Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Het logement der Stad Rotterdam in Den Haag, vlakbij het Binnenhof, wordt nu gebruikt door het Ministerie van Defensie

Onderweg van het Binnenhof richting Station C.S. passeer je op de hoek van het Plein en de Lange Poten een gebouw, nu in eigendom van het Ministerie van Defensie, met op de dakgevel het Wapen van Rotterdam. Aad moet daar altijd natuurlijk even langs en dan bij het omhoog kijken, altijd weer denken aan zijn geboortestad Rotterdam!

rdamhuisnu

Hoek Plein Lange Poten

Onderdeel Ministerie van Defensie

Architect: Adriaan de Moens

Bouwjaar: 1739-1746

Rotterdam bezat in de eerste helft van de 17e eeuw een paar kamers
in een huis aan de Oostzijde van het Spui.

In 1650 verhuisden de afgevaardigden van Rotterdam naar het Plein.

In 1728 werden enkele huizen naast het Logement der Stad Rotterdam gekocht.

Tussen 1739 en 1746 werd een nieuw Logement der Stad Rotterdam gebouwd.

Op het dak van het nu ex Logement der Stad Rotterdam is het wapen van Rotterdam nog steeds zichtbaar

Tot de Franse tijd was dit dus het gebouw waar de vertegenwoordigers van de vroedschap Rotterdam logeerden. Het is de geschiedenis ingegaan als het



Vanzelfsprekend heeft het Logement der Stad Rotterdam / Het huis Rotterdam / Het Rotterdamse Huis ook weer een zeer bijzondere geschiedenis en daar gaat dit verhaal over.

Zoals de naam al een beetje aangeeft, in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waren alle gewesten min of meer soevereine Staten. In ieder gewest was het hoogste orgaan bijv. de Staten van Holland.
Wie hadden zitting in deze Staten, o.m. afgevaardigden van de eveneens nagenoeg soevereine steden zoals Rotterdam. De leiding van de afvaardiging die, zoals dat toen werd genoemd, ter dagvaart ging, stond meestal onder leiding van de Stadspensionaris, we zouden nu min of meer kunnen zeggen, de Gemeente Secretaris, al had een Stadspensionaris destijds veel meer bevoegdheden en taken.

Citaat uit
dit verhaal waar we al een aantal portretten van Stadspensionarissen van Rotterdam hebben verzameld. Alle Pensionarissen van Rotterdam hebben dus meerdere keren, soms langere tijd doorgebracht in dit Logement der Stad Rotterdam en daar moet Aad altijd aandenken als hij langs het ex-logement der Stad Rotterdam loopt:



Voordat we ingaan op de geschiedenis van het Logement der Stad Rotterdam, eerst wat achtergrond informatie over bijv. de geschiedenis van het Binnenhof en de organisatie van de staatsorganen in de Republiek:

Citaat uit dit verhaal:



Het terrein van het Binnenhof werd in 1229 door graaf Floris IV van Holland aangekocht. Oorspronkelijk was het Bin­nenhof alleen een ommuurde hof met in het midden de grafelijke woning. In de loop der eeuwen is het plein echter aan alle zijden bebouwd met officiële gebouwen. Het Binnenhof was omringd door grachten en aan de noordkant door de Hofvijver.

Tegenwoordig is alleen de Hofvijver er nog en een klein stukje gracht naast het Torentje. De oudste zaal is de Rolzaal (ca. 1250).

Aan de oostzijde hiervan bevindt zich een vierkante uitbouw die op Aelbrecht van Beieren teruggaat; het voornaamste vertrek hierin wordt de Lairessezaal genoemd, naar Gerard de Lairesse, die het in 1688 van wandschilderingen heeft voorzien.

roseportret

Willem Nicolaas Rose

1801-1877

Aan de westzijde van de Oude Zaal bevindt zich de Ridderzaal. Na de ingrij­pende restauratie, door de Rotterdamse Stadsbouwmeester Willem Nicolas Rose, van 1898 tot 1905, worden de zalen hoofdzakelijk gebruikt voor officiële plechtigheden.

