Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Rond 1911 stonden er nog veel 17e eeuwse huizen in Rotterdam, 50 jaar ervoor waren er ook nog huizen uit de 16e eeuw in Rotterdam

sietvooru

Een (nu verdwenen) gevelsteen uit de 17e eeuw, geschetst in 1914

siet voor u opdat gy niet en struikelt

wiersumpt

Stadsarchivaris E. Wiersum

1904 - 1935

In 1915 verscheen een boek van Archivaris Wiersum waarin hij, aan de hand van tekeningen van Briedé, een uitvoerige historische toelichting gaf op wat er in Rotterdam nog over was, op dat moment, dus in 1915, aan 17e eeuwse huizen.

In zijn inleiding kon hij niet laten en terecht, om met spijt en met een heel beleefde sneer uit te halen naar de afbrekers van Rotterdam, lees maar eens mee:

Toen Van Lennep en Ter Gouw in 1868 hun verdienstelijk werk "De Uithangteekens" uitgaven, drukten zij in het voorbericht hunne erkentelijkheid uit voor de medewerking, die hun van alle zijden verleend was en de sympathie, die hunne onderneming te beurt was gevallen.
Onder de namen van hen, aan wie zij zich in het bijzonder verplicht gevoelden voor de buitengewone moeite en zorgen, die deze medewerkers zich hadden getroost, vindt men die der heeren Schutze van Houten en F. D. O. Obreen te Rotterdam.
De eerste had hun ongeveer een vijftigtal keurige afteekeningen van gevelsteenen en beeldjes toegezonden, door een jeugdigen kweekeling der Akademie vervaardigd, de andere had fraaie eigenhandige teekeningen voor het werk geleverd.

Citaat uit
dit verhaal:

Het ligt dus voor de hand, dat Rotterdam in dat werk goed vertegenwoordigd is: niet alleen is als frontispice opgenomen een afbeelding in kleuren van het fraaie tegeltableau uit den gevel van het helaas nu ook reeds lang weer afgebroken huis "In Duizend Vreezen" aan de Grootemarkt, maar ook overigens komen tal van afbeeldingen van Rotterdamsche gevelsteenen en gevelbeelden voor, terwijl nog een menigte andere vrij uitvoerig beschreven worden.

Enkele er van bevinden zich nog op dezelfde plaats en in denzelfden toestand als vijftig jaar geleden, toen ze voor bovengenoemd werk werden afgeteekend; andere, hoewel nog op de oorspronkelijke plaats, zijn zoo geducht door de verfkwast getempteerd of anderszins gehavend, dat afbeelding en jaartal tot onherkenbaar wordens toe gewijzigd zijn; de meeste echter zijn met den gevel, waarin ze eeuwenlang hadden gezeten, naar beneden gehaald en thans opgeborgen in het Museum van Oudheden, wel is waar goed verzorgd, doch helaas niet meer het stadsbeeld opfleurend op de plaats, waarvoor ze bestemd waren.

Nog andere evenwel - het ergste van al! - zijn met de gevels als waardelooze rommel verkocht en stukgehakt. Men hoeft het werk van Van Lennep en Ter Gouw maar door te bladeren om te zien, hoeveel onze stad ook in dit opzicht voor goed verspeeld heeft.

Kan men zich dus door dat werk althans een voorstelling maken van wat Rotterdam voor een vijftig jaar nog schoons en merkwaardigs bezat aan gevelsteenen en uithangteekens, met de gevels zelf is dit geenszins het geval. Wat zou het nu veel waard zijn, als toentertijd ook voor de gevels hetzelfde gedaan was! Wat kostbare aanwinst zou dat zijn voor de prentverzameling van het Archief! Hoe zouden ons tal van fraaie, sindsdien verdwenen gevels door hun afbeelding kunnen herinneren aan den kunstzin en den smaak onzer voorouders; hoe zouden wij nog kunnen genieten van teekeningen van huizen als Sint Lucas, De Spieghel, Cronenburch en zooveel andere, die in de laatste jaren zijn neergehaald; deels met trots, dat al dat fraais het onze eens was, deels met weemoed, dat het nu voor altijd verloren is.

Het was dus een alleszins prijzenswaardig denkbeeld van den heer Briedé om te trachten nu ten minste nog in te halen, wat vroeger verzuimd was en in beeld te bewaren, wat thans nog voorhanden, doch van dag tot dag slinkende is. Met graagte hebben de heer Van Gils en ik dan ook aan het verzoek der uitgevers gehoor gegeven om deze teekeningen toe te lichten, de heer Van Gils uit een architectonisch, ondergeteekende uit een historisch oogpunt.
Naast particuliere huizen heeft de teekenaar terecht ook zijn aandacht gewijd aan enkele openbare gebouwen, eveneens, zoo niet meer nog, door het gevaar van slooping bedreigd. Doch in hoofdzaak zijn het de gevels van woonhuizen, die hij in beeld heeft gebracht, in overeenstemming waarmede ook de titel Oude huizen van Rotterdam, gekozen is.

Oude huizen en Rotterdam! Het klinkt bijna als een anachronisme. En het is dat nagenoeg ook inderdaad, ja over luttele Jaren wellicht zal de titel van dit boek geheel op het verleden slaan en zullen er geen oude huizen meer te Rotterdam zijn.

De hier gereproduceerde afbeeldingen werden met een enkele uitzondering gemaakt in 1910-1912.

Meen nu echter niet. waarde lezer, dat gij de huizen zelf nog alle in werkelijkheid kunt gaan zien. Integendeel, niet een of twee, maar tal van perceelen zijn inmiddels reeds weder verdwenen, den teekenaar als het ware onder de hand afgebroken.

