(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
In dit verhaal gaan we het hebben over het Proveniershuis dat ooit deel uitmaakte van de Rotterdamse armenzorg.
Eerst gaan we laten zien waar dit Proveniershuis heeft gestaan.
Uit dit verhaal deze foto van de Provenierssingel met de Provenierssingelkerk in de richting van de Schiekade en dus zijn de Provenierssingel en de Proveniersstraat ergens naar vernoemd, maar daar komen we straks op terug :
De Provenierssingelkerk
Ook een citaat uit o.m. een van onze verhalen over de geschiedenis van het Hofplein :
Het is toch donker en we nemen dan maar een grote sprong naar het Ungerplein aan de Schiekade, pal tegenover het St. Franciscus Gasthuis
St Franciscus Gasthuis
en wachten tot het ochtend wordt en kijken dan in de richting van het Hofplein. Als dat water er niet zou zijn, herken je bijna alles :
Ungerplein
Als we echter onder het spoor zijn doorgelopen, naar het Hofplein en we draaien ons om, dan herkennen we nog wel iets van de Schiekade en links in de verte weer de flat van het Ungerplein !
Aan de bovenstaande foto's voegen we ook nog wat andere foto's toe :
1938
Hoek Schiekade Provenierssingel
Op de bovenstaande foto is vlakbij het Ungerplein het woonhuis van Abraham Stolk te ontdekken.
Prins Hendrik, de broer van Willem III bezoekt de schietbaan aan de Binnenweg
uiterst links de commandant Majoor Abraham Stolk
LINK
Liep je langs de hoge woonflat in de richting van de Heulbrug, die de Bergweg verbond met de Walenburgerweg, dan kwam je respectievelijk langs het Emmahuis, het Weeshuis van de Gereformeerde Kerk, het Lidmatenhuis van de Evangelisch Lutherse Gemeente en het Rusthuis Susanna.
Waarschijnlijk stonden al deze instellingen daar niet toevallig, want op de volgende foto uit 1897 vinden we op de plaats van de bomen op de hoek Schiekade Provenierssingel het onderstaande gebouw :
1897
Het Rotterdamse Proveniershuis
1898
De zijkant van het Rotterdamse Proveniershuis
aan de huidige Provenierssingel
Maar wat is nu een Provenier ? Een Provenier of Kostkoper was iemand (meestal een man) die zich voor een bepaald bedrag inkocht in het huis, waarna hij (of zij) levenslang gratis verzorging kreeg.
Had je geen geld om je in te kopen, dan kwam je, als je geluk had tenminste èn lid was de "Gereformeerde" Staatskerk èn nooit dronken was geweest èn nog wat van die dingen, in aanmerking voor een plaatsje in een huis gerund door de Heilige Geest Meesters, wie dat nu weer waren, ook daar komen we nog op terug....
Turf- en broodpenningen van de Heilige Geest waarmee 'behoeftigen' werden geholpen. zeg maar tegoed bonnen
Als we verder terug gaan in de tijd, dan stond er zoo rond 1650, op de plaats van het Proveniershuis het Leprooshuis of zoals het in 1650 werd genoemd, het Lazarushuis :
1660
Het Rotterdamse Leeprooshuis
Helaas is op dit schilderij links net niet meer de Delftsche Poort en de St. Laurenskerk te zien, op een aantal zwart wit prenten in mijn verzameling zie je die nog wel.
Op de kade staat de klapknecht die met zijn kollektezak de verplichte bijdrage van de trekschuit naar Delft probeert te innen.
1630
Bewoners en verzorgers van het Rotterdamse Leeprooshuis
Op het bovenstaande schilderij zie je inderdaad voornamelijk kinderen, lepra kwam nauwelijks meer voor en het huis werd al voor iets anders gebruikt, kinderen met bijvoorbeeld 'hoofdzeerige' hoofden werden hier behandeld, maar ook kinderen met andere besmettelijke ziekten.
Veel kinderen herstelden hier (net als in andere steden in soortgelijke huizen) niet door de medische behandeling, maar t.g.v. de meer hygienische omstandigheden...... het duurde jaren voordat dat verband was gelegd, eigenlijk hetzelfde als met de cholera bestrijding, zie dit verhaal.