Citaat uit een van onze verhalen over de Rotterdamse Stadsbouwmeester Willem Nicolas Rose



Van het gebouwencomplex dat het Binnenhof omsluit, vormt de zgn. Mauritstoren (eind 16de eeuw) de kern van het Stadhouderlijke Kwartier, waar zowel de stadhouders als de Staten van Holland verblijf hebben gehouden. De aan de zijde van het Buitenhof gelegen vleugel hiervan is thans in gebruik bij de Raad van State, die aan de Hofvijver bij de Eerste Kamer; de Eerste Kamer komt bijeen in de fraaie zaal met rijkbeschilderd gewelf die tijdens het eerste stad­houderloze tijdperk voor de Staten van Holland werd ingericht.

Onder Willem V is het Stadhouderlijke Kwartier aan de zuidoostzijde uitgebreid met een paleisachtige vleugel, die la­ter de zetel van de Tweede Kamer werd. Deze zaal werd in 1790 ingewijd als balzaal bij zijn huwelijk met prinses Wil­helmina van Pruisen. Het enige vertrek in deze vleugel dat vrijwel in de oorspronkelijke staat verkeert, is de Prinses­sekamer, het privévertrek van prinses Wilhelmina van Pruisen (thans ministerskamer).

Citaat uit dit verhaal:

De overige gebouwen die het Binnenhof afsluiten, huisvesten afdelingen van verschillende ministeries. In het ge­bouw aan de vijverzijde bevinden zich de beide voormalige audiëntie- en vergaderzalen van de Staten-Generaal der Zeven Verenigde Nederlanden; de bekendste daarvan, tevens de fraaiste zaal van het Binnenhof, is de Trêveszaal (1697), ge­noemd naar de op die plaats gehouden besprekingen voor het Twaalfjarig Bestand (Fr. trêve = wapenstilstand). Te­genwoordig vinden hier de vergaderingen van de ministerraad plaats. In de zuidoostwand van het Binnenhof is op­genomen de 17de-eeuwse gevel van het vroegere keurhuis van de goud- en zilversmeden; nabij de Hofpoort is het perscentrum Nieuwspoort gevestigd.

Aan het Binnenhof was ook het Hof van Holland en Zeeland gevestigd, het hoogste rechtsorgaan in de Republiek en ook voor zittingen van het Hof van Holland en Zeeland moest natuurlijk soms een afvaardiging uit Rotterdam overkomen:



De natuurlijk belangrijkste reden om ter dagvaart te gaan uit bijv. Rotterdam was het bijwonen van vergaderingen van de Staten van Holland en de Staten-Generaal.

Hoe waren ten tijde van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de Staten en de Staten-Generaal samengevat georganiseerd?

Aan het eind van de Middeleeuwen ontstaan in de Nederlanden colleges die de standen (adel, geestelijkheid en burgerij) vertegenwoordigden en later de gewesten (provincies). De Staten werden aanvankelijk alleen door de vorst geraadpleegd over financiële zaken, maar in de 16de eeuw wisten zij hun bevoegdheden en hun macht uit te breiden ten koste van de vorst.
Elk streven van de vorsten naar centralisatie werd als een aanslag op de zelfstandigheid van de gewesten beschouwd.

In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden waren de Staten van de gewesten zowel soevereine regering als volksvertegenwoordiging. Met name de Staten van Holland hadden veel macht. De situatie zoals hieronder beschreven, heeft formeel geduurd tot 1795.

Gelderland

Vanouds had Gelderland het eerste woord in de Staten-Generaal en bracht ook als eerste zijn stem uit. In Gelderland regeerden drie kwartieren, die tweemaal per jaar in verenigde zitting bijeenkwamen. Elke kwartiersvergadering bestond uit twee leden: de ridder­schap en de steden; Zutphen alleen telde tot 1595 nog een derde lid: de baander- of bannerheren.
In elk kwartier hadden ridderschap en steden elk één stem; doordat echter altijd enige edelen zitting hadden in de regering van de steden waarin zij woonden, had de adel in Gelderland meestal een overwicht op de steden.

Zeeland

In Zeeland bracht de Eerste Edele als vertegenwoordiger van de ridderschap (de Prins van Oranje) één stem uit te­genover zes stemmen van de steden. De Prins had als markies van Veere en Vlissingen dus grote invloed op de regering van deze steden.

