Philips II
In dit verhaal kun je een gedetailleerde stamboom vinden vanaf Karel de Stoute, Maria van Bourgondië, Philips de Schone, Karel V en Philips II, inkl. o.m. de landvoogdessen Margaretha van Oostenrijk, Maria van Hongarije en Margaretha van Parma en haar zoon Alexander Farnese, Hertog van Parma, Landvoogd der (Spaanse) Nederlanden t/m Isabella, Landvoogdes der (Spaanse) Nederlanden en Juan van Oostenrijk, Landvoogd der Nederlanden
Op 1 april 1572 namen de watergeuzen bij verrassing Den Briel in, tot grote woede van Philips II. (link)
De Engelse koningin Elisabeth I had het de watergeuzen verboden om nog langer van een haven als Dover gebruik te maken en dus werd het plan opgevat naar Texel te varen. Door tegenvallende winden kwamen de Geuzen echter bij Den Briel terecht, waar bleek dat het Spaanse garnizoen niet aanwezig was i.v.m. een veldtocht tegen Frankrijk. Alva noemde de onverwachte inname van Den Briel Het is niets en natuurlijk had hij daarin gelijk. Alleen bleek de verovering van Den Briel het begin te worden van een kettingreaktie die ook Willem de Zwijger niet had voorzien....
Vaak wordt ook gedacht dat in 1572 de niet-katholieken overal in de meerderheid waren, niets is minder waar. In een stad als Rotterdam waren er ca 30.
Wat in ieder geval in 1572 qua directe aanleiding meespeelde, was de slechte financiële en dus economische situatie en de zeer strenge winter van 1571 /1572. Dit alles bij elkaar leverde veel onrust op en net op het goede moment bracht de wind de watergeuzen voor Den Briel....
Meer over de aanloop tot de 80-jarige oorlog kun je o.m. vinden in dit verhaal
1584 Willem de Zwijger, zijn onbekende zoon Philips Willem, Balthasar Gerards en Alva
Inname van Den Briel
Klik hier voor ons verhaal Ook Nederland kende zeerovers, kapers en piraten
Het beste verslag over de inname van Den Briel werd geschreven door
P.C. Hooft in zijn De Nederlandse Historiën
'De inwoners [van Den Briel] verwonderden zich over zo'n groot aantal koopvaarders. Een veerman, Jan Pieterszoon Koppelstok, dacht dat het de Watergeuzen konden zijn en roeide naar de vloot toe. De Watergeuzen vroegen hem een boodschap aan de stad over te
brengen. Koppelstok neemt de opdracht aan. Hij gaat aan land en deelt in het stadhuis mee dat de Watergeuzen met twee gevolmachtigden van het stadsbestuur willen spreken en dat zij zijn gekomen om hen van de Tiende Penning te verlossen en tegen de
dwingelandij van Alva en de Spanjaarden te beschermen. Men vroeg Koppelstok of zij sterk waren. Zonder veel nadenken zei hij: 'Wel vijfduizend man' [het waren er vermoedelijk zo'n 1100]. Dit deed ieder schrikken. Met moeite worden twee man bereid gevonden
als gevolmachtigden near de Watergeuzen te gaan. Die eisen de stad op en geven twee uur bedenktijd. Het deel van de bevolking dat iets te verliezen had, vluchtte bepakt en bezakt op wagens en paarden de stad uit. De Watergeuzen waren intussen geland en
naar de stad getrokken. Zij vroegen aan de mensen die vanaf de stadsmuren toekeken of de stadspoort zou worden geopend of dat zij het zelf moesten doen. Het stadsbestuur aarzelt en denkt er over om ook te vluchten. Daarop vallen de Watergeuzen in twee
groepen de stad aan.'
In Den Briel is nog steeds een 1 April vereniging, van hen komen de volgende foto's:
De Prince Admirael
De 1 april vereniging Den Briel
De N.H. (!) St.Catharynekerk Den Briel
De toegesnelde Spanjaarden kwamen niet over een drassig dijkje heen en trokken terug naar Dordrecht, waar ze echter niet welkom waren. Het Rotterdamse stadsbestuur bestreed de watergeuzen en had er helemaal geen probleem mee dat de Spanjaarden kwamen helpen om het door de watergeuzen veroverde Delfshaven te heroveren. Sommigen in Rotterdam hadden er moeite mee om de Spanjaarden binnen te laten. Het stadsbestuur bood zijn excuses aan aan Stadhouder Bossu en sprak van "rapalje dat aan de drank was". Bossu moest (oh, wat een vernedering) de nacht doorbrengen buiten de Oostpoort.
