Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Een verhaal geschreven in 1943 :

De geschiedenis van de Groote of St. Laurenskerk van Rotterdam

Prachtige OCR verhalen uit een van onze boeken, Aad vindt het heerlijk om ze te lezen, hopelijk jullie ook ....enne let niet op kleine OCR foutjes in dit verhaal over de geschiedenis van de Groote of St. Laurenskerk van Rotterdam

Op onze site hebben we ook dit verhaal

Waarom wordt St Laurens / Laurentius altijd afgebeeld met een rooster ?

De Groote Kerk wordt gebouwd.

We kunnen ons nu zoo ongeveer een beeld vormen van het jonge, opwaarts strevende Rotterdam, zooals het daar lag in de groote, profijtelijke bocht van de rivier. We weten nu, dat de Rotterdammers zich begonnen te voelen en dat hun stad met steeds meer ontzag genoemd werd. Rotterdam ging langzamerhand zijn omgeving beheerschen. De naijver, die oorspronkelijk bestaan had tegenover wat we tegenwoordig ,,zustersteden" zouden noemen, veranderde In een rondborstig zelfbewustzijn. Ofschoon, resten van dien naijver zijn toch tot op onze dagen blijven voortbestaan. Niet voor niets heffen de Rotterdammers, wanneer ze met een of andere plezierboot langs Dordrecht varen, een gezamenlijk "bèh, bèh" aan, om aldus duidelijk te kennen te geven, dat ze de Dordte-naren maar schaapskoppen vinden. Er is in het onderbewustzijn van de menschen iets blijven hangen van den eeuwenlangen en zwaren concurrentiestrijd. De magische invloed van het wonen en streven op den-zelfden bodem, generatie na generatie, laat zich in het geheugen van het menschdom over onmeetbare perioden gelden. Zooals de menschheid zich den zondvloed bleef herinneren en in tal van versies opteekende, zoo bleef den Rotterdammers de oude animositeit bij. Een volk vecht met al zijn krachten voor een bestaan en, ook als de eigenlijke heugenis aan wat voorbij is vrijwel verdwenen lijkt, blijft er iets van in de geesten hangen. Het is een der vele bewijzen, hoezeer de verbondenheid aan den bodem door de tijden heen zich doet gelden.

De Rotterdammers moeten in Dordrecht hun groot-sten concurrent hebben gezien. Vandaar, dat ze bijwijlen het verleden oproepen, huns ondanks, precies zooals de bewoners van Ouwersche (Overschie) blijkbaar nooit hebben kunnen vergeten, dat ze door Schiedam als haven voor Delfland verdrongen werden. Het is bekend genoeg, dat de lieden van Overschie die van Schiedam tot voor betrekkelijk kort niet konden luchten of zien . . .

Overigens was Dordrecht, naar we hebben opgemerkt, niet de eenige stad, waardoor de Rotterdammers zich ten rechte of ten onrechte geprikkeld voelden. Wat hen vermoedelijk het meest stak waren de machtige torens van Dordrecht en Delft. Delft bezat er zelfs twee. Daartegenover sloeg het armzalige torentje van Rotterdams parochiekerk een zielig figuur. Vaak zal er wel een opmerking over zijn gemaakt en een schimpscheut losgelaten. Men nam in de Middeleeuwen geen blad voor den mond. Het lag voor de hand, dat de ondernemende Rotterdammers dit niet op zich konden laten zitten en dies besloten ze een domkerk te bouwen, minstens even imposant als die van hun mededingers. Toen het besluit eenmaal gevallen was, lieten ze zich er niet meer van afbrengen, niettegenstaande de onrust der tijden. Zelfs de burgeroorlogen der Hoekschen en Kabeljauwschen, de tijdelijke tegenslag met de Schie, de stilstand in handel en scheepvaart, ze vermochten de Rotterdammers niet te weerhouden.

