Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Dankzij de Merchant Adventurers zat Rotterdam opgescheept met de Engelse Kroonjuwelen

In ons verhaal over de Waalse Kerk van Rotterdam en ook in ons Windhandel verhaal zijn we hen al eens tegengekomen:

de Merchant Adventurers

Klein citaatje uit ons Waalse Kerk verhaal :

Maar eerst een kleine samenvatting :

De Merchant Adventurers hadden, zoo rond 1630, een monopolie op de uitvoer van Engelse wol naar een stad op het vaste land waar zij een Court hadden gevestigd. Vanuit deze stad hadden zij ook weer speciale voorrechten om iets te importeren naar Engeland. En natuurlijk lukte het Rotterdam om dit voorrecht van Delft over te nemen, ondanks veel protesten waar ook de Staten-Generaal zich mee bemoeiden.
Maar Rotterdam moest voor de vestiging van de Court van de Merchant Adventurers wel erg veel betalen aan ...... de Engelse Koning. Toen t.g.v. de ruzie met de Staten-Generaal Rotterdam zich niet kon houden aan de afspraken met de Merchant Adventurers die zich prompt ook niet meer hielden aan de afspraken, weigerde Rotterdam om de jaarlijkse financiele afdracht aan Londen te doen.
En toen kwam het Engelse Hof in de financiele problemen.

De moeder van Mary Stuart, die haar dochter Mary Stuart had laten trouwen met de zoon van Frederik Hendrik, Willem II, kwam persoonlijk met dochter Mary Stuart en Prins Willem II, naar Rotterdam om de stad te verzoeken geld over te maken. Rotterdam wilde echter garanties dat ook de Merchant Adventurers zich aan de afspraken zouden houden. Als onderpand stond toen de Engelse Koningin een gedeelte van de Engelse Kroonjuwelen (die zij bij zich had...c.q. omhad...) af aan Rotterdam.

Toen na jaren bleek dat de Merchant Adventurers zich niet aan de afspraak hadden gehouden, probeerde Rotterdam de Kroonjuwelen te verkopen en dat werd een groot fiasco, er was nauwelijks belangstelling voor....

Uiteindelijk lukte het Rotterdam wel om als genoegdoening beslag op een huis aan de Poten in Den Haag te leggen, wat in eigendom van de stad Rotterdam bleef tot in de Bataafse tijd. Later werd er het Ministerie van Oorlog c.q. Defensie ingevestigd, in het Rotterdamse Huis in Den Haag......


Alle verhalen die Aad erover heeft gelezen, zijn allemaal terug te voeren op dit (wat lange) maar desondanks schitterende verhaal geschreven in de jaren 1940 - 1942, natuurlijk door Hazewinkel, de door Aad zeer bewonderde stadsarchivaris van Rotterdam (LINK), let dus niet op de sch en de dubbele oo etc etc :

Engeland was na Frankrijk het land, waarmee Rotterdam de meeste betrekkingen onderhield. De stad verscheepte, vooral naar Londen en Yarmouth, de gewone Hollandsche producten, Fransche wijnen en Noorsch hout en betrok er voedingsmiddelen als bokking, sprot, mout en boter, benevens uit Virginia aangevoerde tabak, die voor rekening van te Rotterdam gevestigde Engelsche tabakskoopers werd aangevoerd. Noord-Engeland en Wales produceerden de delfstoffen, steenkolen, lood- en pijpaarde, die de Rotterdamsche industrie verwerkte.

Het handelsverkeer met Engeland onderscheidde zich hierin van de koopvaardij op Frankrijk en andere landen, dat niet alleen Rotterdamsche, maar ook te Rotterdam gevestigde Engelsche kooplieden er aan deelnamen, niet uitsluitend met te Rotterdam thuishoorende, maar ook met eigen schepen.