1600
De Oostpoort van Rotterdam
LINK
Pas de volgende morgen lukte het de poort open te krijgen, tot woede van de weer toegesnelde burgers, w.o. de bekende smit "Swart Jan". Het kwam tot ongeregeldheden waarbij Swart Jan gedood werd.
Bossu trekt Rotterdam binnen door de Oostpoort bij het latere Oostplein
Op 10 april heroverde Bossu Delfshaven. Rotterdam werd meer en meer een Spaans bolwerk, maar niet lang. Begin juli trokken de Spanjaarden uit Den Haag zich terug naar Rotterdam, op 21 juli 1572 vertrokken ze ook weer uit Rotterdam en begaven zich, samen met sommige stadsbestuurders, naar Amsterdam dat pas in 1578 de andere kant koos. Op 25 juli trok Lumey Rotterdam binnen en koos het overgebleven, niet naar Amsterdam gevluchte stadsbestuur, de kant van Lumey. Een van de eerste daden van Lumey, die de leiding van Rotterdam in handen nam, was het verkopen van het zilverwerk uit de St. Laurenskerk. Lumey werd gelukkig al snel afgezet door Willem van Oranje en vervangen door Marnix van St. Aldegonde, de latere dichter van het Wilhelmus.
Tijdens het beleg van Leiden verbleef prins Willem van Oranje in het St. Agnietenklooster van Rotterdam, veilig voor het land "tussen" Rotterdam en Leiden dat onder water was gezet.
De omgeving van Rotterdam onder water i.v.m. het Ontzet van Leiden (1574)
Even een misverstand uit de wereld helpen, vaak wordt gedacht dat er in het begin van de 80-jarige oorlog een puur Spaans leger door de Nederlanden trok, niets is minder waar. In 1575 bestond het Spaanse leger in de Nederlanden uit ca 58.000 man, waarvan slechts ca 8.000 man uit Spanje kwamen. 25.000 man kwamen uit de Nederlanden en nog eens 25.000 man uit wat we nu Duitsland noemen.
Volgens een andere bron bestond het Spaanse leger in de Nederlanden uit maximaal 15% Spanjaarden, wat dus goed overeenkomt met de eerste schatting over het aantal Spanjaarden in het Spaanse leger...
Uiteindelijk op de verjaardag van Aad werd Leiden ontzet, 376 jaar later vond volgens Alie een Rotterdams ontzet plaats, maar das een ander verhaal...
Toen in een van Gerard Martens verhalen Herberg In den Rustwat opdook, herinnerde Aad zich ineens iets over deze herberg wat hij ooit gelezen had i.v.m. Bossu en jawel hoor:
In 1864 werd ter gelegenheid van de herdenking van de inname van Den Briel in Rotterdam het toneelstuk van W N. Peijpers 'In Duyzend Vreezen, of de Spanjaarden in Rotterdam' opgevoerd.
En wat zien
we... het eerste bedrijf speelt zich af in herberg 'In den Rustwat'. Waard Dirk Pieterz en zijn dochter Klaerke speelden in het stuk een belangrijke rol.
In den Rustwat
De Rustwat was volgens Peijpers die dagen zeer in trek; waard Dirk Pieterz beschikte dan ook over een 'benijdenswaardigen voorraad Hollandsche munt'. Tot zijn klantenkring behoorden polderjongens, schippers en stedelingen.
Ook de Spanjaarden, die in het
nabij gelegen slot Honingen waren gelegerd, en zelfs de Geuzen hadden de weg naar zijn kroeg gevonden. Zij allen kwamen niet zozeer voor 'een goede kroes wijn' of een verfrissende hoep bier', menigeen bracht zijn penningen bovenal naar De Rustwat om
'bij de minzaam toegereikte kroeze een lieven blik van het hupsche Klaerke te mogen ontvangen'. Klaerke, de lieftallige achttienjarige dochter, was een schone brunette, bevallig gekleed, met bekoorlijke ogen en zachtkleurige wangetjes.
Peijpers begint
zijn verhaal op de middag van de achtste april 1572. Er scheen een heerlijk lentezonnetje. Het was rustig in De Rustwat. Bij gebrek aan klandizie was Klaerke in het achterhuis wat aan het rommelen. Ze besefte op dat moment nog niet hoeveel klanten er
in aantocht waren.