Op het Kerkplein stond de eenvoudige parochiekerk, toegewijd aan den martelaar Sint Laurens. Voor Sint Laurens hebben de Rotterdammers naar het schijnt steeds een groote vereering gekoesterd. Overigens is de parochiekerk en later ook de Groote Kerk tevens aan Maria Magdalena gewijd geweest. Maar Sint Laurens stond toch bovenaan, of, zooals de oude kroniekschrijver het zegt: "Laurens gaf doenmaels den naam aan kerk, aan kermis (jaarmarkt), aen poorten en toornen. Men hoorde bij ouds niet anders noemen als sint Laurenskerk, sint Laurenskerk-straat, sint Laurens-toorn, sint Laurenspoort ende soo voorts". Het is bijna onbegrijpelijke dat een nog zoo Jonge en betrekkelijk kleine stad zulk een gebouw heeft aangedurfd. Rotterdam telde omstreeks het midden van de vijftiende eeuw, dus zoowat in 1450, om en bij de twaalfhonderd huizen in totaal. De nieuwe kerk verrees als een reus tusschen de dwergen. Maar dit was de bedoeling. De toren moest hoog uitsteken boven het omringende land en even indrukwekkend zijn als de torens van Dordrecht, Delft en Schiedam, niet te vergeten.

Het was in het jaar 1409, dat de eerste spade in den grond gestoken werd. De bouwheer behoorde tot de vele meesters van de Middeleeuwen, wier naam verloren is gegaan, maar wier werk getuigt van hun kunstenaarschap.

Na drie jaren van voorbereidende werkzaamheden kon men met den bouw van de kerk beginnen. Men deed er vierentwintig jaren over. De burgerij bracht het geld bijeen en zorgde inmiddels in tal van gevallen voor het noodig materiaal, in het bijzonder bouwstee-nen. Het moet een wonderlijk gezicht geweest zijn. Heel de stad leefde mee, vrouwen en kinderen incluis. Het was een prachtig gemeenschapswerk, waartoe slechts menschen in staat waren, die van hun stad hielden en er alles voor over hadden. De jonge burgerzin, het besef één te zijn in een gezamenlijk willen en, laten we eerlijk zijn, de behoefte niet onder te doen voor Dordtenaren en Delftenaren, een stuk menschelijke ijdelheid derhalve, maar een gezond, dit alles dreef de Rotterdammers tot een krachtsinspanning, waarover men zich met een weldadig gevoel verbaast.

Het stadsbestuur gaf uiting aan wat onder de burgerij leefde en bevorderde den bouw op allerlei manie-ren. Een ieder, die poorter van Rotterdam wilde worden, moest drieduizend steenen voor de nieuwe kerk leveren. Verschillende belastingen kwamen uitsluitend aan het bouwfonds ten goede. De schutters moesten hun boeten aan de kerk afdragen. Boeten van duizend steenen waren heel gewoon. In 1436 was de kerk zoo ver gereed, dat er dienst in kon worden gehouderi. Koor en toren ontbraken evenwel nog. Ook de Zuidelijke transept-arm moest waarschijnlijk nog gebouwd worden.

Zoo de kerk met haar machtige omtrekken het hart der Rotterdammers met trots vervulde, tevreden waren ze nog lang niet. De toren, die moest het symbool van hun leven en streven zijn, het merkteeken van hun kunnen. En in het jaar 1449, op den vooravond van Hemelvaartsdag, werd de eerste steen gelegd voor wat we nog heden ten dage "den grooten toren" noemen. Nimmer is er nadien iets gebouwd, dat hooger was, dat den Sint Laurens poogde voorbij te streven. Ook het bouwen van den toren, alhoewel die voor-loopig niet hooger zou komen dan het kerkdak, was een reusachtig karwei. De Rotterdamsche burgerij heeft er niet alleen haar geld aan gegeven, maar metterdaad zelf eraan meegewerkt. Zoo lang het karwei duurde, hielpen de burgers zonder eenige betaling mee. "Het volk", aldus staat er in het z.g. Kroniekje van Aerden-hout te lezen, "wierd met trommelen ende trompetten ende ander speeltuygh op ende vant werk gehaelt, met een vaendel, waer in sint Laurens verheelt was".