Het jaar 1635 vormde een mijlpaal in de Rotterdamsche relaties met Engeland, doordat toen de Sociëteit of Fellowship van de Merchant Adventurers haar Court naar deze stad overbracht. Deze Fellowship was een overoud koopmansgilde, waarvan de leden het uitsluitend recht tot den uitvoer van Engelsche wollen manufacturen bezaten. Bij het uitbreken van den tachtigjarigen oorlog was Antwerpen de stapelplaats, waar die goederen aangevoerd en ter markt gebracht werden: sedertdien was er te Middelburg een factorij, die in 1598 tot hoofdzetel der Merchants werd uitgebreid, in 1621 werd deze naar Delft verplaatst.

De definitieve vestiging van de Sociëteit binnen het gebied van de Geünieerde Provinciën was voor de landsregeering aanleiding, haar rechtspositie te regelen. In 1598 stonden de Staten-Generaal den Merchant Adventurers toe om vrijelijk handel te drijven in de Vereenigde Nederlanden en bij opvolgende besluiten verleenden zij bovendien vrijstelling van de betaling der inkomende rechten op lakenen, karsayen en baaien.
Een plakkaat van 2 Maart 1599 schreef voor, dat voortaan alle Engelsche wollen manufacturen moesten worden geïmporteerd in de stad, waar de Fellowship haar residentie hield. Dit voorschrift gold zoowel voor de leden van de Sociëteit als voor alle andere kooplieden, van welke nationaliteit zij ook mochten zijn, die Engelsche lakenen wilden invoeren.

Zoolang die invoer beperkt bleef tot onafgewerkte en ongeverfde wollen manufacturen, vonden de Staten-Generaal geen termen daartegen op te treden, maar toen de Engelsche textielnijverheid zich ook op de apprêtuur en het verven van de lakenen begon toe te leggen, troffen zij aanstonds maatregelen van tegenweer.
Bescherming van de inheemsche industrie was de bedoeling van het plakkaat van 16 October 1614, dat den invoer van afgewerkte en geverfde Engelsche lakenen voortaan verbood, doch alleen een uitzondering maakte voor lakenen van "gemengelde couleur", d.w.z. lakenen, geweven uit in de wol geverfde draden van verschillende kleur.

De verplaatsing van de Court naar Delft in het jaar 1621 ging gepaard met moeilijkheden van de zijde van eenige belanghebbende Hollandsche steden, die zich niet konden neerleggen bij de gunstige voorwaarden, waarop Delft zich tegenover de Sociëteit verbonden had, daar deze een bedreiging vormden voor de eigen textielindustrie.
De Staten van Holland hielden rekening met de wenschen van deze oppositie door een reglement op de Court uit te vaardigen, dat den Merchants Adventurers verbood, hier te lande voor eigen rekening hun ingevoerde lakenen te doen bereiden, verven en verhandelen, zoodat hun slechts de import en handel van onbereide en ongeverfde lakenen voorbehouden bleef en dit alleen onder het uitdrukkelijk verbod van detailhandel.

De keuze van Delft als zetel van de Fellowship bleek den Merchants als spoedig minder gelukkig: de stad bood hun onvoldoende gelegenheid tot het inkoopen van waren voor den retourhandel, zoodat zij genoodzaakt waren, daartoe in andere steden ter markt te gaan; daarbij kwam, dat de binnenvallende schepen in Delfshaven moesten lossen en de handel tijdelijk stil lag tengevolge van het geschil van de Courtkoopheden met de Engelsche regeering over de heffing van het tonne- en pondgeld
Dit alles werkte een openlijk optreden in de hand van met bij de Sociëteit aangesloten Engelsche kooplieden, z g interlopers, die in strijd met het wettelijk vastgelegde monopolistische karakter der Fellowship, op eigen gezag Courtwaren in de Republiek gingen invoeren

Toen het in 1634 bekend werd, dat de Merchants besloten hadden Delft te verlaten, zat de Rotterdamsche regeering op het vinkentouw, de vestiging van de Court te Rotterdam zou de economische positie van de stad in hooge mate versterken, tal van welgestelde kooplieden zouden zich hier vestigen en er waren voor hun retourvrachten inkoopen, industrieën als lakenbereiding en lakenververij, die al met zonder beteekenis voor het Rotterdamsche bedrijfsleven waren, zouden een periode van groeten bloei tegemoet gaan, de inheemsche draperie had in het derde decennium van de 17e eeuw al zoo weinig meer te beduiden, dat het verwaarloozen van haar belangen ruimschoots zou opwegen tegen de opleving van de algemeene welvaart, die van de vestiging der Court binnen deze stad verwacht mocht worden.

