Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

J. Verheul Dzn, architekt, schrijver over en tekenaar van een verdwenen Rotterdam

verheulpt

J. Verheul Dzn (rechts) krijgt op 4 September 1941,
dus na de verwoesting van de door J. Verheul Dzn ontworpen Schouwburg
de ongeschonden stichtingsoorkonde van "zijn" in 1884 gebouwde Schouwburg
links Ir. Fritzlin, Chef Waterbouwkunde Gemeentewerken

LINK

J. Verheul Dzn (1860 - 1948) was een heel bekende Rotterdamse architekt en gemeenteraadslid en heeft een groot aantal zeer fraaie boeken geschreven vol met gedeeltelijk zelf getekende prenten, uiteraard heeft Aad een groot aantal boeken van J. Verheul Dzn.

Ook op onze site kom je J. Verheul Dzn geregeld tegen :

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Verheul en klik op ENTER

Een paar voorbeelden maar van gebouwen ontworpen door J. Verheul Dzn op onze site :

schouwburg

de Nieuwe Groote Schouwburg op 15 september 1887 geopend aan de Aert van Nesstraat

LINK

Citaat:

Verheul heeft de gemeente Rotterdam nog in 1945 geadviseerd om deze schitterende schouwburg, verwoest op 14 mei 1940, weer te herbouwen, niet alles was verwoest, maar de gemeente had andere plannen, zijn levenswerk en kroonjuweel, zoals hij het vaak noemde, werd definitief vernietigd. Verheul overleed in 1948...

En uit dit verhaal halen we dit fragment :



Uit dit verhaal deze fraaie prent met tekst:



En dan nog een bank, uit dit verhaal:



Ook dit gebouw uit o.m. dit verhaal, was van de hand van j. Verheul Dzn :

We stoppen met citeren, want natuurlijk zijn ook heel veel teksten op onze site samenvattingen van verhandelingen van J. Verheul Dzn, want we gaan het nu hebben over dit verhaal :

Na wat rondspeuren vonden we deze fantastische link, waaruit we het volgende citeren over het leven en het werk van J. Verheul Dzn en daarbij ons beperken tot zijn belangrijkste bouwwerken in Rotterdam, maar natuurlijk wel al zijn fraaie boeken op een rijtje zetten, Aad heeft al een aardige kollektie....:

Alleen, helaas hebben we geen portret van Verheul kunnen vinden, wie oh wie helpt ons daaraan....

En toen reageerde gelukkig A. Luteijn:

verheuldznpt

J. Verheul Dzn

Johannes (Jan) Verheul werd op 14 februari 1860 in Rotterdam geboren als zoon van de architect-timmerman Dirk Verheul (geboren in 1828) en zijn vrouw M.J.C. van Eymeren.
De familie Verheul had aanvankelijk een hennepbeukerij en zeilmakerij. Jans vader vestigde zich echter als architect-timmerman aan de Weenastraat. De Verheuls kregen vier kinderen, Hendrika Cornelia (1858), Jan en diens jongere broers Cornelis (1862) en Dirk (1864).
De drie jongens werden allen door hun vader in de praktijk tot timmerman-architect opgeleid. Cornelis zou in 1892 het familiebedrijf van ambachtelijk architect en timmerman voortzetten.

Jan en Dirk volgden beiden een hogere opleiding tot architect.

In 1869 verhuisde het gezin naar een pand aan de Oppert 130 dat aan de achterzijde uitkwam op de Binnenrotte. Vanuit deze plek leerde Jan Rotterdam kennen en zag hij de stad veranderen van oude handelsstad tot wereldhaven, dit vaak ten koste van vertrouwde gebouwen en stadsgezichten.

In 1888 trouwde Jan met Jacomina Anna Pieters en samen betrokken ze drie jaar later een nieuw huis aan de Diergaardelaan 53.
Na haar overlijden in 1896 hertrouwde hij met Maria Hoos waarop ze naar Witte de Withstraat verhuisde waar hij tot 1939 bleef wonen.

De laatste negen jaar van zijn leven bracht hij door aan de Mauritsweg 46. Verheul overleed in Rotterdam op 19-10-1948.

Johannes Verheul Dzn. leverde als geboren en getogen Rotterdammer een wezenlijke bijdrage aan het vooroorlogse gezicht van Rotterdam en aan het behoud van historische plekken in de snel veranderende stad. Het bombardement van mei 1940 deed het leeuwendeel van Verheuls oeuvre in de binnenstad echter voorgoed verdwijnen. Het weinige dat resteerde werd na de oorlog afgebroken, of verwijderd tijdens de sloopwoede van de jaren zestig en zeventig. Thans is er van de in totaal tachtig projecten van Verheul minder dan de helft over. Verheul leidde een zeer actief leven als architect en was verantwoordelijk voor een uiterst divers oeuvre, in eerste instantie in en om Rotterdam, maar later ook elders in Nederland.