We zien ze steeds weer gaan, die Middeleeuwsche Rotterdammers, telkens weer klaar, om het zwaarste sjouwerswerk te verrichten. Met vreugde en ontroering zagen ze den toren regelmatig rijzen. Wanneer die de hoogte van het dak bereikt heeft, staat niet in de geschiedenis vermeld. Het moet echter vóór het Jaar 1460 zijn geweest, want toen begon men er al over te deli-bereeren, hoe toren en kerk vereenigd zouden kunnen worden. Ze waren afzonderlijk neergezet. Er tusschen door stroomde een soort sloot, die voor de afwatering der omgeving diende. Deze heette "Sluysvliet" en het Hoogheemraadschap van Schieland was er op tegen geweest, dat die gedempt werd. Men was bang voor grondverschuivingen.


interieurlaurens1622

1622

Het interieur van de St. Laurenskerk

laurenszijbeuk1660

De Zuidelijke zijbeuk van het schip der Kerk omstreeks het jaar 1660, gezien naar het Oosten

LINK

In 1461 verleende het machtige college van het Hoogheemraadschap van Schieland zijn toestemming tot het dempen. Dermate ingenomen hiermede was het stadsbestuur en natuurlijk ook de burgerij, dat aan de heeren van het Hoogheemraadschap van Schieland met hun gezin voor immer vrijstelling van de stedelijke belastingen werd verleend. Voor wat hoort wat...

De "Sluysvliet" werd gedempt. Maar de grond moest natuurlijk bouwrijp gemaakt worden. Men kon op den nog steeds drassigen bodem niet zonder meer gaan bouwen. Het was noodig, er een aantal heipalen in te slaan. Dit geschiedde op een primitieve manier, met menschenkracht. Het zware heiblok moest door een ploeg mannen omhoog worden getrokken. Ook hier werd het werk vrijwillig gedaan. Nadat de burgers, die aanvankelijk voor de eer waren aangewezen, hun plicht hadden vervuld, werden de leden der gilden opgeroepen, de schutters en ten slotte kwamen zelfs vrouwen en kinderen in troepen toegeloopen en stonden de Rotterdammers in ploegen van tachtig tot honderd "man" aan het heiblok.

Meer over de gilden van Rotterdam vind je HIER

Toen de bodem draagkrachtig genoeg was, werd het schip van de kerk verlengd. Verondersteld wordt, dat tegelijkertijd de zuidelijke transept-arm werd gebouwd. De zijbeuken werden eveneens doorgetrokken. Volgens een gedenksteen, die in de kerk werd aangebracht, is de trans, ofwel de ommegang van het koor, in 1488 geheid en gefundeerd. Dat gebeurde notabene gedurende het hoogtepunt der Hoeksche en Kabel-jauwsche twisten, ondanks de overrompeling van Rotterdam door den befaamden Jonker Frans van Brederode, hoewel het werk daardoor toch geruimen tijd kwam stil te liggen. In 1491 begon men met den bouw van het hoogkoor.

Groot was de medewerking van de burgerij. De bouw ging evenwel door andere omstandigheden niet steeds van een leien dakje. Schieland maakte er b.v. herhaaldelijk bezwaar tegen, dat de kerk verder naar het Oosten werd uitgebreid. En aan den Zuidkant lag achter het huis "De Spiegel" (in de Middeleeuwen en lang daarna droegen de voornaamste huizen een naam, zoodat menige straat er naar genoemd is) een tuin, welks eigenaar er blijkbaar niet erg veel voor voelde om hem af te staan. Ten slotte kon men het stuk grond, benoodigd voor den afbouw van de kerk, door aankoop verwerven en was men, nadat ook Schielands bezwaren overwonnen waren, in staat den bouw tot een goed einde te brengen.

De voltooiing van de kerk had intusschen te veel van de krachten der burgerij gevergd. Men moest even op zijn verhaal komen en het duurde tot 1547, alvorens men er toe overging, den toren verder af te bouwen. Er blijkt overigens uit, dat de Rotterdammers hardnekkig vasthielden aan hun plan en zich door niets er van af lieten brengen. De Groote Kerk met haar Grooten Toren zijn niet alleen in hun stoer uiterlijk een verpersoonlijking van den Rotterdamschen geest. Heel de geschiedenis van den bouw draagt het karakter van volhouden en niet versagen. De Rotterdammers hebben, ook toen de kerk gereed was, nog het een en ander met haar te stellen gehad. Pas in 1621 werd op den toren een houten, met lood bekleede spits geplaatst, vervaardigd naar een ontwerp van den Amsterdam-schen bouwmeester Hendrick de Keyser, den bouwheer van het paleis op den Dam. Het bouwsel was echter zoo wankel, dat het weer moest worden afgebroken.