In 1634 benoemde de Vroedschap een commissie om in deze zaak te besoigueeren. Een dergelijke voortvarendheid was trouwens te verwachten van een stadsbestuur, dat voor de helft uit kooplieden bestond en een man als den lakenhandelaar Gerard van Berckel onder zijn leden telde, wiens omzet zoo groot was, dat hij bij lange na niet kon volstaan met de producten van de stedelijke weverij, maar voornamelijk op de Leidsche draperie en de door de Merchants geïmporteerde stoffen was aangewezen en die bovendien in persoonlijke relatie stond met de kringen van zijn Engelsche handelsvrienden, door het huwelijk van zijn dochter met den Merchant Adventurer John Quarles.

Kort daarop kon de commissie reeds wijzen op het bereiken van een belangrijk resultaat. De Engelsche koning was vatbaar gebleken voor toenadering tot de Court en had besloten, de interlopers in de Sociëteit te doen opnemen en tevens goedgevonden, dat Merchants en interlopers zich gezamenlijk binnen Rotterdam zouden vestigen.
Voor het voeren van de verdere onderhandelingen werd de commissie aanmerkelijk uitgebreid, zoodat ze een aantal van de meest vooraanstaande Rotterdamsche figuren tot het bereiken van het begeerde doel vereenigde.

Aldus samengesteld mocht de commissie er in slagen, den koning tot de uitvoering van zijn toezeggingen te bewegen, zij het dan ook tegen verstrekkende concessies van financieelen aard. Nog in hetzelfde jaar (1634) vaardigde Karel I een proclamatie uit, die het monopolie van de Sociëteit omschreef (met een uitbreiding ook tot afgewerkte lakenen) en op de naleving daarvan sanctie stelde.
De verdere onderhandelingen tusschen Rotterdam en de Court leidden tot het opstellen van een concordaat in overeenstemming met de voorschriften van de koninklijke proclamatie, dat in 57 artikelen de voorwaarden inhield, waarop de Sociëteit voor den duur van vijftien jaar haar zetel te Rotterdam zou vestigen en waarvan de onderteekening op 5 Februari 1635 plaats had.

Verbond dit concordaat er den Merchants toe, de Engelsche regeeringsvoorschriften na te leven, hun retourwaren zooveel mogelijk in deze stad te koopen en die in de Rotterdamsche haven te verschepen, aan de Rotterdamsche regeering legde het de verplichting op, ervoor te zorgen, dat aan de uitvoering van het plakkaat der Staten-Generaal, dat de interlopers naar de stapelplaats verwees, zooveel mogelijk de hand werd gehouden of althans te beletten, dat de interlopers binnen het rechtsgebied van de stad Courtwaren invoerden.

oudehoofdpoort1660

1660

De Oude Hoofdpoort of St. Laurenspoort

LINK

havenzicht1823

1823

Gezicht vanuit de Maas op de ingang van de Oude Haven

rechts de Ooster Oude Hoofdpoort

links de Wester Oude Hoofdpoort

LINK

havenzicht1853

1853

Gezicht vanuit de Maas op de ingang van de Oude Haven

rechts de Ooster Oude Hoofdpoort

LINK

Rechtsachter de Oude Hoofdpoort stond de waltoren met de naam Blauwe Toren :

blauwetoren1700

1700

De Groote Stadskraan en de Blauwe Toren, een oude waltoren en gevangenis
van 1635 tot 1700 was in de Blauwe Toren de Wisselbank gevestigd

links de Kleine Draaibrug naar de Kleine Draaisteeg en dat alles vanaf de Kolk

later werd hier Plan C gebouwd

LINK

bankvanlening1752

1752

De Bank van Lening van Rotterdam

Aan de Slijkvaart, de latere Lange Torenstraat

LINK

Maar we gaan weer verder met ons Merchant Adventurers verhaal:

slijkvaartkleur

slijkvaart1825

slijkstraatrobvanleeuwen

De Slikvaart / Slijkvaart

de naam zegt het al, het heeft er nooit erg lekker geroken

de onderste prent (schilderij) ontvingen we van Rob van Leeuwen
het betreft een kopie naar een schilderij van Cornelis Springer

