleen maar verplegen van patiënten werd er gezocht naar therapieën teneinde ziektes niet alleen te genezen maar ook te voorkomen. Zo kwam er een (bescheiden) laboratorium voor bacteriologisch onderzoek en werd een röntgenapparaat aangeschaft.
Helaas was er maar één medewerker die dit apparaat kon bedienen en toen deze in 1914 bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in militaire dienst werd opgeroepen was het dure apparaat al vrij snel, naar later bleek definitief, defect. Het duurde daarna drie jaar eer een nieuw apparaat kon worden aangeschaft.
Omstreeks 1920 gebeurden er voor het Kinderziekenhuis twee belangrijke dingen: in de eerste plaats was het pand Westersingel 11 aangekocht en zou in 1920 beschikbaar komen en in de tweede plaats kwam er een verzoek van de Gemeente Rotterdam om tegen betaling een aantal bedden beschikbaar te stellen voor opname op verzoek van de G.G.D. Hiermede werd aarzelend een begin gemaakt met deelname van de overheid in de kosten.
In 1930 kreeg men de beschikking over het in 1920 aangekochte pand Westersingel 13. Dit leidde tot grote plannen, waarvan echter al snel bleek dat ze financieel nauwelijks haalbaar waren. En zodoende kwamen de al oudere plannen voor een nieuw te bouwen ziekenhuis weer uit de kast.
Loosduinen
We gaan een aantal jaren in de tijd terug. Bij het 25-jarig jubileum stelde een dame, die onbekend wenste te blijven (het was Mw. Simon v.d. Aa, de directrice van de instelling aan de Westersingel) haar woning in Loosduinen ter beschikking voor lijdertjes aan tuberculose, van welke ziekte inmiddels bekend was dat zeelucht de genezing bevorderde. Aanvankelijk was het verblijf slechts gedurende de zomermaanden, maar al spoedig werd in 1891 een ziekenhuisje gerealiseerd met 24 bedden, van welke inrichting wederom Mw. Simon van der Aa de initiatiefneemster was.
Ook aan de Westersingel kwam een inrichting voor tuberculose kinderen. Inmiddels moest Dr. De Monchy zijn Zeehospitium steeds weer verdedigen tegen beweringen als zou dit een vakantieoord voor minvermogenden zijn. Tot aan de Tweede Wereldoorlog rekte het Zeehospitium zijn bestaan, toen werd de kuststrook door de Duitse bezetter grotendeels tot verboden terrein verklaard en vond evacuatie plaats naar een pand in Den Haag.
Naar de Gordelweg
Er bestonden dus plannen om van de Westersingel naar een andere locatie te gaan verhuizen, maar vooralsnog was het kapitaal waarover men kon beschikken nauwelijks genoeg om in deze crisistijd het ziekenhuis aan de Westersingel draaiende te houden.
In 1933 overleed W.S. Burger, een bemiddeld man die bij testament een groot deel van zijn vermogen had vermaakt aan de 'Stichting Bevordering van Volkskracht'. Deze stichting stelde aanzienlijke bedragen ter beschikking aan het Sophia-Kinderziekenhuis en de Zuigelingen Vereniging, mits beide instellingen zouden fuseren. Aanvankelijk waren beide instellingen gezamenlijk opgetrokken, maar in 1914 stelde het Sophia-Kinderziekenhuis (S.K.Z.) geen prijs meer op verdere samenwerking. Hoewel de verhoudingen in de loop der jaren waren verbeterd, was er nog steeds geen werkelijke samenwerking.
Nu had de Zuigelingen Vereniging in de jaren twintig een stuk bouwgrond verworven in de buitenwijk Blijdorp. Hoewel het voor de hand zou liggen dat daar het gemeenschappelijke ziekenhuis zou moeten verrijzen waren er van de kant van de S.K.Z. nogal wat bezwaren, onder andere met betrekking tot het bezoek aan de polikliniek op deze slecht bereikbare locatie.
