(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Onderweg van het Binnenhof richting Station C.S. passeer je op de hoek van het Plein en de Lange Poten een gebouw, nu in eigendom van het Ministerie van Defensie, met op de dakgevel het Wapen van Rotterdam. Aad moet daar altijd natuurlijk even langs en dan bij het omhoog kijken, altijd weer denken aan zijn geboortestad Rotterdam!
Hoek Plein Lange Poten
Onderdeel Ministerie van Defensie
Architect: Adriaan de Moens
Bouwjaar: 1739-1746
Rotterdam bezat in de eerste helft van de 17e eeuw een paar kamers
in een huis aan de Oostzijde van het Spui.
In 1650 verhuisden de afgevaardigden van Rotterdam naar het Plein.
In 1728 werden enkele huizen naast het Logement der Stad Rotterdam gekocht.
Tussen 1739 en 1746 werd een nieuw Logement der Stad Rotterdam gebouwd.
Op het dak van het nu ex Logement der Stad Rotterdam is het wapen van Rotterdam nog steeds zichtbaar
Tot de Franse tijd was dit dus het gebouw waar de vertegenwoordigers van de vroedschap Rotterdam logeerden. Het is de geschiedenis ingegaan als het
Logement der Stad Rotterdam
Het huis Rotterdam
Het Rotterdamse Huis.
Vanzelfsprekend heeft het Logement der Stad Rotterdam / Het huis Rotterdam / Het Rotterdamse Huis ook weer een zeer bijzondere geschiedenis en daar gaat dit verhaal over.
Zoals de naam al een beetje aangeeft, in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waren alle gewesten min of meer soevereine Staten. In ieder gewest was het hoogste orgaan bijv. de Staten van Holland.
Wie hadden zitting in deze Staten, o.m. afgevaardigden van de eveneens nagenoeg soevereine steden zoals Rotterdam. De leiding van de afvaardiging die, zoals dat toen werd genoemd, ter dagvaart ging, stond meestal onder leiding van de Stadspensionaris, we zouden nu min of meer kunnen zeggen, de Gemeente Secretaris, al had een Stadspensionaris destijds veel meer bevoegdheden en taken.
Citaat uit dit verhaal waar we al een aantal portretten van Stadspensionarissen van Rotterdam hebben verzameld. Alle Pensionarissen van Rotterdam hebben dus meerdere keren, soms langere tijd doorgebracht in dit Logement der Stad Rotterdam en daar moet Aad altijd aandenken als hij langs het ex-logement der Stad Rotterdam loopt:
De Wapens van enkele pensionarissen van Rotterdam:
Van links naar rechts:
1. J. en E. van Oldenbarnevelt (kruis op rood veld) en S. Beyer (kruis op blauw veld).
2. H. en P. de Groot.
3. S. van Beaumont.
4. G. R. van Niedeck.
5. J. Kievit.
6. B. Schepers.
7. I. van Hoornbeeck (zwarte hoorns) en L. van Neck (rode hoorns).
8. C. de Jonge van Ellemeet.
9. C. Boey.
10. A. van Ruster.
11. N. Montauban.
12. G. Meerman.
13.Th. Hoog.
14. H. Nederburgh.
15. G. K. van Hogendorp.
Oldenbarnevelt in de muur van het Stadhuis van Rotterdam
LINK
verschenen na 13 Mei 1619, de onthoofding van Oldenbarnevelt en andere hoofdpersonen
v.l.n.r.
Oldenbarnevelt, Ridder, Heer van Berkel en Rodenrys
Johannes Uyt den Boogaart, gewezen Predikant van Zn. Excel. (Maurits)
Hugo Grotius, Pensionaris der Stat Rotterdam
Rombout van Hoogerbeets, Raedsheer en Pensionaris der Stat Leyden
Gillis van Ledenberg, Secretaris der Heeren Staten van Utrecht
Adolf van Wael, Heer van Moersbergen
Elias van Oldenbarnevelt
broer van Johan
Hugo de Groot
LINK
Pieter de Groot
de zoon van Hugo de Groot
speelde zijn rol in de periode rondom het rampjaar 1672
LINK
Johan Kievit
ook Johan Kievit speelde zijn rol in de periode rondom het rampjaar 1672
LINK
Bastian Schepers
1626
Mr. Isaac van Hoornbeeck
Van 1692 - 1720 Stadspensionaris van Rotterdam
erna Raadpensionaris van Holland
speelt een rol on ons Gilden van Rotterdam verhaal
LINK
Gerard Meerman
Thomas Hoog
Gijsbert Karel van Hogendorp
over hem hebben we zelfs een heel groot eigen verhaal:
LINK
Voordat we ingaan op de geschiedenis van het Logement der Stad Rotterdam, eerst wat achtergrond informatie over bijv. de geschiedenis van het Binnenhof en de organisatie van de staatsorganen in de Republiek:
Citaat uit dit verhaal:
1256
Graaf Willem II zakt door het ijs bij Hoogwoud
en wordt vervolgens vermoord door de aansnellende West-Friezen
zoon Floris V ontdekte pas jaren later waar vader Willem II was begraven
De twee bekendste graven uit het Hollandse Huis zijn de reeds genoemde Willem II en diens zoon, Floris V. Graaf Willem II was in 1247 tot Duits koning gekozen. Duitsland was in die tijd een kiesrijk, waar dus de aanzienlijke leenmannen telkens weer een Koning (Rooms-Koning genoemd) kozen. Keizer was zo'n gekozene dan nog niet. Om deze titel te verkrijgen moest hij, volgens het gebruik van die tijd, naar Rome reizen om daar door de Paus tot Keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie gekroond te worden.
Zover is het echter met onze Graaf Willem II nooit gekomen.
In Duitsland zelf had Willem II met veel tegenstanders te strijden. Een jaar na zijn benoeming wist hij de stad Aken te veroveren, waar hij tot Rooms-Koning werd gekroond. Tussen 1249 en 1251 heeft Rooms-Koning Willem II tenminste 13 steden en burghten in "Duitsland" belegerd, bij 5 lukte het om die te veroveren.
Omstreeks 1250 keerde de jonge Rooms-Koning Willem II tijdelijk in Holland terug.
Tot Rooms-Koning verheven, wilde Willem II dus in de mooie duinstreken van zijn graafschap een paleis bouwen. Zodoende werd de jonge Rooms-Koning feitelijk de stichter van 's-Gravenhage. Met als achterliggend idee dat Rooms-Koning Willem II z.s.m. door de Paus in Rome tot Keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie gekroond zou worden en dus thuis zijn vele toekomstige gasten op stand moest kunnen ontvangen, zoals vast weergegeven op onderstaand schilderij:
Rooms-Koning, Graaf van Holland, Willem II
Dit schilderij is gemaakt in 1654,
alleen van belangrijke Hollandse Graven werden toen dit soort fantasie schilderijen gemaakt
Het voormalige slot van de Graaf van Holland uit de 12e eeuw
oftewel het huidige Stadhuis van Haarlem
De Ridderzaal gebouwd door Floris V
links de Hofkapel
Achter de Ridderzaal het kasteel van Die Haghe, gebouwd door Willem II
Graaf Willem II heeft zijn paleis echter niet voltooid gezien. Lang voor het gereed was, kwam hij dus in West-Friesland om het leven. Toen was van het paleis nog niet veel meer gereed dan het gedeelte, dat achter de Ridderzaal op het Binnenhof staat. Die Ridderzaal zelf is later door zoon Floris V gebouwd.
Vanzelfsprekend werd iemand anders dan Willem II binnen het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie gekroond tot Rooms-Koning. Maar aan het feit dat Willem II bijna Keizer was geworden van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie danken wij nog in het Wilhelmus de zin Van Keizerlijke Stam.
Het terrein van het Binnenhof werd in 1229 door graaf Floris IV van Holland aangekocht. Oorspronkelijk was het Binnenhof alleen een ommuurde hof met in het midden de grafelijke woning. In de loop der eeuwen is het plein echter aan alle zijden bebouwd met officiële gebouwen. Het Binnenhof was omringd door grachten en aan de noordkant door de Hofvijver.
Tegenwoordig is alleen de Hofvijver er nog en een klein stukje gracht naast het Torentje. De oudste zaal is de Rolzaal (ca. 1250).
Aan de oostzijde hiervan bevindt zich een vierkante uitbouw die op Aelbrecht van Beieren teruggaat; het voornaamste vertrek hierin wordt de Lairessezaal genoemd, naar Gerard de Lairesse, die het in 1688 van wandschilderingen heeft voorzien.