De Slikvaart / Slijkvaart was oorspronkelijk een van de uitlopers van de Rotte (LINK), zoo mooi te zien op deze kaart:

kloosterkaart

Ten aanzien van de wenschen der Merchants op het stuk van huisvesting, vrije godsdienstoefening, eigen rechtsbedeeling en anderszins toonde het stadsbestuur zich zoo tegemoetkomend mogelijk:

bulgersteyn1300

slotbulgersteinrec

Twee spekulaties van Slot Bulgersteyn

bulgerstplattegr

De kaart van Bulgersteyn getekend door Jan Jansz. Potter

1571

LINK

het voormalige Hof van Bulgersteyn zou worden ingericht tot een verblijf voor het Courtbestuur en een lakenhal voor den verkoop; er zou een Wisselbank komen naar het voorbeeld van de reeds bestaande te Amsterdam om de financieele operaties der Adventurers te vergemakkelijken;

blaakbeurs1696

1696

De beurs van Rotterdam aan de Blaak

Rechts van de bomen het huis van Paulus Boekenes & Zoon.
Daar stond een blikken bus waarin je je inschrijvingsformulier kon deponeren voor deelname aan de Windhandel

LINK

Voor ons verhaal over de geschiedenis van de Beurs van Rotterdam, klik je even HIER

de Beurs zou van het Haringvliet naar de Vischmarkt, aan het oosteinde van de Blaak, worden overgebracht met het oog op de meer centrale ligging en de oude St. Pieterskapel op het westeinde van de Hoogstraat zou den Merchants tot kerkgebouw dienen om er de godsdienstoefeningen volgens hun ritus te houden. (LINK)

Alsof dit alles nog niet genoeg was, verkregen de Engelschen nog verschillende faculteiten als vrijdom van inkomend octrooi op de uit Engeland aangevoerde bieren, vrijdom van accijns op de voor consumptie bestemde bieren en wijnen, vrijdom van burgerwacht en inkwartiering en eigen rechtspraak in civiele zaken. Het heele concordaat was een onderonsje tusschen Rotterdam en de Fellowship en zooals in 1621 de overeenkomst met Delft op verzet van de andere Hollandsche steden gestuit was, zoo vormde zich ook nu een oppositie tegen het nieuwe contract, onder leiding van Amsterdam.

De voornaamste bezwaren golden het aan Rotterdam toegekende monopolie, het aan banden leggen van de vrije werkzaamheid der interlopers en den invoer van fijne afgewerkte, z.g. Spaansche lakens.
In de Statenvergadering bleek Rotterdam niet opgewassen tegen de kracht van deze argumenten, zoodat de stad het moest aanzien, dat het concordaat op radicale wijze besnoeid werd.
24 Mei 1635 werd het in gewijzigden vorm vastgesteld: de bepalingen betreffende het monopolie waren geschrapt, evenals de belofte van Rotterdam om te trachten het plakkaat van de Staten-Generaal tegen de interlopers weer te doen naleven en zijn verplichtingen om binnen zijn jurisdictie de in Courtwaren handelende interlopers te weren.

De Merchants Adventurers van hun kant waren niet meer gehouden, het nieuwe Engelsche plakkaat tegen de interlopers van December 1634 zooveel mogelijk te doen handhaven en te Rotterdam hun retourwaren in te koopen. Onder "Courtwaren", waarvoor in het concordaat vrijdom van inkomend octrooi was gestipuleerd, wenschten de Staten alleen witte, onbereide lakenen te verstaan en de bedongen vrijstelling van accijns op bier en wijn werd aanmerkelijk beperkt.

