Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Lange Torenstraat werd Oppert, inklusief rondleiding AD 1900 en 36 foto's

Raadpleeg evt onze stadsplattegrond uit 1897 (LINK)

Aan een reeds bestaand verhaal werd ook nog een rondleiding AD 1900 en nog veel meer foto's toegevoegd.....

oppertlangetorenstraat

De linker foto was ook in het bezit van Gerard Martens, dus zetten we die er nog even apart bij :

langetoorenmetgrkerk

Een typische situatie is er bij de herbouw ontstaan aan de Meent, bij de doorkijk naar de Grote of St. Laurenskerk. Men zou er een eed op willen doen dat men zich in de Lange Torenstraat bevindt. Want, hoewel er nieuwe huizen zijn gebouwd, toont de aanblik een bijzonder sterke overeenkomst met het stratenplan van voor 1940.

De foto's zijn van hetzelfde punt af genomen en de doorkijk naar de toren geeft geen verschil te zien. En toch is het niet de Lange Torenstraat. De Lange Torenstraat heet nu Oppert, en de vooroorlogse Oppert die evenwijdig liep met de Binnenrotte, is niet meer terug te vinden.

De Lange Torenstraat was niet zo oud en deze ontving pas die naam na de demping van de Slikvaart / Slijkvaart in 1852 en 1853.

slijkvaartkleur

slijkvaart1825

slijkstraatrobvanleeuwen

De Slikvaart / Slijkvaart

de naam zegt het al, het heeft er nooit erg lekker geroken

de onderste prent (schilderij) ontvingen we van Rob van Leeuwen
het betreft een kopie naar een schilderij van Cornelis Springer

Ooit was aan de Slikvaart / Slijkvaart in Rotterdam ook de Bank van Lening gevestigd:

bankvanlening1752

1752

De Bank van Lening van Rotterdam

Aan de Slikvaart / Slijkvaart, de latere Lange Torenstraat

LINK

De Slikvaart / Slijkvaart was oorspronkelijk een van de uitlopers van de Rotte (LINK), zoo mooi te zien op deze kaart:

kloosterkaart

Het ,,lange" van de Lange Torenstraat werd er aan toegevoegd ter onderscheiding van de eveneens bestaande Torenstraat, die later in de St Laurenstraat is opgelost. Die naam bestaat ook niet meer.
Daarvoor kregen we in de plaats, in de onmiddellijke nabijheid, de Sint Laurenshof en de Sint Laurensplaats.

Nu kunnen we er echt wel vrede mee hebben dat de naam Lange Torenstraat is verdwenen, want de Oppert heeft verreweg de oudste rechten.

De straat bestond reeds in 1339 als ,,Nijepoort". De tegenwoordige naam is geboren uit tal van andere benamingen, zoals ..Nijepoorte", ..Nieuwpoort", , Nupoort" en ,,Moppert". Uit de laatste naam kan men al opmaken hoe deze verandering zich heeft ontwikkeld tot ,,ln de Moppert", later ,,ln den Oppert" en tenslotte in ,,Oppert" .

De Oppert liep voor 1940 door tot aan de Galerij, vlak bij het bekende Kippenbruggetje bij de Delftsepoort en het Hofplein.

chdelftspoort

Kippenbruggetje

galerij1935

De Galerij in 1935

En natuurlijk hebben we nog meer foto's op onze site over dit Kippenbruggetje (LINK) :

schiehofplein

Hofplein vanaf de Schie

hofpleinhoutenbrugrichtingschie

Hofplein vanaf de andere kant van het Kippenbruggetje

Derhalve valt het niet moeilijk vast te stellen dat ,,Nijepoorte ' niets anders betekende dan Nieuwe Poort of Nieuwstad. Een stadsuitbreiding die zich omstreeks 1343 al voltrok en die zich tot het Hofplein uitstrekte.

De Oppert kwam heel vroeger uit op de Hofpoort (LINK) :

delfschepoort1670

1670

De Delftse Poort met links de Hofpoort

hofpoortje1704

1704

De Hofpoort

pompenburgzuil

de in 1778 nieuw gebouwde Hofpoort-met-zuil aan het begin van de Oppert,
rechts, nog net te zien, de Delftse Poort.