Graaf Aelbrecht van Beieren
Aelbrecht, die eerst Hoeksgezind was, probeerde zich weldra zoveel mogelijk boven de partijen te stellen. Later werd hij evenwel Kabeljauwsgezind. De Hoeksen gaven hiervan de schuld aan een Kabeljauwsgezinde jonkvrouw, Aleid van Poelgeest, die verblijf hield, aan het hof van Aelbrecht in Den Haag.
Albrecht hield er, zoals zoveel graven en andere edelmannen, een maitresse op na. Op 22 september 1392 liep deze vrouw, Aleid van Poelgeest, over het Buitenhof
Zij werd vergezeld door het hoofd van de hofhouding van Aelbrecht, Willem Cuser. In de buurt van de Haagse Plaats werden Aleid van Poelgeest en Willem Cuser vermoord door de Hoek Hughe die Blote (....). De krassen van de messteken zijn nog te zien op de Haagse Plaats, naast het beeld van Johan de Wit.
De wraak van Aelbrecht was verschrikkelijk. Diverse kastelen werden belegerd en vervolgens afgebroken. Stenen van kasteel Brederode werden gebruikt bij de uitbreidingen van het Grafelijk kasteel in Den Haag (muren en torens rond het Grafelijk hof, die in de 17e eeuw bijna allemaal weer verdwenen zijn).
De Hoeksen besloten de maitresse van Aelbrecht, want dat was Aleid van Poelgeest volgens iedereen nu, te doden. Toen Aleid van Poelgeest op een avond met een edelman op het Buitenhof wandelde, werd Aleid van Poelgeest door enige Hoekse edelen overvallen en gedood. Aleid van Poelgeest's begeleider, die Aleid van Poelgeest wilde beschermen, werd eveneens vermoord. Aelbrecht, woedend over deze daad, gaf het landvolk verlof, de kastelen der Hoekse edelen, die inmiddels de vlucht hadden genomen, te verwoesten. Zijn Hoeksgezinde zoon, graaf Willem van Oostervant, nam eveneens de wijk.
Willem Nicolaas Rose
1801-1877
Aan de westzijde van de Oude Zaal bevindt zich de Ridderzaal. Na de ingrijpende restauratie, door de Rotterdamse Stadsbouwmeester Willem Nicolas Rose, van 1898 tot 1905, worden de zalen hoofdzakelijk gebruikt voor officiële plechtigheden.
Citaat uit een van onze verhalen over de Rotterdamse Stadsbouwmeester Willem Nicolas Rose
In 1860, twee jaar nadat de toen beroemde J Rotterdamse architect Willem Nicolas Rose (1801-1877) tot het achtenswaardige ambt van landsbouwmeester was verheven, beging hij een fatale fout. Hij kreeg de roemvolle opdracht het regeringscentrum in Den Haag te vernieuwen. Naast grote nieuwbouwprojecten, onder meer voor het Departement van Koloniën en de Hoge Raad, stond ook renovatie van het Binnenhof op het programma. Dit laatste gebouw verkeerde in zo'n treurige staat dat Rose besloot de kap van de Grote Zaal (de huidige Ridderzaal) volledig te vervangen door een ultramoderne constructie van ranke gietijzeren kolommen en veel glas.
Dit ontwerp leverde nog voor het werd uitgevoerd een storm van kritiek op. Nationale grootheden als P. J. H. Cuypers, architect van het Rijksmuseum, en Victor Le Steurs, feitelijk oprichter van Monumentenzorg, sabelden het plan neer. Roses positie werd er niet beter op toen bleek dat de afgebroken kap, die hij als zeventiende-eeuws had gedateerd, vermoedelijk was gemaakt omstreeks 1250. De controverse bleef duren tot Roses schepping twaalf jaar na diens dood alsnog werd afgebroken en vervangen door een replica van de oude kap.
Van het gebouwencomplex dat het Binnenhof omsluit, vormt de zgn. Mauritstoren (eind 16de eeuw) de kern van het Stadhouderlijke Kwartier, waar zowel de stadhouders als de Staten van Holland verblijf hebben gehouden. De aan de zijde van het Buitenhof gelegen vleugel hiervan is thans in gebruik bij de Raad van State, die aan de Hofvijver bij de Eerste Kamer; de Eerste Kamer komt bijeen in de fraaie zaal met rijkbeschilderd gewelf die tijdens het eerste stadhouderloze tijdperk voor de Staten van Holland werd ingericht.
Onder Willem V is het Stadhouderlijke Kwartier aan de zuidoostzijde uitgebreid met een paleisachtige vleugel, die later de zetel van de Tweede Kamer werd. Deze zaal werd in 1790 ingewijd als balzaal bij zijn huwelijk met prinses Wilhelmina van Pruisen. Het enige vertrek in deze vleugel dat vrijwel in de oorspronkelijke staat verkeert, is de Prinsessekamer, het privévertrek van prinses Wilhelmina van Pruisen (thans ministerskamer).
Citaat uit dit verhaal:De overige gebouwen die het Binnenhof afsluiten, huisvesten afdelingen van verschillende ministeries. In het gebouw aan de vijverzijde bevinden zich de beide voormalige audiëntie- en vergaderzalen van de Staten-Generaal der Zeven Verenigde Nederlanden; de bekendste daarvan, tevens de fraaiste zaal van het Binnenhof, is de Trêveszaal (1697), genoemd naar de op die plaats gehouden besprekingen voor het Twaalfjarig Bestand (Fr. trêve = wapenstilstand). Tegenwoordig vinden hier de vergaderingen van de ministerraad plaats. In de zuidoostwand van het Binnenhof is opgenomen de 17de-eeuwse gevel van het vroegere keurhuis van de goud- en zilversmeden; nabij de Hofpoort is het perscentrum Nieuwspoort gevestigd.
1789
Wilhelmina van Pruisen
Vergelijk haar portret maar eens met het handschrift van haar echtgenoot Stadhouder Willem V:
Maar, eerlijk is eerlijk, zonder de in 1790 door Willem V gebouwde balzaal hadden we nooit de vorige 2e Kamer gehad. Inderdaad vergaderde de Tweede Kamer dus jarenlang in de balzaal van Willem V. De Eerste Kamer, opgericht op verzoek van de Belgen, vergaderde van 1815 tot 1849 in de Trèveszaal en verhuisde toen naar de voormalige vergaderzaal van de Staten van Holland.
Aan het Binnenhof was ook het Hof van Holland en Zeeland gevestigd, het hoogste rechtsorgaan in de Republiek en ook voor zittingen van het Hof van Holland en Zeeland moest natuurlijk soms een afvaardiging uit Rotterdam overkomen:
Het Hof van Holland en Zeeland werd in 1428 ingesteld als de opvolger en hervorming van de grafelijke raad, de curia. De belangrijkste instructies (wetten waarin de bevoegdheden en de organisatie van het Hof werden geregeld) zijn van 1462 en 1531.
Via deze instructies is Vlaams en Frans procesrecht in het Hollandse recht en in de Hollandse rechtstaal gekomen. Het Hof van Holland en Zeeland behandelde zaken betreffende de grafelijke goederen (domein) en rechten, ambten, handvesten, privileges en plaatselijke keuren, oude belastingen, munt en tol, geschillen van bestuur, in het bijzonder over waterschapsaangelegenheden, terwijl ook bezitskwesties direct voor het Hof van Holland en Zeeland konden worden gebracht.
Ook sprak het Hof van Holland en Zeeland recht in hoger beroep van de beslissingen van de stedelijke rechters of rechtscolleges op het platteland in burgerlijke zaken en soms in speciale gevallen ook in strafzaken.
De advocaat- en de procureur-generaal oefenden ook toezicht uit op het doen en laten van de lagere gerechten en hun functionarissen. Het Hof van Holland en Zeeland was sedert 1434 op het Binnenhof in Den Haag gevestigd.
Het Hof van Holland en Zeeland verving de stadhouder bij diens afwezigheid en speelde een rol bij de vernieuwing van de rechtspraak in de steden. In de tijd van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werden de bestuurlijke activiteiten van het Hof van Holland en Zeeland naar de achtergrond gedrongen en werd het steeds meer een zuiver gerechtshof.
In 1798 werd het Hof van Holland, Zeeland en Vriesland (= West-Friesland), zoals het officieel heette, vervangen door het Hof van Justitie over de voormalige gewesten Holland en Zeeland.
Een van de bekendste zaken die, achteraf tevergeefs, door het Hof van Holland en Zeeland werden behandeld, was de zaak tegen Cornelis de Witt die samen met zijn broer Johan de Witt, buiten de gevangenis van het Hof van Holland en Zeeland, werd gelynched.....door de schutterij van Den Haag, die eigenlijk de orde had moeten bewaken, in opdracht van het Hof van Holland en Zeeland...