Het is volkomen begrijpelijk, dat Rotterdam, al werd in de praktijk met het invoerverbod van afgewerkte manufacturen nogal de hand gelicht, zoodat de Staten-Generaal het in 1643 en 1650 moesten vernieuwen, zich onder deze omstandigheden niet gehouden achtte den koning van Engeland het hem toegezegde bedrag uit te betalen, toen deze het door zijn groot-thesaurier liet opvorderen.

Een voorloopige schikking werd in 1638 getroffen; het stadsbestuur besloot toen, de helft van de som aan den koning uit te keeren onder beding, dat het plakkaat op de interlopers strenger zou worden gehandhaafd.
Ondanks een hernieuwde uitvaardiging van de koninklijke proclamatie in 1639 kwam hier echter weinig van terecht: de elders woonachtige interlopers traden niet tot de Court toe, bleven de stapelplaats mijden en met hun handel voortgaan.
Daarom weigerde Rotterdam de betaling van den tweeden termijn, die moest plaats hebben één jaar nadat Merchants en interlopers effectievelijk tot één corpus zouden zijn vereenigd.

Nog in 1642 werd Rotterdam om dezen tweeden termijn gemaand door de Engelsche koningin, die toen in Holland vertoefde om hier hulp te krijgen voor haar gemaal in diens strijd tegen het Parlement.

viergeneratiesoranje

Een beroemd schilderij van Willem van Honthorst

v.l.n.r.

Willem I (de Zwijger) (1533 - 1584)
Maurits (1567 - 1625)
Willem II (1626 - 1650)
Frederik Hendrik (1584 - 1647)
Willem III (1650 - 1702)

huwelijkmarywillem2

Het beroemde huwelijksportret van Anton van Dyck

Mary Stuart (9) treedt in het huwelijk met Willem II (14)

een politiek huwelijk natuurlijk,
waardoor de Republiek vanaf nu verzekerd zou zijn van Engelse steun......

Negen jaar later bezweek enige dagen voor de bevalling van hun eerste kind, Willem III, haar Willem II, inmiddels stadhouder geworden, aan de pokken. Willem II was de stadhouder die het niet eens was met de Vrede van Münster en ook Amsterdam trachtte in te nemen.

statengeneraal1651

1651

De opening van de Staten-Generaal voor het eerst zonder vorst c.q. stadhouder

uniek in de wereld van toen

In Mei brachten de vorstin en haar dochter, de jeugdige gemalin van Prins Willem, met hun gastheer, den Prins van Oranje en een talrijk gevolg, een officieel bezoek aan deze stad. De schutterij, in volle wapenrusting aan weerszijden van de Schie tot aan de Hooge Heul toe opgesteld, vormde de eerewacht en vuurde een drievoudig salvo af, toen het hooge gezelschap, begeleid door het recipieerende stadsbestuur, door de Delftschepoort de stad binnentrok.

delfschepoort1670

1670

De Delftse Poort met links de Hofpoort

LINK

De stoet reed regelrecht door naar de Boompjes, waar bij zijn aankomst vijftig stukken geschut vuur gaven, wat beantwoord werd door de op stroom liggende oorlogschepen.

