(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Op onze site ontbrak nog een verhaal over de Raad van State, hoe is de Raad van State eigenlijk ontstaan en natuurlijk ook de rol van de Raad van State op het ontstaan van de 80-jarige oorlog.
De Raad van State is al eens zijdelings ter sprake gekomen in het volgende verhaal, ook voor prenten verwijzen we dan ook naar dit verhaal:
Van Philips de Goede, Philips de Schone tot Maarten Luther
Maar terug naar dit verhaal over de Raad van State:
Citaat uit dit verhaal:In Delft werd dus in 1428 tussen Jacoba van Beieren en Philips de Goede van Bourgondië een overeenkomst (de Zoen van Delft) gesloten, waarbij Philips door zijn nicht Jacoba werd aangenomen tot ruwaard en opvolger in de graafschappen Henegouwen, Holland en Zeeland en in de heerlijkheid West-Friesland.
De Engelsen landden bij Brouwershaven, waar Hoeksgezinde Zeeuwse edelen zich bij hen aansloten. Philips, die toen in Holland vertoefde, snelde met een leger naar Zeeland en wist de Engelsen te verslaan. Kort daarop brak er in Holland een boerenopstand uit. De boeren, door edelen van Jacoba van Beieren geleid, sloegen het beleg voor Haarlem. Philips zond een leger om de stad te ontzetten, doch dit werd door Jacoba van Beieren, wederom bij Alphen, verslagen. Haarlem hield evenwel stand en Philips wist de boerenopstand te onderdrukken.
Inmiddels werd de toestand er niet gunstiger op voor Jacoba van Beieren. Nadat een Hoekse vloot bij Wieringen was vernield begon Philips Jacoba's vestingdriehoek rechtstreeks aan te vallen. Tot overmaat van ramp bereikte de gravin uit Engeland het bericht, dat Gloucester alle banden met haar had verbroken en opnieuw, nu met een Engelse hofdame, was getrouwd. Dit alles was te veel voor de jonge gravin: zij liet Philips weten, dat zij bereid was met hem te onderhandelen. Te Delft kwam in 1428 een verdrag tot stand (de Zoen van Delft). Er werd bepaald, dat Jacoba van Beieren de titel van gravin van haar drie gewesten zou behouden, maar dat Philips ze als ruwaard zou besturen tot zij opnieuw zou trouwen, en dat hij haar erfgenaam zou zijn, ingeval zij kinderloos stierf. Verder zou ze niet mogen huwen zonder toestemming van Philips, van haar moeder en van de Staten van haar gewesten.
Toch trouwde Jacoba vier jaar later op het Binnenhof in Den Haag in alle stilte met de aanzienlijke edelman Frank van Borselen. Het geheim werd echter verraden aan Philips, die de bruidegom liet gevangennemen en opsluiten in het slot van Rupelmonde. Nu Jacoba van Beieren de Zoen van Delft had geschonden, verklaarde Philips, dat hij Borselen alleen zou vrijlaten, wanneer Jacoba van Beieren ook van haar laatste rechten als gravin afstand deed. Om haar echtgenoot te redden, gaf ze hieraan gehoor.
Jacoba van Beieren op valkenjacht
Rechts te paard haar 4e echtgenoot Frank van Borselen
Jacoba van Beieren leefde nog slechts drie jaar: in de nazomer van 1436 stierf zij, pas 35 jaar oud, op het slot Teilingen bij Leiden. Zij werd begraven in de Hofkapel te 's-Gravenhage. Daar wijst op het Binnenhof een steen de plaats aan, waar Jacoba van Beieren na haar veelbewogen leven een laatste rustplaats vond.
Echt tot slot een kaart van het Bourgondische rijk na de opvolging van Jacoba van Beieren door Philips van Bourgondie.
Philips van Bourgondië, 1450
Aan het hof van Philips de Goede (rechts)
LINK
En als bepaalde voorwaarden niet zouden worden vervuld, dan zou Philips de Goede van Bourgondië de boedel zonder meer in handen krijgen. Wat dan ook gebeurde.
Philips de Goede van Bourgondië kreeg deze gewesten als erfdeel, als patrimonium, in zijn bezit. Dit was een gebiedsuitbreiding, die de Bourgondische staat tot een indrukwekkend Europees rijk maakte.
1473
Intocht van Karel de Stoute in Trier
Philips' zoon, Karel de Stoute, en vervolgens diens dochter Maria van Bourgondië en schoonzoon Maximiliaan van Oostenrijk raakten weliswaar Bourgondië zelf en nog een paar landstreken kwijt aan Frankrijk, maar deze verliezen werden naderhand in het noorden meer dan goedgemaakt door de achterkleinzoon, keizer Karel V.
Maria van Bourgondië stort van haar paard
Tijdens het bestuur van Karel V wist Karel V in alle gewesten die men de Nederlanden noemde, als landsheer te worden erkend.
Citaat uit dit verhaal:Philips II wilde graag een mausoleum bouwen voor zijn vader, Karel V. Het ontwerp moest de grootsheid van zijn Rijk symboliseren en natuurlijk zijn Katholieke vroomheid benadrukken. Philips II was inderdaad, volgens vriend en vijand, een diep gelovig Katholiek die echter niet begreep, maar dat was natuurlijk in die tijd als Soeverein, als Alleenheerser, moeilijk te begrijpen, dat er mensen waren die over hun geloof wat anders dachten. Een van zijn grootste tragedies, hij heeft hier echt onder geleden, dacht echt dat die ketters allemaal in de hel zouden komen, hij moest ze dus wel redden..., goedschiks of kwaadschiks
1555
Karel V, leunend op Willem van Oranje, doet afstand van de regering
links zoon Philips II
in het midden, de zuster van Karel V, Landvoogdes Maria
Vanzelfsprekend hebben we op onze site meerdere verhalen waar Philips II in voorkomt en uiteraard heeft Aad het nooit over Filips II, die man heette immers Philips, dat bekende bedrijf heet toch ook zoo....
Bijvoorbeeld dit verhaal:
Het Klooster paleis, het Escorial, van Philips II en ook natuurlijk iets over Philips II
Philips II
1548
Karel V
Philips II in gebed na de nederlaag met de Armada in 1588 Tijdens het bestuur van Karel V wist Karel V dus in alle gewesten die men de Nederlanden noemde, als landsheer te worden erkend.
LINK
in zijn prive kapel in het Escorial
Het waren er totaal zeventien, en naar de wijze van verkrijging worden ze wel verdeeld in patrimoniale en door inlijving verkregen gewesten: hertogdommen, graafschappen, een bisdom, een markgraafschap en nog wat heerlijkheden.
In alfabetische volgorde: Antwerpen, Artesië (Artois), Brabant, Friesland, Gelderland, Groningen, Henegouwen, Holland, Limburg, Luxemburg, Mechelen, Namen, Overijssel, Utrecht, Vlaanderen, Zeeland en Zutphen. In al deze gewesten zwoeren in 1549 de Staten vergaderingen trouw aan Karels zoon, Philips II, als diens opvolger volgens een regeling, die men pragmatieke sanctie noemde, een term voor een bepaald soort keizerlijke beslissingen. Met het vrij willekeurig overgaan van de ene landsheer naar de andere leek het nu in de Nederlanden verleden tijd. Bovendien had de keizer in deze landen gezorgd voor een aantal centrale bestuursorganen: een landvoogd, stadhouders, een Raad van State, een Geheime Raad en een Raad van Financiën. En dan waren er nog de Staten van de gewesten en de Staten-Generaal.
Meer over de organisatie van de Gewesten, bijv. die van de Staten van Holland kun je vinden in dit verhaal
Het logement der Stad Rotterdam in Den Haag, vlakbij het Binnenhof, wordt nu gebruikt door het Ministerie van Defensie
De genoemde namen van de Zeventien Provinciën en de verschillende Raden, dat moeten we even beter omschrijven:Een landvoogd was dus nodig, sinds de landsheer, vooral nadat hij Habsburger of Oostenrijker was geworden, meestal in de talrijke andere delen van zijn rijk, in Duitsland, in Italië of in Spanje bezig was zijn onderdanen te regeren. Karel V had de landvoogdij over de Nederlanden in 1531 opgedragen aan zijn jongste zuster Maria, koningin-weduwe van Hongarije.
Nu we het dus hebben over de namen van de Zeventien Provinciën, ook dat onderwerp, die namen van de Zeventien Provinciën, is een apart verhaal waard, wat we dus maar niet gaan doen. Toch is het wel aardig om even stil te staan bij de namen van de Zeventien Provinciën, al is het maar voor Google....:
De namen van de Zeventien Provinciën
Formeel vanaf 1648 (LINK) bestond de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden uit de volgende gewesten c.q. provinciën c.q. provincies:
- Gelderland
- Holland
- Zeeland
- Utrecht
- Friesland
- Overijssel
- Groningen
Bij deze Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden hoorden dan ook nog de zogenaamde Generaliteitslanden, gebieden die waren verworven buiten het grondgebied van de zeven bovengenoemde gewesten en die rechtstreeks door de Staten-Generaal werden bestuurd:
- Drenthe, was niet verworven, maar te onbelangrijk, het hoorde in de praktijk bij Overijssel
- Staats-Vlaanderen, het huidige Zeeuws-Vlaanderen
- Staats-Brabant, het huidige Noord-Brabant
- De Landen van Overmaze, gebieden in het huidige Noorderlijk en Zuidelijk Limburg, waaruit heel veel later de huidige Provincie Limburg is ontstaan
Een gedeeltelijke rest van de Zeventien Provinciën ging uiteindelijk het huidige België en Luxemburg vormen met als basis o.m. Vlaanderen en Brabant, maar waar ook gebieden als Luik, Stavelot-Malmedy, Bouillon etc aan werden toegevoegd. Andere delen kwamen zelfs bij Frankrijk.
Voor meer details verwijzen we graag naar ons verhaal:
De geschiedenis van de grens van Nederland
En naar dit verhaal:
1815 - 1830: de aanleiding tot de Belgische opstand en afscheiding
Aan dat laatste verhaal is o.m. dit Belgische commentaar toegevoegd:Een heel mooi overzicht van de namen van de Zeventien Provinciën is dit fragment, waarbij dit fraaie kaartje heel handig is:
Zo zijn een groot deel van de gebieden die men ooit tot de 17 provinciën rekende, Frans grondgebied geworden. Gebieden als Artois, Kamerijk en grote delen van Henegouwen en Vlaanderen waren reeds voor de Franse revolutie uitbrak door de Fransen geannexeerd na verschillende oorlogen. Dat Willem I deze gebieden zou kunnen opeisen op het Congres van Wenen om zijn ideaal van de 17 provinciën te realiseren, zou zeer twijfelachtig zijn. Men wilde Frankrijk niet te zeer verzwakken omdat het anders op wraak zou uitzijn (niet zo’n domme gedachte, de Duitse annexatie van Elzas-Lotharingen is één van de aanleidingen tot de Eerste Wereldoorlog, waarna de Duitsers op weerwraak uit waren…)
Samengevat worden de 17 Provincies of Gewesten ook vaak als volgt weergegeven, bijvoorbeeld ten tijde van de benoeming van Philips II tot Landsheer van de 17 Verenigde Nederlanden (1555):
- de hertogdommen
- Lothrijk,
- Brabant,
- Limburg,
- Luxemburg,
- Gelder;
- de graafschappen
- Vlaanderen,
- Artois,
- Bourgondië (Franche Comté),
- Henegouwen,
- Holland,
- Zeeland,
- Namen,
- Zutphen
- Charolais
- het markgraafschap van Antwerpen
- de Heerlijkheden van het Heilige Roomsche Rijk
- Friesland,
- Utrecht,
- Overijssel,
- Groningen,
- Valkenburg,
- Daalhem,
- Salins,
- Mechelen en
- Maastricht.