Utrecht

In de Staten van Utrecht werden drie stemmen uitgebracht: door de geëligeerden (de geprotestantiseerde vijf kapit­tels), de ridderschap en de stad Utrecht.

Friesland

De Staten van Friesland bestonden uit vier kwartieren: Oostergo, Westergo, Zevenwouden en de 'elf steden'; elk kwartier had één stem.

Overijssel

In Overijssel brachten de drie grote steden (Deventer, Kampen, Zwolle) elk één stem uit en de ridderschap tezamen ook drie.

Groningen

Labiel was de toestand in Groningen, waar de stad en de Ommelanden, vanouds tegendelen, na de re­ductie van de stad (1594) gedwongen werden één Statencollege te vormen, waarin elk één stem uitbracht. De Om­melanden werden vertegenwoordigd door 'jonkeren, hoofdelingen en eigenerfden'.

Drenthe

De Staten van Drenthe - autonoom, maar zonder zitting in de Staten-Generaal- bestonden voor eenderde uit edelen en voor tweederde uit eigenerfden; de laatstgenoemden hadden twee stemmen, de eersten één.

Staten-Generaal

De vanaf 1464 bijeengeroepen gemeenschappelijke vergadering van de gewesten in de Nederlanden.
In de tijd van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bestond de Staten-­Generaal uit afgevaardigden uit de gewestelijke Staten. Ook had Staten-­Generaal het bestuur over de generaliteitslan­den en hield het toezicht op o.m. de VOC en de WIC.

En vanzelfsprekend hebben we even de Staten van Holland overgeslagen, want daar gaan we het nu wat uitgebreider over hebben.

In Holland waren de steden oppermachtig; elke van de steden had meestal één stem net zoals de ridderschap, onder leiding van de Eerste Edele, in de praktijk meestal de Stadhouder, behalve in de Stadhouderloze tijdperken:

Citaat uit ons rampjaar verhaal:

De macht van bijv. de Staten van Holland berustte op uit de Middeleeuwen stammende privileges, waar de Landsheer zich aan diende te houden d.m.v. een Eed tijdens zijn Blijde Intocht. Samengevat was het vooral Philips II die niet begreep dat hij eigenlijk ondergeschikt was aan het gezag van de Staten en niet als soeverein over de Nederlanden kon regeren, zoals hij gewend was in bijv. Spanje.

Een paar citaten uit deze verhalen:

Ruzie met de Raad van State leidde tot de 80-jarige oorlog

1584 Willem de Zwijger, zijn onbekende zoon Philips Willem, Balthasar Gerards en Alva

Op de Staten van Holland vergadering rondom de moord op Willem de Zwijger in 1584, werden de 32 steden van Holland als volgt ingedeeld naar importantie en in deze volgorde werd dus ook gestemd:

  1. Dordrecht
  2. Haarlem
  3. Delft
  4. Leiden
  5. Gouda
  6. Amsterdam
  7. Rotterdam
  8. Gorinchem
  9. Schiedam
  10. Schoonhoven
  11. Den Briel
  12. Alkmaar
  13. Hoorn
  14. Enkhuizen
  15. Edam
  16. Monnikendam
  17. Medemblik
  18. Purmerend
  19. Woerden
  20. Oudewater
  21. Geertruidenberg
  22. Heusden
  23. Naarden
  24. Weesp
  25. Muiden
  26. Vianen
  27. Asperen
  28. Woudrichem
  29. Heukelom
  30. Leerdam
  31. Ysselstein
  32. Goedereede


Vanaf 1608 bleven de nummers 19 t/m 32 meestal thuis, de reis en het verblijf in Den Haag werd te duur, zodat de besluiten genomen werden door de eerste 18 steden.

Vanaf 29 juli 1581 zou Den Haag de vaste vergaderplaats worden van de Staten van Holland.

Normaliter vergaderden de Staten van Holland minimaal 4 keer per jaar, in Maart, Juli, September en November, het spreekt vanzelf dat een zitting van de Staten van Holland soms meerdere dagen kon duren.