staddoelecoolvest1694

1694

De St. Joris Doele aan de Coolvest

LINK

Daarna vereenigde het gezelschap zich aan het middagmaal in de St. Jorisdoelen, aangeboden door de stedelijke regeering, zoodat de gasten *s avonds met goed contentement vertrokken. Vermoedelijk zal de koningin bij die gelegenheid burgemeesteren wel gepolst hebben over de betaling van het resteerende bedrag. Dat zij hiermee succes heeft gehad is echter niet gebleken; waarschijnlijk heeft deze kwestie zich opgelost in de groote transactie, waarbij zij dfl 400.000,= van de stad opnam tegen onderpand van de Engelsche kroonjuweelenDe coninginne dede aen een ende ander haer juwelen toonen, die begroet werden op eenige millioenen, soeckende deselve te engageren ende een notable somme van penningen daerop te negotieren tot subsidie van den koningh. Hoewel die van 't Parlement deden waerschouwen, dattet juweelen waren van de croone ende noch bij haer noch bij den coning niet konden worden verpant, echter hebben die van de banck van leeningh tot Rotterdam omtrent een half millioen op deselve gedaen, die, namaels verkocht, bevonden wierden veel min waert te sijn, sodat daerop merckelijck is verlooren ende des Prinsen tresorier voor zijn particulier noch daerenboven borge blijvende, wiert daerover seer geïncommodeert.

De drie contracten, waarbij de thesaurier Van Volbergen eenerzijds en de Rotterdamsche burgemeesters Van Couwenhoven en Van Berckel benevens commissarissen van de Leenbank anderzijds deze verpanding regelden, zijn bewaard gebleven.
De thesaurier, een zeer vermogend man, trad in deze zaak voor zichzelf op en niet als lasthebber der koningin. Het onderpand, waarvan de waarde was getaxeerd op dfl 813.950,= mocht eerst na verloop van zes jaren worden geëxecuteerd, mits de interessen geregeld door den thesaurier werden betaald.

De koningin was, toen zij in Februari 1643 de terugreis aanvaardde, naar wensch in haar zending geslaagd. Behalve de dfl 400.000,= die de stad Rotterdam haar voor de kroonjuweelen had gegeven, was het haar gelukt, belangrijke bedragen van den prins en de Staten-Generaal los te krijgen.
Toch kon deze financieele hulp niet verhoeden, dat Karel I in zijn strijd tegen de Parlementspartij nederlaag op nederlaag leed.

Toen dat in Rotterdam bekend werd, besloot de Vroedschap in 1644 haar medeleden Sonnemans en Du Bois op te dragen, den thesaurier aan te spreken over de betaling der rente. Al kostte het dezen groote moeite, daarvoor van het Engelsche Hof geld los te krijgen, het gelukte hem ten slotte de over de eerstvolgende jaren verschuldigde interessen bij elkaar te brengen, maar in Januari 1647 bleef hij in gebreke, sijnde Haere Majesteyt verhindert geweest door haere opgecomene ongelegentheydt totte betalinge vandien mede soodanige prompte ordre te stellen als wel de conditiën sijn vereysschende.

In December van dat jaar gaf hij het stadsbestuur te kennen, binnen korten tijd voor de rentebetaling zorg te zullen dragen, bij gebreke waarvan de stad verhaal mocht zoeken op zijn persoon en vermogen en op de verpande juweelen. Prins Willem kwam op het eind van het jaar evenwel tusschenbeide door de stad te verzoeken met de voornoemde procedueren soo jegens de voorn. Volbergen als mette vercoopinge der juweelen noch te willen supercederen voor den tijdt van dry off vier maanden, in verband met de debvoiren, die het Engelsche hof alsnog tot de aflossing in het werk gesteld had. Nog anderhalf jaar had de Vroedschap geduld. Toen de zaak in 1649 opnieuw ter sprake gebracht werd, bleek, dat alle aanmaningen der commissarissen van de Leenbank tevergeefs geweest waren.

Daar nu de zesjarige leeningstermijn afgeloopen was en alle onderhandelingen mislukt waren, besloot men eindelijk tot den verkoop van het kostbare onderpand over te gaan. Om in breede kringen belangstelling te wekken voor deze buitengewone auctie werden prospectussen rondgestuurd alomme in Vrankrijk, Duytsland, Venetiën ende Italiën. Maar voor de verkooping, die in het begin van Februari 1650 plaats vond, bestond in het buitenland weinig animo.
De Hollanders weerden zich beter, vooral Amsterdamsche en Haagsche juweliers en enkele Rotterdamsche kooplieden, o.a. vroedschap Andries Soury, die voor een groot bedrag aan robijnen en diamanten kocht.