In 1778 werd een nieuwe decoratieve Hofpoort ontworpen door de architekt Dollond. Aan de voet van de zuil werden,als symbolische bewakers, 4 leeuwenbeelden neergezet, ontworpen door Johannes Keerbergen en mogelijk geinspireerd door het 4 leeuwen wapen van Dirk Beukel.
De valbrug werd vervangen door een draaibrug zodat de boten er makkelijker doorheen zouden kunnen.

We hebben een zeer unieke aquarel van de Hofpoort-met-zuil gezien vanaf de Stadszijde via de Oppert :

aquarelmetzuil

het ophaalbruggetje gaat over de Kolk, later de Delftse Vaart genoemd

Uit een van onze kerken verhalen dit citaat :

chWesteWagenstraat

Weste Wagenstraat

In de Weste Wagenstraat behield de mooie, deftige pastorie met haar harmonische voorgevel het oude uiterlijk. Ze stond daar, evenals die der Oud-Katholieke kerk aan de Oppert, als een stille, voorname getuige van een rustig en ingetogen verleden, een oase van rust en overweging vlak achter het nieuwe, gejaagde Rotterdamse centrum, dat Coolsingel heet.

pastorieoudkatholiek

De Pastorie van de Oud-Katholieke Kerk aan de Oppert

Aquarel van J. Verheul Dzn




In Januari 2003 hebben we dit populaire verhaal nog uitgebreid en later nog vele keren:

Als je in onze Search Engine het woord Oppert intypt, blijkt dit in meer dan 20 verhalen voor te komen, een aantal hebben we hierboven al gehad, maar Aad heeft nog veel meer foto's en tekst gevonden:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Oppert en klik op ENTER

De Oppert is een fascinerende straat, want hij is, net als bijvoorbeeld de Kipstraat en de Pannenkoekstraat een kwart slag gedraaid na 14 Mei 1940. Zullen we o.l.v. gids Aad eens wat plaatjes bekijken van het Oude Rotterdam ?

Zoo'n 100 jaar geleden zag de omgeving van het OUDE stadhuis er zoo uit :

heinecke

Een schilderij van de Rotterdamse schilder W. Heinecke van de Botersloot. Rechts achter is nog juist het stadhuis te zien, wat je op de volgende prenten veel beter kunt bewonderen.

kleurkipstraat

We kijken hier vanaf de Gedempte Botersloot. Als je goed zoekt, zie je een huis met een koeienkop, daar was ooit de Vleeshal gevestigd en later de Telefoondienst. Als we de andere kant opkijken en het was mart, dan zag het er toen zoo uit :

marktgedemptebotersloot1900

De markt op de Gedempte Botersloot in 1900

Op de hoek de Prinsenkerk, afgebroken voor de (oude) gemeente bibliotheek

En zoo zag het eruit voor de verbouwing van het (oude) Stadhuis als je vanaf die zelfde Botersloot weer in de richting van het Stadhuis zou hebben gekeken :

stadhuiswaagkaasmarkt1827

Getekend in 1827

Het Stadhuis en rechts de Waag aan de Kaasmarkt

Getekend is de situatie in 1703, in 1822 werd de Waag afgebroken voor de bouw van het nieuwe Stadhuis (LINK)

links een doorkijkje naar de Hoogstraat via de Stadhuissteeg

uit ons Kastelen van Rotterdam verhaal (LINK)

Als we voor het Stadhuis naar rechts zouden hebben kunnen kijken, zouden we dit uitzicht hebben gehad :

boerenvismarkt1807

1807

Melkmarkt en op de achtergrond voor de St. Laurenskerk, de Boerenvismarkt

Links de Stadswaag naast de achterzijde van het Stadhuis

uit ons St. Laurenskerk verhaal (LINK)

Zullen we naar de St. Laurenskerk lopen, dus naar de Boerenvismarkt en dan eens naar rechts kijken ?