laurensmetspits16251645

1635

De St. Laurenskerk met spits

Die spits is weer een geschiedenis op zichzelf geweest. Er blijkt o.a. uit, dat de Rotterdamsche burgers veel voor kerk en toren over hadden, maar toch ook hun gezond verstand terdege lieten spreken en niet tot groote uitgaven wilden overgaan, indien de tijden te zwaar waren en het zaak was, de zorg voor het dage-liJksche brood vóór te laten gaan. In 1547 was de houten kap verwijderd en op 12 Maart van dat jaar legde de zestienjarige Gijsbert Tromper den eersten steen voor het tweede gedeelte van den Sint Laurenstoren. Deze jeugdige Rotterdammer zou het ver brengen. Hij is later lid van de regee" ring geworden. In 1550 was de toren tot den eersten ommegang voltooid en kerk- en bouwmeesters overlegden wat er nu gedaan moest worden. De kerkmeesters voelden veel voor een hooge spits. Talrijke Rotterdammers reisden naar verre landen. Ze verhaalden van de prachtige torens der Vlaamsche en Duitsche steden. Rotterdam wilde ook een zoo hoog mogelijke spits. De architecten vonden het een gevaarlijke onderneming, ze vreesden, dat de toren het gewicht van zoo'n spies met zou houden. Intusschen brak de oorlog met Spanje uit, terwijl in 1572 de Sint Laurenskerk aan den Katholieken eeredienst onttrokken werd. Op 12 November van dat jaar werd er de laatste H. Mis in opgedragen door Pater Duncanus, drie dagen later hield dominee Kooltuin er zijn intocht. Er waren andere dingen aan de orde dan een torenspits.

Het duurde tot het jaar 1615, vooraleer er weer besluiten werden genomen. Toen noodigden de kerkmeesters twee beroemde Amsterdamsche architecten uit, eens naar Rotterdam te komen, om de kwestie te bespreken. Het waren Hendrick de Keyser en Cornelis Danckertsz, die, zooals van hen getuigd werd, naam gemaakt hadden door menig schitterend werk in "de hoofdstad van de waerelt, Amstelredam". Ze werden deftig onthaald en, naar Van Reyn in zijn geschiedenis van Rotterdam vertelt, "wel beloond". De heeren zagen zich tweeenzeventig gulden reisgeld toegewezen en drieëndertig gulden "om te eten en te drinken". Het laatste vond plaats in het voorname hotel "Het Zwijns-hoofd" aan de Groote Markt. Nadat de heeren den toren hadden onderzocht, verklaarden ze, dat hoewel het gevaarte lichtelijk overhelde, een spits niet tot de onmogelijkheden behoorde, mits ze niet te zwaar gemaakt werd, bij voorkeur van hout en zóó, dat ze op den hoogen kant van den hellenden toren steunde. Hendrick de Keyser maakte enkele teekeningen en modellen, waarvoor hij nog eens tweeenzeventig gulden kreeg, en liet de rest aan de Rotterdammers over.

laurens1676

1676

Gezicht op de Binnenrotte bij de St. Laurenskerk.

Achter de kerk was het Amsterdamse veer, de vertrekplaats van de trekschuitdienst op Amsterdam.

Aan de overzijde van de Binnenrotte was het Leidse Veer

Intusschen bleek er niet genoeg geld beschikbaar. De burgerij toonde zich niet erg enthousiast over het plan. Maar het stadsbestuur oordeelde, dat een spits noodig was en het organiseerde een groote collecte. De burgemeesters en de wethouders gingen in hoogst eigen persoon met de collectanten op pad om den Rotterdammers een gave te vragen. Er werd veel tam-tam gemaakt. Door de stad en de omliggende dorpen trokken weken achtereen menschen met groote borden en platen, waarop de plannen voor de spits stonden afgebeeld. Deze bijna modern aandoende actie bracht flink wat op, maar de kerkelijke overheid voelde er toch eigenlijk weinig voor, het geld op een dergelijke manier binnen te krijgen en in 1619 kregen allen, die iets gegeven hadden, hun gift terug. Er werd nu een leening uitgeschreven voor een bedrag van negenentwintig duizend gulden, tegen een rente van vijf en een half procent.