De Gemeente Rotterdam zou 120 van de 140 bedjes beheren en garanderen, zodat van de oorspronkelijke idealen met betrekking tot zelfstandigheid weinig overbleef. Maar op een andere manier zou een sluitende exploitatie niet meer te realiseren zijn. In 1934 werd de fusie overeenkomst getekend en zag de 'Vereniging Sophia-Kinderziekenhuis en Zuigelingenkliniek' het levenslicht. Voor de bouw van een ziekenhuis in Blijdorp was de benodigde ruimte inmiddels te klein, maar de gemeente verleende haar medewerking aan een grondruil met een terrein aan de Gordelweg, waar op 20 mei 1935 de eerste paal voor het complex aldaar werd geslagen.
In 1936 deed zich een onverwachte moeilijkheid voor. Het Gemeentelijk ziekenhuis aan de Raampoortstraat moest zijn deuren sluiten en zodoende zouden 76 jeugdige patientjes op straat komen te staan. Hiervan kon precies de helft in andere ziekenhuizen worden opgenomen en werd op de S.K.Z. een dringend beroep gedaan de overige 38 op te nemen. De Gordelweg was nog niet klaar en de Westersingel had geen ruimte voor een dergelijk aantal, zodat in het voormalige Havenziekenhuis aan de Westerlaan een tijdelijke dépendance van het S.K.Z. werd ingericht.
Dit duurde tot april 1937, toen kwam de verhuizing naar de Gordelweg op gang. Er was een fraaie geste van het personeel dat besloot: niet lettende op aanvangs- of beëindigingsuren door te werken tot een halt geboden werd. Kom er vandaag de dag eens om. In het ziekenhuis waren 146 bedjes die, verstandig genoeg, tijdens de verhuizing niet allemaal bezet waren. Het pand aan de Westersingel werd aan het Ministerie van Oorlog verkocht teneinde e.e.a. tot kazerne om te bouwen.
Gordelweg, de eerste jaren
Mocht men zich wonder wat hebben voorgesteld van de nieuwe behuizing; voorlopig viel het allemaal erg tegen. Bij de bouw was, gezien het beschikbare budget, de uiterste soberheid toegepast. Reeds na een jaar begon het gebouw te verzakken, de toegemeten ruimte voor dienstbodes en verpleegkundigen was erg klein, het aantal isoleerboxen schoot tekort, de pompinstallatie voldeed niet, zodat er op de vierde verdieping geen water uit de kraan kwam, kortom, het was allemaal minder dan verwacht. Ook de oorlogsdreiging nam toe en in mei 1940 barstte de bom.
Gelukkig werd op 14 mei 1940 het Sophia-Kinderziekenhuis voor het bombardement gespaard, maar de oorlogsjaren werden één grote verschrikking, niet in de laatste plaats omdat het Bestuur door verkeerde zuinigheid had nagelaten noodaggregaten aan te schaffen en een eigen drinkwatersysteem (bronwater) te ontwikkelen, zodat men aan het eind van de oorlog water uit het Noorderkanaal met een pover destilleerapparaat moest zuiveren. Personeel ging op 'hongertocht' teneinde levensmiddelen voor verplegers en verpleegden te 'versieren'.
Ook het gebrek aan personeel maakte dat de werkdruk dusdanig toenam dat huishoudscholen moesten worden ingeschakeld om 'stagiaires' te leveren. Na een dag hard werken kon men op een kleine zusterkamer bij een lampje van 50 Volt gezelligheid zoeken. Ook de instelling van een gymnastiekclub leidde niet tot verbetering van de stemming onder het personeel, want na een dag hard werken had men wel wat anders aan het hoofd dan gymnastiek... Wel dient te worden gezegd dat binnen de muren van het S.K.Z. nimmer echt honger is geleden.
Ook na de oorlog zette de uittocht van personeel zich voort. Dit feit, gevoegd bij een exploitatietekort van meer dan een ton maakte dat het S.K.Z. onder curatele dreigde te worden gesteld. In 1947 besloot de gemeenteraad tot een reddingsplan, waarbij een lening van twee ton werd verstrekt, alsmede een jaarlijkse subsidie. En nogmaals, en nu voor het laatst, openbaarde zich de liefdadigheid met een legaat, waardoor de lening meteen kon worden afbetaald.