Toch beantwoordde de totale opbrengst bij lange na niet aan de gestelde verwachtingen, er werd slechts voor dfl 141.750,= verkocht aan juweelen, die indertijd bij de beleening op meer dan het dubbele van die som getaxeerd waren en eenige van de kostbaarste stukken bleven onverkocht.

Voor de stad beteekende deze afloop niet minder dan een ramp, het bedrag der onbetaalde renten was inmiddels tot biina dfl 100.000,= opgeloopen, zoodat de schuld tot dfl 496.000,= gestegen was, waarvan na de verkooping nog dfl 354.850,= bleef staan.
Aangezien tot dekking van dit tekort alleen de nog onverkochte juweelen beschikbaar waren, die slechts geleidelijk, wanneer zich een goede gelegenheid voordeed, te gelde konden worden gemaakt, besloot de Vroedschap, om de stad soo nae doenlijk buyten schaade te houden, met Van Volbergen te onderhandelen over de overname van zijn huis in de Poten.

Ten gevolge van allerlei moeilijkheden met Van Volbergen's erfgenamen, die weigerden de stedelijke vordering te erkennen en haar tegen de koopsom te compenseeren en met den prins van Oranje, die ook een vordering op den boedel had, kon de definitieve eigendomsoverdracht van het vorstelijk ingerichte huis eerst in 1675 plaats hebben. Inmiddels was het echter reeds bestemd tot logement van Rotterdam's afgevaardigden ter Statenvergadering. Als zoodanig bleef het dienst doen tot 1806, in welk jaar het aan het Rijk werd overgedragen (later is het Ministerie van Oorlog er in gevestigd)
Zoo was het bezit van het patriciërshuis in de Poten voor Rotterdam een indirect gevolg van den strijd tusschen koning en Parlement in Engeland.



Ook rechtstreeks lieten de gevolgen van dezen burgeroorlog zich in de stad voelen. De Fellowship moest partij kiezen en sloot zich al spoedig bij de aanhangers van Cromwell aan, al had dit kleur bekennen met de instemming van alle hier gevestigde Merchants. De bovengenoemde John Quarles b.v. zond in de jaren 1641-1644 herhaaldelijk oorlogsbehoeften naar Engeland en Ierland ten behoeve van den koning, wat de Admiraliteit op de Maze oogluikend toeliet.

admiraliteitshuismaze

Admiraliteitshof of Zeekantoor van de Admiraliteit van de Maeze

Haringvliet, hoek Spaanse Kade
gebouwd in 1644 op de plaats van het Prinsenhof

rechts de brug over het Haringvliet en de Ooster Oude Hoofdpoort (link)

Citaat uit ons Schotland epos : Handel en scheepvaart ondervonden van de Engelsche partijschappen vooral na het uitbreken van den tweeden burgeroorlog in 1648 geduchten hinder. Herhaaldelijk werden van Rotterdam uitgezeilde koopvaarders door gewapende Engelsche schepen van beide partijen aangehouden en naar haar havens opgebracht en desbetreffende klachten van reeders en bevrachters waren aan de orde van den dag. Het bestuur van de Merchant Adventurers te Londen zal wel niet al te zeer overdreven hebben, toen het in het jaar 1650 in een brief aan het Rotterdamsche stadsbestuur zinspeelde op den koophandel, die overal verslapt ende verdorven wert.
Aan de zijde van den koning waren het vooral lersche ten vrijbuit varende commissievaarders, die het de koopvaardij lastig maakten, zelfs nadat Ierland door Cromwell was onderworpen, bleven de koningsgezinden zich handhaven op de ten zuiden daarvan gelegen eilandengroep van de Sorlings, die zij als basis voor hun zeerooverijen gebruikten. Zij stonden in relatie met enkele Rotterdamsche kooplieden, vroedschap Mr Cornelis Hartichsvelt en zijn zwager Allard van Driel, die de geroofde goederen voor lagen prijs opkochten en met hun schepen naar Rotterdam lieten brengen.