Drie jaar later was het benoodigde geld bijeen. Inmiddels was men al begonnen met den kop van den toren af te maken. Er werd een zeshoekig bouwsel met een koepellantaarn op gezet, welke weer versierd was met een groot, ijzeren kruis en een weerhaan, zoo groot als een kalf, zooals de bakker-geschtedschrijver Gerrit van Spaen later schreef. De hoogte van den toren was toen driehonderdachttien voet, hetgeen slechts twee voeten verschil met den Langen Jan van Delft uitmaakte. De Westertoren van Amsterdam was maar tweehonderd eenentachtig voet hoog.

laurensblauwemolen1720

1720

Zicht op de Binnenrotte

Op de voorgrond de Boerenvismarkt

In de verte de Blauwe Molen op de hoek van Pompenburg en Binnenrotte

laurensadamveer1753

1753

De Boerenvismarkt en het Amsterdamsche Binnenveer

In 1645 begon de houten bovenbouw echter verschijnselen van ouderdom te vertoonen. Bij den bouw had men den aannemer niet toegestaan, hout aan te schaffen, dat naar zijn oordeel het beste was. Men had vrienden bevoordeeld, hun de leverantie gegund, doch de kwaliteit van het hout was niet al te best geweest. Het ging rotten. Nauwelijks vijfentwintig jaar hebben de Rotterdammers van hun Sint Laurenstoren met hooge spits kunnen genieten. In dien tijd is hun trots, zoover bekend, slechts tweemaal uitgeteekend, zoodat er maar weinig afbeeldingen van bewaard zijn gebleven. Een houten model bleef inmiddels langen tijd bewaard, zoodat men precies weet, hoe de spits was. In zekeren zin was het verdwijnen geen verlies. In de plaats van de spits kwam een bovenstuk van arduin-steen, met vier wapenborden geflankeerd, ongeacht het bezwaar, dat het misschien te zwaar zou zijn. Vier jaar later stond men voor de gevolgen.

In 1650 woei er op een Zondagmiddag een sterke Westenwind. De kerk was geheel gevuld met een schaar van geloovigen, die aandachtig naar de preek van dominee Soetius luisterden. Opeens weerklonk een luid gekraak, gevolgd door een donderend geweld en een slag, die een ontzaglijke echo teweegbracht. Wat de angstige oogen aanschouwden was voldoende om een paniek te veroorzaken. Uit het dak, terzijde van het machtige orgel, raakten groote stukken steen los en vielen naar beneden.

"De toren valt" werd er geroepen. Iedereen vloog op. Alleen dominee Soetius behield zijn kalmte en gebood: "Ik bid jullie, wijk toch niet, ge zult niet sterven voor uw tijd" . ..

Zijn woorden gingen echter in het rumoer verloren. De menschen stormden naar de uitgangen, maar de koster sloot snel de zware deuren en voorkwam aldus, dat men elkander vertrapte. Woest gierde de storm over het gebouw. Buiten had men het gevaar eveneens bemerkt. De zware toren bewoog zich in noord-ooste-lijke richting, maar bleef gelukkig tegen het hooge dak van de kerk hangen. De menigte kreeg gelegenheid, het bedreigde gebouw te verlaten en het plein werd afgezet. De koster verzamelde de zilveren beugeltasschen en de bijbels, door de menschen bij hun vlucht achtergelaten, en sloot de deuren van de kerk voor langen tijd. Het volgend jaar ging men tot restauratie over.

Het stadsbestuur liet overal vandaan deskundigen komen, om advies te geven. Geen hunner gaf af-doenden raad, of durfde het aan, den toren weer recht te zetten. Ten slotte kwam de stadstimmerman met een plan. Deze man, Jeremias Persoonsz. (Persoonstraat), legde een nieuwe fundeering en hij slaagde er aldus in, den toren in den goeden stand te krijgen.