Van deze lagen Franche Comté, Charolais en Salins op tamelijken afstand van de Nederlanden, waartoe zij niet werden gerekend; het waren de Duitsche rijkslenen die Philips de Stoute uit de erfenis van het oudere, in 1361 uitgestorven Bourgondische huis had verkregen.
Van de overige titels was die van Lothrijk een denkbeeldige en duidde geen werkelijke provincie aan;
Valkenburg en Daalhem waren in 1544 met een derde in het verdrag van 1548 niet genoemde heerlijkheid, 's-Hertogenrade, als "landen van Overmaze" administratief bij Limburg gevoegd;
Maastricht werd door Brabant bezeten in gemeenschap met Luik en was geen gewest op zichzelf.
In de overblijvende zeventien titels heeft Wagenaar op voorgaan van Bor en van Meteren de namen meenen te herkennen van de zeventien provinciën van Karel's Nederlandsch gebied. Dat het er zeventien waren was ieder zich bewust; de geuzenliederen spreken van dit getal (ras, seventien provincen, stelt u nu op den voet), en als in 1578 de Staten-Generaal een wapen kiezen, laten zij hun klimmenden leeuw zeventien pijlen omvatten, "signifiant les dix-sept provinces". Het begrip provincie sloot echter de afzonderlijke bewilliging van beden door een eigen Statenvergadering in, en dus afzonderlijke vertegenwoordiging ter Staten-Generaal, die niets waren dan een gecombineerde vergadering der provinciale Staten.
Hieraan voldoen van de door Wagenaar opgetelde zeventien het markgraafschap Antwerpen en het graafschap Zutphen niet.
Antwerpen was bij Brabant ingelijfd en was een der vier groote steden die in de Staten van die provincie vertegenwoordigd waren;
Zutphen was vertegenwoordigd op den Gelderschen landdag.
Om uit te maken welke dan de zeventien zijn, moeten wij nagaan welke gewesten een voltallige vergadering der Staten-Generaal samenstelden. Zelden waren dezen geheel voltallig, maar op de plechtige vergadering waarin Karel V de regeering overdroeg aan zijn zoon, den 25sten October 1555, hadden zich toch zestien provinciën doen vertegenwoordigen, en daar wij weten welke er toe beschreven waren, kennen wij ook de zeventiende. De zeventien provinciën dan zijn:
- 1. het hertogdom Brabant.
- 2. het hertogdom Limburg met de landen van Overmaze.
- 3. het hertogdom Luxemburg.
- 4. het hertogdom Gelder met Zutphen.
- 5. het graafschap Vlaanderen.
- 6. het graafschap Artois ["Artezië" in Dutch].
- 7. het graafschap Henegouwen ["Hainaut" in French].
- 8. het graafschap Holland.
- 9. het graafschap Zeeland.
- 10. het graafschap Namen.
- 11. de steden en kasselrijen van Rijsel ["Lille" in French] , Douai en Orchies.
- 12. de stad Doornik ["Tournai" in French] met het Doorniksche.
- 13. de heerlijkheid Mechelen.
- 14. de heerlijkheid Friesland.
- 15. de heerlijkheid Utrecht.
- 16. de heerlijkheid Overijssel met Drente.
- 17. de heerlijkheid Groningen.
Het thuisgebleven gewest is Overijssel, waaraan Karel V het landschap Drente, als voor een afzonderlijke vertegenwoordiging te onbeduidend, voor deze gelegenheid had toegevoegd.
Rijsel, Douai en Orchies (het zoogenaamde Waalsch Vlaanderen) waren in 1305 door den Franschen koning Philips IV den Schoone aan Vlaanderen ontrukt, doch in 1369 teruggegeven, toen de Vlaamsche graaf toestemde in het huwelijk van zijn eenig kind met den Franschen prins, Philips den Stoute (...). Zij waren echter niet weder administratief met het overige, Dietsche, Vlaanderen vereenigd, doch bleven afzonderlijk bestuurd.
Doornik, een oude bisschopsstad, daarna Vlaamsch, was mede gedurig door Frankrijk aan Vlaanderen ontrukt geweest en eerst door Karel V in 1521 voorgoed weder met de Nederlanden vereenigd. Zijn, recht er op was onder den titel van Vlaanderen begrepen, maar administratief bleef het even als Waalsch-Vlaanderen een afzonderlijk geheel.
De Zeventien Provinciën is een term voor het geheel van vorstendommen dat in de loop van de 14e tot 16e eeuw in handen kwam van de Bourgondische hertogen als de landen van derwaarts over.
Het was het kerngebied van de Bourgondiërs na het verlies van de erflanden in 1477, in casu Bourgondië zelf.
Deze gebieden omvatten:
- 1. graafschap Artesië
- 2. hertogdom Brabant
- 3. heerlijkheid Doornik en het Doornikse
- 4. heerlijkheid Friesland
- 5. hertogdom Gelderland
- 6. heerlijkheid Groningen
- 7. graafschap Henegouwen
- 8. graafschap Holland
- 9. hertogdom Limburg
- 10. hertogdom Luxemburg
- 11. heerlijkheid Mechelen
- 12. graafschap Namen
- 13. heerlijkheid Overijssel, Drenthe, Lingen, Wedde en Westwoldingerland
- 14. steden en kasselrijen Rijsel, Douai en Ochies
- 15. heerlijkheid Utrecht
- 16. graafschap Vlaanderen
- 17. graafschap Zeeland
- Hertogdom Brabant
- Hertogdom Limburg
- Hertogdom Luxemburg
- Hertogdom Gelre
- Graafschap Artesië
- Graafschap Henegouwen
- Graafschap Vlaanderen
- Graafschap Namen
- Graafschap Zutphen
- Graafschap Holland
- Graafschap Zeeland
- Markgraafschap Antwerpen
- Heerlijkheid Friesland
- Heerlijkheid Mechelen
- Heerlijkheid Utrecht
- Heerlijkheid Overijssel
- Heerlijkheid Groningen
Totaal oppervlak van de 17 Verenigde Nederlanden (1555): ca 20% van Italië met 1350 steden
Ook over de Centrale instellingen bestaan natuurlijk mooie definities:
In 1531 werden de Collaterale Raden die de landvoogdes ter zijde stonden ingesteld:
- De Raad van State, een adviesorgaan samengesteld uit de belangrijkste edelen voor de binnen- en buitenlandse politiek
- De Geheime Raad, samengesteld uit juristen. Naast adviezen over wetgeving en bestuur sprak de raad ook recht.
- De Raad van Financiën, met 3 directeurs (van adel), een thesaurier-generaal (beheerder van Rijks gelden) en commissarissen (experts). Het heffen van belastingen, controle van schulden en beheer van de vorstelijke domeinen.
- De vorstelijke financiën werden gecontroleerd door de rekenkamers. Ook hielden zij archieven bij en waren zij registratiebureaus voor o.a. verleende privileges aan steden en andere gemeenschappen.
- De rechtbank kende een hoogste beroep in de Grote Raad van Mechelen. Al waren voor een aantal provincies uitzonderingen gemaakt met eigen raden zonder beroepsmogelijkheden.
- De Grote Raad moest bij competentieverschillen de Geheime Raad voor laten gaan. De latere Hoge Raad (1582) werd naar het voorbeeld van de Grote Raad van Mechelen opgericht.
Het was op aandringen van Maria van Hongarije dat de Nederlanden weer min of meer formeel aan het Roomse Rijk der Duitse Natie werden toegevoegd als Bourgondische Kreis. Gelukkig voor de Nederlanden is van deze integratie poging niet veel terecht gekomen.
De landvoogdes Maria van Hongarije kon ook natuurlijk niet overal tegelijk zijn en zo werden overigens naar oud gebruik - in de verschillende gewesten stadhouders benoemd. Zij vervingen de landvoogdes en in haar naam de landsheer, de keizer en zij waren gebonden aan een instructie.
Ze waren soms stadhouder over meer dan één gewest. Zo was Willem van Oranje stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht en het verafgelegen restant van het oude hertogdom Bourgondië, de zogenoemde Franche-Comté, en was Egmond stadhouder van Vlaanderen en Artois.
Citaat uit dit verhaal:Brabant nam een afzonderlijke positie in, zonder stadhouder, maar met de hoofdstad Brussel als zetel van de centrale regering.
1583
Willem de Zwijger
Willem de Zwijger had recht op o.m. de volgende titels :
- Prins van Oranje, vanaf 1544
- Graaf van Nassau, Katzenelnbogen, Vianden, Diex, Buren, Lingen en Leerdam
- Markies van Veere en Bergen op Zoom
- Burggraaf van Antwerpen
- Baron van Breda, IJsselstein, Diest en Cuyk
- Ridder van het Gulden Vlies (1566)
- Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht (1559 - 1567 en 1572 - 1584)
- Gouverneur van de Franse Comté (1561 - 1567)
- Stadhouder (Ruwaard) van Brabant (1577 - 1584)
- Stadhouder van Friesland (1580 - 1584)
De in rood aangegeven titel maakte hem en de rechtmatige opvolger van deze titel, zijn oudste zoon Philips Willem, tot een adellijk persoon, in aanzien in heel Europa. Zijn zoon Maurits mocht zich slechts Graaf van Nassau noemen. Alleen omdat Philips Willem in 1618 kinderloos overleed, kreeg Maurits bij testament recht op de prestieuse titel Prins van Oranje. Had Philips Willem wettige nakomelingen gehad, dan had Nederland nu geen Oranje als hoofdkleur bij o.m. sportwedstrijden gehad.
En natuurlijk voegen we ook even nog de volgende toelichting toe op allerlei titels van Willem de Zwijger:
- Katzenelnbogen: graafschap, genoemd naar een burcht bij Limburg a/d Lahn. De Nassaus verwierven dit bezit door het huwelijk van Hendrik II met Anna, erfdochter van Katzenelnbogen in 1434.
- Diez: graafschap aan de Beneden-Lahn, dat in 1420 toeviel aan Engelbert I van Nassau uit de erfenis van zijn met Judith van Diez getrouwde broer Adolf.
- Vianden: graafschap, gelegen in Luxemburg aan de Our. In het bezit der Nassaus gekomen door het huwelijk van Otto II (gestorven rond 1350) met Adelheid van Vianden.
- Antwerpen: markgraafschap, onderdeel van het hertogdom Brabant en door de landsheer in leen gegeven aan Engelbert II van Nassau.
