Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Een verhaal geschreven in o.m. 1943 :

De Rotterdamse Bierbrouwerijen

Prachtige OCR verhalen uit een van onze boeken, Aad vindt het heerlijk om ze te lezen, hopelijk jullie ook ....enne let niet op kleine OCR foutjes

Geregeld kwam Aad tijdens zijn speurwerk naar kerken in oud Rotterdam iets met een torentje tegen op de kade van de Leuvehaven, al snel had hij door dat dat geen kerk was geweest maar een bierbrouwerij, nou dat moest natuurlijk even uitgezocht worden, daar kennen jullie Aad nu wel voor.......

Eerst even een algemene toelichting :

Een nijverheid die net als de lakenweverij al eeuwen in Rotterdam werd beoefend, was de bierbrouwerij. Deze was vlak voor 1600 nog even kleinschalig als in het midden van de zestiende eeuw, maar verdubbelde in omvang gedurende de eerste twee decennia van de zeventiende eeuw en streefde vanaf 1600 het Delftse bier voorbij.

Tot omstreeks 1650 telde Rotterdam gemiddeld zo'n 30 bierbrouwerijen die een bier produceerden dat landelijke bekendheid genoot vanwege de goede smaak; de kwaliteit van het oppervlaktewater van de rivier de Maas droeg hieraan sterk bij.

Met Haarlem, en na 1650 ook Amsterdam, behoorde Rotterdam tot de belangrijkste centra voor bierproductie van de zeventiende eeuw. Deze steden brachten meer dan tweederde van de bier-accijnzen in de Republiek op; Delft, Dordrecht en Leiden volgden op vrij grote afstand.
Deze vrij plotselinge verhoging van de bierproductie had te maken met de door de bevolkingstoename groeiende omvang en goede bereikbaarheid van de binnenlandse markt; bovendien verboden de steden het brouwen van bier op het platteland.

In Rotterdam kwam daar nog bij dat niet alleen de stedelijke bevolking, maar juist ook de stijgende aantallen vissersschepen en koopvaardijschepen in de haven voor extra vraag naar bier zorgden.

Bijna alle zeventiende-eeuwse Rotterdamse brouwerijen waren buitendijks gesitueerd in de Waterstad.

landwaterstadklein

Naast de Landstad had Rotterdam ook een Waterstad. Op de volgende kaart "uit" ca 1600 zien we de Rotterdamse Waterstad in zijn vorm die minstens twee eeuwen niet zou wijzigen :

waterstadkaart1600

Brouwerijen, meestal met mouterijen en rosmolens, waren fabrieksachtige installaties die grote investeringen vergden. Omstreeks 1650 bracht in Rotterdam een brouwerij met inventaris bij verkoop gemakkelijk 40.000 gulden op en veel hogere prijzen kwamen voor. De eigenaars van brouwerijen, die meestal zelf het bedrijf leidden, behoorden dan ook vaak tot de rijkste burgers.

Het vrij omvangrijke personeelsbestand van een brouwerij telde naast brouwers, knechts en kuipers in veel gevallen een vrouwelijke administratieve kracht en ook het toezicht op de brouwerij werd wel door vrouwen, vaak weduwen van brouwers, uitgeoefend.

De voor het bierbrouwen benodigde gerst en andere granen waren zowel afkomstig van de Hollands Zeeuwse eilanden als uit Frankrijk of via Amsterdam uit het Oostzeegebied. Als brandstof diende inheemse turf; deze werd in de loop van de eeuw steeds vaker door vooral Schotse en Engelse steenkool vervangen.

Enkele bierbrouwers hielden zich tegelijkertijd ook bezig met de productie van brandewijn, een bedrijfstak die in de behoefte aan goedkope alcohol voorzag en eveneens vanaf omstreeks 1600 sterk opkwam, meestal in vrij kleine bedrijven.
Brandewijn kon namelijk zonder al te veel kennis, gereedschap of kapitaal worden geproduceerd en daarom was het bedrijf vooral voor handwerkslieden interessant.

In de eerste helft van de zeventiende eeuw breidden de branderijen zich zowel in omvang als in aantal uit en omstreeks 1650 telde Rotterdam ongeveer 50 branderijen. Als grondstof gebruikte men vanzelfsprekend wijn, maar er werd in toenemende mate ook gedistilleerd bereid uit granen vermengd met mout afkomstig van de brouwerijen annex mouterijen, waaraan kruiden of specerijen werden toegevoegd. Rond het midden van de eeuw overheerste de productie van korenbrandewijn.