Cornelis (achteraan) en Johan de Witt
LINK
Rond 1665 werd dit door de Engelse Ambassadeur over Johan de Witt verteld :
Zijn kleding was stemmig en eenvoudig, burgerlijk ook. Zijn tafel diende slechts voor zijn gezin of een vriend. Zijn gevolg bestond slechts uit één man die alle huishoudelijke knechtenwerk in huis afdeed en bij ceremoniele bezoeken een eenvoudige livreimantel aantrok en buiten op de koets paste.
Bij andere gelegenheden kon men de Witt gewoonlijk te voet en alleen over straat zien gaan als de gewoonste burger van de stad.
Deze levenswijze was geen opzettelijke manier van doen, het was de algemene mode of stijl onder magistraten van de Republiek.Maar Johan de Witt was natuurlijk geen uitzondering, want al over Maurits wordt verteld dat Maurits bij een boer op bezoek zijn eigen boterham met boter en kaas smeerde, wat door de boer niet geaccepteerd werd. Het was voor zo'n hoog iemand, aldus de boer, of kaas of boter, maar geen minderwaardig brood.
Ook toen al verbaasden buitenlandse delegaties zich erover dat afgevaardigden naar de Staten-Generaal onderweg langs de kant van de weg gingen picknicken......
En dan natuurlijk wat beroemde prenten over de moord op Cornelis en Johan de Witt, we gaan hier verder niet op in, een schandalige gebeurtenis....
Een burgemeester van Amsterdam bewaarde, gedroogd in zout,
de tong van Johan en de grote teen van Cornelis,
als souvenier....
De natuurlijk belangrijkste reden om ter dagvaart te gaan uit bijv. Rotterdam was het bijwonen van vergaderingen van de Staten van Holland en de Staten-Generaal.
Hoe waren ten tijde van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de Staten en de Staten-Generaal samengevat georganiseerd?
Aan het eind van de Middeleeuwen ontstaan in de Nederlanden colleges die de standen (adel, geestelijkheid en burgerij) vertegenwoordigden en later de gewesten (provincies). De Staten werden aanvankelijk alleen door de vorst geraadpleegd over financiële zaken, maar in de 16de eeuw wisten zij hun bevoegdheden en hun macht uit te breiden ten koste van de vorst.
Elk streven van de vorsten naar centralisatie werd als een aanslag op de zelfstandigheid van de gewesten beschouwd.
In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden waren de Staten van de gewesten zowel soevereine regering als volksvertegenwoordiging. Met name de Staten van Holland hadden veel macht. De situatie zoals hieronder beschreven, heeft formeel geduurd tot 1795.
Gelderland
Vanouds had Gelderland het eerste woord in de Staten-Generaal en bracht ook als eerste zijn stem uit. In Gelderland regeerden drie kwartieren, die tweemaal per jaar in verenigde zitting bijeenkwamen. Elke kwartiersvergadering bestond uit twee leden: de ridderschap en de steden; Zutphen alleen telde tot 1595 nog een derde lid: de baander- of bannerheren.
In elk kwartier hadden ridderschap en steden elk één stem; doordat echter altijd enige edelen zitting hadden in de regering van de steden waarin zij woonden, had de adel in Gelderland meestal een overwicht op de steden.
Zeeland
In Zeeland bracht de Eerste Edele als vertegenwoordiger van de ridderschap (de Prins van Oranje) één stem uit tegenover zes stemmen van de steden. De Prins had als markies van Veere en Vlissingen dus grote invloed op de regering van deze steden.
Utrecht
In de Staten van Utrecht werden drie stemmen uitgebracht: door de geëligeerden (de geprotestantiseerde vijf kapittels), de ridderschap en de stad Utrecht.
Friesland
De Staten van Friesland bestonden uit vier kwartieren: Oostergo, Westergo, Zevenwouden en de 'elf steden'; elk kwartier had één stem.
Overijssel
In Overijssel brachten de drie grote steden (Deventer, Kampen, Zwolle) elk één stem uit en de ridderschap tezamen ook drie.
Groningen
Labiel was de toestand in Groningen, waar de stad en de Ommelanden, vanouds tegendelen, na de reductie van de stad (1594) gedwongen werden één Statencollege te vormen, waarin elk één stem uitbracht. De Ommelanden werden vertegenwoordigd door 'jonkeren, hoofdelingen en eigenerfden'.
Drenthe
De Staten van Drenthe - autonoom, maar zonder zitting in de Staten-Generaal- bestonden voor eenderde uit edelen en voor tweederde uit eigenerfden; de laatstgenoemden hadden twee stemmen, de eersten één.
Staten-Generaal
De vanaf 1464 bijeengeroepen gemeenschappelijke vergadering van de gewesten in de Nederlanden.
In de tijd van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bestond de Staten-Generaal uit afgevaardigden uit de gewestelijke Staten. Ook had Staten-Generaal het bestuur over de generaliteitslanden en hield het toezicht op o.m. de VOC en de WIC.
En vanzelfsprekend hebben we even de Staten van Holland overgeslagen, want daar gaan we het nu wat uitgebreider over hebben.
In Holland waren de steden oppermachtig; elke van de steden had meestal één stem net zoals de ridderschap, onder leiding van de Eerste Edele, in de praktijk meestal de Stadhouder, behalve in de Stadhouderloze tijdperken:
Citaat uit ons rampjaar verhaal:De macht van bijv. de Staten van Holland berustte op uit de Middeleeuwen stammende privileges, waar de Landsheer zich aan diende te houden d.m.v. een Eed tijdens zijn Blijde Intocht. Samengevat was het vooral Philips II die niet begreep dat hij eigenlijk ondergeschikt was aan het gezag van de Staten en niet als soeverein over de Nederlanden kon regeren, zoals hij gewend was in bijv. Spanje.
Na de dood van Willem II in 1650 hadden de Staten van Holland terecht hun buik een beetje vol van de Oranje's en begon het Eerste Stadhouderloze Tijdperk, tot 1672, het rampjaar.
1651
De opening van de Staten-Generaal voor het eerst zonder vorst c.q. stadhouder
uniek in de wereld van toen
Een paar citaten uit deze verhalen:
Ruzie met de Raad van State leidde tot de 80-jarige oorlog
1584 Willem de Zwijger, zijn onbekende zoon Philips Willem, Balthasar Gerards en Alva
Op de Staten van Holland vergadering rondom de moord op Willem de Zwijger in 1584, werden de 32 steden van Holland als volgt ingedeeld naar importantie en in deze volgorde werd dus ook gestemd:
Wat hielden, samengevat, de eeuwenoude Privileges in, die de Landsheer beloofd had te eerbiedigen en te verdedigen tijdens zijn Blijde Inkomst:
- Niet ingezeten mogen geen ambten bekleden, ook wel uitgelegd als iemand kan alleen een ambt bekleden in een gewest / stad als hij er ook geboren is. Van deze regel werd meerdere keren afgeweken, zoals bij Willem van Oranje, geboren in Duitsland, maar toch Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht
- Het staat de Staten vrij waar en wanneer ze willen vergaderen
- Alleen met toestemming van de Staten mogen tollen worden geëxploiteerd
- De Landsheer mag alleen oorlog verklaren na overleg met de Staten
- De Landsheer moet zich in al zijn geschriften bedienen van de landstaal
- Het uitgeven van extra geld is ter beoordeling van de Staten
- Zonder overleg mag geen gedeelte van het land worden vervreemd
- Het is niet toegestaan buiten de grens een Statenvergadering bijeen te roepen
- In persoon moet de Landsheer de Bede komen doen. Geld mag dus pas worden geïnd na toestemming van de Staten
- Vreemde rechters mogen niet oordelen over ingezetenen van een gewest / stad
- Als de Landsheer andere wetten instelt dan die goedgekeurd zijn door de Staten, hoeft niemand zich daaraan te houden
Karel V regeerde in Spanje naar willekeur, Karel V was daar de soeverein, in de Nederlanden was Karel V niet meer en niet minder dan de eerste burger die in iedere landsdeel apart de eed had moeten afleggen en soms ook nog apart in sommige steden, net zoals bij de inhuldiging van zijn vader Philips de Schone in Rotterdam (14 Juni 1497):
Dits den eedt die meester JACOB VAN ALMONDE, raetsheer, staefde den gemeente, leggende in een venster by den prince:
Dat zweren wy, dat wy ontfangen ende hulden tot ons natuerlic ende erffachtige heere ende prince onse harde genadichste heer hertoge PHILIPPUS hier tegenwoerdich als grave van Hollant, ende beloven hem, synen raed van Hollant ende de hoogen raed ende alle synen officiers haren officie doende onderdanich te syne ende te obedierene ende synen edelen persoene te bescudene ende te hulpene tegens alle, also wy van rechtswegens sculdich siin van doene, ende all te doene dat goede ende getrouwe ondersaten sculdich siin te doene hueren natuerlicken heeren ende prince. Alsoe moet ons God helpen ende sijn heyligen.