We schreven al : Verheul heeft de gemeente Rotterdam nog in 1945 geadviseerd om zijn schitterende schouwburg, verwoest op 14 mei 1940, weer te herbouwen, niet alles was verwoest, maar de gemeente had andere plannen, zijn levenswerk en kroonjuweel, zoals hij het vaak noemde, werd definitief vernietigd. Verheul overleed een paar jaar later in 1948...

Als Rotterdammer met hart voor zijn stad vervulde hij een voorname rol in het sociale leven en was hij als gemeenteraadslid betrokken bij het wel en wee van 'zijn' metropool. Verheul stond bij vriend en vijand bekend om zijn uitgesproken ideeën over moderne stromingen in de architectuur architectuur en het beleid ten aanzien van historische panden. Hij heeft tot aan het einde van zijn leven getracht waardevolle monumenten en locaties in Rotterdam te conserveren of tenminste te behoeden voor moderne invloeden, dit in een tijd waarin zijn architectuuropvattingen voor nieuwe generaties architecten achterhaald leken. Veel van deze historische locaties heeft Verheul vereeuwigd in talloze geschriften, boeken en meer dan 400 aquarellen, waarmee hij zich vooral in de laatste fase van zijn leven bezighield.

Jan studeerde na de praktische opleiding bij zijn vader verder aan de Rotterdamse Academie voor Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen, waar hij onder meer les kreeg van de Rotterdamse stadsbouwmeester A.W. van Dam (1816-1890), de bouwer van de Zuiderkerk in Rotterdam.

Citaat uit ons oude kerken van Rotterdam verhaal :

Nog tijdens zijn studie werd het talent van Verheul herkend. In 1881 won hij een openbare prijsvraag, uitgeschreven door het bestuur van de Rotterdamse Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen voor een "kunstnijverheidsmuseum met daaraan verbonden school voor een aanzienlijke gemeente". Zijn ontwerp, ingezonden onder motto 'Minerva', werd voor eerste prijs uitgekozen omdat "de schoone, karaktervolle gevels volkomen de bestemming van het gevraagde gebouw uitdrukten". Tevens werd de indeling van het gebouw geprezen. Beide aspecten, een zeer functionele en praktische indeling en het uitdrukken van de bestemming, zouden in het werk van Verheul een terugkerend thema worden. In datzelfde jaar verliet hij de Polytechnische School te Delft zonder diploma, hetgeen in die tijd niet ongebruikelijk was. Voordat Verheul een eigen praktijk in Rotterdam begon, was hij in de gelegenheid een studiereis te maken. Hij bezocht België, Frankrijk, Oostenrijk, Duitsland en Italië alvorens hij zich in 1883 als architect te Rotterdam vestigde.

Verheuls eerste grote project was de 'Groote Schouwburg' (1884-1887) (LINK). Spoedig na zijn vestiging als architect verwierf Verheul grote roem met zijn ontwerp voor een nieuwe schouwburg in Rotterdam. Verheul ontving deze opdracht in 1884, na een besloten prijsvraag waarvoor acht architecten werden uitgenodigd.
Het is opvallend dat de jonge en nog onervaren Verheul voor een prijsvraag van dergelijke allure werd gevraagd. Hieruit blijkt dat men op de hoogte was van zijn talent, hoewel hij nog niet veel werken op zijn naam had staan.
De jury, bestaande uit L.H. Eberson, I. Gosschalk, E. Gugel, D.A. Wittop Koning en W. Springer Sr., bekroonde geen van de ontwerpen, maar stelde voor het ontwerp van Giese en Weidner uit Dresden en dat van Verheul aan te kopen omdat ze vonden dat deze ontwerpen van ongeveer gelijke kwaliteit hadden. Uiteindelijk werd de opdracht toch aan Verheuls ontwerp, met het motto Apollo, verstrekt.

De schouwburg was twee bouwlagen hoog, met een derde voor de toneeltoren, en was opgetrokken uit bakstenen muurdammen gevat in een stelsel van banden, lijsten, hoekblokken en een prominent hoofdgestel met balustrade uit natuursteen. De gevels waren bezet met afwisselend rondboogvensters en rechthoekige vensters met frontons en beeldhouwwerk. Een licht verspringende en drie traveeën brede risaliet vormde het centrum van de voorbouw en omvatte op de eerste verdieping de foyer, salon en enkele spreekkamers. Voor de risaliet lag een doorrit, eveneens drie traveeën breed, waarvan het dak tevens als balkon voor de foyer diende. Een decoratief fries met een fronton voorzien van beeldhouwwerk en drie acroteria vormde de bekroning.