Zoodra de Republikeinsche Regeering vast in den zadel zat, ging ze over tot het nemen van een aantal handelspolitieke maatregelen, die de Hollandsche vrachtvaart nog meer bemoeilijkten. Nog in den herfst van 1649 vaardigde het Parlement een besluit uit, waarbij o a. de invoer van Fransche wijnen, die in groote hoeveelheden via Rotterdam naar Engeland plachten verscheept te worden, verboden werd. In 1650 nam de Regeering een maatregel, die bestemd was de Hollandsche koopvaardij op de Engelsche koloniën in West-Indie en op Virginia te treffen, door te bepalen, dat de vaart op die landen voor vreemde schepen alleen vrijstond krachtens vergunning van het Parlement

De uitwerking van deze drastische verordeningen werd eemgszins getemperd door de omstandigheid, dat de handel op Engeland voornamelijk in handen was van hier gevestigde Engelsche kooplieden, zoowel van Merchant Adventurers als van kooplieden-winkeliers, die buiten de Fellowship stonden en dat deze zich voornamelijk van Engelsche schepen bedienden. De Merchants waren volgens de statuten hunner Sociëteit zelfs verplicht voor het transport van Courtwaren gebruik te maken van speciaal daartoe aangewezen schepen, terwijl voor de retourwaren soortgelijke bepalingen golden, alleen voor een lading van minstens 100 pond sterling en voor het vervoer van ammunitie, victualien, scheepsmatenaal e.d. stond het vrij zelf schepen te bevrachten; deze voorschriften werden echter nogal eens ontdoken.

Na een ruim twintigjarig verblijf brachten de Merchants Adventurers in 1656 den zetel van hun Court naar Dordrecht over. Maar als blijvende herinnering aan hun vestiging behield Rotterdam zijn Wisselbank. Bij de oprichting van deze stedelijke bank had de tweeledige bedoeling van waardevastheid van de munt en van ruimte van geldmiddelen voorgezeten, opdat, zooals het toen uitgedruktwerd, een vaste ende sekere evaluatie van de goude ende silvere munte ende speciën mach werden ge-stabilieert ende dat eene genoechsame quantiteyt van gelt voor de occasie van de societeyt in onse stadt mach werden becomen

Behalve met geldwisselen was de bank ook belast met de bemiddeling in het interlocale en internationale wisselverkeer. Dit wisselbedrijf had echter geen monopolistisch karakter. De Merchant Adventurers hadden slechts de verplichting, hun wisselbrieven op Londen binnen Rotterdam te tracteren ende sluyten, doch zij konden hierbij van den vrijen handel gebruik maken, wanneer dit hun voordeeliger uitkwam
Daarnaast droeg de bank het karakter van een deposito-instelling, zoodat ieder er zijn geld, mits van goede kwaliteit, kon doen bewaren tegen een bepaalde vergoeding; zij werkte met dit bankgeld als een soort locaal girokantoor. Kooplieden, die aldus een rekening-courant geopend hadden, konden hun onderlinge betalingen door middel van overschrijving bewerkstelligen.
De ambtenaren hadden er streng op toe te zien, dat slechts ongeschonden gouden en zilveren standaardmunten van goed gehalte aangenomen werden. In tegenstelling met de Amsterdamsche zusterinstelling werden ook schellingen toegelaten tot een bedrag van 10% van den geheelen inbreng: daarom was het bankgeld steeds iets lager in koers dan het Amsterdamsche.
Door minder nauwkeurig dan de Amsterdamsche Wisselbank toe te zien op de kwaliteit van de muntsoorten en pasmunt tot grootere bedragen aan te nemen en op deze wijze te trachten clandisie te lokken, ondermijnde de Rotterdamsche evenwel haar eigen aanzien zoozeer, dat zelfs Rotterdammers op den duur aan de solide Amsterdamsche instelling de voorkeur gaven en hun eigen wisselbank met de meer bescheiden rol van filiale der Amsterdamsche genoegen moest nemen.





Terug naar Aad's homepage, met links naar al zijn verhalen





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

24 Januari 2009