De Nederlanden waren de eerste troon waarvan Karel de Vijfde afstapte. Ten overstaan van een plechtige vergadering in Brussel ontsloeg hij de Staten-Generaal van hun eed en droeg deze over aan koning Philips II, zijn zoon. 'Indien mijn dood u,' besloot hij, zich tot zijn zoon richtend, 'in het bezit van deze landen had gesteld, zou een zo kostbare erfenis mij reeds een grote aanspraak op uw dankbaarheid geven. Maar nu ik ze u uit vrije keuze afsta, nu ik spoedig zal sterven om versneld aan u het genot van deze landen te geven, nu verlang ik van u dat u deze volkeren betaalt wat u meent nog aan mij verschuldigd te zijn. Andere vorsten wanen zich gelukkig als zij hun kinderen verblijden met de kroon die de dood van hen vordert. Van die blijdschap wil ik nog zelf meegenieten, ik wil u zien leven en regeren. Weinigen zullen mijn voorbeeld navolgen, weinigen zijn mij hierin voorgegaan.
Maar mijn handelwijze zal prijzenswaardig zijn indien uw toekomstige leven mijn vaste vertrouwen rechtvaardigt, indien u nooit afwijkt van de wijsheid die u tot dusver hebt beleden, indien u onwankelbaar volhardt in de zuiverheid van het geloof, dat de stevigste zuil van uw troon is.
Nog één ding voeg ik eraan toe. Moge de hemel ook u een zoon schenken aan wie u de heerschappij kunt, maar niet moet afstaan.'
Nadat de keizer was uitgesproken, knielde Philips II voor hem neer, vlijde zijn gezicht tegen diens hand en ontving de vaderlijke zegen. Zijn ogen waren voor een laatste keer vochtig. Iedereen in de zaal weende. Het was een onvergetelijk ogenblik.
Philips II liet zich door de verzamelde Staten huldigen; Philips II legde vervolgens de eed af, die hem in de volgende bewoordingen werd voorgelegd:
Ik, Philips, door Gods genade Prins van Spanje, de beide Siciliën enzovoort,
beloof en zweer dat ik in de landen, graafschappen, hertogdommen enzovoort een goede en billijke Heer zal zijn,
dat ik de door mijn voorvaderen verleende privileges en vrijheden van alle edelen, steden, gemeenten en onderdanen,
en voorts hun gebruiken, tradities, costumen en rechten die zij thans in het algemeen en in het bijzonder hebben en bezitten,
getrouw en wel zal onderhouden en laten onderhouden,
en voorts al datgene zal doen wat een goede en billijke Prins en Heer van rechtswege gehouden is te doen.
Zo waarlijk helpen mij God en al zijn Heiligen!
- Dordrecht
- Haarlem
- Delft
- Leiden
- Gouda
- Amsterdam
- Rotterdam
- Gorinchem
- Schiedam
- Schoonhoven
- Den Briel
- Alkmaar
- Hoorn
- Enkhuizen
- Edam
- Monnikendam
- Medemblik
- Purmerend
- Woerden
- Oudewater
- Geertruidenberg
- Heusden
- Naarden
- Weesp
- Muiden
- Vianen
- Asperen
- Woudrichem
- Heukelom
- Leerdam
- Ysselstein
- Goedereede
Vanaf 1608 bleven de nummers 19 t/m 32 meestal thuis, de reis en het verblijf in Den Haag werd te duur, zodat de besluiten genomen werden door de eerste 18 steden.
Vanaf 29 juli 1581 zou Den Haag de vaste vergaderplaats worden van de Staten van Holland.
Normaliter vergaderden de Staten van Holland minimaal 4 keer per jaar, in Maart, Juli, September en November, het spreekt vanzelf dat een zitting van de Staten van Holland soms meerdere dagen kon duren.
De besluitvorming was, in onze ogen, nogal omslachtig. De geachte afgevaardigden mochten niet zelfstandig beslissen, maar moesten voor ruggespraak terug naar hun stad, daar werd dan door de gezamenlijke vroedschap gedelibereerd en geconsidereerd. Met een last van de vroedschap vertrok de delegatie weer naar Den Haag en soms moest men dan weer terug, want de besluitvorming werd weer beinvloed door iets anders.
Nog steeds kun je er achteraf verbaasd over zijn, dat niet alleen de Staten, maar ook de Staten-Generaal, waarbij dezelfde procedure gevolgd werd, het soms voor elkaar kreeg om snel en slagvaardig te reageren...
Het is niet voor niets dat nu in de Grondwet is vastgelegd dat besluiten in het Parlement zonder last en ruggespraak dienen te worden genomen!
In Den Haag huurden de afgevaardigden van Rotterdam, vanzelfsprekend op kosten van Rotterdam, aanvankelijk kamers en dineerden ergens aan een publieke tafel, waar Jan en Alleman natuurlijk kon meeluisteren naar wat er zou worden besproken in de Staten vergadering.
Al snel besloten de Staten dat het niet langer was toegestaan om op kamers te gaan en in het openbaar te gaan dineren, en dan vooral niet samen te dineren met de afgevaardigden van een andere stad.
En dus moest ook Rotterdam op zoek naar een eigen Logement, waar de Rotterdammers ook hun maaltijden moesten gebruiken, waarbij het niet was toegestaan om vreemden aan tafel uit te nodigen.
Het personeel, werkzaam in het Logement, werd ook met de grootste zorgvuldigheid gekozen, discretie was immers gewenst. De keuze van de kastelein werd door de vroedschap van Rotterdam bepaald, zoals blijkt uit dit verhaal:
- De vroedschap van Rotterdam besliste over de volgende ambten, met een kussen
- Baljuw en Schout, benevens Substituut-Schouten
- Baljuw en Dijkgraaf van Schieland
- Pensionaris
- Secretarissen en Substituut-Secretarissen
- Gezworen klerken ter Secretarie
- Kamerbewaarders
- Commissien in de Collegien van deze Provincie en van de Generaliteit, waarin de stad een permanente plaatse of tourbeurte heeft
- Commissien, gewoonlijk genoemd Smalle ambten.
- Secretaris, Boekhouder en Klerken der tekenkamer.
- Commies en Exploictier ter Thesaurie.
- Bouwmeester.
- Klokkestelder en klokkespeelder.
- Secretaris van de Vredemakerskamer en van de Weeskamer.
- Kolonel van de Schutterij.
- Stads-majoor, ondermajoor en drilmeester
- Voordracht van den Ontvanger van de gemeene middelen
- Ontvanger van de 100e en dergelijke penningen.
- Bewindhebbers der VOC en WIC.
- Commies van de Posterij.
- Curatoren, Rectoren en Praeceptoren der Latijnsche School
- Professoren en Lectoren der Illustre School.
- Stads-Doctoren en Vroedvrouwen.
- Pestmeesters
- Directeuren van den Levantschen handel.
- Keurmeesters van den haring en van de visch.
- Organisten der St. Laurenskerk en der Fransche kerk.
- Kastelein van het logement in den Haag.
- Sterfheeren. Schouten en Secretarissen der Heerlijkheden aan de stad behoorende.
De kleinere steden moesten uit financiële overwegingen gezamenlijk iets kopen, zoals in 1668, toen bijv. Gorinchem, Schiedam en Schoonhoven dat deden. In 1725 werd ook Den Briel een van de huurders van dit zelfde logement. Of het gezamenlijk in een huis wonen van deze 4 steden invloed heeft gehad op de besluitvorming, ongetwijfeld... In 1754 trok Den Briel zelfs naar een eigen woning, waarom is achteraf niet duidelijk.
In 1665 trokken Alkmaar en Enkhuizen in een gezamenlijk logement dat al snel het Twee Steden Logement werd genoemd. Vanaf ca 1656 was ook een Vijf Steden Logement ontstaan, Hoorn, Edam, Monnikendam, Medemblik en Purmerend, niet geheel toevallig gingen deze 5 buursteden samenwonen, mag je aannemen.
Rotterdam was het natuurlijk aan zijn Stand verplicht om als rijke koopmansstad een eigen Logement te onderhouden, naar aanzien en betekenis waardig te doen bouwen op een der beste standen van 's-Gravenhage, en dus op het huidige Plein, destijds de Paradeplaats genoemd.