En nu weer terug naar de Leuvehaven :

leuvehavenkleurrichtingvismarkt

Op deze mooie prent kijken we op de Leuvehaven in de richting van de Zeevischmarkt, de vage koepelkerk links van het midden, is de Steigersche Kerk, helemaal rechts staat de Zuiderkerk, tja en dan wordt het een beetje lastig te herkennen, het zwarte streepje wijst naar de St.Laurenskerk, maar als je heeeeeeel goed kijkt, zie je vanaf rechts de koperen koepel van de Lutherse Kerk en pal recht voor de toren van de St. Laurenskerk nog een torentje en daarover gaat dit verhaal, dat torentje hoorde bij een bierbrouwerij............

Waar de Leuvehaven mondt in de Maas ten oosten van de Nieuwe Werken, wriemelt opeens het leven van de oude stad om ons heen. En toch was de Leuve in de 16de eeuw nog maar een buitendijkse kikkerkreek, omzoomd door wilgen. Ze werd pas helemaal op het eind van die eeuw uitgebaggerd en bekaad, en in het eerste kwart van de 17de eeuw raakten de erven bebouwd.

Huizenspeculanten waren er spoedig bij, voorts kochten schippers en haringreders er grond, en er vestigden zich zes brouwerijen, waarvan er één op de oostzijde, genaamd De Twee Witte Klimmende Leeuwen, de bebouwing zou domineren met een breed front en een torentje met een slagklok.

Weer later vestigden zich er de upper ten, misschien aangemoedigd door sommige schippers die zich al gauw ontpopten als zeehelden, zo bijvoorbeeld kapitein Maerten Harpertz. ['Bestevaer'] Tromp en zijn overbuurman en chef Pieter Pietersz. Heyn [die bij hem aan boord sneuvelde].
Zoon Cornelis Tromp werd met de titel luitenant-admiraal-generaal van de republiek eveneens een pronkstuk van de vaderlandse geschiedenis [hoewel hij als zijn vader Orangist was gebleven].

Ook de ontwerper van onze Grondwet mr. Gijsbert Karel van Hogendorp zou er eens wonen, zelfs geboren worden, in het herenhuis dat eerst aan de zoon van Hugo de Groot had toebehoord, géén Orangist, en daarom door het volk vrijwel weggestenigd.

Potentiële konstabels als alle Rotterdamse schepelingen waren, omdat ze zich voortdurend tegen zeerovers moesten verweren, hadden zij de gehate baljuw mr. Jacob van Zuylen van Nyevelt zelfs met zijn inderhaast opgetrommelde lijfwacht van 150 man van de republiek uit zijn woning aan de Leuvehaven verdreven, gebruik makend van de kanonnen op het westelijke bolwerk. Na plundering werd zijn huis door het volk gesloopt.

Herbouwd is het bezit van de familie gebleven, tot de weduwe van de kleinzoon het verkocht aan één van de puissant rijke internationale financiers van de naam Osy, wier stamvader hier als berooide Gasconse dragonder was gestrand. Want het was er goed wonen!

bierhaven1885

De (later gedempte) Bierhaven in 1885

Even een kijkje in de Bierhaven, die tot 1897 Wijn- en Scheepmakershaven verbond.

Na haringvangst was in de middeleeuwen lakenweven en vervolgens bierbrouwen de voornaamste bron van bestaan van de Rotterdammers. Vóór de Hoekse en Kabeljauwse twisten, waarin de stad van al haar haringbuizen beroofd werd, bezat Rotterdam 25 brouwerijen, in het begin van de 16de eeuw waren het er nog maar 9. Doch ze namen weer toe toen dé bloei van de stad tegen het einde van die eeuw culmineerde in de uitleg onder Van Oldenbarnevelt.

Een woordvoerder van Maria de Medicis schreef in 1638 het succes der brouwerijen toe aan het heerlijke zoete Maaswater, waar de zalmen in rondspartelden dat het een lust was...