Nee, we kijken, als we een stukje in de richting van de St. Laurenskerk hebben gelopen, eerst nog even achterom :

boerenvismarktnaarstadhuis

1860

Boerenvismarkt richting Stadhuis

voor ons heet de straat Kaasmarkt, in het verlengde van de Kaasmarkt, dus na het Stadhuis, Kipstraat

dat bruggetje links gaat naar de Eerste Lombardstraat

boerenvismarktrondomkerk

1880

Rechts de St. Laurenskerk,
want we zijn nu op de Boerenvismarkt, we kwamen uit de straat links
en hebben ons natuurlijk vlug omgedraaid, want we geloofden onze ogen niet toen we het volgende zagen :

boerenvismarktrichtingbrug

1865

vanaf de Boerenvismarkt in de richting van de Lombardbrug en de Blauwe Molen

het water is natuurlijk de Binnenrotte

oh wat mooi, maar nu niet meer voor te stellen

want let eens op dat huis links met die dakkapel,
dat heeft in de loop der jaren een heel ander uitzicht gekregen...

boerenvismarktrichtingbrugstart

1870

Vijf jaar later t.o.v. de vorige foto

de Binnenrotte wordt gedempt t.b.v. het Spoorviadukt

LINK

boerenvismarktrichtingbrugklaar

1880

Weer vijf jaar later heeft ons huis het volgende uitzicht

links nog net een glimp van de St. Laurenskerk

oppertlinksbinnenrotterechts

We zijn nu voor ons huis langs naar links gelopen
en staan met onze rug voor het midden van de St. Laurenskerk

Ja, ons huis is al verdwenen, maar rechts is nog steeds de Binnenrotte-met-spoorviadukt
en links de ingang naar de Oppert

grkerkpleinro

Ging het te snel, doen we nog even een stappie terug, links is toch weer de St. Laurenskerk te zien ???

oppert4

Aan het begin van de Oppert draaien we ons ook nog maar een keer even om

Even een ingelast citaat uit ons verhaal getiteld: Over Rotta en het Middeleeuws Rotterdam:

We gaan zoo maar wat foto's van Oppert panden laten zien :

oppert8

oppert1

oppert3

oppert6

Net zoo lang tot we aan het eind de Delftsche Poort kunnen ontdekken :

OppertStokviswater

Het Stokvisverlaat bij de Oppert, op de achtergrond het Haagseveer
Het Stokvisverlaat was de verbinding tussen de Schie en de Rotte

oppert7

De Oppert was voor het Oude Rotterdam een belangrijke doorgaande straat om met droge voeten naar het Noorden te komen, evenwijdig liepen immers allemaal (gekanaliseerde) resten van rivieren en kanalen.

Er stonden ook nogal wat gebouwen die we op onze site al eens hebben laten zien :

Citaat uit ons Het ontstaan van het SFG, het St. Franciscus Gasthuis in Rotterdam verhaal :

Citaat uit ons verhaal over de Rotterdamse dichter Tollens : Citaat uit ons Waalse Kerk verhaal :

Citaat uit ons Armenzorg van Rotterdam verhaal :

En verder kom je ook de Oppert tegen in het gedicht Ode aan Rotterdam en het verhaal over het Oliebollenvrouwtje, maar we gaan nu nog even rondkijken aan de hand van een verhaal geschreven in 1946 door Ch. A. Cocheret, dat de situatie beschrijft AD 1900...., beetje ingewikkeld, maar kan me voorstellen dat je een beetje moe bent na al deze foto's....:


Het verleden is voor mij een museum, dat ik dagelijks bezoek, zooals je een museum bezoekt... op je teenen en met je hoed in je hand. Ik zit er zoo graag in de afdeeling "Kinderjaren" en bezie er de menschen, die ik heb lief gehad of gehaat. Maar in den loop der jaar-decaden is de liefde grooter geworden en de haat nutteloos gebleken.

Wanneer ik mijn lezers nu ga rondleiden in het museum mijner herinneringen, afdeeling "Rond den Grooten Toren", dan weet ik niet of het huidige geslacht zich wel zal interesseeren voor al die kleine Rotterdamsche Ievensdingen.
De straat, waar je als kind aan de groote, sterke, teedere hand van je vader hebt leeren loopen, beoordeel je anders, dan b. v. de Schepenstraat, waar je op een guren herfstmorgen de cijfers van je aangiftebiljet B moogt gaan toelichten.
Ik schrijf dus alleen voor de ontvankelijke zielen, die deze nuance meevoelen.