- Besançon: markgraafschap in de Franche-Comté; behoorde tot het oorspronkelijk bezit van de graven van Chalon, dat door het huwelijk van Claudia van Chalon met Hendrik III van Nassau via hun zoon René in het bezit van Willem de Zwijger is gekomen.
- Breda: baronie, behorende tot de bezittingen, die door het huwelijk van Johanna van Polanen met Engelbert II in Nassaus bezit zijn gekomen.
- Diest: heerlijkheid in de Belgische provincie Brabant, in 1499 verworven door Engelbert II
- Grimbergen: heerlijkheid in dezelfde provincie, ongeveer dezelfde tijd verworven door Engelbert I.
- Arlay en Nozerai: heerlijkheden in de Franche-Comté, behorend tot de goederen van Claudia van Chalon. Bij Arlay, ten oosten van Chalon staat nog steeds de ruïne van de stamburcht St.-Germain-lesArlay.
- Chastelbellin: al heel lang in het bezit van de Chalons. Jan I, graaf van Chalon en Bourgondië was in de eerste helft van de 13e eeuw getrouwd met Isabelle de Courtenay, dochter van Robert de Courtenay, die op zijn beurt rechtstreeks afstamde van koning Lodewijk VI van Frankrijk. De derde zoon uit dit huwelijk was Peter van Chalon, bijgenaamd De Bouvier.
Hij kreeg de heerlijkheid Chastelbellin toegewezen. Het is mogelijk, dat hij die verwierf uit de erfenis van zijn moeder, of anders heeft zijn vrouw, een dochter van de graaf van Savoye, het gebied als huwelijksgift meegebracht.
De Nassause pretendenten hebben nog tientallen jaren voor de Grote Raad van Mechelen om het recht op Chastelbellin geprocedeerd, maar tenslotte is een lachende derde met het bezit ervan doorgegaan: in 1678 werd de Franche-Comté met al zijn heerlijkheden voorgoed bij Frankrijk ingelijfd.
Alle stadhouders waren lid van de Raad van State.
Aan het begin van de 80-jarige oorlog waren o.m. de volgende Stadhouders in functie en dus ook lid van de Raad van State en natuurlijk Ridder van het Gulden Vlies:
- Graaf van Egmond: Stadhouder van Vlaanderen, Artesië
- Prins van Oranje: Stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht en West-Friesland en Bourgondië
- Graaf van Aremberg: Stadhouder van Oost-Friesland, Overijssel en Groningen
- Graaf van Mansfeld: Stadhouder van Luxemburg
- Berlaymont: Stadhouder van Namen
- Markgraaf van Bergen: Stadhouder van Henegouwen, Câteau-Cambrésis en Valenciennes
- Baron van Montigny: Stadhouder van Doornik en omstreken
- Graaf van Megen: Stadhouder van Gelre en Zutphen
De voorganger van de Graaf van Megen, de Graaf van Hoorne (Philips van Montmorency) werd benoemd tot Admiraal van de Verenigde Vloot
Philips van Montmorency, de Graaf van Hoorne of beter gezegd Horne, was de zoon van Josef van Montmorency en Anna van Egmond.
Na de dood van zijn vader hertrouwde Anna van Egmond met Jan I van Horne en toen dit huwelijk kinderloos bleef, maakte Jan I zijn stiefzoon Philips van Montmorency tot enige erfgenaam, waardoor deze nu Graaf van Horne en Heer van Weert werd.
Nadat de heerlijkheid Weert in bezit van de Graven van Horne was gekomen, werd Weert de hoofdstad van het Graafschap Horne. Het dorp Horne of Horn ligt ten westen van Roermond en Weert ligt weer westelijk daarvan, in de Nederlandse provincie Limburg.
Iedere Stadhouder had ook het bevel over het krijgsvolk dat in zijn provincie was gelegerd, het oppertoezicht over het burgelijke bestuur en de rechtspraak. Met uitzondering van Vlaanderen, daar had de Stadhouder zich niet met de rechtspraak te bemoeien. Brabant had geen Stadhouder, maar werd rechtstreeks bestuurd door de Landvoogdes vanuit Brussel.
Laten we maar zeggen, het Nationale Leger, bestond uit max. 3000 ruiters, verdeeld over de verschillende gewesten. Niet alleen de Stadhouders waren commandant, maar ook de Hertog van Aarschot en de Graven van Hoogstraten, Bossu, Roeux en Brederode.
Naast deze ruiters waren ook nog door de verschillende Staten ingehuurde (vooral) Duitse regimenten her en der gelegerd. Apart hiervan waren vooral in de grenssteden ook nog ca 4000 Spanjaarden gelegerd, uiteraard exclusief onder Spaans bevel van Mendoza en Romeo.
Men zal zich dus kunnen voorstellen, dat de landsheer Karel V en Philips II, een bestuurlijke eenheid wilde brengen binnen dit lappendekenachtige gebied, waar ze hier hertog, daar graaf en ginds weer eens heer of burggraaf waren. Deze eenheid moest tot stand worden gebracht door landsheerlijke verordeningen, die voor het hele gebied der Nederlanden golden. Voor het opstellen en doen uitvoeren van deze verordeningen had de landvoogdes raden van advies nodig en die waren dan ook door Karel V ingesteld.
Dat wil zeggen, hij stichtte in 1531 een Raad van State, die naast de colleges van zijn voorgangers, te weten de Geheime Raad en de Raad van Financiën, een bestuursvorming en een rechtsbedeling in centralistische zin moesten helpen uitwerken. De Geheime Raad was het advieslichaam voor juridische zaken.
Alle Raden hadden hun zetel in Brussel en hun adviezen aan de landvoogdes waren allerminst bindend. Keizer Karel V had inder tijd zijn zuster Maria van Hongarije tot deze functie geroepen en Philips II had hetzelfde gedaan met zijn halfzuster Margaretha van Parma.
Margaretha van Parma
de moeder van Alexander Farnese,
Hertog van Parma
Prenten uit dit verhaal:
27 augustus 1585
Parma trekt Antwerpen binnen
Parma zit op het witte paard op de brug net voor de stadspoort van Antwerpen
1584
Munten geslagen tijdens het Beleg van Antwerpen
LINK
Alexander Farnese, Hertog van Parma
1543 - 1592
zoon van de Landvoogdes Margaretha van Parma
In dit verhaal kun je een gedetailleerde stamboom vinden vanaf Karel de Stoute, Maria van Bourgondië, Philips de Schone, Karel V en Philips II, inkl. o.m. de landvoogdessen Margaretha van Oostenrijk, Maria van Hongarije en Margaretha van Parma en haar zoon Alexander Farnese, Hertog van Parma, Landvoogd der (Spaanse) Nederlanden t/m Isabella, Landvoogdes der (Spaanse) Nederlanden en Juan van Oostenrijk, Landvoogd der Nederlanden
Margaretha van Parma was dus de plaatsvervangster van Philips II in deze gewesten en al wilde zij zich nog wel eens laten overtuigen van het nut van voorgestelde maatregelen, haar halfbroer was heel wat minder gemakkelijk, vooral op het stuk van de religie.
Van deze met elkaar in verband staande Raden, daarom ook wel Collaterale Raden genoemd, werd de Raad van State geacht de voornaamste te zijn.
Misschien niet in het minst, omdat door de instructie van Karel V van 1531 en naderhand die van Philips II (1555) de ridders van de Orde van het Gulden Vlies, dus de Hogere Adel in de gewesten, lid waren en vooral in deze roerige tijden van dat lidmaatschap een nogal druk gebruik maakten.
Het politiek gewicht van de hoge adel werd hierdoor versterkt en dat was iets, waar een landsheer met centraliserende neigingen meestal tamelijk wantrouwend tegenover stond. Dat gold zeker voor iemand als Philips II en dus ook voor de landvoogdes Margaretha.
Daar kwam nog bij, dat tussen koning en landvoogdes aan de ene, en de meerderheid van de Raad aan de andere zijde ernstige meningsverschillen ontstonden over belangrijke zaken als de aanwezigheid van Spaanse troepen in de Nederlanden en de toepassing van de zogenaamde plakkaten tegen de ketterij. (Een plakkaat was toen de benaming voor een edict of bindend voorschrift, uitgaande van een centrale regering. De oorsprong van de term heeft te maken met het zegel, dat aan zo'n stuk werd gehecht.)
Het was dan ook niet zo verwonderlijk, dat Margaretha, die in eerste instantie met deze problemen te maken kreeg, omzag naar adviezen, die beter bij haar overtuiging pasten. Ze kreeg die van andere raadslieden en degene, die vooral door eerzucht, maar ook door bekwaamheid op de voorgrond trad, was Antoine Perrenot, heer van Granvelle.
Antoine Perrenot, heer van Granvelle
In 1561 werd Antoine Perrenot, heer van Granvelle verheven tot kardinaal en werd Antoine Perrenot, heer van Granvelle tevens benoemd tot aartsbisschop van Mechelen en primaat van de Kerk in de Nederlanden. Die benoeming vond plaats binnen het kader van de vernieuwing der bisschoppelijke hiërarchie.
Tegen deze vernieuwing en ook tegen de benoeming van Granvelle was veel verzet gerezen, onder meer van de zijde van de hoge adel, aan wie voordien gewoonlijk de met de meeste inkomsten gepaarde kerkelijke ambten toevielen.
Wat betreft de nieuwe nieuwe kerkelijke hiërarchie valt ook nog dit te melden:
Ook in de Raad van State werden dus mensen benoemd, die niet in die Gewesten waren geboren, een van de afgesproken Privileges. Ondermeer een Spanjaard, de Graaf van Feria, werd in de Raad van State opgenomen, inklusief stemrecht, nogmaals, een grove schending van de Privileges. Al is natuurlijk altijd betoogd dat DE grote uitzondering natuurlijk Willem van Oranje zelf is geweest, geboren immers in Duitsland......
In 1550 werd per plakkaat meegedeeld dat de Inquisitie voorrang zou krijgen t.o.v. de tot nu toe geldende afgesproken privileges, vrijheden en handvesten. Een van de historische breekpunten in de Nederlandse geschiedenis.
Door wie en wanneer werd de Inquisitie opgericht?
We vonden daarover dit:
De inquisitie werd door paus Gregorius IX opgericht in 1231 als kerkelijke rechtbank voor de hele kerk. Aanvankelijk bestond er gratie voor degenen die hun schuld bekenden, of kregen zij slechts een lichte straf.
Pas later begon men met een systematische ondervraging. De straffen van de Inquisitie bestonden toen al uit: de brandstapel, levenslange gevangenisstraf en verbeurd verklaren van goederen.
In 1478 ontvingen Ferdinand en Isabella, de 'Katholieke Koningen', toestemming van de Paus om de inquisitie in Spanje in te stellen. Kerk en staat waren in Spanje zeer nauw verbonden, een gevolg van de lange strijd tegen de Moren. Het verdedigen van het katholieke geloof en het verdedigen van het land vielen samen, vandaar de instelling van de inquisitie.