Zou er wel een tweede stad in ons land zijn, waar in den tijd van nog geen drie jaren drie kerken werden neergehaald en een vierde elken dag hetzelfde lot te wachten staat?

Des te meer te waardeeren valt het dus, dat zooveel nog tijdig in beeld gebracht is, zoodat althans de herinnering er aan voor allen, die oud stadsschoon lief hebben, bewaard gebleven is.

Men wane nu echter niet, dat alles wat hier is afgeteekend. werkelijk zoo héél oud en zoo héél merkwaardig is; neen, waarlijk niet! voor menig kleinere Hollandsche stad moet het groote Rotterdam in dit opzicht onderdoen!

Citaat uit dit verhaal:


Van de huizen dateert, nu het vorig jaar de fraaie huizentrits aan het Haringvliet noordzijde werd afgebroken, geen enkele meer uit de 16de eeuw. Ook de woonhuizen uit de eerste helft der 17de eeuw zijn uiterst zeldzaam.

Een der belangrijkste, zoo uit architectonisch als historisch oogpunt, het huis van "Spinola" aan de Spaansche kade werd nog geen jaar geleden weer onder den hamer gebracht en heeft alle kans om te eeniger tijd het lot van de Haringvlietsche huizen te deelen.

Eerst tegen het einde der 17de eeuw wordt de bewaarde hoeveelheid grooter, doch vooral de 18de eeuw heeft het leeuwenaandeel in dezen bundel teekeningen. En zeer verklaarbaar! Dan toch verrijzen aan Wijnhaven, Leuvehaven, aan Nieuwehaven en Haringvliet de fraaie, rijkgebouwde, haast monumentale koopmanshuizen, getuigende van de welvaart der bewoners en nog meer van den goeden smaak hunner bouwmeesters. Dan ook worden Beurs en Delftsche Poort, Synagoge en Luthersche kerk gebouwd. Alle vier publieke gebouwen prijken thans nog in vollen luister en ook van de particuliere huizen zijn nog vele ongeschonden bewaard. En alle geven een gevoel van echtheid, doordat zij onmiskenbaar het stempel dragen van den tijd, waarin zij ontstaan zijn.

Ook de eerste helft van de 19de eeuw heeft voor onzen bundel nog enkele bijdragen geleverd, waaronder het stadhuis, dat nu weldra als "oude" stadhuis gevoeglijk tot de oude Rotterdamsche huizen gerekend mag worden.

De teekenaar heeft zijn stof in vier wandelingen verdeeld, waarvan de eerste de Boompjes met Wijnhaven en Leuvehaven en Schiedamschedijk met omgeving bevat.

De tweede is voornamelijk aan het complex ten noorden van de Groote kerk gewijd: Kerkplein, Torenstraat, Oppert, Rottekade, Schiekade, Slagveld, Haagscheveer en het voormalige Zandstraat-kwartier.

Op de derde wandeling heeft hij Beursplein, Grootemarkt, Blaak met achterliggende straten, Nieuwehaven, Spaanschekade en Haringvliet genomen, terwijl de vierde wandeling zich meer naar het oosten heeft uitgestrekt: Botersloot, Lombardstraat, Pannekoekstraat, Baanstraat, Lijnstraat, Goudschewagenstraat. het oostelijk deel van de Hoogstraat met Kipstraat en aansluitende stegen.

Wij hebben den teekenaar op den voet gevolgd en alleen beschreven, wat hij had afgeteekend. Zeer wel bewust zijn wij ons, dat niet alles is opgenomen, wat in dit werk op zijn plaats zou zijn; maar verreweg het belangrijkste is thans vastgelegd. Mogelijk dat later in een vervolg een nalezing gehouden kan worden. Daarin zou men dan meteen de geannexeerde gemeenten Delfshaven, Kralingen, Charlois, Katendrecht en wie weet, misschien ook Schiedam en Hillegersberg kunnen opnemen. En wellicht zou een zooveel mogelijk volledige lijst van Rotterdamsche huisnamen met afbeeldingen van alle nog bewaarde steenen daaraan kunnen worden toegevoegd.

Maar dat alles is toekomstmuziek; voorloopig moet volstaan worden met wat de heer Briedé ons hier geboden heeft. Het zijn trouwens niet minder dan honderddertig teekeningen.

Ten slotte mag niet onvermeld blijven, dat het Gemeentebestuur zijn belangstelling door krachtigen steun toonde en daardoor deze uitgave mogelijk maakte.

En Aad besluit dit verhaal met een lang citaat uit het Haringvliet verhaal, een van die plekken in het 2003 Rotterdam met nog iets van heel vroeger.......

Op onze site hebben we ook nog een apart verhaal over de Stadsbouwmeesters van Rotterdam.

wiersumpt

Stadsarchivaris E. Wiersum

1904 - 1935

De opvolger van Wiersum was

hazewinkelportret

Hendrik Cornelis Hazewinkel

archivaris van Rotterdam (1935 - 1961)

LINK

De voorganger van Wiersum was

ungerpt

1861 - 1904

Johan Hendrik Willem J.H.W. Unger

archivaris van Rotterdam

1883 - 1904

LINK

sietvooru

Een (nu verdwenen) gevelsteen uit de 17e eeuw, geschetst in 1914

siet voor u opdat gy niet en struikelt

In Deel 2 van dit verhaal van Archivaris Wiersum laten we wat schetsen zien van Briedé, vergezeld van een toelichting van archivaris Wiersum.

KLIK HIER VOOR DEEL 2






Klik hier voor de overige Rotterdamse geschiedenis verhalen op onze site,
een kleine selektie slechts....





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

21 November 2003