De plattegrond van het gebouw werd alom geprezen, vooral de gunstige ligging van de trappen. Deze lagen tegen de buitenmuur en waren ruim van afmetingen zodat de 1300 gasten bij brand snel en veilig naar buiten konden. De zaal had de vorm van een hoefijzer met twee gangpaden in het midden en galerijen eromheen. Verder was er een bijgebouw ontworpen voor de ruimtes die niet meer op het perceel konden. Deze werden met het hoofdgebouw verbonden middels een 'loopbrug' op de eerste verdieping. Verheul had hierin onder meer de rookzaal ondergebracht die volgens het programma volledig afgescheiden moest zijn van de andere salons.

Verheul ontwierp later in zijn carrière nog schouwburgen en concertzalen in Dordrecht, Hengelo en Deventer, waarbij hij wederom de vormentaal van de neorenaissance hanteerde. In samenwerking met Roos en Overeijnder ontwierp hij in 1932 de nieuwe Doelenzaal in Rotterdam, dit keer met een voor Verheul zeer moderne aanpak. De Rotterdamse schouwburg werd in 1940 gebombardeerd en na de oorlog definitief afgebroken, tot grote spijt van Verheul.

In 1881 werd Verheul lid van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, waar hij gedurende 20 jaar zitting had in het bestuur en gedurende zijn hele leven lid bleef. Vanaf 1883 zat Verheul regelmatig in het bestuur van de Maatschappij. In 1894 werd hij redacteur van het Bouwkundig Weekblad, een functie die hij tot 1909 vervulde.

De Vereniging Bouwkunst en Vriendschap werd in 1885 te Rotterdam opgericht door een aantal architecten van de Rotterdamse afdeling van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, die het oneens waren met de Maatschappij over de volgens hun vaak eenzijdige samenstelling van jury's. Ondanks de onenigheid bleef Verheul betrokken bij beide organisaties. Hij was vanaf 1886 bij Bouwkunst en Vriendschap betrokken; hij was vice-voorzitter tot 1894.

De inmiddels afgebroken Regentessekerk in Den Haag (ontworpen door Verheul) is een vroeg voorbeeld van een kerkschema dat rond de eeuwwisseling als typisch voor de Nederlands Hervormde gemeenschap gold en ook elders in Nederland te vinden is: een uiterst doelmatige en op de protestantse eredienst toegespitste opzet met een sobere aankleding. Hierbij wist Verheul actuele stromingen op eigenzinnige en harmonieuze wijze te verwerken.
In 1908 bouwde Verheul nog de Wilhelminakerk, ook in Den Haag, een gebouw met een vergelijkbare opzet en vormgeving als de Regentessekerk, en in 1915 de kleine Engelse kerk met zeemansinstituut in neogotische trant aan de Rotterdamse haven.

Zijn laatste kerk ontwierp Verheul in samenwerking met J. van Wijngaarden voor de Waalse gemeente in 1924, eveneens in zijn thuisstad, als vervanging voor de twee jaar eerder afgebroken historische kerk in de binnenstad.

In 1902 werd Verheul gekozen tot lid van de gemeenteraad van Rotterdam, een functie die hij tot 1935 zou vervullen. Hij werd door Henri Evers (de ontwerper van het stadhuis van Rotterdam) voor de gemeenteraad aangeprezen wegens zijn technische en artistieke kwaliteiten, waar de raad grote behoefte aan zou hebben.

Verheul werd door twee liberale partijen in Rotterdam kandidaat gesteld, zijn vakbekwaamheid woog zwaarder dan zijn politieke uitgangspunten. In deze positie streefde hij ernaar de schoonheid van het historische Rotterdam te behouden en te ontwikkelen tot een wereldstad met allure, waar het ook prettig wonen was.
Hij vocht voor het behoud van historisch waardevolle gebouwen en voor zorgvuldige ingrepen op het gebied van de stedenbouw, zowel bij uitbreidingen als bij ingrepen in de stadskern. Verheuls nogal romantisch aandoende beeld van Rotterdam was nauw verbonden met de schoonheid van Rotterdams glorietijd als achttiende-eeuwse handelsstad met imposante koopmanshuizen van onder meer de architect Jan Giudici. De 'niets ontziende vorige [negentiende] eeuw' had volgens Verheul voornamelijk ontsieringen van bestaand stedeschoon gebracht.