Wat hielden, samengevat, de eeuwenoude Privileges in, die de Landsheer beloofd had te eerbiedigen en te verdedigen tijdens zijn Blijde Inkomst:
- Niet ingezeten mogen geen ambten bekleden, ook wel uitgelegd als iemand kan alleen een ambt bekleden in een gewest / stad als hij er ook geboren is. Van deze regel werd meerdere keren afgeweken, zoals bij Willem van Oranje, geboren in Duitsland, maar toch Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht
- Het staat de Staten vrij waar en wanneer ze willen vergaderen
- Alleen met toestemming van de Staten mogen tollen worden geëxploiteerd
- De Landsheer mag alleen oorlog verklaren na overleg met de Staten
- De Landsheer moet zich in al zijn geschriften bedienen van de landstaal
- Het uitgeven van extra geld is ter beoordeling van de Staten
- Zonder overleg mag geen gedeelte van het land worden vervreemd
- Het is niet toegestaan buiten de grens een Statenvergadering bijeen te roepen
- In persoon moet de Landsheer de Bede komen doen. Geld mag dus pas worden geïnd na toestemming van de Staten
- Vreemde rechters mogen niet oordelen over ingezetenen van een gewest / stad
- Als de Landsheer andere wetten instelt dan die goedgekeurd zijn door de Staten, hoeft niemand zich daaraan te houden
Overigens was deze nieuwe kerkelijke hiërarchie een van Philips' geringste zonden. Het vergeven van kerkelijke bedieningen, ook van de hogere, zoals die van bisschop en aartsbisschop werd niet ten onrechte geacht een der middelen te zijn tot het terugdringen van de Reformatie. Een onderdeel van wat men wel de Contrareformatie noemt, een der uitvloeisels van het Concilie van Trente, dat in drie zittingen werd gehouden tussen de jaren 1545 en 1563.
In 1555 vielen de vier Bisdommen in de Nederlanden (Atrecht, Doornik, Kamerijk en Utrecht) nog steeds onder de Aartsbisdommen van Reims en Keulen, zo was het al eeuwenlang.....
Op aandrang van Philips II kwamen Paus Paulus IV en zijn opvolger Paus Pius IV met een reorganisatie die Philips II, onderweg in Zeeland op weg naar zijn vertrek vanuit Vlissingen bereikte en prompt goedkeurde natuurlijk.De 4 Bisdommen werden uitgebreid tot totaal 17 Bisdommen met 3 Aartsbisdommen:
- Aartsbisdom Mechelen: Bisdom Antwerpen, 's-Hertogenbosch, Gent, Brugge, Ieperen, Roermond
- Aartsbisdom Utrecht: Bisdom Haarlem, Middelburg, Leeuwarden, Deventer, Groningen
- Aartsbisdom Kamerijk: Bisdom Atrecht, Doornik, St-Oumer, Namen
Het hoogste gezag over de Kerk in de Nederlanden werd in Mechelen gevestigd en daartoe werd tot Kardinaal benoemd Antoine Perrenot, heer van Granvelle:
Antoine Perrenot, heer van Granvelle
In 1561 werd Antoine Perrenot, heer van Granvelle, zoon van Nicolas Granvelle, adviseur van Karel V, verheven tot kardinaal en werd Antoine Perrenot, heer van Granvelle tevens benoemd tot aartsbisschop van Mechelen en primaat van de Kerk in de Nederlanden. Die benoeming vond plaats binnen het kader van de vernieuwing der bisschoppelijke hiërarchie. Bovendien werd Antoine Perrenot, heer van Granvelle, benoemd in de Raad van State,
Tegen deze vernieuwing en ook tegen de benoeming van Granvelle was veel verzet gerezen, onder meer van de zijde van de hoge adel, aan wie voordien gewoonlijk de met de meeste inkomsten gepaarde kerkelijke ambten toevielen.Ook over het Collatie recht ontstonden dus al snel konflikten, oftewel, wie heeft het laatste woord bij de benoeming van een nieuwe Bisschop. Nu in de 21e eeuw maakt niemand zich daar meer druk om, maar toen had meestal de Landsheer het laatste woord en namens hem vaak de Stadhouder...... Granvelle had van de Paus, gesteund door Philips II, dus min of meer het alleenrecht gekregen bij de keuze van een nieuwe Bisschop en dus grote invloed op de inkomsten van de gewestelijke kerken en kloosters. Door de nieuwe (verkleinde) herindeling waren de inkomsten van vooral kloosters sterk teruggevallen en dus indirekt ook de inkomsten van de gewesten. Volgens velen werd en passant door de nieuwe kerkelijke hierarchie ook de macht van de Inquisitie vergroot.
Het lukte de Hoge Adel vaak en dus werd het een gewoonterecht, om een zoon als bisschop benoemd te krijgen, met alle gevolgen natuurlijk voor hun macht, aanzien en inkomen. Of een zoon geschikt was, deed, net als bij heel veel andere ambten in die tijd en nog jaaaaaaaaaren later (zo tot de Franse Tijd....) eigenlijk niet ter zake.
In de nieuwe opzet zouden, aldus het plan, alleen godgeleerden en specialisten in het canonieke recht worden benoemd, aldus het decreet van Philips II en natuurlijk waren dit allemaal trouwe aanhangers van Philips II.
Bovendien was de buitenlander Granvelle dus ook een van de rechtstreekse adviseurs van de Landvoogdes. Alles bij elkaar betekende dit voor de Raad van State een grote uitholling van bevoegdheden....
Uit protest tegen de monopolistische positie van Granvelle weigerde de Hoge Adel (w.o. Willem van Oranje) de vergaderingen van de Raad van State nog langer bij te wonen en dus ontstond een gezagscrisis. Net alsof er nu niemand meer in de 2e Kamer komt opdagen, met uitzondering van de Voorzitter, want ook dat was Granvelle...
De beide andere adviseurs van de Landvoogdes naast Granvelle waren de Fries Viglius (Wiggle) Ayta van Zwichem, bij reputatie een der knapste rechtsgeleerden van Europa. Als zodanig was hij voorzitter van de Geheime Raad. En de derde was een Henegouwer, Karel van Berlaymont, baron van Hierges.
Berlaymont behoorde tot de zuidelijke hoge adel, maar hij was eigenlijk op twee manieren een buitenbeentje. Hij was een financieel deskundige en hij hield de zijde van de burgerlijke Granvelle. Met deze drie, Granvelle, Viglius en Berlaymont, hield de landvoogdes haar aparte beraadslagingen binnen een niet-officieel lichaam, dat in de geschiedenis bekend is geraakt onder een Nederlandse en een Spaanse benaming: Achterraad en Consulta. Een en ander tot grote woede van de meeste leden van de Raad van State, die op deze manier nogal eens voor voldongen feiten werden gesteld. Het is tenslotte Oranje geweest, die kans heeft gezien aan deze toestand een einde te maken.Uiteindelijk werd het zelfs een persoonlijke vete tussen Willem van Oranje en Philips II, meer hierover kun je lezen in dit verhaal:
De integrale tekst van het Plakkaat van Verlating / Verlatinghe, Juli 1581
In maart 1564 werd Granvelle door de koning teruggeroepen, eerst naar zijn geboorteland Franche-Comté, om naderhand naar Rome te worden gezonden. Granvelle is de grote drijvende kracht achter de Ban geweest.
De landvoogdes steunde Granvelle tot in de zomer van 1563. Toen zij echter, overigens ten onrechte, vermoedde, dat Granvelle haar persoonlijke belangen tegenwerkte, drong ook zij aan op verwijdering van de kardinaal.
Tenslotte gaf de koning toe en op 13 maart 1564 vertrok Granvelle uit Brussel. Hendrik van Brederode (waarover later meer) en de graaf van Hoogstraten zagen bij een van de stadspoorten Granvelle wegrijden en zij reden Granvelle nog een tijd na, om te zien of Granvelle werkelijk uit de Nederlanden vertrok.
Granvelle, die nog altijd dacht, dat de landvoogdes hem gunstig gezind was, hoopte na enige tijd terug te keren. Het was voor Granvelle een grote ontnuchtering, te merken, dat ook zij op zijn vertrek had aangedrongen. Granvelle zou nooit meer naar de Nederlanden terugkeren.......
In november 1565 ontstond het Verbond der Edelen waarover we deze tekst hebben gevonden, inklusief het Eedsformulier der Edelen en een samenvatting van het Smeekschrift der Edelen:
Het Eedsformulier der Edelen, opgesteld in november 1565, werd als eerste ondertekend door Philips van Marnix, Heer van St-Aldegonde. Dit Eedsformulier der Edelen wordt wel eens vergeleken met dat van de Eedgenoten uit Zwitserland, achteraf gezien het begin van het onafhankelijke Zwitserland en dus wordt het Eedsformulier der Edelen ook vaak beschouwd als het begin van het onafhankelijke Nederland:
Nadat bepaalde kwaadgezinde lieden onder het mom van een godvruchtige ijver, maar in feite alleen uit gierigheid en heerszucht de koning, onze zeer genadige heer, overreed hebben de afschuwelijke rechtbank van de inquisitie in deze gewesten in te voeren een rechtbank die tegen alle menselijke en goddelijke wetten indruist en alle barbaarse inrichtingen van het blinde heidendom in onmenselijkheid achter zich laat, die elk ander gezag aan de inquisiteurs onderhorig maakt, de mensen tot een eeuwigdurend knechtschap verlaagt en door haar vervolgingen de meest rechtschapen burger aan een eeuwige doodsangst blootstelt, zodat het een priester, een trouweloze vriend, een Spanjaard en eigenlijk iedereen van slechte aard vrijstaat zodra hij maar wil en wie hij maar wil bij deze rechtbank aan te klagen, gevangen te doen zetten, te vonnissen en te laten terechtstellen, zonder dat het hem vergund is te achterhalen wie zijn aanklager is, of bewijzen van zijn onschuld over te leggen - hebben wij, ondergetekenden, ons verbonden om over de veiligheid van onze gezinnen, onze goederen en onze eigen persoon te waken.
Dit Eedsformulier der Edelen ook wel Compromis genoemd, werd onmiddellijk in verscheidene talen vertaald en snel door alle provincies verspreid. Ieder van de eedgenoten bracht bijeen wie hij aan vrienden, verwanten, aanhangers en bedienden had, om het Verbond meer gezag te geven. Grote feestmalen werden gehouden, die dagenlang duurden.
Te dien einde verplichten en verenigen wij ons door een heilige broederschap en beloven wij met een plechtige eed dat wij ons met onze beste krachten tegen de invoering van genoemde rechtbank in deze landen zullen verzetten, ongeacht of men deze rechtbank heimelijk dan wel openlijk, onder welke naam ook, wenst.
Tevens verklaren wij dat het verre van ons is hiermee iets onwettigs tegen de koning, onze heer, te beogen; veeleer is het ons aller onveranderlijke voornemen om zijn koninklijk bewind te ondersteunen en te verdedigen, de vrede te bewaren en naar vermogen tegen elk oproer op te treden.
Overeenkomstig dit voornemen hebben wij gezworen en zweren nu opnieuw de regering in ere te houden en haar in woord en daad te ontzien. Daarvan zij God Almachtig onze getuige!
Voorts beloven en zweren wij elkaar over en weer, te allen tijde en op alle plaatsen, tegen welke aanval ook, te beschermen en te verdedigen op het stuk van de artikelen die in dit Compromis staan vermeld.