De eersten waren al zeer nabij. Drie 'kloeke' mannen roeiden hun jol over de Maas en stevenden recht op De Rustwat af. 'Jan van der Laan, Gerrit Sebastiaanz en jan Syvertz. Drie helden van Den Briel!', riep Klaerke toen ze hen in het oog kreeg.
Vrolijk, maar vol verbazing, stormde ze op de mannen af, 'wier heldendaad van vóór zeven dagen hen vooral in het oog eener achttienjarige maagd boven velen verhief' ' Weldra bleek dat de Geuzen dit keer niet voor de drank of voor de gezelligheid naar de
herberg waren getogen, noch voor de 'lieve deerne'. Hun komst hield verband met gewichtiger zaken. Bossu, vertelden ze, is in aantocht en Rotterdam moet worden gewaarschuwd, en wel zo spoedig mogelijk.
Volgens Peijpers zou waard Dirk Pieterz daarbij tegen wil en dank een hoofdrol hebben gespeeld. 'Den angstigen benarden huisman, voortgejaagd en het gevaar ontvlugtende dat hij daardoor in de armen loopt, vreezende voor zijn zaamgespaard geld en
dochter, eenvoudig maar listig in den nood', bracht Geus jan van der Laan in zijn rijtuig naar de Oostpoort. Mede dankzij hem kwam het volk in verzet en konden de Spanjaarden de stad eerst niet binnendringen.
Voor de 'deerne' Klaerke was een veel romantischer rol weggelegd. Terwijl haar vader weg was, raakte zij in vuur en vlam voor een van haar beschermers, de dappere Geus jan Syvertz, op wie ze allang een oogje had. Hij bood haar bescherming toen de
eerste Spanjaarden, kort na het vertrek van de waard, de herberg binnentraden en haar lastig vielen. 'Ik beloof niemand anders trouw dan u, Jan', sprak ze nadat de Spanjaarden weer vertrokken waren. Enkele maanden later traden Klaerke en Jan in het
huwelijk.
Hun geluk was van korte duur: nog geen jaar later sneuvelde Jan Svvertz voor de eer van het Vaderland op Ameland. 'In Duyzend Vreezen' van W.N. Peijpers is een draak van een verhaal en het zou hier ook niet zijn gememoreerd als het niet zo sterk tot
mythevorming heeft aangezet. Blijkbaar is het stuk indertijd met zoveel succes opgevoerd en heeft het menigeen zo sterk tot de verbeelding gesproken, dat het verhaal een eigen leven is gaan leiden. Degenen die het navertelden, lieten op hun beurt de
fantasie de vrije loop.
In het stuk van Peijpers ontkomt De Rustwat aan de Spaanse terreur; er waren slechts enige kannen stuk geslagen. In het boekje 'Oostelijk Rotterdam, Kralingscheveer en Capelle aan den ijssel' uit 1940 weet J. Verheul Dzn te melden dat de Spanjaarden na
de slachtpartij in de stad zich vervolgens 'In den Rustwat' ophielden; ze zouden er veel hebben vernield. Vrijwel elk tijdschrift en elke krant die aandacht aan De Rustwat schenkt voegt er meer of minder pikante details aan toe.
Zo staat in 'De
Toeristenkampioen' van 1942 dat de Spanjaarden er met 'ruw geweld' een bloedbad aanrichtten, waarbij ook veel van het interieur werd vernield.
Volgens een schrijver in het blad 'Het Timmerhuis' hadden 'wrede en misdadige benden' Spanjaarden, die in
april 1572 hun intrek in de herberg hadden genomen, er 'op gruwelijke wijze huisgehouden en veel vernield'.
Wat er met Dirk Pieterz en Klaerke is gebeurd is hem eveneens bekend: 'De toenmalige kastelein en diens dochter wisten te vluchten naar hun
vriend in Rotterdam, een wolhandelaar, die in het huis woonde op de hoek van het Hang en de Grotemarkt.'
Wat is er waar van al deze verhalen? Heeft de herberg onderdak aan de Spanjaarden geboden, heeft de waard de Rotterdamse burgers gewaarschuwd voor het naderende gevaar, is Klaerke met de door Alva gebannen Jan Syvertz gehuwd geweest, is Klaerke
verkracht of gevlucht, zijn er kannen stuk geslagen of is het interieur vernield?