Als een heel klein jongetje... eigenlijk te klein voor zijn leeftijd... zat ik op een stoep en zag het leven van den Oppert aan mij voorbijgaan. Ik zat maar stilletjes te kijken en alles goed waar te nemen. Niet omdat ik er vijftig jaar later over zou moeten schrijven, maar omdat ik niets anders te doen had, want ik wachtte daar altijd op meneer Lipjes, die straks voor den ingang van zijn stroo-geurige pakhuis zou komen staan, vergezeld van Bruno, een New-Foundlander, met wien ik uren lang speelde als met een makker. De symbiose met den hond was mij toen al dierbaar en het verkeer in den Oppert was geen beletsel voor het spel van kind en hond, van trottoir tot trottoir.
En zoo zat ik in geduldige verwachting op het... naar ik dacht... geriefelijke bordes van "Ed. Goudsmit - In uurwerken", tegenover de Meent en bekeek het vertrouwde leven in den Oppert van omstreeks 1888 en de huizen, waarvan de vensters tegen de gevels lagen als de korrels op een maiskolf.

De vuilniskarren brachten en file hun schamele vrachten naar de belt op Crooswijk. Ik vond het prachtige wagens, kipkarren op twee wielen, die grooter waren dan ik. De ijzeren banden gaven groot gerucht af, wanneer zij wentelden over de knobbelkeien, waarmee de Oppert, en trouwens de heele stad, geplaveid was.

Het oliekoeken-verkoopstertje kon dit geweld niet overstemmen. Zij staakt even haar hooge ouwe-vrouwen-blertje: "Oliekoeken met suiker... een cent", waarvan het merkwaardige was, dat de cent een octaaf lager uitviel dan de oliekoeken met suiker. De oliekoeken waren een jubel. De cent volgde erop in doffe mistroostigheid, als wilde dit vrouwtje te kennen geven, dat haar oliekoeken met liefde en verheven plichtsbetrachting waren gebakken en dat de baatzucht, die er in die cent toe uiting kwam, haar moeilijk over de tong ging.

Wanneer ik mij die figuren uit mijn prille jaren herinner, leef ik in wat we nu de gay-nineties noemen. Het oliekoeken-vrouwtje droeg een wit neepjesmutsje en een paars jak, dat als de kiel van een moujik over haar zwarten rok hing. Meneer Lipjes had prachtige punt-gepommadeerde knevels en zijn modieuse colbert-jasje werd tot bijna onder de kin dichtgeknoopt. Dokter Koevoet droeg een soort vadermoorders met witte das, een zwarten rok en een hoogen hoed, toen hij mij voor de mazelen kwam behandelen. Hij was een bescheiden, doch een tikkeltje knorrig man, maar hij zij hier geprezen, omdat hij de, over mij door de familie gestelde diagnose "Engelsche ziekte" resoluut en achteraf beschouwd terecht heeft tegengesproken en op den millimeter nauwkeurig heeft voorspeld hoe lang ik zou worden en dat er spieren om zouden groeien.
Dokter M. B. Koevoet was "geneesheer", gelijk er op het bordje op nummer 164 stond. Wanneer ik dat nu eens naga, waren we daar in den Oppert niet van medische hulp verstoken, want op no. 162 woonde dokter S. J. W. de Lange en op no. 156 dokter C. H. Eshuys, beiden eveneens "geneesheer". En dan was er ook nog J. Scherpenhuysen, "geneesheer".
Een tandarts hadden we ook in den persoon van den ouden heer Lehman Son op no. 136, die naast zijn deur, op straat, een kastje had opgehangen, waarin eenige meesterstukken van gebitten op roode peluche waren geëxposeerd.
Meneer Lehman Son staat vaak in jacquette en met hoogen hoed aan z'n deur, als de trotsche maker van deze grijnzende kakementen, die gereed waren om toe te happen, als de Rotterdammers en de Dinsdagsche buitenlieden ook maar wilden toehappen. Men stond in die dagen graag voor de deur en sloeg, evenals ik op mijn stoep, het stadsleven gade. "Vader Kiek" - natuurlijk ook met een hoogen hoed op - leunde tegen de deurpost van het "Israëlitisch Weeshuis".

Ik zie ook den nestor onzer architecten. Jan Verheul, als een kloek jonkman - u kunt eens nagaan, wat dat voor een jonkman was - voor den winkel "D. Verheul, architect en timmerman" met keurenden blik de voorbijgangers en, als 't zoo geviel, evengoed de voorbij gangsters bezien. Hij was heel vriendelijk, als ik hem een hand ging geven. En nu, vijftig jaar later, nog.