Hierbij verplichten wij ons dat geen aanklacht van onze vervolgers, met welke naam ze zich ook moge tooien, of ze nu rebellie, opstand of wat ook heet, de werking zal hebben dat ze onze eed zal verbreken jegens wie het voorwerp van een beschuldiging is, of ons van onze belofte jegens hem zal ontslaan. Geen handeling, gericht tegen de inquisitie, kan de naam van muiterij verdienen.
Wie derhalve uit dien hoofde in hechtenis wordt genomen, hem verplichten wij ons hierbij naar ons vermogen bij te staan en met alle denkbare geoorloofde middelen zijn vrijheid terug te geven.
Hierin, als in alle overige regels die onze houding bepalen, en dan vooral ten aanzien van de rechtbank der inquisitie, voegen wij ons naar het algemene goeddunken van het Verbond, oftewel naar het oordeel van hen die wij eenstemmig tot onze raadgevers en leiders zullen benoemen.
Ten bewijze hiervan en ter bevestiging van dit Verbond beroepen wij ons op de heilige naam van de levende God, de Schepper van hemel en aarde en van alles wat daarin is, die de harten, gewetens en gedachten beproeft en die de zuiverheid van de onze kent.
Wij smeken Hem om de bijstand van zijn Heilige Geest, opdat voorspoed en eer ons voornemen zullen kronen, ter verheerlijking van zijn Naam en tot zegen en eeuwige vrede van ons vaderland.
Wie verscheen (en iedereen was welkom) werd door hoffelijke betuigingen van vriendschap murw gemaakt.......
Van velen hield men bij het ondertekenen de hand vast, wie twijfelde werd uitgescholden, wie aarzelde bedreigd, wie trouw gezind bleef overschreeuwd; sommigen wisten niet eens waaronder ze eigenlijk hun naam schreven, en schaamden zich eerlang daarnaar te vragen.
Men was zelfs zover gegaan de namen en zegels van de prins van Oranje en de graven van Egmond, Hoorne, Megen en anderen na te bootsen, een kunstgreep waarmee vele honderden voor het Verbond werden gewonnen. Vooral had men het daarbij gemunt op de officieren van het leger, om zich in elk geval van die kant in te dekken, als het tot gewelddadigheden mocht komen.
Eind maart 1566, dus vier maanden na de opstelling van het Compromis, kwam de voltallige Raad van State in Brussel bijeen.
Aanwezig waren de prins van Oranje, de hertog van Aarschot, de graven van Egmond, Bergen, Megen, Aremberg, Hoorne, Hoogstraten, Berlaymont en anderen, de heren van Montigny en Hachicourt, allen ridders van het Gulden Vlies, president Viglius, de staatsraad Bruxelles en de overige bijzitters van de Geheime Raad.
Hier toonde men reeds verschillende brieven die nadere berichten over het plan van de samenzwering gaven. De nood waarin de landvoogdes verkeerde, gaf de ontevredenen een gewicht waarvan zij niet aarzelden nu gebruik te maken om hun langdurig onderdrukte gevoeligheden bij deze gelegenheid te berde te brengen. Men permitteerde zich bittere klachten over het hof zelf en over de regering.
Onlangs nog, liet de prins van Oranje zich ontvallen, stuurde de koning veertigduizend goudguldens naar de koningin van Schotland om haar in haar ondernemingen tegen Engeland te steunen - en zijn Nederlanden laat hij onder hun schuldenlast bezwijken. Maar om over het ontijdige van deze subsidies en hun slechte uitkomst nog te zwijgen, waarom wekt hij de woede van een koningin tegen ons op die als vriendin zo belangrijk, maar als vijandin zo geducht voor de Nederlanden is?
Willem van Oranje heeft het hier over Mary Stuart en Elisabeth I, meer over deze dames kun je vinden in ons Geschiedenis van Schotland verhaal:
Wat betreft de genoemde schuldenlast: de kosten van de oorlog met Frankrijk (we gaan op deze oorlog hier maar niet verder op in) drukte volledig op de Nederlanden. De oorlog tussen Spanje en Frankrijk werd afgesloten met de Vrede van Cateau-Cambrésis, met dit als bijzonderheid:
Willem van Oranje nam in opdracht van Philips II, dus in een tijd ver voor de 80-jarige oorlog, samen met o.m. Alva (!) en Granvelle deel aan een vredesmissie naar het Frankrijk van Koning Hendrik II.
Aanvankelijk konden Alva en Willem van Oranje dus uitstekend met elkaar opschieten. Bekend is dan ook dat vooral van Willem van Oranje werd gezegd dat hij somwijlen boven dorst dronk. Samen met Alva werd Brussel vaak vereerd op nachtelijke pleziertochten, aldus tijdgenoten
Fernando Alvarez de Toledo, Hertog van Alva,
doodt met een speer een driekoppige draak:
resp. de hoofden van de Paus
Willem van Oranje
Catharina de Medici, Koningin van Frankrijk
De afgebeelde Paus is waarschijnlijk Paus Paulus IV, een uitgesproken vijand van Spanje. Paus Paulus IV had in 1555 een geheim verbond gesloten met Frankrijk om de Spanjaarden uit Napels te verdrijven en Paus Paulus IV verklaarde zelfs in 1566 de oorlog aan Philips II. Prompt trok de toenmalige onderkoning van Napels, Fernando Alvarez de Toledo, Hertog van Alva...., de Pauselijke Staat binnen, waarop Frankrijks Koning Hendrik II de Paus te hulp kwam. Na een wapenstilstand werd de oorlog hervat voornamelijk vanuit de Nederlanden richting Frankrijk.....
De onthoofding van Mary Queen of Scots op last van Elisabeth I
Mary houdt een kruisbeeld in haar handen
Buiten worden haar kleren verbrand, niets mag meer aan haar herinneren
Mary Queen of Scots
A widow in her teens and no longer Queen of France,
Mary Queen of Scots returned to Scotland in 1561 to claim her inheritance.
Beautiful, high-spirited, highly-sexed, impulsive and a devout Roman Catholic,
the arrival of Mary Queen of Scots in a Scotland dominated by an austere Kirk was bound to cause trouble
Elisabeth I
De originele tekst van het op 5 april 1566 aan Margaretha van Parma aangeboden Smeekschrift der Edelen, zoals het de geschiedenis is ingegaan, luidt als volgt:De mondelinge toelichting:
Me-vrouwe: de selfde edelen die als nu in deser stad by malkanderen zijn, en andere van gelijkder qualiteit, tot een redelijk getal, dewelk om eenseker respects wille achter gebleven zijn, hebben gesloten tot dienste van den coning, en tot gemene welvaert van dese sijne Erf-Nederlanden, uwer Hoogheit in alder ootmoedigheit dese remonstrantie te presenteren, waer op haer believen sal sulx te ordonneren gelijk de selve bevinden sal voeglijk te wesen: biddende uwe hoogheit ons dit niet qualijk af te willen nemen.
Voorts, Me-vrouwe, ist dat wy veradverteert worden, als datmen ons voor uwer Hoogheit beswaert heeft, insgelijx in den Rade, en voor andere, als dat dese ondsedeliberatie besonderlik gemaekt en aengeveert zy geweest, om 't volk oto oploop, beroerte, oproer en muiterye te verwecken, ja d'welke noch schandelijker is, wy worden aengegeven als dat wy wel wouden een ander heer hebben, en heimelijk verbond geparactifeert, en onse bontschap aengeleit hebben met vreemde heeren en capiteinen, so wel met Fransoisen als met Hoogduitsen en andre, d'welk wy noit eens gedacht en hebben, en onser getrouwigheit geheel tegen is, gelijk uwe Hoogheit by dese remonstrantie vernemen sal. Biddende niet-te-min uwe Hoogheit ons te willen noemen en verklaren welke die zijn, die so t'onrecht sulk edel en eerlik geselschap geblameert hebben.
Daer-en-boven, Me-vrouwe, hebben de heeren die hier tegenwoordig staen vernomen, hoe datter sommige zijn onder hen-luiden die besonderlijk en int particulier bedragen, beswaert, en aengegeven worden, de hant gereikt, en uit geweest te hebben om den voorseiden rampsaligen aenslag int effect en werk te brengen, so wel met ten Fransoisen als ander uitlanders, waer van wy ons seer beklagen; so bidden wy dan uwe Hoogheit ons so veel goets te willen gunnen en deugts te willen doen, datse ons de namen seggen, van beide de klagers en beklaegden, op deat geopenbaert zijnde 't ongelijk en de schelmerie, uwe Hoogheit daer over recht doe, den anderen ten exempele, namelijk om alderley onraed en schandelisatie die daer uit soudemogen rijsen, te voorkomen. Want wy werten welvan te voren dat uwe Hoogheit nimmermeer gedogen sal, dat men so eerlijk geselschap al sulke schandelijke en lelijke stucken of feiten na-seggen soude.
Het eigenlijke request of Smeekschrift der Edelen:
Me-Vrouwe, 't is kennelijk genoeg dat de Nederlanders t'allen tyden over de gansche christenheit seer vermaert zijn geweest (gelijk sy op dit pas ook noch zijn) om haer grote getrouwigheit tegen haer overheit en wettelijke heeren, waer onder den adel altijds d'eerste is geweest, als de gene die noit lijf noch goet gespaert en heeft om de selve te helpen beschermen en groot maken, en also willen wy de alderootmoedigste vassalen van sijne Conincklijk Maj. ons hoe langer hoe meer verbeteren, envoortvaren, als dat wy, t zy by dage of by nachte, gereet zijn om sijner Maj. met lijf en goet in aller ootmoedigheit te dienen.
Bemerkende dan hoe de saken hedendaegs geschapen en gestelt zijn, so hebben wy raedsaem geacht uwe Hoogheit sommige dingen onderdaniglijk aen te geven, hebbendeliever wat ondanks te behalen, dan of uwe Hoogheit sulks verholen bleve, d'welk sijner Maj. namaels een prejudicie en achterdeel mogtewerden, en also haest in stede van ruste en vrede, hier te lande grote beroerte te maken, verhopende dat men metter tijd opentlijk sien sal, wat dienst wy sijneConinglijke Maj. eertijts mogten bewesen hebben, of namaels mogen bewysen, dat desen dienst behoort gehouden te wesen voor een van de meeste, voegelijkste, en bat te passe komende, als wy ons certeinelijk laten dunken, dat uwe Hoogheit ons sulks niet dan seer wel afnemen sal.
Hoe wel wy dan, Me-Vrouwe, geensins en twijffelen, o al 't gene wat de Koninglijke Maj. wel eertijts, ja selfs als nu van nieuws geordonneert heeft, roerende d'Inquisitie, en de scherpe onderhoudinge der Placcaten op 't feit der religien, en hebben eenige reden, grotnt en goeden schijn gehad, namelijk: om voorts te onderhouden al wat wijlen keiser Karel hoogloflijker gedatenisse, tot goed meninge gedaen, geordonneert, en gesloten hadde.