De door de vroedschap aangestelde kastelein, meestal ook een ervaren kok, was ook verantwoordelijk voor de door hem aangestelde dienstmeiden en natuurlijk zaken als de wijnkelder en het onderbrengen van de het met hun Heeren meereizende personeel. En zoals in die tijd gebruikelijk, de taken van de kastelein waren zeer minitieus beschreven in uitvoerige reglementen, ook moest geregeld door de kastelein een inventarislijst worden opgemaakt, Verschillende reglementen en inventarislijsten zijn bewaard gebleven in het Gemeentearchief.
Uit de vroedschap resoluties valt af te leiden dat in september 1635 voor het eerst kamers werden gehuurd. Op 2 mei 1637 werd Rotterdam voor het eerst een huis aangeboden aan de Oostzijde van het Spui. Op 11 juli 1639 werd een besluit genomen uit te zien naar andere logies, waarna op 18 augustus 1639 werd genotuleerd dat er 3 kamers waren gehuurd naast het Stadhuis. Op 13 oktober 1642 wordt gemeld dat de huur dfl 200,= bedraagt en op 6 maart 1647 wordt gemeld dat de huur is verhoogd naar dfl 250,=
Op 19 februari 1650 gaat Rotterdam over tot de aankoop van een eigen huis, uitvoerig bezegeld via een akte gedateerd op 5 december 1675. Waarom dit zo uitvoerig en dus zorgvuldig werd bezegeld, kun je lezen in onderstaand citaat:Samengevat:
- Dankzij de Merchant Adventurers zat Rotterdam opgescheept met de Engelse Kroonjuwelen
De koningin was, toen zij in Februari 1643 de terugreis aanvaardde, naar wensch in haar zending geslaagd. Behalve de dfl 400.000,= die de stad Rotterdam haar voor de kroonjuweelen had gegeven, was het haar gelukt, belangrijke bedragen van den prins en de Staten-Generaal los te krijgen.
Toch kon deze financieele hulp niet verhoeden, dat Karel I in zijn strijd tegen de Parlementspartij nederlaag op nederlaag leed.
Toen dat in Rotterdam bekend werd, besloot de Vroedschap in 1644 haar medeleden Sonnemans en Du Bois op te dragen, den thesaurier aan te spreken over de betaling der rente. Al kostte het dezen groote moeite, daarvoor van het Engelsche Hof geld los te krijgen, het gelukte hem ten slotte de over de eerstvolgende jaren verschuldigde interessen bij elkaar te brengen, maar in Januari 1647 bleef hij in gebreke, sijnde Haere Majesteyt verhindert geweest door haere opgecomene ongelegentheydt totte betalinge vandien mede soodanige prompte ordre te stellen als wel de conditiën sijn vereysschende.
In December van dat jaar gaf hij het stadsbestuur te kennen, binnen korten tijd voor de rentebetaling zorg te zullen dragen, bij gebreke waarvan de stad verhaal mocht zoeken op zijn persoon en vermogen en op de verpande juweelen. Prins Willem kwam op het eind van het jaar evenwel tusschenbeide door de stad te verzoeken met de voornoemde procedueren soo jegens de voorn. Volbergen als mette vercoopinge der juweelen noch te willen supercederen voor den tijdt van dry off vier maanden, in verband met de debvoiren, die het Engelsche hof alsnog tot de aflossing in het werk gesteld had. Nog anderhalf jaar had de Vroedschap geduld. Toen de zaak in 1649 opnieuw ter sprake gebracht werd, bleek, dat alle aanmaningen der commissarissen van de Leenbank tevergeefs geweest waren.
Daar nu de zesjarige leeningstermijn afgeloopen was en alle onderhandelingen mislukt waren, besloot men eindelijk tot den verkoop van het kostbare onderpand over te gaan. Om in breede kringen belangstelling te wekken voor deze buitengewone auctie werden prospectussen rondgestuurd alomme in Vrankrijk, Duytsland, Venetiën ende Italiën. Maar voor de verkooping, die in het begin van Februari 1650 plaats vond, bestond in het buitenland weinig animo.
De Hollanders weerden zich beter, vooral Amsterdamsche en Haagsche juweliers en enkele Rotterdamsche kooplieden, o.a. vroedschap Andries Soury, die voor een groot bedrag aan robijnen en diamanten kocht.
Toch beantwoordde de totale opbrengst bij lange na niet aan de gestelde verwachtingen, er werd slechts voor dfl 141.750,= verkocht aan juweelen, die indertijd bij de beleening op meer dan het dubbele van die som getaxeerd waren en eenige van de kostbaarste stukken bleven onverkocht.
Voor de stad beteekende deze afloop niet minder dan een ramp, het bedrag der onbetaalde renten was inmiddels tot biina dfl 100.000,= opgeloopen, zoodat de schuld tot dfl 496.000,= gestegen was, waarvan na de verkooping nog dfl 354.850,= bleef staan.
Aangezien tot dekking van dit tekort alleen de nog onverkochte juweelen beschikbaar waren, die slechts geleidelijk, wanneer zich een goede gelegenheid voordeed, te gelde konden worden gemaakt, besloot de Vroedschap, om de stad soo nae doenlijk buyten schaade te houden, met Van Volbergen te onderhandelen over de overname van zijn huis in de Poten.
Ten gevolge van allerlei moeilijkheden met Van Volbergen's erfgenamen, die weigerden de stedelijke vordering te erkennen en haar tegen de koopsom te compenseeren en met den prins van Oranje, die ook een vordering op den boedel had, kon de definitieve eigendomsoverdracht van het vorstelijk ingerichte huis eerst in 1675 plaats hebben. Inmiddels was het echter reeds bestemd tot logement van Rotterdam's afgevaardigden ter Statenvergadering. Als zoodanig bleef het dienst doen tot 1806, in welk jaar het aan het Rijk werd overgedragen (later is het Ministerie van Defensie er in gevestigd)
Zoo was het bezit van het patriciërshuis in de Poten voor Rotterdam een indirect gevolg van den strijd tusschen koning en Parlement in Engeland.
In de 17e eeuw heeft de Merchant Adventurers Court een ''monopolie" op de Engelse in- en uitvoer. Rond 1635 heeft Rotterdam heel veel voor de Court over: op Bulgersteyn het Courtkantoor, de Beurs verplaatst, een Wisselbank opgericht en de Court krijgt een eigen kerkgebouw. Rotterdam heeft de Court vestiging van Delft overgenomen, de Staten-Generaal komt er aan te pas, zij zijn het niet in alles eens met Rotterdam.
Ieder jaar moet Rotterdam een financiële bijdrage doen aan het Engelse hof. De Staten-Generaal dwingen Rotterdam de onderhandelingen te heropenen en dus stopt Rotterdam met de jaarlijkse koninklijke subsidie. De Engelse Koningin Mary Stuart komt met dochter Mary Stuart en schoonzoon Willem II naar Rotterdam, zij heeft de jaarlijkse subsidie hard nodig. Als onderpand krijgt Rotterdam wat Engelse Kroonjuwelen. Jaren later biedt Rotterdam de Kroonjuwelen te koop, er is nauwelijks belangstelling. Rotterdam legt prompt beslag op een huis aan de Poten in Den Haag, het Rotterdamse Huis tot 1795.
Dankzij de onverkoopbare Engelse Kroonjuwelen legt Rotterdam beslag op het huis van Van Volbergen en richt dit in als Logement der Stad Rotterdam......
Pas in 1654 werd besloten, zouden de eerste Rotterdammers in het eigen Logement verblijven, de jaren ervoor bleef men voor de zekerheid huren bij de Weduwe Houttuin. Op 31 maart 1655 werden contrakten door de vroedschap gesloten met Fabrieksmeesteren voor de stoffering met de benodigde meubelen.
Op 19 april 1655 werd de weduwe van Mr. Jacob Croesbeek aangesteld tot huishoudster, in 1671 opgevolgd door de weduwe La Garde die herhaaldelijk over een opslag zou verzoeken.
Vastgelegd werd dat de weduwe La Garde voor iedere Heer dfl 100,= per jaar zou ontvangen en met bijbehorende knecht dfl 125,= per jaar. Per maaltijd zou 20 stuivers mogen worden uitgegeven. Op 7 september 1676 werd het tractement van de weduwe La Garde verhoogd met dfl 100,= inklusief 100 - 160 ton turf per jaar.
De weduwe La Garde overleed in 1683, waarna prompt een ander reglement werd opgesteld, waarin o.m.:De weduwe van de Rector Gruterius werd aangesteld volgens dit reglement, de weduwe van Rector Gruterius vroeg echter al in 1688 ontslag en prompt ook een pensioen.