De toren werd met zeven zware eiken masten geschoord en op vijzels gezet. Daarna werden de fundamenten blootgelegd tot op het welzand en men kon vaststellen, dat de voorvaderen uiterst lichtvaardig waren geweest, want de toren rustte slechts op dunne, eiken paaltjes van zestien en zeventien voet lengte. In plaats daarvan heide men vijfhonderd grenen masten van veertig voet in den bodem. Van Spaen heeft het over "een afgrijselijke menigte palen", wel een bewijs, dat dit karwei op de Rotterdammers grooten indruk heeft gemaakt. Op de palen kwamen eiken leggers. Daarna werd een nieuwe, steenen voet gebouwd en toen moest de toren recht gezet worden. Ook dit lukte en heel Rotterdam, neen heel Nederland was er vol van. Een Rotterdamsche meneer, Van Welsenes geheeten, heeft het bestaan, onder den opgevijzelden toren door te kruipen, om het aan zijn kleinkinderen te kunnen vertellen.

Op 22 April 1655 werd er in Rotterdam gevlagd. De toren stond weer recht tegen de kerk. Twee arbeiders waren tijdens het moeilijk werk om het leven gekomen. Het karwei had f 112.700 gekost, tegen de ton voor de spits .. . Zeven jaren later kreeg de toren een "konstig speel- en klokwerk".

Groot bleef de vreugde en even groot de dankbaarheid der Rotterdammers. Helaas had Persoonsz. zoowel in de kerk als er tegen aan steunbeeren moeten aanbrengen, terwijl hij in het koor het mooie hoofdaltaar had laten wegbreken. Hierdoor boette de kerk aan schoonheid in. Tijdens de Hervorming waren ook reeds vele mooie beelden en altaren verwijderd. De beelden werden naar Engeland verkocht.

laurensinterieur1760

1760

Het interieur van de St. Laurenskerk

De kansel dateert uit 1707

Het koperen hekwerk uit 1715

In 1795 werden de wapenborden en de rouwkasten verwijderd

koperenheklaurens

Het Koperen Hekwerk uit 1715

laurensgeldersekaai1780

1780

Oudehaven en Geldersche Kaai

Links de Gapersbrug (afgebroken in 1826) met de Beurs

Rechts Kleine Draaibrug

Tussen de 2 bruggen werd later Plan C gebouwd en Station Beurs

Inmiddels bleef toch veel herinneren aan de offervaardigheid, waarmede de Middeleeuwsche Rotterdammers hun Groote Kerk versierd hadden, en ook later is er, nadat ze voor den Protestantschen eeredienst was ingericht, veel moois in aangebracht. Tijdens de Gouden Eeuw en daarna werden er verschillende imposante grafmonumenten in gebouwd, voor zeehelden en rijke burgers. Zoo werden er begraven Aert van Nes, rechterhand van De Ruyter, Cornelis Matelief de Jonge, een der grondleggers van het Nederlandsch bewind in Insulinde, overwinnaar der Portugeezen en later burgemeester van Rotterdam, Jacob van Heems-kerck, Mooy Lambert Hendriksz., Witte de With en Johan van Brakel, evenals de vrouw van Piet Heyn. In 1770 is er een prachtig, rijk orgel in gebouwd. Het carillon, een der mooiste van Nederland, had als grootste luiklok de ..sint Laurens" gekregen, een metalen reus, door Jan en Willem Boerke, klokkengieters van Veghel, in 1461 gegoten. Langen tijd hebben de burgers die klok bij een sterfgeval zelf geluld. Sommige burgers bepaalden bij testament, dat op verschillende uren van den dag de klok moest luiden.

laurensgroenmarkt1807

1807

De Groenmarkt vanaf het Leidse Veer

boerenvismarkt1807

1807

Melkmarkt en op de achtergrond voor de St. Laurenskerk, de Boerenvismarkt

Links de Stadswaag naast de achterzijde van het Stadhuis

Ook In onze dagen heeft de stad Rotterdam veel voor de Groote Kerk over gehad. De burgerij had er minder aandeel in, omdat, helaas, langzamerhand een klove was ontstaan tusschen burgerij en gemeenebest. Men had het begrip verloren voor de verbondenheid, de eenheid van geschiedenis, het feit der gemeenschap, de draagkracht der lotsbestemming. Een algemeene vervlakking had tot onverschilligheid geleid. Het gemeentebestuur en de betreffende dienst der openbare werken beschouwden het grootsche werk, dat in onze dagen tot behoud van den Sint Laurenstoren ondernomen werd, als een particuliere aangelegenheid, waarmede buitenstaanders niets van doen hadden. Er werd nauwelijks ruchtbaarheid aan gegeven en belangstellenden werden zooveel mogelijk geweerd.