Siende nochtans dat d'een tijd tegen d'andere ongelijk is, en verscheiden remedie met haer brengt, ook dat alreets sedert sommige jaren herwaers, de voorseide Placcaten, al zijse niet ten rigoreusten ter executien gestelt geweest, d'oorsake zijn geweest van veel onraets en sware inconvenienten: so ist voorwaer, dat de leste wille en resolutie van sijne Coninklijke Maj. by de welke hy niet alleenlijken verbiet de voorseide Placcaten eenigsins te modereren, maer beveelt duidelijk en expresselijk dat d'Inquisitie stant grype en geobserveert werde.
Item, dat de voorseide Placcaten te scherper en rigoreuser executie gestelt werden, ons goede oorsake enoeg geeft te beduchten hoe dat daerdoor niet alleen de voorsz inconvenienten hoe langer hoe groter sullen werden, maer datter lestelijk wel mochte volgen een seer grote en generale beroerte en oproer, tenderende tot een jammerljke verderffenisse van het gehele land, na dat wy 't volk gestelt sien, want hun alreets van alle kanten merkelijke waerteken en voor ons oogen openbaren van alteratie veranderinge.
Bemerkende dan het merkelijk en grote perijkel, daer wy ons voor te beduchten hebben, so ist dat wy tot nu to gehoopt hadden, dat of by d heeren, of by de Staten van den lande, in tijde en wyle uwer Hoogheit remonstrantie hier van soude gedaen zijn geworden, ten einde om de sake te remedieren, weg nemende d'oorsaken en den oorsprong van allen desen onraet.
Maer nademael wy gesien hebben dat sy om eenige oorsaken, die wy niet weten en kunnen, hun daer toe noch niet vervorder en hebben, en dattet middeler tijd hoe langer hoe erger wordt, so dat het perijkel van oproer en muiterie over 't gantsche land voor de deure is.
So zijn wy bedacht geweest om ons devoir te doen, om onsen eed te voldoen, om ons eere te quiteren, sampt de goede wille en liefde die wy dragen tot sijn Coninklijke Majesteit, en ons vaderland, niet langer te beiden, maer ons liever voor d'eerste te vervorderen en doen 't gunt dat de noot eischt, d'welk wy so veel te vryelijker doen mogen, mits wy meer reden hebben te verhopen dat sijne Coninklijke Maj. onse waerschouwinge ons niet qualijk afnemen sal, siende dat ons de sake meer aengaet en roert, danse doet yemant anders: want wy altijds meer aenstoots te lyden hebben, en in meerder perijkel staenmoeten alsser diergelijke inconvenienten op handen zyn of geschien, hebbnde meestendeels onse huisen en goeden int velt leggende, tot prijs en roof van alle man, ook gemerkt in dien 't rigeur der voorsz Placcaten voortgang heeft, gelijk als sijn Coninklijke Maj. expresselijk gebiet te procederen, so en isser niemant van ons allen, ja in alle de Nederlanden van herwaers-over, God geve van wat staet, qualiteit, en conditie dat hy ook zy, sijns lijfsseker, d'welk hy sal bevonden werden verbeurt te hebben, en sijne goeden daer neffens econfisqueert, door wroeginge van den eersten hem benydende, de welke hem sal beklagen om een deel te hebben in de confiscatievan sijne goeden, onder 't dexel der Placcaten, den welken genen anderen troost noch toevlucht gelaten en word, dan allenlijk de dissimulatie of gunste van den officier, in wiens gratie, hant en macht sijn lijf en goet geheel en al sal gestelt werden.
Ter aenschou van 't welk wy te meer oorsake hebben om uwer Hoogheit in aller ootmoedigheit te bidden (gelijk wy ook metter daet by dese tegenwoordige requeste doen) hier in wel te willen voorsien, en overmits niet weinig daer aen gelegen is, also heaest alst immer mogelijk is aen sijn Coninklijke Majesteit eenen nutten en bequamen persoon te senden en uit te maken, om de selve sulx te adverteren, en van onsent wegen in aller gehoorsaemheit bidden, dat hem believe hier in geheel en al voor nu en voor namaels te versien: maer mits 't selfde niet geschieden en kan, also lange als de placcaten stand grijpen, en haer rigeur houden, aengesien dat den oorspronk van alle dese inconvenienten daer uit komen, dat de selve Coninklijke Majesteit gelieve te verstaen dat de voorsz placcaten geaboleert en te niete gedaen werden: want sulx sal bevonden worden van noden te zijn, om te beletten de bederffenisse en verlies van alle dese Nederlanden van herwaerts-over, en ook de reden en rechte gelijkmatig.
Maer op dat sijn Coninklijke Majesteit geen oorsake en hebbe te denken dat wy (die niet en pretenderen, dan den selven in aller ootmoedigheit gehoorsaem te zijn) souden willen bestaen de sleve te bedwingen, of yet te willen doen dat ons belieft, (gelijk wy niet en twijfelen dat onse tegenpartyen uit leggen tot onsen achterdele) so sal sijne Coninklijke Majesteit andere ordonnantien gelieven te maken, by advyse en consent of bewillinge van alle de Staten, die in 't generael en gelijk vergadert worden, ten eindeom in 't gene voorseit is, door beter, voegelijkere en eigentlijker middelen te versien sonder so merkelijken perijkel.
Biddende ook in alder ootmoedigheit, te wijle sijne Coninklijke Majesteit onledig wesende met onse rechtveerdige requeste, daer op believen sal te ordonneren, wat der selver goet en oprecht dunkt te zijn, dat uwe Hoogheit daer en tusschen voorsien wille op te voorseide periculen door een generale ophoudinge, uitstellinge en opschorsinge, so wel van der Inquisitien als van executien der voorseider placcaten, totter tijd toe dat sijn Coninklijke Majesteit hier in andersins sla geordonneert hebben, wel duydelijken en expresselijk protesterende, dat wy voor so veel als ons aengaen mach, ons gequeten hebben mits sulke waerschouwinge, so dat wy ons des opte staende voet ontlasten vor God en de werelt: verklarende so verre als namaels eenig inconvenient, onraet, muyterie, oproer, of bloetstortinge hier uit volgt, by faute van in tijds in de weere geweest, en remedie daer voor gedaen te hebben, dat men ons geensins sal mogen of konnen verwijten noch na gevn, also schijnbaer een quaet verborgen en verholen gehouden te hebben, daer toe wy God, den Conin, uwe Hoogheit, en de heeren van sijne raden, eensamelijk ook onse conscientien tot een getuige nemen, dat wy hier in gedaen gen gehandelt hebben, gelijk als 't de goede en rechtveerdige dienaers en getrouwe vassalen van sijneConinklijke Majesteit toebehoort, sonder in 't minste, of ergens in ons devoir te buiten gegaen te zijn, waerom wy ook so veel te vlijtelijker en vyeriger zjn biddende uwe Hoogheit, dat deselve hier op letten wil eerder meer quaets af komt.
Also sal sy wel doen.
En het daarop gesloten Verbond der Edelen luidt als volgt:
Eenen yegelijken zy kundig die desen tegenwoordigen brief sullen sien ofte horen lesen, dat wy hier onderschreven, hebben behoorlijk en ten vollen veradverteert en geinformeert geweest, hoe dat een hoop vreemdelingen, en geensins geaffectioneert ten welvaren van den lande van herwaerts-over, niet tegenstaende datse geen grote sorge hebben van de eere en glorie Gods, en ook mede van het welvaren van de gemeente, maer alleen soeken te versaden haer eigen ambitie en gierigheit, ja al ist tot kosten van den coning en van alle sijne ondersaten, nochtans voor haer nemende valschelijken de grote affectie die sy hebben tot onderhoud van het catholijke geloof, en de eendrachtigheit van 't gemeen volk, hebben so veel verworven van sijne majesteit, door middel van schoon bewijs en valsche onderwijsinge, dat hy hem heeft laten persuaderen, te willen tegens sijnen eed en hope, in de welke hy ons altoos heeft onderhouden, niet alleenlijk geensins versoeten, de placcaten eertijds gemaekt op te religie, maer de selve mede te reforceren en sterker te maken, en besonder in te brengen met alle gewelt d'Inquisitie, de welke niet alleenlijk en is onrecht en contrarie allen rechten geestelijken en wereltlijken, en verre te boven gaende de aldergrootste barbarye die oit gepractiseert is geweest onder de tyrannen, maer ook sulke dat sy niet en souden mogen dan te strecken tot groter oneere des naems Gods, en tot een geheele verderffenisse en desolatie van dese gansche Nederlanden: also dat onder het dexel van valsche hypocrisie of geveinstheid van sommige, sy souden te niet te doen alle ordonnantien en policien, souden krenken alle autoriteiten en machten van alle oude wetten, costumen en ordonnantien, over lange van allen ouden heerkomen gepractiseert, souden ook weg nemen, om vryelijk in de Staten van den lande te spreken, souden te niet doen alle oude privilegien, vryheden, immuniteiten, souden ook niet alleen maken de borgers en inwoonders van dese landen eeuwige en ellendige slaven van de inquisiteurs, volk van geender estime, maer onderbrengende sonderlinge d'overheid, officieren, en alle den adel in de genade van haer doorsoekinge en visitatie, en eintelijk souden stellen alle goede en getrouwe ondersaten van den coning in merkelijke en continuele periculen van haer lijf en goet.
Door welke middelen niet alleen de eere Gods, en het heilige catholijke geloof ('t welk sy luyden nemen voor te staen) soude grotelijk wesen geinteresseert, maer ook de majesteit van den coning ons hooft, souden wesen vermindert, en hy in groot afiet en perijkel om te verliesen alle sijnen staet, ter oorsake dat de gewoonlijke treffelijke hanteringe en koopmanschappen souden cesseren en stil liggen, d'ambagten te niet gebracht, de garnisoenen en de frontier-steden weinig versekert, het gemene volk altijd gemuteert tot contumelie en muterie: met ten kortsten, en souder niet konnen navolgen, dan een afgryselijke confusie en ongeregelheit in alle dingen.
Wy, hebbende alle dese saken wel gewichtigt, en rypelijk geconsideert, en voor oogen nemende de beroepinge tot welken wy zijn geroepen, en tot het devoir of behoren, tot welke getrouwe vassalen van sijn maj. en sonderlinge de edelluiden, zijn gehouden (de welke in dese sake zyn assisterende sijn voorseide maj. om door haer gerede en williglijke diensten te mainteneren en voor te staen sijn autoriteit en grootheid int voorsz, en welvaren van 't land,) hebben geacht, en noch mitsdesen achten, dat wy onse behoren niet en mogen voldoen, dan alleenlijken wederstaende en tegenkomende de voorsz inconvenienten, mits ook soekende om te voorsien tot versekertheid van ons lijf en goet: ten einde om niet uitgeset te wesen tot een aes ofte roof van alsulke, de welke onder het dexel van de religie hen selfs souden willen rijk maken met ons goet en bloet, door welke redenen wy hebben gesloten, en met gemeerder stemmen voor genomen, om te maken een heilige en uiterlijke confederatie en alliance, belovende en ons verbindende d'een aen d'ander met solemnelen eede, om te wederstaen met alle onse macht de voorsz Inquisitie, dat de selve Inquisitie niet en sal worden ingevoert in eeniger manieren, het zy heimelijk of openbaer, het zy onder wat dexel, coleur of naem het soude mogen wesen, alwaer 't onder 't dexel van Inquisitie, visitatie, decreten of placcaten, of eenigsins anders: maer om deselve alles te niet te doen, en grontlijk uit te roeijen, gelijk een moeder, begin, en oorsake van alle ongerechticheid en ongeregeltheit, bysonder hebbende voor oogen die van het coninkrijk van Napels, de welke so veel hebben verworpen, tot groter vertroostinge van haer land.