Een deur verder stond" meneer Hartog, ,,Laarzenmaker". En op no. 141 kwam af en toe meneer Louis de Sterke met een kalotje op voor den ingang van zijn en gros-zaak in manufacturen staan en wisselde een buurgroet met bakker Bekker op den hoek van de nauwe Broedersteeg. En beiden groetten weer heel beleefd, toen dokter Koevoet ons huis verliet, waar hij een gat in mijn hoofd verbonden had. Nog altijd in rok met witte das. Daar hij al wat oud en kortzichtig geworden was, knipte hij met mijn hoofdhaar een stukje van mijn voorhoofd af en nam toen de pleister maar een beetje langer.

Maar, dokter Koevoet, sta mij toe juffrouw Bekker in al haar nederigheid in een adem met uw geneesheerlijkheid te noemen. Juffrouw Bekker was de vrouw van bakker Bekker, op wiens toonbank een trommel vol moppen stond, waarvan ieder kind, dat er brood kwam halen, er eenige toekreeg. Ik stond eens voor haar kleine venster te kijken en moet toen haar en den moppentrommel met zoo'n gretige belangstelling gehypnotiseerd hebben, dat juffrouw Bekker op de ruit tikte, mij binnen riep en zoomaar... zonder dat ik toch eenigerlei winstgevenden aankoop in uitzicht kon stellen, een handvol van die versnaperingen gaf. Juffrouw Bekker... gij rust ongetwijfeld al sinds vele jaren onder de groene zoden van Crooswijk, maar uw moederlijke beminnelijkheid heb ik nooit vergeten en uw nagedachtenis zij gezegend.
Uw man was, blijkens het opschrift op zijn venster " Specialiteit in Hernhuttertjes", die hij in kunstige, schroefvormige bouwsels bewaarde onder een glazen, dag-kaatsenden stolp. Gij, juffrouw Bekker, waart specialiteit in iets anders, dat het kinderhart ontroerde. En de herinnering aan uw gulle goedheid staat in het Paleis van mijn Geheugen onder de stolp der dankbaarheid, die minder vergankelijk is dan die, waarin uw man zijn hernhuttertjes bewaarde.

De handeldrijvende middenstand moge zijn voordeel doen met deze herinnering, want wanneer ik iets moest halen, dat des bakkers of des banketbakkers was, huppelde ik blijmoedig naar juffrouw Bekker en trok mij niets aan van de furonculosis, waaraan haar man lijdende was.

Het valt mij nu ook in, dat er zooveel bakkebaarden werden gedragen. Bakker Bekker had ze in 't grijs, meneer de Sterke in 't kastanjebruin en de dominees, die in het Diaconiehuis der Hervormde Gemeente kwamen vergaderen, vertoonden ze in alle schakeeringen. Ik heb ze zoo goed kunnen zien, omdat vele dominees telkens een poosje voor 't raam vertoefden, waarbij enkelen hunner allervriendelijkste en, naar 't me nu dunkt, ietwat schalksche groeten uitzonden naar de jonge dochteren, die aan den overkant aan het venster verschenen.
Zoo beleefde ik de kleinsteedschheid van den Oppert en hield haar voor het machtige gebeuren van een metropool.

Daar kwam de zenuwlijder voorbij, die zijn wandelstok scheen te willen afkluiven, zonder hem aan zijn mond te kunnen brengen. Daar hinkebeende "eén-kost-zes-cent-de-twee-kosten-eén-dubbeltje... hout, glas, kristal, marmelsteen, donderst..." pardon, hij riep het heusch... achter zijn handwagentjc, waarop twee aan elkaar gelijmde glasplaten bengelden met een gewicht van vijf-en-twintig kilo eraan, ten bewijze van de formidabele plakkracht van zijn kit.

En daar was Poepiebroek... 'k vraag weer excuus, maar Rotterdam was nooit preutsch... en deze kleine koopman ventte sinaasappelen, die hij soms in een paroxysme van woede naar de jongens smeet, die hem luidkeels den bijnaam toevoegden, welken ik u zooeven vrijmoedig noemde.