- alleen aan de Heeren ter dagvaart zal eerbied moeten worden betoond
- een opvolg(st)er mag alleen aan tafel aanschuiven als de Heeren dat toestaan
- een maaltijd dient geannuleerd te worden tussen 10:00h 's ochtends en 16:00h 's middags
- per Heer mag één pint op rekening van de Stad worden geschonken, het meerdere is voor eigen rekening
- het tractement wordt bepaald op dfl 600,= per jaar
- de bijbehorende woning mag voor dfl 340,= per jaar verhuurd worden aan de koetsier
- voor schoonmaakkosten wordt een toelage verstrekt van dfl 120,= per jaar
Prompt werd het reglement weer aangepast waarin opgenomen dat de Heeren nog slechts recht hadden, op kosten van de Stad, op één maaltijd per dag. De hoeveelheid turf per jaar werd vastgesteld op 200 ton. In hetzelfde reglement werd de Heeren verboden nog langer ergens anders in Den Haag onderdak te zoeken.
Ook de volgende kastelein Jean Cent Livre vroeg steeds om een opslag en raakte zelfs in de schulden, waarop Rotterdam besloot zijn schuld over te nemen onder aftrek na taxatie van de hem nu toebehorende meubelen. Via deze inventarislijst weten we nu nog steeds wat zoal in het Logement der Stad Rotterdam AD 1690 aanwezig was.
Zoals gebruikelijk in die tijd werd alles minutieus genoteerd, dus inklusief oorkussens, gordijnen, schilderijen, spiegels etc, maar ook komen we zoutvaatjes, lampetten, schuimspanen, kaassnijders, mosterdpotten tegen. Totale inventariswaarde dfl 1622,20.
Rotterdam betaalde dit bedrag aan Jean Cent Livre en ook nog een bedrag van dfl 3290,15, het resterende van zijn schuld, maar liet wel vastleggen dat Jean Cent Livre had toegezegd na dezen niet meer klachtig te zullen vallen.
Het Stadswapen op de dakrand wordt in 1678 vervaardigd door de steenhouder Andries de Mons uit Den Haag voor dfl 338 en 9 stuivers.
Vanaf ca 1712 worden belendende percelen aangekocht vooral ten oosten van het Logement. Van 1739 tot 1747 worden rekeningen genotuleerd t.b.v. de grote verbouwing o.l.v. Adriaen Moens, een van de Rotterdamse Stadsbouwmeesters, afkomstig uit Buren, maar in 1724 met een Rotterdamsche jongedochter getrouwd en via meesterknecht in de fabricage opgeklommen tot keurmeester en bewaarder van het kruit in de kruittoren. Op 27 oktober 1738 wordt Adriaen Moens aangesteld tot Stadsbouwmeester.
Helaas is het originele bouwplan van Adriaen Moens verdwenen. Adriaen Moens overlijdt in april 1758.
Wel weten we nog steeds wat de totale verbouwing o.l.v. Adriaen Moens heeft gekost: bijna dfl 25.000,=.
1758
Het Logement der Stad Rotterdam
na de verbouwing o.l.v. Adriaen Moens
Het Wapen van Rotterdam boven de entree
van het Logement der Stad Rotterdam
Citaat uit dit verhaal:
We besluiten met een schitterend stuk tekst geschreven in 1916:
- Het Gemeentearchief Rotterdam is het oudste Gemeentearchief van Nederland, echt weer typisch Rotterdam
In 1797 werd ook een aanvang gemaakt met de inventaris van het archief in het Logement van de Stad Rotterdam in Den Haag.
Iedere voorname Hollandse stad had een eigen logement in Den Haag waar o.m. de Stadspensionarissen sliepen als zij de vergaderingen van de Staten van Holland of de Staten-Generaal bijwoonden. Natuurlijk werden ook daar belangrijke stukken bewaard.
Het gebouw van het Logement van de Stad Rotterdam bestaat nog steeds, het is nu een onderdeel van het Ministerie van Defensie.
Is Aad in Den Haag, dan altijd even kijken natuurlijk, want in dit gebouw hebben allerlei bekende Rotterdammers gelogeerd. Vanzelfsprekend kom je dit Logement van de Stad Rotterdam nogal eens tegen op onze site.
In de Franse tijd werden alle Stedelijke Logementen gesloten en dus werden de Rotterdamse logementsarchieven overgebracht naar een van de zalen van het Bataafs Genootschap bovenin de Beurs van Rotterdam.
In 1810 werden de Logementsarchieven weer ondergebracht in een speciaal daarvoor vervaardigde kast in de Vroedschapskamer en op zolder. Bekend was toen al dat de Generaliteits-resoluties (afspraken gemaakt in de Staten-Generaal) ontbraken uit de jaren 1695, 1700, 1701, 1704, 1707, 1709, 1713, 1714, 1715, 1717 en 1718. Ook de resoluties uit 1634 en 1674 van de Staten van Holland ontbraken en nog zo het een en ander.
Behalve een biljart, dat echter vóór 1783 verdween, was in het gebouw ten dienste der Heeren aanwezig een quadrille doosje, een schaak~ en een dambord.
Met het stadsjacht bestuurd door den jager met een knecht, kwamen de Heeren uit Rotterdam over met hun knechts of bedienden, op welke Haagse reijsen wijn en coffij in het jagt werd gebruikt ten laste der Stad tot 1699, nadien ten laste der Heeren zelven;
de z.g.n. Stadsbode had zijn eigen slaapkamer in het Logement en moest, als de Heeren er waren, altijd zitten in het kamertje ter zijde van de middengang, daartoe op de linker binnenplaats op de eerste verdieping uitgebouwd.
De casteleijn had een vast tractement van dfl 1000 's jaars en dfl 50,= tot Nieuwjaar en moest daartoe houden 4 dienstmeijden voor het schoonhouden, enz. ad dfl 50,= loon 's jaars, bovendien hielp een opperman bij de groote schoonmaak en voor tal van diensten en inzonderheid in den winter als noodhulp: 13 Sept. 1783 werd deze ad fl 6 's weeks voor goed aangesteld.
Fooien werden gewoonlijk uitgedeeld bij de jaarlijksche visitatie van het Logement, alsdan kregen de knegts van Heeren Fabrijckmeesteren elk dfl l.-, de 4 meijden van 11 tot 20 stuyvers elk, de knegt van het jagt fl 2.4. - en de jager 11 stuijvers, fooien naar omstandigheden echter somwijlen verhoogd.
De instructie van den Casteleijn of Casteleijnesse werd op grond van voortdurende wederwarigheden en ervaringen bij herhaling gewijzigd, de voorlaatste instructie is die, gearresteerd 25 Aug. 1783:
Art. 1. "De Casteleijn van 't Stads Logement in 's Hage zal moeten professie doen van de Publicque Gereformeerde Christelijke Religie, ten minstens dezelve zijn toegedaan, gelijk meede deszelfs huijsvrouw.'
Art. 2. "Zal de meubilen. inboedel. huijsraad en al' t geen tot de huijshouding behoord overneemen in zijn bewaring, volgens den inventaris daarvan gemaakt en bij hem te onderteekenen.'
Art. 5. "Zal moeten hebben goede toezigt op het huijs, meubilen, biliard, mitsgaders al't geen tot de huijshouding specteerd. en vooral zorg dragen voor het behoorelijk sluijten van 't gem. huijs, mitsgaders voor vuur en ligt, zoodanig als een oplettend en voorzigtig huijsvader gewoon is te doen of te laaten doen omtrent zijn eijgen huijs."
Art. 6. "Zal het huijs, meubilen, biliard, mitsgaders al 't geen tot de huijshouding behoort moeten schoonhouden. het linnen doen wasschen en behoorlijk verstellen, alles ten zijnen koste zon der deswegens of voor hetgeen daartoe noodig zal zijn, ietwes onder wat naam, of pretext het zouden moogen weezen, ten lasten van de stad te mogen in rekening brengen.'
Art. 12. "Zal ook aan de Heeren van Fabrijkmeesteren moeten overleveren het oude linnen, beddegoet, meubilen en huijsraad, hetwelk geoordeelt werd niet meer te kunnen dienen tot Stadsgebruijk, opdat hetzelve werden verkogt ten profijten deezer Stadt.'
Art. 13. "De Casteleijn zal niemand in het logement mogen logeeren nog spijsigen buijten de Hrn. van de Vroedschap, pensionarissen en secretarissen en derselver Familien, mitsgaders die geenen, waaromtrent hetzelve hem door Hrn. Burgemeesteren zal worden geordonneerdt."