De besluitvorming was, in onze ogen, nogal omslachtig. De geachte afgevaardigden mochten niet zelfstandig beslissen, maar moesten voor ruggespraak terug naar hun stad, daar werd dan door de gezamenlijke vroedschap gedelibereerd en geconsidereerd. Met een last van de vroedschap vertrok de delegatie weer naar Den Haag en soms moest men dan weer terug, want de besluitvorming werd weer beinvloed door iets anders.

Nog steeds kun je er achteraf verbaasd over zijn, dat niet alleen de Staten, maar ook de Staten-Generaal, waarbij dezelfde procedure gevolgd werd, het soms voor elkaar kreeg om snel en slagvaardig te reageren...

Het is niet voor niets dat nu in de Grondwet is vastgelegd dat besluiten in het Parlement zonder last en ruggespraak dienen te worden genomen!

In Den Haag huurden de afgevaardigden van Rotterdam, vanzelfsprekend op kosten van Rotterdam, aanvankelijk kamers en dineerden ergens aan een publieke tafel, waar Jan en Alleman natuurlijk kon meeluisteren naar wat er zou worden besproken in de Staten vergadering.

Al snel besloten de Staten dat het niet langer was toegestaan om op kamers te gaan en in het openbaar te gaan dineren, en dan vooral niet samen te dineren met de afgevaardigden van een andere stad.
En dus moest ook Rotterdam op zoek naar een eigen Logement, waar de Rotterdammers ook hun maaltijden moesten gebruiken, waarbij het niet was toegestaan om vreemden aan tafel uit te nodigen.

Het personeel, werkzaam in het Logement, werd ook met de grootste zorgvuldigheid gekozen, discretie was immers gewenst. De keuze van de kastelein werd door de vroedschap van Rotterdam bepaald, zoals blijkt uit dit verhaal:



Pas in 1654 werd besloten, zouden de eerste Rotterdammers in het eigen Logement verblijven, de jaren ervoor bleef men voor de zekerheid huren bij de Weduwe Houttuin. Op 31 maart 1655 werden contrakten door de vroedschap gesloten met Fabrieksmeesteren voor de stoffering met de benodigde meubelen.

Op 19 april 1655 werd de weduwe van Mr. Jacob Croesbeek aangesteld tot huishoudster, in 1671 opgevolgd door de weduwe La Garde die herhaaldelijk over een opslag zou verzoeken.

Vastgelegd werd dat de weduwe La Garde voor iedere Heer dfl 100,= per jaar zou ontvangen en met bijbehorende knecht dfl 125,= per jaar. Per maaltijd zou 20 stuivers mogen worden uitgegeven. Op 7 september 1676 werd het tractement van de weduwe La Garde verhoogd met dfl 100,= inklusief 100 - 160 ton turf per jaar.

De weduwe La Garde overleed in 1683, waarna prompt een ander reglement werd opgesteld, waarin o.m.:

De weduwe van de Rector Gruterius werd aangesteld volgens dit reglement, de weduwe van Rector Gruterius vroeg echter al in 1688 ontslag en prompt ook een pensioen.

Prompt werd het reglement weer aangepast waarin opgenomen dat de Heeren nog slechts recht hadden, op kosten van de Stad, op één maaltijd per dag. De hoeveelheid turf per jaar werd vastgesteld op 200 ton. In hetzelfde reglement werd de Heeren verboden nog langer ergens anders in Den Haag onderdak te zoeken.

Ook de volgende kastelein Jean Cent Livre vroeg steeds om een opslag en raakte zelfs in de schulden, waarop Rotterdam besloot zijn schuld over te nemen onder aftrek na taxatie van de hem nu toebehorende meubelen. Via deze inventarislijst weten we nu nog steeds wat zoal in het Logement der Stad Rotterdam AD 1690 aanwezig was.
Zoals gebruikelijk in die tijd werd alles minutieus genoteerd, dus inklusief oorkussens, gordijnen, schilderijen, spiegels etc, maar ook komen we zoutvaatjes, lampetten, schuimspanen, kaassnijders, mosterdpotten tegen. Totale inventariswaarde dfl 1622,20.
Rotterdam betaalde dit bedrag aan Jean Cent Livre en ook nog een bedrag van dfl 3290,15, het resterende van zijn schuld, maar liet wel vastleggen dat Jean Cent Livre had toegezegd na dezen niet meer klachtig te zullen vallen.