Met fijne trippel-passen gingen de ezelinnen voorbij, die haar melk brachten aan de zieken, onder geleide van een jongen. Een hardlooper met rose-tricot rimpelbeencen en een rinkelbelletje galoppeerde als een Marathon-looper door de buurt. Maar hij was geen rasecht amateur gelijk zijn Olympische collega, want als er een cent uit een venster werd geworpen, hield hij zijn pet op, maar hijzelf hield nooit op. Dan liep hij pas-op-de-plaats hard. Dat hardloopen was een in acrobaten-kleeren gecamoufleerde bedelarij, die zeer in de mode was. Het mocht natuurlijk niet, en als er een agent... met een helm op... naderde, nam de hardlooper aanstonds de broek, die zijn, hem bedaard vergezellende gade hem overreikte, om in een zij steeg zijn ongeoorloofde kunstemakers-beenen daarin te verhullen.

Het waren bekende straatfiguren, die maar weinig opzien baarden. Sensatie gaf pas de meneer op een fiets. Heel de Oppert liep uit om een velocipède te aanschouwen, een "fielesepee" dan zoogezegd. Zij waren zeer zeldzaam in Rotterdam en vooral in den Oppert, die fietsen met één heel groot wiel en een heel klein, als een jonkie, er achteraan. Je moest er in twee etappes over twee steps opklimmen.
"Een fielesepee!" gilde de jeugd en jachtte er achteraan en iedereen bleef staan om dit gratis variété-nummer te aanschouwen.
Zelfs de ijverige bediende uit den boekwinkel van Storm Lotz kwam even van zijn hoogen kruk onder 't gasvlammetje om dit modernisme mede te beleven, net als de kantoorbedienden van Van Gils&van der Meer, ,,meubelen en gros", de poeliersknecht van Kuymans en ,,M. J. J. Kröller, onderwijzer in het boekhouden", op no. 165, die stellig een der voorzaten was van dien anderen Kröller, "A.G.K.", die ook wel wist wat boekhouden was.

Maar als er weer een dronken man door een paar agenten naar den politiepost aan de Kaasmarkt werd gesleurd, kwam er niemand kijken. Dat was immers te gewoon.

Dan sloeg... na eenig carillon-geklank... het uurwerk in den Grooten Toren het volle uur des daags en in den omtrek van de kerk trilde het middenrif van al de buurtbewoners mee. Dan keken we allemaal op naar het vertrouwde, ronde gelaat van den toren.

Als ik in bed lag, kon ik de wijzerplaat boven de daken zien staan en jarenlang heeft die ernstige, eeuwenoude Toren het niet beneden zich geacht steun te bieden aan de koralen pootjes van tallooze, kruimel-kleine duiven, of mij te waarschuwen, wanneer het uur mijner kinderlijke plichten had geslagen en ik naar school moest.

Maar ook onze vaders en moeders en die hun grootouders en zoo maar heel lang door, hadden willig gehoorzaamd aan den vermanenden dreun van den Grooten Toren. Hij regelde de maaltijden, het werk, de rust, het vermaak en de uren van devotie. De winkels werden op zijn gezag geopend en gesloten... de menschen kwamen en gingen... en de treinen rammelden over het viaduct, wanneer hij vond, dat het noodig was.

Stipt op tijd sloot Vrijdags meneer de Sterke zijn magazijn en ging naar de synagoge.

Wanneer meneer Appeldoorn op no. 143 het in echt lieve tinten geschilderde gordijn van zijn meubelzaak liet zakken, trof mij dat persoonlijk minder, dan wanneer de Juffrouw van "De Hoop" op no. 100 haar lekkers-etalage aan mijn oog onttrok en dan vraag ik ten derden male verschooning, thans voor de coïncidentie van naam en huisnummer benevens voor de onbetamelijke grapjes, die de Oppert-bewoners daaraan wijdden met mezelf in het eerste gelid.
En nu ik dan toch met dien raren praat ben begonnen, moet ik er mijn verwondering over te kennen geven, dat in alle landen de omgeving van de meeste kathedralen wordt ontwijd door inrichtingen, welke door Vespasianus zijn uitgevonden en herinneren aan de physiologische reflexen van den mensch.