Protesterende niettemin in goeder conscientien voor God en allen menschen, dat wy niet van meeninge zijn in geenderhande manieren iet te attenteren of ter handen te trecken eenige saken, welke souden mogen strecken tegens de eere Gods, of tot verminderinge van de grootheid en maj. van den coning, of sijne staten, maer ter contrarie dat onse voorseide intentie anders niet en is, dan alleenlijken om voor te staen den coning en sijnen staet, en om te bewaren alle goede orderen en policien, wederstaende so veel wy sullen kunnen alle seditie en oproerte van de gemeente, monopolien en partialigheden.
Welke confederatie en alliantie wy hebben gelooft en gesworen, en als noch beloven en sweren t'onderhouden geheel vastelijk en onverbrekelijk, eeuwelijk en tot allen tijden continuelijken so lang als ons 't leven duert, nemende den almogenden God tot getuige op onse conscientie, dat wy noch met werken, noch directelijk noch indirectelijk, met onsen weten of wille niet en sullen hier tegen contrarieren of tegens doen, in eniger manieren, en om de selve confederatie en alliantie te ratificeren en stedes te maken int eeuwig: wy hebben gelooft, en geloven mitsdesen, de een den anderen alle assistentie met lijf en goet, als broeders en getrouwe gesellen, die handhoudende d'een aen d'ander, dat niemand van de onse of van onse geconfedereerde sal worden ondersocht, onteert, getormenteert, of vervolgt, in geender wijse, noch aen lijf noch aen goet, om eenige respecten spruitende uit te genoemde Inquisitie, of eenigsins gefondeert op de placaten, tenderende tot deselve, of ter oorsake van deser onser confederatien.
En so verre daer eenige molestatie of persecutie valt aen eenige van onse broeders en geallieerde, van wien en in wat manieren 't selve soude mogen geschien: so hebben wy gelooft, gesworen, geloven en sweren hem te assisteren in sulke, also wel met onse goeden (ja dat meer is, met alles wat in onse macht is) sonder iet te sparen, of eenige exceptie of subterfugie, hoe die soude mogen wesen, alles also of voor ons eygen persone ware, verstaende en bescheiden wel uitdruckelijken, dattet ons niet sal vorderlijk zijn, om ons te willen exempt maken, of vry en ontbonden achten van dese onse voorseide confederatie, wanneer de selve vervolgers of molestateurs souden willen bedecken haer persecutien onder een ander coleur of pretext, gelijk of sy niet en pretendeerden dan alleen te straffen de rebelligheid, of andere diergelijke dekselen hoe die souden mogen wesen, als ons metter waerheit blijkt dat diergelijke occasien zijn geprocedeert of gekomen uitte boven-geschreven saken, also dat wy mainteneren en verstaen, dat in die en diergelijke saken niet en mach geimputeert worden eenige crime van rebelligheit, gemerkt dat die oorsake procedeert uit eenen heiligen yver en loflijke begeerte, om voor te staen de glorie Gods, en de maj. van den koning, en tot ruste van de gemeente, en versekeringe van ons lijf en goet: welverstaende nochtans, en belovende d'een d'ander, dat een yeder van ons in dergelijke exploicten hem gedragen sal tot gemeen advijs van alle de broeders en verbond-genoten, of aen de gene, die daer toe sullen wesen gedeputeert, ten einde dat de heilige vereeninge onder ons zy gemainteneert en onderhouden, en 't selve dat gedaen word by gemene consent en stemmen, mach wesen so veel vastiger en bestendiger, in tuigenisse van welker confederatie en alliantie, wy hebben aengeroepen, en aenroepen den alderheyligsten God, schepper des hemels en der aerden, als een richter en ondersoeker onser conscienten en herten, de welke siet, kent, en weet dit onse voornemen en resolutie also te wesen, den selfden biddende ootmoedelijk, dat hy ons door sijne kracht van boven wil onderhouden in een vaste stantachtigheid, en ons also wil geven eenen geest der wijsheit en discretie, om also versien wesende van goeden en rijpen raed, ons voornemen mach wesen voleind tot een goet geluckig einde, d'welk hem selven sal dragen tot de glorie van sijnen naem, tot dienst van de coninklijke maj. tot vrede en ruste van het gemene welvaren, en tot saligheit van onse zielen, Amen.
Ook over de Beeldenstorm hebben we het al eens gehad onderaan in dit verhaal:
Waarom wordt St Laurens / Laurentius altijd afgebeeld met een rooster ?
Even terzijde over de Beeldenstorm: deze beeldenstorm heeft dus voorbereiding vereist en dus organisatie. Zoiets van deze omvang is niet even een kwestie van een half uurtje wat doen en dan even wat beelden kapotslaan, nee, meestal was een kerk na afloop systematisch ontdaan van alles wat maar waarde had c.q. herinnerde aan de macht van de kerk, waartoe natuurlijk ook de talrijke, voor de toenmalige bevolking ontzagwekkende, beelden behoorden. Aan heel veel beelden werden, ook soms nu nog in de 21e eeuw, magische krachten toegekend.
Kortom, deze beeldenstorm was hoogstwaarschijnlijk een georganiseerde beweging, op sommige plaatsen onvingen de beeldenstormers hun dagloon vergoed, omdat ze die dag niet hadden kunnen werken en dus geen inkomsten hadden. Op andere plaatsen lagen bij de kerken gereedschappen klaar die na afloop weer netjes werden teruggelegd en opgehaald.
Philips II lag ziek te bed toen hem de berichten bereikte over het Smeekschrift der Edelen en de Beeldenstorm......, beide berichten kwamen dus, begrijpelijk, niet echt op een goed moment....
Een leuke, typisch Nederlandse anekdote is ook nog dit:
Als uitvloeisel van het Verbond der Edelen werd in Amsterdam afgesproken dat men de door Alva verplicht ingestelde 100e penning in een aparte kist zou storten, als eerste aanbetaling voor een evt legermacht onder aanvoering van de Prins van Oranje.
Een snelle berekening leerde dat er na een bepaalde tijd minstens Dfl 11.000,= in de kist zou moeten zijn gestort. Na opening van de kist (uiteraard voorzien van de nodige sloten, waarvan de sleutels verdeeld waren over verschillende personen) bleek er slechts Dfl 700,= aanwezig te zijn, nauwelijks genoeg om alle drank en verdere verteringen van te betalen...
De grote drijvende kracht achter het Smeekschrift en de aanvankelijke Leider van de beginnende Opstand was
Hendrik van Brederode
Hendrik van Brederode, Vrijheer van Vianen, waagde het in 1566 en 1567 als de Grote Geus leiding te geven aan de gewapende opstand. Niet Brussel, maar Vianen werd in die jaren het middelpunt van het gewapend verzet tegen de regering.
Het was voor veel edelen moeilijk te verwerken, dat zij hun meeste macht en invloed kwijt waren. In de onrustige jaren zestig van de zestiende eeuw zouden de voorname edelen Oranje, Egmond en Hoorne dan ook telkens proberen het bestuur over de Nederlanden in eigen handen te nemen. Granvelle had dus wel gelijk toen hij beweerde, dat de Nederlandsche Grooten (bijnaam van Granvelle voor de Nederlandse edelen) besloten hadden de zaken daarheen te leiden, dat het bestuur aan hen geraakte en de Koning buiten hen niets vermogt.
Sommige edelen bleven nog optreden als zelfstandige vorsten, al was het maar over een kleine plaats en omgeving. Tot deze edelen behoorden sinds 1414 de Brederodes. De Brederodes resideerden tot dan toe in hun kasteel Brederode in Kennemerland. In 1414 trad Walraven van Brederode in het huwelijk met Johanna, de rijke erfdochter van Vianen, en nu kwam dit stadje met het kasteel Batestein aan de Brederodes. Vianen werd hun voornaamste residentie en het slot Brederode werd meestal aan een slotvoogd toevertrouwd. De Brederodes waren vrijheer van Vianen, dat de Brederodes als een onafhankelijk gebied beschouwden. Sinds 1434 waren de Brederodes tevens erfburggraaf van Utrecht.
In 1556 volgde Hendrik van Brederode zijn vader Reinoud van Brederode op als vrijheer en erfburggraaf. Deze laatste titel had echter niet veel meer te betekenen en een van zijn voorvaderen, Walraven, had zijn titel van erfburggraaf van Utrecht dan ook genoemd eene titulaire digniteyt en ijdele eerentitel: Hendrik van Brederode ergerde er zich aan, dat hij in de stad Utrecht ondanks zijn fraaie titel niets meer te vertellen had. Hendrik van Brederode kon het moeilijk verkroppen, dat daar gewone burgers de lakens uitdeelden.....
Op jonge leeftijd ging Hendrik van Brederode al met vele edelen om. Als page van Karel V maakte Hendrik van Brederode in 1547 de veldtocht van Alva mee in het Duitse rijk, toen deze daar de Duitse protestanten versloeg.
Als vrijheer van Vianen trad Brederode nog zoveel mogelijk op als een zelfstandig vorst over Vianen en naaste omgeving. Volkomen eigenmachtig kondigde Hendrik van Brederode op 17 maart 1558 af, dat allen die om de nieuwe religie vervolgd werden, in Vianen een veilig toevluchtsoord zouden vinden. En als er nu iets was, dat Philips II, Heer der Nederlanden, ergerde dan was het wel het feit, dat juist in de Nederlanden het aantal aanhangers van de nieuwe leer zo sterk toenam........
Na de benoeming van Granvelle, die de leider zou worden van de Nederlandse kerk, tot aartsbisschop van Mechelen en na zijn verheffing tot kardinaal in 1561, voelden veel edelen zich door de burger Granvelle achteruit gezet. Oranje, Egmond, Hoorne en veel andere edelen waren verontwaardigd, dat de Koning belangrijke beslissingen nam zonder de Raad van State te raadplegen.
De Groten, zoals de voorname edelen dus door Granvelle genoemd werden, Oranje, Egmond, Hoorne, Montigny, Bergen, Aremberg en Megen verenigden zich in mei 1562 in een bond, de Liga, die ging aandringen op de verwijdering van Granvelle uit de Nederlanden.
Het was deze edelen niet alleen te doen om verwijdering van Granvelle, maar zij wilden tevens, dat voortaan alle belangrijke zaken in de Raad van State behandeld zouden worden. De leden van de Liga zochten ook steun bij andere edelen zoals Hendrik van Brederode en de graaf van Culemborg.
Na verloop van tijd had Willem van Oranje eigenlijk geen tijd meer voor zijn functies als Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht. Door hem werd een verzoek ingediend bij de Landvoogdes of Hendrik van Brederode niet deze taken namens hem zou mogen waarnemen, waar echter niet op gereageerd werd, een grote teleurstelling voor Hendrik van Brederode. Het was natuurlijk een uitgelezen kans geweest voor Hendrik van Brederode om weer in aanzien te stijgen in Utrecht.....