Art. 14. "En vooral geen traktementen mogen geeven als op ordre van de Heeren daer logeerende"
Art. 15. "Zal de Heeren daar logeerende bejeegenen met alle respect. en met alle vlijt besorgen hetgeen tot haar accomodatie eenigsints behoordt".
Art. 16. "Zal de Heeren en derzelver gevolg behoorlijk en ordentelijk moeten tracteeren en van iederweegens het middagmaal (daaronder meede begreepen het morgen-ontbijt en het bier voor den geheelen dagh) genieten dertigh stuijvers. zoodanig nogthans dat het aan den eersten Heer ter dagvaart zal vrijstaan de maaltijdt zelfs te ordonneeren, in welk geval den Casteleijn de volgende morge aan den zelven Heer zal moeten opgeven een specifique memorie van hetgeen de maaltijd zal hebben gekost".
Art. 17. "Zal onder den naam van avondontbijt. zooals in 't Logement tot nog toe is gegeeven. ook mogen declareeren vijf stuijvers, ten lasten van ieder Heer Gedeputeerden ter dagvaart, voor ieder avond-ontbijt aan dezelven geleverdt."
Art. 18. "Zal voor de knegts en degeenen die aan haar tafel spijsigen. mogen in rekening brengen voor het middagmaal twaalff stuijvers. en gelijke somme voor het avond-maal. daaronder nochtans begrepen het morgen-ontbijt en het bier voor den geheelen dagh. "
Art. 19. "De Casteleijn zal de dertig stuijvers voor het middag maal van ider Heer Gedeputeerde ter dagvaerd, zig in het Logement bevindende en twaalff stuivers voor zijn knegt mogen declareeren. "
Art. 20. "Zal moeten houden in continueelen dienst vier meijden en aen deselve ieder jaarlijks aan huur moeten geven ten minsten vijftigh guldens en verpligt zijn ieder jaar aan de Heeren Fabrijckmeesteren bij quitansie van de dienstmeijden te doceeren dat deselve huur bij hem in yoegen als voren is betaaldt".
Art.21. ?????
Art. 22. " Van weegen deese Stadt zal in het Logement worden gefurneerd coffij. thee. suijker voor de coffij en thee. wijn, mol. turff. brandhout. kaarsen, pijpen en het uijtbranden van dien, doch al het verdere tot de ordinaire consumtie noodig. zal bij den Casteleijn moeten worden bekostigt. en het geen en buijten het ordinaire geordonneerd wordt. moet betaald worden bij den Heer of Heeren die hetzelve zal of zullen ordonneeren."
Art. 23. De Casteleijn zal van de wijn die onder zijn bewaaring zal komen. moeten houden een kelderboekje. en daar in specificq aanteekenen de wijnen van tijd tot tijd inkomende, en bij hem afgegeeven wordende. met uijtdrukking van dag en datum en soort van wijnen. stellende in zoo veel colommen als na de verscheijde soorten van wijnen die in de kelder gevonden worden. alles bij form van debet en credit. en zal den Casteleyn geen wijn vermogen af te geven als op expresse order van den Hr. Burgemr. of verdere Heeren Gedeputeerden ter dagvaart. en ook niet meer als hem zal worden geordonneerdt. zullende ider morgen aan den eersten Heer ter dagvaart moeten vertoon en het voprs. kelderboekje. en voorts op het eijnde van ider week. of telkens bij het scheijden van de vergadering van Hun Ed. Gr. Mog. aan den zelven Heer overgeeven de sleutel van de kelder met een specifique notitie van de alsdan nog overig zijnde wijn.
De Heeren Vroedschappen, Pensionaris of Secretarissen in het Logement eetende ten tijde als er geen verg. van Holland is, zullen de wijn dewelke zij komen te consumeeren uyt haar eijge particuliere beursen moeten betaalen, hetgeene ook sal moeten werden gedaan bij de Hrn Gedeputeerden ter dagvaart, zoo wanneer deselven in den Hage komen over te blijven, zoo ras de andere Heeren Gedep. voor een of meerdere dagen naar huijs zijn gegaan, omdat de leeden van de Vergadering van H. E. Gr. M.. in die tusschendagen niet bij den anderen komen; Edog dat de Heeren dewelke weegens deeze Stadt in Commissie gaan, als Hren Fabrijkmren over zaak en van 't Logement of ander extra ordinair geval. geduurende deselve commissie de wijn van deeze Stadt zullen kunnen en mogen gebruijken."
Art. 24. " Voor alle welke diensten en onkosten den Casteleijn zal genieten een jaarlijks tractement van duijzend guldens, alle drie maanden met een gerechte vierde part te betaalen; en zal daarenboven ingevolge de resol. van dese vergadering van den 20 Aug. 1750 voor de vierde meijd genieten een somme van een honderd en vijftig gIs. voor desselfs kostgeldt en vijftigh gIs. van weegens desselfs huur."
Art. 25. "Den Casteleijn zal werden aangenomen voor drie jaaren, integaan met de maand November, behoudens nog thans aan de Regeering deeser Stadt de vrijheid om aan denzelven ten allen tijden, om reedenen haar toe moveerende zijn dienst op te zeggen, zullende den Casteleijn, indien hij geneegen mogt zijn te continueeren in zijn dienst, gehouden zijn een half jaar voor het expireeren van het derde jaar, daartoe verzoek te doen bij requeste."
Art. 26. "De Heeren van de Vroedschap behouden ook aan haar de vryheijd om deese instructie ten allen tijde te veranderen en te vermeerderen, zoodanig als zullen vinden te behooren."
Uit de volgende beschikking, welke echter geen dagteekening draagt, blijkt "dat door de bediendens of knegts der Heeren, die in 't Logement komen logeeren, zeer vele onordentelijkheden gepleegt worden, zoo hebben haar Ed. Gr. Achtb. goedgevonden vast te stellen en te ordonneren:
1.
Eerstelijk, dat de knegts in haar Zit- of Eetkamer zijnde 's winters daerin geen meerdere turf gelijk zullen mogen brengen als voor een ordentelijk vuur noodig is of in den bak kunnen geborgen worden zonder dat zij eenige turven in den hoek van de kamer of naast den haardt zullen vermogen op te stapelen, opdat daardoor geen ongelukken van brand zouden geschieden.
2.
De knegts van de Heeren zullen gehoudçn zijn. als hun Heeren 's avonts na den eten op haar kamer zijn en haar dienst niet meerder noodig hebben, immediaat ook na haar slaapkamer of bedden te gaan, opdat het vuur en de asse ordentelijk zou de kunnen worden weggenomen. mede tot voorkoming van brand.
3.
Doordien de knegts, als zij mol of bier tappen, zeer dikwijls de kraan van het vat laten openstaan, zoodat veel vogt daardoor komt weg te loopen, zoo zullen de knegts niet meer mogen tappen, maar den casteleijn zal moeten zorg dragen, dat zulks gedaen word en dat de knegts over tafel bier genoeg hebben en als hun tafel opgenomen is, besorgen dat de bierkan in de keuken geplaatst word voor diegene, die tussen beide willen drinken.
4.
Nademaal de knegts van de Heeren, iedereen die maar aan 't logement komen, binnen laeten komen en bier schenken, werd sulks in't geheel verboden.
5.
Werd ook aan alle knegts wel expresselijk verboden in 't geheel eenige bienvenus te geven, 't zij van wijn of iets anders, gelijk van te vooren wel geschied is, waardoor ook vele ongeregeltheden komen voor te vallen.
6.
Doordien de Heeren zeer dikwijls lang voor de deur moeten staan wagten als er gebelt is, eerdat open gedaan word, zullen de dienstboden van den casteleijn, zoowel de bode en de knegts die thuis zijn, moeten oppassen als er gebelt wordt en immediaet moeten komen opendoen.
7.
De bode, knegts of dienstboden van den Casteleijn zullen de briefjes van de Heeren, die aankomen rijden of belet laaten vraagen, eerstens moeten brengen en op tafel, leggen op de Kamer van die Heer na wien gevraagd is, dog indien na al de Heeren Gedeputeerden gevraagd word, dan in de Eetkamer.
8.
De Bode zal ook altijt in zijn kamertje, dat op zijde de gang is, moeten zitten als de Heeren thuijs zijn of als geen boodschappen doet, omdat hij altijt bij de hand zou zijn, als de Heeren bellen of hem noodig hebben".
Tot zoover de huishoudelijke geschiedenis; het overige toch bepaald zich in hoofdzaak, blijkens de daarvan aanwezige stukken, tot tal van aanvragen van de opvolgende kasteleins om "augmentatie van tractement."
Tot in het jaar 1795 bleef het gebouw in gebruik als Logement voor de afgevaardigden der Stad Rotterdam; met de verandering van het Staatsbestuur echter hield zulks op.