1690
Het nieuwe Proveniershuis
In 1670 werd het Leprooshuis afgebroken en vervangen door het nieuwe Proveniershuis zoals we dat ook nog wat kunnen herkennen op de foto's eerder in dit verhaal. Uit 1700 het volgende citaat :
Het Proeveniershuis buiten de Delfse Poort, dat heeft voor dezen een Laserushuis geweest. In de Schie stak doen ter tijd voor 't Huis een steenen hooft uit; yder Schuit die voorbij passeerden daar wierp een vent, Hobbelaar genaamt, een bos in; voorts roerden hij een Laserus-klap en sprak er eenige woorden bij die me nu vergeten zijn. Dog alle deze dingetjes zijn vernietigt en is dit Lazerus-huis in 't jaar 1670 onder de voet geklonken en tot een Proeveniers-huis gemaakt: 't heeft van binnen een schoon met geboomt overschaduwt, ruim en lugtig plein, 't Is geen onbillijk gestigt, maar 't is jammer dat het niet wat hooger uit de grond of kluiten staat.
Dit Huis pronkt van vooren met de Wapenen van de volgende Heeren: Herman Paats, Pieter du Bois, Jacob Verboom, Laurens de Lange, Johan de Haas, Rentmr.
Van binnen heb je de Wapenen van de volgende Heeren: Jacob Verboom, Pieter du Bois, Jan Swinas, Jan de Haas, Rentmeester.
Vlak voor WOII werd het volgende verhaal verteld :
Eerder nog dan het Pesthuis veranderde het Leprooshuis aan de Schie van bestemming. Reeds in de 16de eeuw begon het gesticht kostkoopers of proveniers op te nemen en dat dit meer en meer voorkwam wijst er wel op dat de melaatschheid gaandeweg aan het afnemen was misschien zelfs in Rotterdam heelemaal niet meer voorkwam. Vermoedelijk is het oude gebouw in 1572 tijdens de bezetting van de stad door de Spaansche benden platgebrand of afgebroken. Immers in 1580 kregen leproosmeesters toestemming om het huis buiten de Delftschepoort dat geheel geruineert was op eigen kosten weer op te bouwen. Het nieuwe gebouw was verdeeld in vertrekken voor de proveniers en voor de zieken. Die zieken bestonden in de eerste helft van de 17de eeuw uitsluitend uit kinderen met zeere hoofden. Voor de behandeling van de kinderhoofdjes bereidden de regentessen of buitenmoeders eenmaal per jaar een viertal zalven waarvan het Leprooshuis het monopolie bezat, een voor "quaet" en een voor "wit seer" de zoogenaamde "trecksalff" en een mengsel van "vuyle botert zwavel gember en salpeter" dat "crawagte" genoemd werd.
Het bestuur van het Leprooshuis was eenigen tijd gecombineerd met dat van het Weeshuis. Dit was reeds het geval in 1592 en duurde tot 1601, in welk jaar een scheiding tusschen beide gestichten plaats had. Het buitenbestuur werd sedert dien waargenomen door drie leproosmeesters of regenten (sedert 1635 vier) en een rentmeester.
De verpleging van de gedeeltelijk inwonende zieken werd in 1669 uitsluitend opgedragen aan een vrouw, die den titel van achter- of verbandmoeder voerde. Zij had te beoordeelen of de huidziekte al of niet besmettelijk was en van haar advies hing de opneming af. Ook kon zij de patiënten genezen verklaren en hun ontslag uit de inrichting voorstellen; in dat geval moest zij de kinderen vóór hun vertrek aan regenten toonen. Met toestemming van regenten was het haar geoorloofde buitenpraktijk uit te oefenen, doch zonder daarvoor geld voor zichzelf te mogen aannemen. Voor al deze diensten genoot zij behalve kost en inwoning een vast tractement.
In haar instructie werd haar niet alleen op het hart gedrukte de zalf slechts tegen den vastgestelden prijs te verkoopen, maar ook streng verboden het geheim van de bereiding ruchtbaar te maken. Dit gold vooral voor de trekzalf, een mengsel van tarwebloem, hars en terpentijn, waarvan een verbandmoeder in de tweede helft van de 18de eeuw schreef: "die zalf daar alles van afhangt wort nooit verkogt, want dat is een geheim, daer geen dockter of meester bey kan koomen. Ik hebt meyn oude vrouw moeten beloven op haar doodbedde, dat ik het nooit zoude verkoopen en ook geen mensch leeren als die meyn opvolger wier".
In 1669 werd tot totale verbouwing van het Leprooshuis besloten, zoodat ook de oude Lazaruskapel gedoemd was te verdwijnen. Daarvoor in de plaats verrees een laag voorgebouw met breede facade. Door de gang kwam men op een ruime binnenplaats met huisjes voor de proveniers rondom. Het voorhuis bevatte de gemeenschappelijke eetzaal, de vertrekken voor regenten en regentessen, de keuken, de bakkerij en provisiekamers en enkele vertrekken voor proveniers.