Midden 17de eeuw was het Rotterdamse bier zelfs wijd en zijd vermaard. En dat bleef zo. Het beste bierwater is tegenwoordig Rotte-water, omdat het, geweld uit de veenplassen bij Zevenhuizen, en op zijn loop naar de stad door geen enkel chemisch bedrijf besmeurd, zo fris is gebleven als Dirk Smits het in de 18de eeuw bezong in zijn dartel poëem, dat hij niet met zalmen bevolkte maar met kussende waternimfen.

Rotterdam had dan ook al vroeg een burgemeester-bierbrouwer, Esaias de Lind, brouwer van het Ankerbier, zoon van de doperse Anneke Jans [die de marteldood door verdrinking stierf].

Intussen bevond zich aan de Bierhaven noch in de Bierstraat [daar vlakbij] ook maar één brouwerij. De naam was maar een naam.

In de buurt waren er overigens genoeg! En maar wedijveren met mooie namen. Voor de aardigheid hebben we er een handvol bij elkaar gezocht:



Onder de mooie kantoorpanden, die eertijds herenhuizen waren, vermelden we o.a. het gebouw aan de Boompjes nummer 58, dat een fraai voorbeeld was van de Empire-stijl. We vermelden het speciaal omdat het gebouwd werd door Jan Giudici, (Aad : ook architekt van de St. Rosaliakerk en de Marinierskazerne) van wien ook het reeds genoemde, hoogst merkwaardige gebouw aan de Leuvehaven was, dat aan een kerk deed denken en oorspronkelijk een brouwerij was, De Twee Leeuwen geheten en diende tot kantoorpand en pakhuis.

Het lag bijzonder schilderachtig. Wanneer men van de Schiedamse Dijk de Leuvehaven betrad, zag men het direct liggen, al was de gevel half verborgen door het lommer van de bomen op de kade. Daaraan meerden steeds schuiten van binnenschippers, soms met de mast op, en een enkele maal hing er een zeil te drogen.

Door zijn statigheid in deze omgeving van ietwat vervallen kantoren en pakhuizen irriteerde dit gebouw bijna. Er stond zoals gezegd een slank torentje op, waarin een klok was aangebracht, een der vele in de buurt. De Lutherse Kerk had immers ook een klok en de Grote Sint Laurens eveneens, al was deze dan sinds jaren in reparatie geweest.

Deze voormalige brouwerij "De Twee Leeuwen" herinnerde aan een periode, waarin Rotterdam rijk was aan brouwerijen en een tweede Schiedam kon worden genoemd. Ze hadden allemaal mooie namen, deze brouwerijen, die vooral ontstonden, toen de nieuwe havens als Leuvehaven, etc. werden uitgelegd en langs de kaden daarvan industrieterreinen te over beschikbaar kwamen.

Enkele namen geven een idee van de keurcollectie :

en talrijke andere.

Onder de namen der eigenaars in vroegere en latere tijd komen thans nog bekende Rotterdamse namen voor, als Pessers, de Monchy etc. Verschillende brouwers waren na de inneming van Breda door Spinola (Aad : in 1625) vandaar naar Rotterdam getrokken en hadden er zich gevestigd. Een familie bezat op de Hoogstraat drie brouwerijen.

De brouwerij "De Twee Leeuwen" brandde in 1782 geheel af. Directeur was toen een Mr Pieter de Monchy. Ze werd geheel herbouwd. Tijdens de herbouw ging de leverantie van bier gewoon door. De hiertoe benodigde voorraden werden door collega's van de bierbrouwer beschikbaar gesteld. De solidariteit onder de Rotterdammers bleek reeds in die dagen....

Aan de achterkant van de voormalige brouwerij, die zoals gezegd aan een kerk deed denken en welke in de Twee Leeuwensteeg uitkwam, herinnerde een grote, oude gevelsteen met twee leeuwen aan de vroegere bestemming. We zijn er van overtuigd, dat heel wat Rotterdammers eerst thans horen, wat het precies was, waar ze dikwijls met een zekere verbazing naar gekeken hebben.

Maar dit gold voor zovele dingen in het oude Rotterdam. Nu het er niet meer is, geeft men zich pas rekenschap van het verleden, wanneer men in gedachten nog eens door de oude stad wandelt en zich dan opeens iets herinnert, dat nolens volens meer dan iets anders in de herinnering is blijven hangen. Dan blijkt ook, hoeveel er eigenlijk was, hoeveel aardigs en moois, pittoresks en karakteristieks....