Onze Groote Kerk had tot overbuur het "Openbaar Privaat", een druk gefrequenteerde, maar onaesthetischc zespersoons-inrichting, die onder het beheer stond van een, naar ik dacht en nog denk, beklagenswaardige oude vrouw. Aangezien in die jaren de voetbal in Rotterdam zijn intrede had gedaan, heb ik op datzelfde Kerkplein vele wedstrijden met mijn kornuiten gespeeld. Als zeer merkwaardig out-geval kwam de bal terecht in het Openbaar Privaat en moest op den dorpel van die behuizing worden ingegooid. Dit gaf dan privaatrechtelijke geschillen met de dame, wier taak het was de openbaarheid der inrichting niet al te zeer te overdrijven, en allereerst de individueele afzondering te garandccren.
Vandaar dat de dame in kwestie in een kwaden reuk stond bij de voetballende jeugd... maar enfin... laat ik mij tot andere herinneringen beperken... ik wou alleen maar zeggen, dat ik dat stukje Rotterdam rondom de Groote Kerk al heel vroeg heb lief gekregen.
Zelfs de stinkende verkommering van de Nauwe Broedersteeg, waar de zwartste armoe schuil ging in de vierkante gaten der trapportalen, was mij dierbaar. De treden kreunden er in het duister, wanneer de misère ze beklom.

Daar woonde het timmermannetje, dat op een avond door een woedende menigte van even gedalleste lotgenooten verplicht werd een rood-wit-blauw kindervlaggetje uit te steken, omdat hij verdacht werd een aanhanger te zijn van Domela Nieuwenhuis, die denzelfden avond door de Rotterdamsche arbeiders was gesteenigd, toen hij op de Binnenrotte het lokaaltje verliet, waar hij gesproken had en waar later "Madame Fatma" "Mrs Warrens Profession" zou beoefenen.

Ik heb, onbewust van de verliederlijking, waarin de bewoners verkeerden, met alle "joie de vivre" kattekwaad gedaan in de Blauwe Gang, die Delftsche Vaart en Lange Torenstraat verbond.
Zonder weet van wat daar dreigde, heb ik op wintersche avonden neuriënd gekuierd. .. trappie af... door de, voor een deel overwelfde Zonnebloemsteeg... o, snerpende hoon aan de bloem des lichts, die haar naam moest afstaan aan de onaanraakbaar bevuilde geheimenis van deze steeg in het schimmige schijnsel van een gasvlam.

Ik heb er met onbesmette kinderoogen gekeken naar vrouwen, die in de smerigste staat van degradatie op de treden der keldergaten in 't stof zaten, als musschen, die eenzelfde broodkorst bepikken, als vergeten voorwerpen, die in 't donker onder een kast gerold waren.

Het was maar goed, dat de Groote Toren door z'n statige rechtstandigheid niet kon bukken, om nauwkeurig te letten op wat er voorviel aan zijn voet, want het was niet veel fraais... daar in de verbeestelijkte buurtjes... Wijde Broedersteeg, Bagijnenstraat, Delftsche Vaart, Binnenrotte en Zandstraat.

De toren hield het ronde oog meer op de verten gericht, waar wijken van moderner architectuur en hygiëne ontstonden. Het rumoer van de Hoogstraat steeg op langs die duizel-hooge toren-wanden.

Op Zaterdag- en Zondagavond rumoerde er een ruwe herrie in die steenen sleuf dwars door het hart van Rotterdam. Het was in zekere kringen mode om 's avonds in open rijtuigen over de Hoogstraat te rijden. Er zaten zonder den geringsten twijfel menschen in, maar het geleken ladingen ledematen, waaruit hier en daar een vrouwehoofd stak met vettig opgetorende haren met flonkerend gesteente verfraaid.
Er klonken heesche gezangen uit deze dooreengestrengelde menschenkluwens.
Ook de dog-cart had daarbij z'n rol te vervullen.
Het was een uitgelezen vermaak om den hit, die ervoor gespannen was, over de ribben te zwiepen en door de avond-volte van de Hoogstraat te laten galoppeerenn. De paren, die zoo'n karretje kon herbergen, zaten dos-a-dos te zingen.

De kermisliederenn schalden in Augustus tegen de gevels op: o, Suzanna... wat zijt gij lief en schoon... ik reis met u de wereld door en stel u dan ten toon!... of een van de zin- en zoutlooze creaties van Chrétienni, die zijn zijden glimhoed scheef tikte en zong: in de Maliebaan aangekomen... met mijn zuster, vrouw en Dien... of: o ja voorwaar... wij juichen met elkaar... en groeten d'edele schaar der Nederla...han...den!





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

7 Januari 2005