Rond de Eerste Wereldoorlog koos Verheul de kant van de socialisten inzake gemeentelijke volkswoningbouw. Hij vond dat de overheid deze in moeilijke tijden moest stimuleren, hoewel de liberaal in hem vond dat men ook het 'recht' moest hebben niet goed te wonen. Behalve kantoorgebouwen en riante woonhuizen voor de gegoede middenklas, werkte Verheul mee aan volkswoningbouw en buurthuizen in Rotterdam, vaak op basis van particuliere initiatieven en met de intentie de kwaliteit van het leven en daarmee het aanzien van de stad te verbeteren. De Engelse kerk en het aanpalende Zeemansinstituut uit 1915 aan de Pieter de Hoochweg vormen een mooi beeld van Verheuls sociale bouwactiviteiten.

Gedurende zijn hele politieke leven heeft Verheul zich, bijgestaan door de architect P.G. Buskens, ingezet voor het ontwikkelen van schoonheids- en welstandseisen die keer op keer door de gemeente werden afgewezen.

Een belangrijke verbetering vormde de oprichting van de Gemeentelijke Woningdienst. Mede op aandringen van Verheul nam deze instantie ook de architecten J.J.P. Oud en M.J. Granpré Molière in dienst. In 1925 gaf Verheul in de gemeenteraad 'les in esthetica'. Zo noemde hij het Kruisplein een verknoeid stadsdeel door het vele ongeorganiseerde straatmeubilair en verzocht hij om opruiming 'van de daar aanwezige bloemenkraampjes met derzelver aanhang, van de afzichtelijk geverfde melkkiosk, van de steenen advertentiezuilen en dergelijke wanproducten'.

Met dezelfde verve trok hij van leer tegen het café 'De Unie' aan de Coolsingel van de 'moderne' architect J.J.P. Oud uit 1924. Wat Verheul extra stak was dat Oud in gemeentedienst was, en volgens hem 'foeilelijke' architectuur maakte.

Citaat uit dit verhaal :



Verheul had zijn eerste grote overwinning toen er in 1926 eindelijk welstandseisen in de bouwverordening werden opgenomen. Twee jaar later richtte men de welstandscommissie op, waarvan Verheul - vanzelfsprekend - voorzitter werd. In 1935 nam Verheul afscheid van de gemeenteraad, hoewel hij nog vitaal genoeg was om deze functie voort te zetten. Verheul had zichzelf nooit als een echte politicus beschouwd en hij bleek teleurgesteld in het gemeentelijk apparaat, dat na 1917 veel politieker was geworden. Bovendien waren de ideeën van Het Nieuwe Bouwen, gericht op architectonische en sociale vooruitgang, niet de zijne en het feit dat deze zo krachtig in de gelederingen van gemeentelijke instellingen waren doorgedrongen beviel Verheul in het geheel niet.
Wel bleef Verheul tot enkele dagen voor zijn overlijden publiceren in het Rotterdamsch Nieuwsblad over Rotterdamse gebouwen, veelal nadat deze al waren verdwenen.

In zijn 'In memoriam J. Verheul Dzn.' uit 1948 typeerde de Rotterdamse stadsarchitect A. van der Steur het werk van Verheul van na 1900 als een soort 'Berlagiaans Modernisme' en rekende hij diens oudere werk tot het beste dat er aan het einde van de negentiende eeuw gebouwd was.

Het kleine aantal nu in 2003 nog resterende bouwwerken van Verheul, samen met zijn historische publicaties, vormen thans een belangrijke erfenis van een Rotterdamse architect en een verdwenen stadsbeeld.

En dit heeft Verheul allemaal gebouwd in bijvoorbeeld Rotterdam en dan laten we allerlei huizen nog weg :

En natuurlijk is het een beetje veel werk om uit te zoeken wat we allemaal op onze site daarover hebben, daarom:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Stolk en klik op ENTER



En dan tot slot al die fraaie boeken van Verheul, met die meestal door hem zelf getekende prenten, van harte aanbevolen als je er nog aan kunt komen, want sommige zijn heel zeldzaam....



Andere door Aad veel bewonderde oud-Rotterdammers zijn o.m. Hazewinkel en Unger.




We kregen de volgende reakties:

Na het lezen van dit verhaal zag ik dat ten onrechte de naam J. Verheul wordt genoemd als zijnde de ontwerper van ons wooncomplex:

Bedrijfsruimte en woonhuizen IJsclubdwarsstraat 2-8 Rotterdam.

In het pand is duidelijk een inlegtegel aanwezig waar de naam: W.C. Coepijn op staat als de ontwerper.

W.C. Coepijn was gemeenteraadslid van Kralingen tot 1895, na de annexatie was hij gemeenteraadslid van Rotterdam tot zijn dood in 1909.

Met groet:

Ton Buijtendijk





Klik hier voor de overige Rotterdamse geschiedenis verhalen op onze site,
een kleine selektie slechts....





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

15 Januari 2009