Het Stadswapen op de dakrand wordt in 1678 vervaardigd door de steenhouder Andries de Mons uit Den Haag voor dfl 338 en 9 stuivers.

Vanaf ca 1712 worden belendende percelen aangekocht vooral ten oosten van het Logement. Van 1739 tot 1747 worden rekeningen genotuleerd t.b.v. de grote verbouwing o.l.v. Adriaen Moens, een van de Rotterdamse Stadsbouwmeesters, afkomstig uit Buren, maar in 1724 met een Rotterdamsche jongedochter getrouwd en via meesterknecht in de fabricage opgeklommen tot keurmeester en bewaarder van het kruit in de kruittoren. Op 27 oktober 1738 wordt Adriaen Moens aangesteld tot Stadsbouwmeester.
Helaas is het originele bouwplan van Adriaen Moens verdwenen. Adriaen Moens overlijdt in april 1758.

Wel weten we nog steeds wat de totale verbouwing o.l.v. Adriaen Moens heeft gekost: bijna dfl 25.000,=.

rdamhuis1748

1758

Het Logement der Stad Rotterdam

na de verbouwing o.l.v. Adriaen Moens

rdamhuiswapen

Het Wapen van Rotterdam boven de entree
van het Logement der Stad Rotterdam

Citaat uit dit verhaal:

We besluiten met een schitterend stuk tekst geschreven in 1916:

Behalve een biljart, dat echter vóór 1783 verdween, was in het gebouw ten dienste der Heeren aanwezig een quadrille doosje, een schaak~ en een dambord.

Met het stadsjacht bestuurd door den jager met een knecht, kwamen de Heeren uit Rotterdam over met hun knechts of bedienden, op welke Haagse reijsen wijn en coffij in het jagt werd gebruikt ten laste der Stad tot 1699, nadien ten laste der Heeren zelven;
de z.g.n. Stadsbode had zijn eigen slaapkamer in het Logement en moest, als de Heeren er waren, altijd zitten in het kamertje ter zijde van de middengang, daartoe op de linker binnenplaats op de eerste verdieping uitgebouwd.

De casteleijn had een vast tractement van dfl 1000 's jaars en dfl 50,= tot Nieuwjaar en moest daartoe houden 4 dienstmeijden voor het schoonhouden, enz. ad dfl 50,= loon 's jaars, bovendien hielp een opperman bij de groote schoonmaak en voor tal van diensten en inzonderheid in den winter als noodhulp: 13 Sept. 1783 werd deze ad fl 6 's weeks voor goed aangesteld.

Fooien werden gewoonlijk uitgedeeld bij de jaarlijksche visitatie van het Logement, alsdan kregen de knegts van Heeren Fabrijckmeesteren elk dfl l.-, de 4 meijden van 11 tot 20 stuyvers elk, de knegt van het jagt fl 2.4. - en de jager 11 stuijvers, fooien naar omstandigheden echter somwijlen verhoogd.

De instructie van den Casteleijn of Casteleijnesse werd op grond van voortdurende wederwarigheden en ervaringen bij herhaling gewijzigd, de voorlaatste instructie is die, gearresteerd 25 Aug. 1783:



Uit de volgende beschikking, welke echter geen dagteekening draagt, blijkt "dat door de bediendens of knegts der Heeren, die in 't Logement komen logeeren, zeer vele onordentelijkheden gepleegt worden, zoo hebben haar Ed. Gr. Achtb. goedgevonden vast te stellen en te ordonneren:



Tot zoover de huishoudelijke geschiedenis; het overige toch bepaald zich in hoofdzaak, blijkens de daarvan aanwezige stukken, tot tal van aanvragen van de opvolgende kasteleins om "augmentatie van tractement."

Tot in het jaar 1795 bleef het gebouw in gebruik als Logement voor de afgevaardigden der Stad Rotterdam; met de verandering van het Staatsbestuur echter hield zulks op.

Door den Staat was reeds beslag gelegd op een groot deel van het zilver; den 24 Aug. 1795 werden fabrieksmeesteren gemachtigd om de kwitantie van het opgebrachte zilver, gebruikt geweest zijnde ten dienste der Gedeputeerden deser Stad in het Stadslogement in den Hage te verkoopen. Twee dagen later rapporteerden dezen, dat ze de kwitantie voor het opgebracht zilver verkocht hadden voor f 661.7 en die voor het geredimeerde zilver voor f 939.19.