Honderdduizenden zijn gedurende een vijftal jaren besteed, om den toren in zijn oude glorie te herstellen. Fouten, bij vroegere herstellingen begaan, werden verbeterd. De bogen in het bovenstuk, eertijds gedicht, werden weder geopend en gaven den toren een sierlijker aanzien, zonder de stoerheid van zijn profiel te schaden, die vertrouwelijke stoerheid, welke zoo typisch Rotterdamsch aandoet. De machtige wijzerplaten werden vernieuwd, het platform weder in orde gebracht, de kop van den toren versterkt. Twee en een halve meter van den toren werden letterlijk afgebroken en weer opgebouwd, tal van wrakke brokken steen met beton vernieuwd.

Het was een daad van eerherstel van de wereldstad Rotterdam tegenover het Rotterdam der Middeleeuwen en bewees, dat er een innige verwantschap bestaat tusschen het heden en het verleden. Het nieuwe Rotterdam verloochende het oude Rotterdam niet. ..

De surprise van graaf Philips.

Terwijl de Rotterdammers hun Groote Kerk aan 't bouwen waren, wedijverden ze tegelijkertijd met elkander, om het inwendige zoo mooi mogelijk te maken. De gilden gingen hier vooraan en het bakkers-gilde was het eerste, dat een groot altaar liet oprichten. Het was het hoogaltaar en het werd in het jaar 1443 in gebruik genomen. Rudolf, bisschop van Utrecht, kwam op den Zaterdag voor Kerstmis te paard naar Rotterdam, om het altaar in te wijden. Het fraaie kunstwerk verwekte in die dagen veel opzien. Aan weerszijden werd het door een engel geflankeerd. Naar het schijnt, bestond er ook ver buiten Rotterdam groote belangstelling voor het grootsche werk, door de Rotterdammers ondernomen. Het moet af en toe het gesprek van den dag geweest zijn. Zelfs een beroemde figuur als de grijze priester David van Bourgondie schijnt eens naar onze stad gekomen te zijn, ten einde met eigen oogen datgene te aanschouwen, waarover hij al zooveel gehoord had.

Ongeveer vijftig jaar nadat de bakkers het hoogaltaar hadden geschonken, lieten de schilders, de schoenmakers en de kooplieden en zeelieden voor hun beschermheiligen altaren oprichten. Aldus kwam er een altaar voor Sint Lucas, voor Sint Crispijn en voor Sint Nicolaas. De chirurgijns en barbiers (deze beroepen gingen in de Middeleeuwen meestal samen) richtten een altaar op voor de heiligen Cosmas en Damianus.

Ook bekende personen schonken altaren, gelijk we reeds hebben verteld. Maar wat graaf Philips van Bourgondie, de toenmalige landsheer, deed, was werkelijk een surprise. Hij kwam naar Rotterdam en werd er feestelijk ingehaald. Hij reed in 1497 te paard door de stad, eerst langs de kasteelen der heeren, vervolgens langs de kloosters en kapellen en ten slotte naar de Sint Laurens. De kerk was nog gloednieuw en dank zij de baksteen zacht rose van tint, met een toren die niet boven het dak van de kerk uitstak. De heele burgerij stond in haar beste kleedij op het Kerkplein bijeen, om den graaf een eerbiedig welkom toe te roepen.