"'t Is geen onbillijk gestigt" vond van Spaen "maar 't is jammer, dat het niet wat hooger uit de grond of kluiten staat". Regenten dachten er blijkbaar ook zoo over.
In 1716 immers kregen zij van de Vroedschap machtiging om "de gevel door het intrecken van het dack te verhogen en also bovenvertrecken te maecken".
Belangrijke verbouwingen hadden nog plaats in 1752 en 1786; in het laatste jaar kwam zelfs een geheel nieuw achterpand tot stand met een aardige met lofwerk en een luiklok voorzien poortje aan de tuinzijde.
En tot slot iets uit de jaren '60 (?) :
De mooie behuizingen van de gegoede Rotterdammers, tot waar namen als Provenierssingel, Proveniersplein, Proveniersstraat en Proveniersbrug herinneren aan een zeer groot complex antiek op architectonisch gebied dat in 1898 gesloopt werd.
Het Proveniershuis met zijn dependances was alleroorspronkelijkst een leprozenkolonie. Vóór de cholera verwoede aanvallen op Rotterdam deed was de pest de meest gevreesde ziekte, voor de pest hier huis hield was lepra de afgrijselijkste ziekte die men kende, geïmporteerd door de Kruisvaarders.
De lepra-lijders concentreerde men buiten de stadspoorten, dus zo ontstond dat leprooshuis, waaruit in de 16de eeuw, toen er vrijwel geen lepra-epidemieen meer waren, het *Kostkoopers*- of Proveniershuis voortkwam, bestemd dus voor lieden, ouden van dagen, die zich voor een sommetje inkochten om verder voor hun leven verzorgd te worden.
In het laatste kwart van de 17de eeuw werd de inrichting aanzienlijk vergroot en verbeterd. Het was toen nog een particuliere zaak.
Toen het Proveniershuis al stadseigendom was, werden er - in de Franse tijd - ook de bejaarden uit het Oudemannenhuis in ondergebracht. In het midden van de 19de eeuw besloot de gemeenteraad het Proveniershuis op te heffen, zodra de bevolking ervan uitgestorven zou zijn. Intussen werden de proveniershuisjes zolang er nog grijsaards waren, verhuurd. In 1898 waren er nog maar 13. Die gingen naar de Gerard Scholtenstraat .
1930
Het Heilige Geest Huis
Gerard Scholtenstraat
Een zekere Aelwijn Floriszn besluit in 1434 zijn geld aan de armen te schenken en sticht een armenhuis aan de Hoogstraat, wat later de naam krijgt Heilige Geest Huis. Na vier eeuwen ontstaat er een konflikt over de zeggenschap tussen de regenten en het stadsbestuur. Pas in 1895 wordt het konflikt beeindigd. De regenten blijven de baas en eindelijk kan het besluit genomen worden voor een nieuw gebouw.
Op een geschikt terrein aan de Gerard Scholtenstraat bouwt architect J. Verheul een nieuw gebouw wat op 1 april 1898 wordt geopend en gaat fungeren als 'oude mannenhuis'.
In 1972 worden de laatste 8 mannen verhuisd naar het Gerard Goosenhuis. Twee jaar later wordt het Heilige Geest Huis betrokken door de Bewonersorganisatie Oude Noorden. Later trekt Woningstichting Patrimonium erin.
Tijdens een van Hans' befaamde rondritten kwamen we er nog langs, zie dit verhaal :
Het Heilige Geest Huis
De zendingskapel tegenover het Heilige Geesthuis in de Gerard Scholtenstraat
We ontvingen de volgende reaktie van Trudie Beverloo:
Ik ben in 1950 geboren en getogen in Rotterdam in de Zwart Janstraat.
Ik heb me altijd erg aangetrokken gevoeld tot de Provenierssingel en omgeving in Rotterdam. Als kind zwierf ik graag op en rond de Schiekade en een, voor mij dierbaar persoon, heeft aan de Provenierssingel gewoond.
Sinds 1983 woon ik in Schiedam en sinds 4 jaar in het Proveniershuis te Schiedam!
Sinds afgelopen maandag 16 februari is de woonfunctie weer gewaarborgd in dit monumentale pand, hiervoor hebben de bewoners ruim anderhalf jaar hard gestreden en het is gelukt.
Ik was aangenaam verrast met deze website en bekijk hem regelmatig.
Heb je er bezwaar tegen dat deze gelinkt wordt aan onze website, uiteraard niet :www.Proveniershuis-Schiedam.nl
Klik hier voor de overige zorg verhalen |
---|
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|