Door den Staat was reeds beslag gelegd op een groot deel van het zilver; den 24 Aug. 1795 werden fabrieksmeesteren gemachtigd om de kwitantie van het opgebrachte zilver, gebruikt geweest zijnde ten dienste der Gedeputeerden deser Stad in het Stadslogement in den Hage te verkoopen. Twee dagen later rapporteerden dezen, dat ze de kwitantie voor het opgebracht zilver verkocht hadden voor f 661.7 en die voor het geredimeerde zilver voor f 939.19.
De oppasser van het huis, de vroegere sjouwer ter fabrikage Anthony Boshuizen, die op een pensioentje gehoopt had, werd, in aanmerking genomen zijnde, dat gemelde burger pas 50 jaren oud en in staat is om door deszelfs werkzaamheid een geschikt bestaan te erlangen, als sjouwer naar de fabrikage teruggestuurd.
Op 17 Febr. 1796 verzocht wethouder Paulus, tot representant van de Nationale Conventie gekozen zijnde, tot aanstaande Mei in het huis te mogen blijven wonen.
Op 14 Maart 1796 overweegt Rotterdam wat te doen met het huis, met de stadsjagten en met den reizenden bode; besloten wordt het huis gemeubeld te verhuren voor fl 1000,=, mits de huurder de meubels onderhoudt en den casteleijn aan tractement en nieuwjaar betaalt de fl1650 's jaars die hij heeft; met inbegrip van de fl 2000 's jaars voor aankoop en onderhoud der meubels en van het bedrag noodig aan wijn, zou (meende men) die verhuring eene besparing geven van fl 5000 's jaars.
Den 19 Febr. 1798 werd besloten om het Logement benevens de daarachter zijnde tuin met deszelfs bepoting en beplanting, gelijk mede alle zoodanige meubelen, van linnengoed, inboedel, zilverwerk, huisraad en andere goederen tot de huishouding behoorende, alleen met uitzondering der ledikanten met toebehooren, bedden en beddegoed te verhuren aan het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek voor den tijd van 3 eerstkomende en achtereenvolgende jaren, ingaande 1 Maart eerstkomende en zullende expireeren ultimo Febr. 1801 en zulks voor de somme van 3000 gld. per jaar. te betalen met de expiratie van alle half jaar onder de volgende voorwaarden: dat de voorn. meubelen en inboedel door een gequalificeerd persoon van wederzijde te benoemen zullen worden getaxeerd en hiervan een inventaris met bijvoeging der specifique tauxatie ad fl 8888.6 zal worden geformeerd, om na expiratie van het huurcontract opnieuw te worden gewaardeerd.
De Agent van Oorlog zou er wonen en tevens zijn bureau er in worden gevestigd, nadat vooraf alle archieven, boeken, charters en kaarten in daartoe gemaakte kisten waren ingepakt en opgezonden aan de Stad Rotterdam.
Inmiddels werd het huis met zijn behangsels en meubilaire goederen door de Stad tegen brandschade verzekerd tegen eene premie van fl 146.7.8 's jaars, het groote huis ad fl. 36000.-, het aangrenzende kleine huis dat voor fl. 500.- 's jaars verhuurd werd, ad fl. 7000. -.
De Agent Van Oorlog bleef met zijn bureau in het gebouw tot Mei 1802.
Eene Commissie uit Parijs vroeg in Febr. 1802 of Rotterdam het huis wilde verkoopen en zoo ja, tot welk bedrag, waarop de timmerman Heinsius het Groote huis met de stalling op fl. 60.000 en het kleine huis op fl. 16.000 schat; gevraagd werd nu door de Stad voor het Groote huis met tuin, met de vaste behangsels, spiegels, tapijten en schilderijen, het koetshuis en de stalling fl. 65.000, waarop Parijs van den aankoop afziet.
21 Maart 1803 wordt besloten, het alsnu ledig staande huis weder te verhuren.
Spoedig daarna vergunt echter het Rotterdamsche stadsbestuur den Franschen generaal Victor in het huis zijn intrek te nemen. Of hij huur betaalt, blijkt niet; waarschijnlijk heeft de Stad er nog op toe moeten leggen, want de bewoner, met de inrichting van het huis niet tevreden, brengt daarin op eigen houtje verbeteringen aan, daarna daarvoor tegemoetkoming in de kosten vragend, op welk verzoek Wethouderen, Fabriek~ en Rekenmeesteren werden gemachtigd om ter deze zoodanig te handelen als zij ter voorkominge van meerdere bezwaren en alzoo ten meesten nutte en profijte der Stad zullen oordeelen te Behooren. Inmiddels waren de meubels reeds aan het Ministerie van Oorlog afgestaan voor de som van f 4300, te betalen in 5% wisselbrieven.
4 Aug. 1806 kwam bij de Stad in het verzoek van het Departementaal Bestuur van Holland, het huis te willen verkoopen voor de vergaderingen van het Wetgevend Ligchaam; beide panden worden nu voor fl. 65000 aan de Regeering aangeboden, waarop in Sept. 1806 door Johan Briefhuis voor die som, voor rekening van den Lande, het huis met stal, tuin en annexe huizingen en erven werd gekocht.
5 Maart 1814 schreef de Algem. Secretaris van Staat aan Heeren Comm. Gen. van Financiën en van Binnenlandsche Zaken, als Superintendenten der Gebouwen:
Z. K. H. heeft goedgevonden, dat het voormalig Logement van Rotterdam geaffecteerd worde en blijve voor de Bureaux der Algemeene Staatssecretarie en voor het Bureau van den toekomstigen Raad van State, die daarin tevens eene behoorlijke vergaderzaal zal moeten vinden.
Mij de eer gewerde, U Mijne Heeren van die bepaling te verwittigen, moet ik tevens verzoeken, dat op de tijdige ontruiming immers van een gedeelte van het gemelde Locaal de vereischte order gesteld worde; want hoewel ik zelve mij desnoods in de twee vertrekken, die men voor mij en mijne Bureaux tot dusverre overgelaten heeft, nog langer zoude kunnen behelpen, zal echter de Installatie van den Raad van State in de eerste dagen van April gevolg moeten nemen; weshalve er geen tijd te verliezen is..
Het gewezen Logement is toen aan de tuinzijde vergroot en de gewezen zgn. Groote Zaal veranderd in eene ruime vergaderzaal voor den Hoogen Raad van Adel, wiens kamerbewaarder daarin mede zijne woning had, tot in 1818-19, toen dit College het gebouw verliet, dat nu werd ingericht eerst tot bureaux voorden Adjudant-Generaal, den Kwartiermeester-Generaal en het Topografisch Beheer en vervolgens tot Departement van Oorlog.
Een en ander werd uitgevoerd volgens het ontwerp van Bartholomeus Wilhelmus Heinrich Ziesenis, dato 14 Dec. 1813 provisioneel benoemd tot architect van 's Landsgebouwen en Paleizen, en aan wiens zorg het Bestuur der werkzaamheden in de Residentie werd opgedragen.
In het vergroote achtergebouw werd nu de nieuwe vergaderzaal uitgebroken en die ruimte in twee verdiepingen en tot bureaux ingedeeld, en voor de daarboven gelegen teekenzaal van het Topografisch bureau werden de vensters verhoogd en meerdere aangebracht, en zoo 't schijnt, tevens de bekapping en de goten vernieuwd.
In het vóórgebouw werden in de beneden-verdieping de vertrekken verhoogd door daarin de bevloering 60 cm. te laten zakken, en deze nu voorzien van groote vensters en van Escosynsch gepolijste mantels, tevens werd de straat voor het gebouw verlaagd en de stoep met zijn treden en het ijzeren hek gewijzigd en -deels vernieuwd en in de vestibule eene portiersloge gemaakt.
In 1861-62 werd de groote tuin helaas vernield en daarin door den toenmaligen Landsbouwmeester N. W. Rose, een gebouw gezet voor den Topograflschen en Geneeskundigen Dienst, breed 16.80 M., lang 37,4 M. hoog meerdere verdiepingen, hetgeen fl 147 .576,37 heeft gekost, terwijl het laatst overgeblevene stukje tuin, gelegen achter het bijbehoorend aangrenzend huis links, in 1879 werd bezet met een bergplaats voor lithografische steenen.
In 1902 eindelijk werd het vóór-gebouw door aanbouw van bureaux voor de Artillerie over meer dan de volle diepte bijna tot de dubbele breedte en tot zijn tegenwoordigen vorm gebracht.
Terug naar Aad's homepage, met links naar al zijn verhalen |
---|
![]() |
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|