Alle verhalen zijn van A tot Z verzonnen: de herberg 'In den Rustwat' bestond toen nog niet! Pas in 1596 kreeg Pieterjansz. Bock van de Hoogheemraden van Schieland toestemming te mogen 'doen maecken ende timmeren een huys, schuyer ende barch' op een
stuk buitendijks gelegen land dat hij op 9 april (sic!) van de Heilige Geestmeesteren had gekocht. Blijkens de gevelsteen was hij in 1597 met de bouw gereed. Maar zit er dan toch geen kern van waarheid in het verhaal, al is die nog zo gering?
Bestaat
er geen enkel verband tussen De Rustwat en de Spaanse tijd? Inderdaad zijn de Spanjaarden ongeveer op de plek waar later De Rustwat verrees aan land gegaan, waarna ze te voet naar de Oostpoort optrokken. Er is echter geen enkel bewijs dat er zich toen
al een herberg of enig ander bouwsel op of nabij die plek bevonden heeft.
Een duidelijker verband met De Rustwat en de strijd tegen de Spanjaarden moeten we twee jaar later zoeken, in de maanden van het Leidens ontzet. Tijdens de verplaatsing van het gebouwtje in 1960 bleek De Rustwat gebouwd op een zeer oud stenen fundament
dat de architecten voor raadsels stelde. Een groot deel van het gebouw bleek zo diep gefundeerd te zijn, dat zich op een diepte van twee meter nog steeds muurwerk bevond.
Wat bleek?
De rivierkant van de Schielandse Hoge Zeedijk, die aan het eind van
de dertiende eeuw is aangelegd, is van oudsher op kwetsbare plekken beschermt geweest door stenen muren. Ten behoeve van Leidens ontzet, toen de dijk op verscheidene plaatsen is doorgebroken, moesten die muren eveneens worden gesloopt.
Na felle
protesten van de ingelanden van Kralingen en Capelle over de staat van de dijk na het ontzet, werd er in 1579 een nieuwe stenen muur met een hoogte van twee à tweeënhalve meter en een dikte van drie à vier Ijsselstenen gebouwd.
Pieter jansz. Bock en
zijn financier Gerrit Huygensz. kregen bij de bouw van De Rustwat toestemming in de dijk te graven 'omme die steene fondament daerin te leggen'. Daarmee werd vermoedelijk een nutteloos stuk oude muur bedoeld, dat tijdens het Leidens ontzet was gesloopt
om de dijk door te kunnen steken.
In den Rustwat (2001)
In 1874 werd op de Nieuwe Markt een standbeeld geplaatst van "de Maagd van Holland". Het diende ter gedachtenis aan de inneming van Den Briel door de Watergeuzen. Het standbeeld vormde één keer per jaar - op 1 april - het middelpunt van bruisende
volksfeesten.
Op die dag marcheerden tal van muziekkorpsen er heen en dan werd er een krans gelegd bij het beeld. Althans, in theorie. Meestal ging het er heel wat baldadiger aan toe en kreeg de Maagd de krans omgehangen. Het was gebruikelijk, de kransen
samen te stellen uit sinaasappelen - die bij de jeugd gretig aftrek vonden.
Zo was het beeld in no time weer vrij voor de aankomst van wéér een muziekkorps met wéér een krans. Praktisch, hè?
In de Rotterdamse volksmond werd het standbeeld onmiddellijk na
plaatsing al omgedoopt tot "Kaat Mossel" - naar een welbekende visvrouw die niet op haar mondje was gevallen en die zeker niet bang was, dat mondje, als dat zo uitkwam, es even open te trekken tot een grote scheur, aldus Alex den Ouden.....
De Maagd van Holland
al snel werd het beeld Kaat Mossel genoemd (1938)
Kaat Mossel is nog steeds in Rotterdam te bewonderen, ze staat op de Botersloot.
Wie van de voorbijgangers zou nog weten waarom dit beeld er staat....
Maarrrrrrr, wie nu Kaat Mossel echt was, ja ze heeft echt geleefd, dat kun je lezen in dit verhaal.
Deze foto kregen we toegestuurd van Erwin de Buijzer :
1 April 2003
Geinteresseerd in een historische rondleiding voor uw eigen groep(je) door Aad 'arcengel' Engelfriet, webmaster van deze grootste Nederlandstalige geschiedenis website, door o.m. een stad of streek in bijv. Nederland, België, Duitsland, Groot-Brittannië, Ierland en/of een historische lezing, publicatie, recensie:
Voor meer vrijblijvende informatie
aad@engelfriet.net
Wilt U eerst meer weten over Aad Engelfriet:
klik dan HIER
|