Wie b.v. wel eens, door toevallige omstandigheden, op de afgelegen Bierhaven belandde, kwam daar voor een kantoorpand (links op de Bierhaven foto) te staan, dat eens een concertzaal was geweest. Het werd óók door Jan Giudici gebouwd en wel in 1804. (Aad : ook architekt van de St. Rosaliakerk en de Marinierskazerne)
Ofschoon het hier eerder om een restauratie van een reeds bestaande concertzaal ging, mag gerust van een zo goed als algehele vernieuwing worden gesproken, welke geschiedde volgens de plannen van Giudici. Later werd er het een en ander aan het gebouw veranderd en het ging er niet op vooruit. Het diende tot kantoor en magazijnpand en weinigen hadden enig idee van de oorspronkelijke bestemming, daar ook het inwendige grote veranderingen had ondergaan.

Na heel lang zoeken hebben we twee prenten gevonden van oude Rotterdamse bierbrouwerijen :

bierbrouwerijdeposthoorn1661

Bierbrouwerij De Posthoorn (1661)

brouwerij2leeuwenfront1784

Bierbrouwerij De Twee Leeuwen aan de Leuvehaven (1784)

over dit gebouw hebben we het de hele tijd gehad.....

dat dit ooit een bierbrouwerij was, is toch niet voor te stellen, Rotterdam....

leuvehavenets1790

De Leuvehaven (1790) richting Maas vanaf de Zeevischmarkt

over de Leuvehaven de Lange Leuvebrug
over de Wijnhaven (links) de Kleine Wijnbrug

achter de Kleine Wijnbrug onze bierbrouwerij met torentje die ook wel

De Twee Witte Klimmende Leeuwen

werd genoemd

rechts de 2 korenmolens De Pelicaan en De Oranjeboom

het torentje links naast de molens is van de Witte Poort (link naar ons stadspoorten verhaal)

leuvehavenrichtingmaas1795

De Leuvehaven (1795) richting Maas vanaf de Zeevischmarkt

eigenlijk dezelfde prent als daarboven, alleen is nu onze bierbrouwerij veel beter te zien

De Twee Witte Klimmende Leeuwen

Na een tip van Gerard Martens ontdekten we dat we toch nog meer foto's op onze website hadden :

rottemethollandia

De Heineken Brouwerijen bij de Noorderbrug

en natuurlijk mag zoo'n foto ook niet ontbreken :

binnenwegolympia

het afleveren van bier aan Cafe De Vijgeboom aan de Binnenweg

En ook deze stond al op onze site :

brouwerijdepelgrimro

Brouwerij De Pelgrim uit Delfshaven (link)

Ook voegen we nog iets toe uit ons verhaal

Rond 1911 stonden er nog veel 17e eeuwse huizen in Rotterdam, 50 jaar ervoor waren er ook nog huizen uit de 16e eeuw in Rotterdam

huisleeuwen

Tweeleeuwensteeg 6.

Deze gevelsteen is een overblijfsel van de brouwerij "De Twee Witte Klimmende Leeuwen" aan de oostzijde van de Leuvehaven, die in 1621 werd opgericht door Jacob Jacobsz. van Couwenhoven. Deze was in dat jaar eigenaar geworden van drie aaneeng renzonde erven aan deze steeg en had door aantrekking der eigendommen van zijn zwager Dammas Jansz. Pesser het terrein verkregen, waarop de brouwerij met mouterij kon worden gesticht. Door latere aankoopen werd het terrein belangrijk uitgebreid.
In het midden van de 17de eeuw was deze brouwerij volgens het Loflied op de Rotterdamsche brouwerijen de grootste van alle:

„Glimmende Leeuwen Twee
Die steken 't hooft omhoogh
D'eerste plaets hem toecompt".

In de eerste helft der 18de eeuw komt de brouwerij in eigendom aan de familie De Monchy, die er in 1750 een vennootschap van maakte.
Den 19den Maart 1782 werd de brouwerij door brand geheel verwoest, doch spoedig daarna weder opgebouwd. In 1833 verkocht Salomon de Monchy, die inmiddels de eenige eigenaar was geworden, ze aan Samuel Dunlop, die het brouwbedrijf ophief en het gebouw als pakhuis gebruikte.




Aan dit verhaal voegen we ook nog dit citaat toe uit ons Stadsbouwmeesters van Rotterdam verhaal over Architect Giudici:






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

18 Maart 2005