Naar een academisch ziekenhuis
Met het aantreden van prof. Visser werd een nieuw beleid in gang gebracht. Zonder hier in te gaan op alle hieraan ten grondslag liggende gedachten kwam het er op neer, dat de accommodatie aan de Gordelweg zou moeten worden uitgebouwd om tot een volwaardig academisch ziekenhuis te komen. In 1967 ging de kogel door de kerk en begon de verbouw, gevolgd door nieuwbouw van de locatie aan de Gordelweg. Deze periode duurde tot 1975, maar toen was onder andere het laboratorium optimaal gehuisvest, kwam er ruimte voor de kinderpsychiatrie en, niet het onbelangrijkst, kwam er een nieuwe personeelsflat in Schiebroek.
De Wet op de status van academische ziekenhuizen van 1971 had een fusie tot gevolg tussen het SKZ en het Ziekenhuis Dijkzigt tot het Academisch Ziekenhuis Rotterdam.
En hiermede zouden we het verhaal kunnen besluiten. In 1994 verhuisde men van de Gordelweg naar de huidige behuizing. En nog beschikt het ziekenhuis over faciliteiten en specialisten van internationale faam die het Sophia-Kinderziekenhuis zo'n goede naam hebben gegeven.
Maar toch is ons verhaal nog niet helemaal ten einde. Sinds enkele jaren worden 10.000 kinderen vanaf hun geboorte tot aan hun volwassenheid gevolgd om eindelijk eens een gedegen antwoord te krijgen op de vraag wat de invloeden zijn van de omstandigheden waarin het kind opgroeit. Recentelijk is ten behoeve van dit project, 'Generation R' geheten, een onderzoekscentrum geopend, waar de komende twee jaar zo'n 8000 kinderen van 5 jaar in deze nieuwe afdeling van het SKZ zullen worden onderzocht.
www.onsrotterdam.nl
Jaargang 31, (3), 2009
In 2009 publiceert Frans Rovers, in Ons Rotterdam (31e Jaargang, No 3, 2009) een artikel met als titelHet Zuiderziekenhuis
Reeds rond de eeuwwisseling van de vorige eeuw begint de geschiedenis van het Zuiderziekenhuis aan de Groene Hilledijk. In die tijd werden de eerste ideeën geopperd voor een ziekenhuis op de linker Maasoever, het duurde echter tot 1913 voor de eerste officiële besprekingen werden gevoerd. Men had hiervoor een bouwterrein met een stevige kleilaag van 4-5 meter op het oog, aan de Dordtsestraatweg/Groene Hilledijk. De afstand tot het centrum van Rotterdam vormde geen bezwaar mits er goede verbindingen zouden komen.
Het plan bevatte een groot medisch centrum op twaalf hectare grond wat zou moeten worden gevormd door een palviljoensysteem met daarnaast een apart gebouwde kerk.
De eerste discussie in de gemeenteraad, waar niet iedereen de opvatting deelde dat het een groot ziekenhuis moest worden, vond plaats op 20 november 1919, waarna het plan met slechts twee tegenstemmers werd aangenomen. Door studie en het maken van uitgewerkte plannen duurde het toch nog tot 3 februari 1927 eer het gemeentebestuur machtiging gaf tot de bouw over te gaan. De totale kosten werden geraamd op f. 10.350.000, waarvan voorlopig één miljoen beschikbaar werd gesteld.
Inmiddels was tengevolge van de beurscrash in 1929 de economische situatie zodanig verslechterd dat in 1932 werd overwogen de bouw stop te zetten maar het werd bedenkelijk geacht om de twee gedeeltelijk gereed gekomen gebouwen zo maar te laten staan.
Dankzij de medewerking van een werkfonds dat één miljoen beschikbaar stelde kon, zij het op kleinere schaal, het werk worden voortgezet. In mei 1935 werd een verkleind plan goedgekeurd waarbij gelukkig de belangrijkste gebouwen, zoals het poortgebouw bij de ingang, het opnamegebouw en het centraal behandelingsgebouw grotendeels gereed waren.
Niet alleen de belabberde economische toestand speelde bij de bouw een rol maar ook de toestand in het wereldgebeuren. Het was namelijk niet denkbeeldig dat de wereldvrede gevaar liep, daarom diende uit voorzorg maatregelen te worden genomen zodat op de begroting van 1939 een bedrag werd gereserveerd voor het bouwen van schuilkelders op het Zuiderziekenhuis-complex.