De Gote Geus, Hendrik van Brederode, de aanvankelijke leider van de Opstand, overleed plotseling op 15 februari 1568 op Kasteel Harmhof te Recklinghausen. Kasteel Harmhof te Recklinghausen was in bezit van een van de vrienden van Hendrik van Brederode, Joost van Schaumburg.
Hendrik van Brederode werd begraven in Gemen in het land van Kleef.Het duurde lang voordat vooral veel bannelingen wilden geloven dat Hendrik van Brederode echt was overleden. Nog in de herfst van 1568 ging het gerucht dat Hendrik van Brederode met 200 man door het Noorderkwartier zou trekken, aldus een zekere Dirck Maertsoen.
Korrektie:
Volgens deze link is Hendrik van Brederode overleden in kasteel Horneburg bij Recklinghausen en begraven vlakbij de Nederlandse grens in Gemen en 34 jaar later herbegraven in Alpen bij Wesel en Moers.
Kasteel Harmhof moet zijn Horneburg bij Recklinghausen, bij zijn vriend Joost van Schaumberg of Schaumburg. Slot Horneburg ligt tussen Datteln en Recklinghausen, enkele kilometers ten noorden van Dortmund.
Van Brederode's lijk wordt 50 kilometer verderop begraven, in het waterslot van Gemen bij Borken, vlak voor de Nederlandse grens bij Winterswijk. Hetzelfde jaar nog plundert de hertog van Alva het dorp Gemen.
Joost van Schaumberg (ook Jobst van Schouwenburg) leidt vier jaar na de dood van Hendrik, de watergeuzen in Friesland. Hij helpt mee in Franeker een opstandige regering te vormen in 1572.
De watergeuzen en hun Spaanse vijand onder leiding van Caspar de Robles plunderen daarna boeren in Friesland. De bevolking heeft zwaar te lijden. De boeren moeten meehelpen bij de bouw van schansen en andere versterkingen.
Van Schaumberg is getrouwd met Elisabeth van Pallandt-Culemborg, een familielid van de graaf van Culemborg.
Bannelingen schreven toen over Hendrik van Brederode dat door het overlijden van Hendrik van Brederode de Gereformeerde die uit den lande gevlucht en gebannen werden, de hope, dat sy op hem hadden genomen, geheel verloren hebben
Iemand schreef ooit dat pas na de dood van Hendrik van Brederode en nadat Philips Willem van de Universiteit te Leuven was ontvoerd, pas toen trad Willem van Oranje eindelijk openlijk op als leider van de Opstand!
Terug naar ons verhaal, want samengevat kan dus worden gesteld:
Het voorspel tot de Tachtigjarige Oorlog werd dus voor een niet gering gedeelte dus vertoond binnen de hierboven omschreven regeringslichamen, met name in de Raad van State.
Maar natuurlijk was er ook een politieke invloed van de bewoners van de 17 gewesten. Die kwam vooral tot uiting wanneer de landsheer iets van hen nodig had. Gewoonlijk geld, in een mate, die zijn gewone inkomsten (bijvoorbeeld uit kroondomeinen, betalingen voor door hem te verlenen privileges, tollen, enzovoorts) te boven ging. En dat was het geval in tijden van dreigende of reële oorlogen, wanneer er een extra groot staand leger moest worden onderhouden en het huren van soldaten was een kostbare aangelegenheid. Dan werd een beroep gedaan op de bewoners.
De bewoners waren tijdens een historisch gegroeid proces verdeeld in drie standen of staten: geestelijkheid, adel en burgerij. Het beroep kon gedaan worden op de burgers van de rechtstreeks van de landsheer afhankelijke steden en dat was in de Nederlanden het normale geval. Ze werden dan ook door hun vorst mijn goede steden genoemd.
De Staten vergaderden overigens niet op eigen initiatief. Ze werden bijeengeroepen, wanneer de stadhouder dat nodig achtte en dat was meestal het geval als er een bede moest worden gedaan, dat wil zeggen als er geld moest worden gevraagd. Naderhand gebeurde dat ook wel voor het bespreken van bestuurskwesties, die buiten het financiële vlak lagen.
En dan was er nog de algemene vergadering der gewestelijke Staten, de Staten-Generaal. Die kwam alleen bijeen wanneer de landsheer dat wilde en dat werd door die landsheer zoveel mogelijk beperkt. Overleg met de afgevaardigden van de onderdanen betekende meestal, dat zich onder die afgevaardigden kernen van oppositie vormden, die de landsheer of zijn stadhouders de nodige last kwamen bezorgen.
Fernando Alvarez de Toledo, Hertog van Alva
1507 - 1582
Gouverneur-Generaal van de Nederlanden
1567 - 1573
Een heel bekend, bijna berucht voorbeeld is de bijeenroeping geweest van de Staten-Generaal door de landvoogd Alva in 1569.
Alva wilde namelijk in de Nederlanden het tot dan toe bestaande stelsel van beden vervangen door een gestroomlijnde belastinginning voor alle gewesten: een omzetbelasting van 10% (de tiende penning); een belasting van 5% op de verkoop van onroerend goed (de twintigste penning) en een vermogensbelasting van 1% (de honderdste penning).
De Staten-Generaal, die over deze zaken hun achterban gingen raadplegen, kwamen terug met een negatief antwoord. De invoering van deze belastingen is, zoals we weten, mislukt....
Met de komst van Alva naar de Nederlanden en het instellen van de Raad van Beroerte, brak een nieuwe fase aan in het konflikt tussen de Nederlanden en hun Koning Philips II.
De door Alva ingestelde "Bloedraad"
Samengevat vervolgt de Bloedraad niet alleen ketters en opstandelingen, maar ook iedereen die daar niet is tegen opgetreden. Ook worden indieners van smeekschriften en bezwaarschriften tegen de nieuwe bisschoppen, de inquisitie, de plakkaten opgeroepen. De aanklacht tegen iedereen is gelijkMajesteitsschennis
en daarop heeft eeuwenlang de doodstraf gestaan, ook toen al natuurlijk. Uiteraard was hoger beroep niet mogelijk.
Alva kwam met harde maatregelen om niet alleen de Nederlanden weer tot de orde te roepen, maar vooral ook Willem de Zwijger. In 1568 liet Alva de oudste zoon van Willem de Zwijger, Philips Willem, pas 12 jaar oud, wegvoeren naar Spanje, waar hij uiteindelijk op het Escorial van Philips II verder (katholiek) werd opgevoed.
De oudste zoon van Willem de Zwijger,
Philips Willem
wordt op 12-jarige leeftijd vanuit Leuven weggevoerd naar Spanje
LINK
Philips Willem is eigenljk door iedereen vergeten, een van die vele what if figuren in de geschiedenis. Philips Willem zou helemaal vergeten zijn zonder zijn beroemde vader en halfbroers Maurits en Frederik Hendrik, alle 3 waren het zonen van verschillende vrouwen van Willem de Zwijger.Desondanks lijken ze op elkaar en hun vader....
Philips Willem
Maurits
Frederik Hendrik
Isabella Clara Eugenia de Austria
1566 - 1633
dochter van Philips II
Landvoogdes van de Spaanse Nederlanden
samen met haar echtgenoot
Albertus van Oostenrijk
1559 - 1621
Philips Willem kwam terug naar de Nederlanden in het gevolg van Isabella en Albertus, die we ook tegen komen in ons Slag bij Nieuwpoort verhaal. Het was de bedoeling dat Philips Willem deel zou gaan uitmaken van de Brusselse hofhouding.
Vanuit Den Haag werd het gerucht verspreid dat de gevangen "Heer van Buren" (een vernederende titel voor Philips Willem) terug zou komen, maar Philips Willem kwam niet terug als gevangene. Bovendien wist iedereen dat alleen hij recht had op de Prinselijke titel, Prins van Oranje, maar men wilde Maurits natuurlijk niet voor het hoofd stoten. Vanuit Frankrijk was Philips Willem, na de dood van zijn vader, die belangrijke titel toegezegd, alleen kreeg hij nauwelijks het gezag wat hierbij hoorde.
Via een brief werd Philips Willem door Den Haag van harte welkom geheten, maar tegelijk werd hij vriendelijk doch dringend verzocht niet naar Den Haag te komen. Desondanks werd hij in 1599, net als zijn vader, benoemd tot Ridder van het Gulden Vlies.
Op 11 maart 1599 liet Philips Willem zich huldigen als Prins van Oranje, een vernedering voor Maurits waarschijnlijk. Maar ook de Franse Koning Hendrik IV was ontstemd, hij was niet van te voren geraadpleegd. Philips Willem was altijd ongehuwd geweest en Hendrik IV haalde hem over om te trouwen met de nog te jonge Eleonora de Bourbon-Condé, in 1599 pas 12..... Het huwelijk werd in 1606 gesloten, Philips Willem was toen 50, zijn vrouw 19, maar voor een politiek huwelijk gelden nu eenmaal andere normen.
Uit ons Oranje dames verhaal halen we dus nu maar zijn echtgenote op :
Eleonora de Bourbon-Condé
Eleonora de Bourbon-Condé (1587-1619) was een nicht van de Franse koning Hendrik IV. Zij trouwde in 1606 met Philips Willem, de oudste zoon van de Prins van Oranje. Het huwelijk bleef kinderloos.
In 1606 huwde Philips Willem dus een Franse prinses en kreeg van de Franse koning steun om zijn gezag in zijn prinsdom Orange te herstellen. Philips Willem genoot grote inkomsten uit bezittingen en waardigheden in de Zuidelijke Nederlanden, waar hij vaak vertoefde, vooral in Breda. Vandaar onderhield Philips Willem vele verbindingen met de andere kinderen van Willem de Zwijger en liet hun, bij zijn dood in 1618, omdat hij kinderloos overleed, allerlei bezittingen na en aan zijn halfbroer Maurits het recht op de titel en het prinsdom Oranje.
De eerste ontmoeting met Maurits vond pas plaats in 1608. In 1611 kwamen alle Nassauers pas voor het eerst weer samen, juist ja, in Breda, in het huis van Philips Willem, het stamhoofd van de familie (Oranje) Nassau.
Tot de dood van Philips Willem in 1618 was Maurits dus slechts Graaf van Nassau. De titel Prins van Oranje viel vervolgens, in 1625 bij de dood van Maurits, toe aan de halfbroer van Maurits, dus aan, Frederik Hendrik, vervolgens aan diens zoon Willem II en zijn kleinzoon Willem III. Toen Willem III kinderloos stierf in 1702 (LINK en nog een LINK) was het met het Nederlandse Huis van Oranje gedaan. Het Prinsdom zelf was reeds in 1682 definitief ingelijfd in het Franse koninkrijk, de titel ging over naar de koning van Pruisen, kleinzoon van Frederik Hendrik.
Waarom wij in Nederland nog steeds spreken van het Huis van Oranje ??? Traditie......???
Terug naar Aad's homepage, met links naar al zijn verhalen |
---|
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|