De oppasser van het huis, de vroegere sjouwer ter fabrikage Anthony Boshuizen, die op een pensioentje gehoopt had, werd, in aanmerking genomen zijnde, dat gemelde burger pas 50 jaren oud en in staat is om door deszelfs werkzaamheid een geschikt bestaan te erlangen, als sjouwer naar de fabrikage teruggestuurd.

Op 17 Febr. 1796 verzocht wethouder Paulus, tot representant van de Nationale Conventie gekozen zijnde, tot aanstaande Mei in het huis te mogen blijven wonen.

Op 14 Maart 1796 overweegt Rotterdam wat te doen met het huis, met de stadsjagten en met den reizenden bode; besloten wordt het huis gemeubeld te verhuren voor fl 1000,=, mits de huurder de meubels onderhoudt en den casteleijn aan tractement en nieuwjaar betaalt de fl1650 's jaars die hij heeft; met inbegrip van de fl 2000 's jaars voor aankoop en onderhoud der meubels en van het bedrag noodig aan wijn, zou (meende men) die verhuring eene besparing geven van fl 5000 's jaars.

Den 19 Febr. 1798 werd besloten om het Logement benevens de daarachter zijnde tuin met deszelfs bepoting en beplanting, gelijk mede alle zoodanige meubelen, van linnengoed, inboedel, zilverwerk, huisraad en andere goederen tot de huishouding behoorende, alleen met uitzondering der ledikanten met toebehooren, bedden en beddegoed te verhuren aan het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek voor den tijd van 3 eerstkomende en achtereenvolgende jaren, ingaande 1 Maart eerstkomende en zullende expireeren ultimo Febr. 1801 en zulks voor de somme van 3000 gld. per jaar. te betalen met de expiratie van alle half jaar onder de volgende voorwaarden: dat de voorn. meubelen en inboedel door een gequalificeerd persoon van wederzijde te benoemen zullen worden getaxeerd en hiervan een inventaris met bijvoeging der specifique tauxatie ad fl 8888.6 zal worden geformeerd, om na expiratie van het huurcontract opnieuw te worden gewaardeerd.

De Agent van Oorlog zou er wonen en tevens zijn bureau er in worden gevestigd, nadat vooraf alle archieven, boeken, charters en kaarten in daartoe gemaakte kisten waren ingepakt en opgezonden aan de Stad Rotterdam.

Inmiddels werd het huis met zijn behangsels en meubilaire goederen door de Stad tegen brandschade verzekerd tegen eene premie van fl 146.7.8 's jaars, het groote huis ad fl. 36000.-, het aangrenzende kleine huis dat voor fl. 500.- 's jaars verhuurd werd, ad fl. 7000. -.

De Agent Van Oorlog bleef met zijn bureau in het gebouw tot Mei 1802.

Eene Commissie uit Parijs vroeg in Febr. 1802 of Rotterdam het huis wilde verkoopen en zoo ja, tot welk bedrag, waarop de timmerman Heinsius het Groote huis met de stalling op fl. 60.000 en het kleine huis op fl. 16.000 schat; gevraagd werd nu door de Stad voor het Groote huis met tuin, met de vaste behangsels, spiegels, tapijten en schilderijen, het koetshuis en de stalling fl. 65.000, waarop Parijs van den aankoop afziet.

21 Maart 1803 wordt besloten, het alsnu ledig staande huis we­der te verhuren.

Spoedig daarna vergunt echter het Rotterdamsche stadsbestuur den Franschen generaal Victor in het huis zijn intrek te nemen. Of hij huur betaalt, blijkt niet; waarschijnlijk heeft de Stad er nog op toe moeten leggen, want de bewoner, met de inrichting van het huis niet tevreden, brengt daarin op eigen houtje verbeterin­gen aan, daarna daarvoor tegemoetkoming in de kosten vragend, op welk verzoek Wethouderen, Fabriek~ en Rekenmeesteren werden gemachtigd om ter deze zoodanig te handelen als zij ter voorkominge van meerdere bezwaren en alzoo ten meesten nutte en profijte der Stad zullen oordeelen te Behooren. Inmiddels waren de meubels reeds aan het Ministerie van Oor­log afgestaan voor de som van f 4300, te betalen in 5% wissel­brieven.