De officiële ingebruiksteling van het Zuiderziekenhuis, bijgewoond door 200 genodigden, werd op dinsdag 2 augustus 1939 door wethouder Dijk verricht. Deze kon niet nalaten te vermelden dat er door de gewijzigde financiële omstandigheden, bij de bouw zeer veel teleurstellingen waren geweest en het meermalen moeite had gekost de moed erin te houden.
Niettemin was het Zuiderziekenhuis, dat 280 bedden telde, tot stand gekomen.
In mei 1940, negen maanden na de in gebruikneming, was het Zuiderziekenhuis één van de eerste openbare gebouwen dat door de Duitsers werd bezet. Om de burgerbevolking zoveel mogelijk te blijven helpen (het ziekenhuis aan de Coolsingel was met het bombardement grotendeels verwoest), werd op ieder kamer een `overbed' geplaatst waardoor het aantal bedden naar 370 steeg. De bezetting was, mede door de aanwezigheid van de bezetter een zware tijd, al waren er komische momenten zoals tijdens het bezoek van Herman Goering aan gewonde Duitse militairen, toen vanwege zijn omvangrijke figuur de lift onvoldoende hefvermogen bezat.
In 1941 werd op 21 april de toenmalige polikliniek getroffen door een brandbom die was afgeworpen om Duitsers die dat deel van het Zuiderziekenhuis bevolkten te treffen. Hoewel de ravage groot was waren er geen dodelijke slachtoffers maar wel veel gewonden voornamelijk in de buurt van het Zuiderziekenhuis. Als gevolg van het bombardement besloten de Duitsers te verhuizen naar de tweede verdieping ven het hoofdgebouw, dit tot grote woede van het ziekenhuispersoneel omdat alle heelkunde patiënten naar de derde verdieping moesten verhuizen.
Een ander gevaarlijk moment was toen Duitsers op zoek naar de daders van een moordaanslag op een Duitse marineofficier in het wilde weg op het terrein van het Zuiderziekenhuis liepen te schieten. Het Zuiderziekenhuis was voor studenten en co-assistenten die hadden geweigerd naar Duitsland te vertrekken een geliefde plaats om, verstopt tussen de zolders en vloeren van de verdiepingen van het voorgebouw, onder te duiken.
Bij een razzia waarbij de Duitsers naar hen op zoek waren beleefde het personeel angstige momenten. Ook de huisvesting van Duitsers zorgden voor onaangename taferelen. De over het algemeen jonge verpleegsters moesten op hun hoede zijn en deuren en ramen goed gesloten te houden teneinde dronken Duitse soldaten te beletten binnen te komen. Daarnaast, wanneer het luchtalarm afging of het geluid van aankomende vliegtuigen werd gehoord hadden de verpleegsters weer hun handen vol om zoveel mogelijk de kleine kinderen te beschermen. Ook de voedselvoorziening en de verwarming zorgden voor moeilijkheden, maar gelukkig wist men, vaak met kunst- en vliegwerk de zaak draaiende te houden.
In samenwerking met het architectenbureau Brinkman en Van den Broek werden reeds in 1945 plannen gemaakt het Zuiderziekenhuis uit te breiden maar die werden niet uitgevoerd. Ook een eenvoudiger plan in 1947 kwam niet tot uitvoering. Het gemeentebestuur gaf de voorkeur aan een nieuw te bouwen ziekenhuis Dijkzicht ter vervanging van het grotendeels verwoeste Coolsingelziekenhuis.
In 2000 kwam er een samenwerking tot stand met het Claraziekenhuis en werd uiteindelijk de naam voor beide ziekenhuizen Maasstad-ziekenhuis, onder die naam wordt een nieuw ziekenhuis gebouwd in Lombardijen. Over het Zuiderziekenhuis heeft zich een projectontwikkelaar ontfermd en zullen wij te zijner tijd horen wat met het Zuiderziekenhuis gaat gebeuren.
Klik hier voor de overige zorg verhalen |
---|
![]() |
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|