In het gevolg van den graaf reden zes wagens, die aller belangstelling hadden, want niemand wist, wat zij bevatten. Zoodra de graaf voor den ingang van de kerk aangekomen was, steeg hij af en gaf bevel, de wagens te ontladen. Tot hun groote verbazing zagen de burgers" hoe een aantal altaarstukken de kerk werd binnengedragen. Nog dienzelfden avond prijkten de nieuwe altaren, die aan Sint Maarten en Sint Willebrordus waren gewijd, met een schat van kaarsen en bloemen.

kerklaurensplaat

Een van de laatste prenten verkregen via Gerard Martens

LINK

laurens19452000

1945 versus 2000

laurens20012

orgellaurensbesemer

2002

De St. Laurenskerk met het orgel ontworpen door Besemer

Voor nog meer foto's van de omgeving van de St. Laurenskerk klik je even hier




We hebben op onze site nog meer verhalen over Rotterdamse kerken :

  • De geschiedenis van Schotland en Rotterdam
  • Foto's van oude kerken van Rotterdam
  • De St. Rosaliakerk
  • De oude Rotterdamse binnenstad kerken
  • Mijn eerste kerkgang in 1925
  • De eerste kerkgang vanaf het Pijnackerplein in 1927
  • De punten van een preek


  • Ben je op zoek naar een speciale kerk, dan zou je onze Search Engine op Aad's homepage kunnen proberen.

    Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in en klik op ENTER




    Van Arie Spek ontvingen we nog deze prachtige prenten :

    Ik kreeg een oude catalogus van Sotheby's in mijn handen met op de voorpagina een foto van een Zilveren St.Laurenskerk, werkelijk een zeer fraai gezicht, oordeel zelf :

    laurenskerkzilver001

    laurenskerkzilver002

    laurenskerkilver003

    Op onze site hebben we ook dit verhaal

    Waarom wordt St Laurens / Laurentius altijd afgebeeld met een rooster ?




    We kregen de volgende reaktie:

    papavankleeflaurens

    Wij, mijn man en ik, wonen in Oakville, Ontario en genieten van de Engelfriet website! We zijn beiden in Rotterdam geboren en getogen en naar Canada geemigreerd in 1954, Jan, en ik in 1956. We zijn Canadees, maar een groot deel van ons hart is altijd nog in Nederland, vooral in Rotterdam.

    Ik genoot ook speciaal van de St. Laurenskerk geschiedenis en fotos.
    Mijn vader was een timmerman en werkte vaak aan het onderhoud van de kerk. De foto, die ik hierbij stuur, is genomen in 1938 en is hij aan de toren aan het werk.

    In 1940 werkte hij er ook aan, samen met zijn maat. Op de dag voor het bombardement van Rotterdam en dus ook van de St. Laurenskerk, zouden ze er ook gewerkt hebben. Mijn vader's baas gaf mijn vader echter de dag ervoor de opdracht om de volgende dag een karwij te doen aan een gebouw van een Rotterdamse krant. Zijn maat zou wel aan de toren werken. Toen de sirenes gingen, is die man naar beneden gegaan en is verscholen achter een muur, meen ik. Hij werd getroffen en gedood door puin of scherven. Dat weet ik niet precies.
    Wij zien het als Goddelijke Voorzienigheid, dat onze vader die dag niet aan de toren moest werken.

    De St. Laurenskerk heeft soms tentoonstellingen van de geschiedenis van de kerk. Het verhaal van die man wordt weergegeven en er is ook een gedenkteken.
    Wij hebben, toen wij over waren in Holland, kontakt opgenomen met de Heer F.J. Pietersma, die veel van die geschiedenis bijeen heeft gebracht en hem ook het verhaal van mijn vader verteld. Hij was daar erg geinteresseerd in en heeft mijn vader nog bezocht voor hij stierf.
    Dat vond mijn vader geweldig. De tegenwoordige rondleider in de kerk is Nico Strijaerts.
    Mijn zusjes in Rotterdam zijn er pas nog geweest en hij zou dat verhaal er voortaan bij vertellen en zij zouden hem een foto er van geven.

    We zijn nog niet uitgelezen op de Engelfriet website. Er is zoveel te lezen! Ik geniet er van. Heb het al doorgestuurd aan mijn zus in Californie.

    Hartelijke groeten,

    Jan en Ria VanKleef




    Uit een van onze andere St. Laurenskerk van Rotterdam verhalen, dit verhaal, halen we nog deze plattegrond:

    laurensplattegrond






    Klik hier voor de overige verhalen op onze site over de St. Laurenskerk van Rotterdam





    Familiewapenklein
    wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


    Terug naar de top





    Last update :

    18 Mei 2005