4 Aug. 1806 kwam bij de Stad in het verzoek van het Departementaal Bestuur van Holland, het huis te willen verkoopen voor de vergaderingen van het Wetgevend Ligchaam; beide panden worden nu voor fl. 65000 aan de Regeering aangeboden, waarop in Sept. 1806 door Johan Briefhuis voor die som, voor rekening van den Lande, het huis met stal, tuin en annexe huizingen en erven werd gekocht.

5 Maart 1814 schreef de Algem. Secretaris van Staat aan Hee­ren Comm. Gen. van Financiën en van Binnenlandsche Zaken, als Superintendenten der Gebouwen:

Z. K. H. heeft goedgevonden, dat het voormalig Logement van Rotterdam geaffecteerd worde en blijve voor de Bureaux der Algemeene Staatssecretarie en voor het Bureau van den toekomstigen Raad van State, die daarin tevens eene behoorlijke vergaderzaal zal moeten vinden.
Mij de eer gewerde, U Mijne Heeren van die bepaling te verwittigen, moet ik tevens verzoeken, dat op de tijdige ontruiming immers van een gedeelte van het gemelde Locaal de vereischte order gesteld worde; want hoewel ik zelve mij desnoods in de twee vertrekken, die men voor mij en mijne Bureaux tot dusverre overgelaten heeft, nog langer zoude kunnen behelpen, zal echter de Installatie van den Raad van State in de eerste dagen van April gevolg moeten nemen; weshalve er geen tijd te verliezen is.
.

Het gewezen Logement is toen aan de tuinzijde vergroot en de gewezen zgn. Groote Zaal veranderd in eene ruime vergaderzaal voor den Hoogen Raad van Adel, wiens kamerbewaarder daarin mede zijne woning had, tot in 1818-19, toen dit College het gebouw verliet, dat nu werd ingericht eerst tot bureaux voorden Adjudant-Generaal, den Kwartiermeester-Generaal en het Topografisch Beheer en vervolgens tot Departement van Oorlog.
Een en ander werd uitgevoerd volgens het ontwerp van Bartholomeus Wilhelmus Heinrich Ziesenis, dato 14 Dec. 1813 provisioneel benoemd tot architect van 's Landsgebouwen en Paleizen, en aan wiens zorg het Bestuur der werkzaamheden in de Residentie werd opgedragen.

In het vergroote achtergebouw werd nu de nieuwe vergaderzaal uitgebroken en die ruimte in twee verdiepingen en tot bureaux ingedeeld, en voor de daarboven gelegen teekenzaal van het Topografisch bureau werden de vensters verhoogd en meerdere aangebracht, en zoo 't schijnt, tevens de bekapping en de goten vernieuwd.

In het vóórgebouw werden in de beneden-verdieping de vertrekken verhoogd door daarin de bevloering 60 cm. te laten zakken, en deze nu voorzien van groote vensters en van Escosynsch gepolijste mantels, tevens werd de straat voor het gebouw verlaagd en de stoep met zijn treden en het ijzeren hek gewijzigd en -deels vernieuwd en in de vestibule eene portiersloge gemaakt.

In 1861-62 werd de groote tuin helaas vernield en daarin door den toenmaligen Landsbouwmeester N. W. Rose, een gebouw gezet voor den Topograflschen en Geneeskundigen Dienst, breed 16.80 M., lang 37,4 M. hoog meerdere verdiepingen, hetgeen fl 147 .576,37 heeft gekost, terwijl het laatst overgeblevene stukje tuin, gelegen achter het bijbehoorend aangrenzend huis links, in 1879 werd bezet met een bergplaats voor lithografische steenen.

In 1902 eindelijk werd het vóór-gebouw door aanbouw van bureaux voor de Artillerie over meer dan de volle diepte bijna tot de dubbele breedte en tot zijn tegenwoordigen vorm gebracht.





Terug naar Aad's homepage, met links naar al zijn verhalen



Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

24 Februari 2008