(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Op de Volksuniversiteit Rotterdam start voorjaar 2011, op vrijdags om 11.15u, een cursus van 6 delen over het Gemeentearchief van Rotterdam en het Schielandshuis en haar bewoners, het Historisch Museum Rotterdam en de Atlas van Stolk
Docent: Aad 'arcengel' Engelfriet, cultureel-historisch reisleider, stadsgids en geschiedenis docent. Webmaster van deze grootste Nederlandstalige geschiedenis website, w.o. de grootste website over Rotterdam!
Voor meer info:
klik dan HIER
Geinteresseerd in een historische rondleiding voor uw eigen groep(je) door Aad 'arcengel' Engelfriet, webmaster van deze grootste Nederlandstalige geschiedenis website, door o.m. een stad of streek in bijv. Nederland, België, Duitsland, Groot-Brittannië, Ierland en/of een historische lezing, publicatie, recensie:
Voor meer vrijblijvende informatie
aad@engelfriet.netWilt U eerst meer weten over Aad Engelfriet:
klik dan HIER
Abraham van Stolk had inderdaad een jaloersmakende hobby, hij verzamelde historische prenten, o.m. onder het motto :
De Geschiedenis van uw Vaderland niet kennende,
zijt Gij buitenstaat ooit een goed burger,
veel min een nuttig Regent van het zelve te worden
en daar is Aad het natuurlijk helemaal mee eens...., alleen dat Regent......
onze hoofdpersoon, want in dit verhaal komen een aantal Stolken aan de orde :
Abraham van Stolk Czn
1814 - 1896
in zijn handen het Rotterdamsch Nieuwsblad
LINK
Over deze Abraham van Stolk hebben we dit al op onze site (link) :
Prins Hendrik, de broer van Willem III bezoekt de schietbaan aan de Binnenweg
uiterst links de commandant Majoor Abraham van Stolk
Van 30 augustus t/m 2 september 1871 werd op de pas nieuwe schietbaan (1867) op Delfshavens grondgebied een schietwedstrijd gehouden. Zowel Koning Willem III als zijn broer kwamen persoonlijk kijken, op de foto hierboven het kennismaken. Op de kleurenprent kun je de burgemeester van Delfshaven ontdekken, wacht beleefd op een handje van de Prins. Veel later ontstond hier de Schietbaanstraat....
Nou weet hopelijk nog iedereen geboren in Rotterdam, dat er in Rotterdam ook een Abraham van Stolkweg is, dichtbij Overschie en dus ook de Schie, aan de Abraham van Stolkweg het houtverwerkingsbedrijf van de fa Abraham van Stolk.
Voor WOII was de fa Abraham van Stolk gevestigd aan de Schiekade, zoals Gerard Martens vertelt in dit verhaal :
........als je dan rechtsaf sloeg, kwam je bij het Houtbedrijf van Abraham van Stolk en de eerste molen, die je dan zag was de Vlaggeman.
Bij van Stolk aan de Schie werd er in de zomer vaak gezwommen. Het was fijn om van de balken, die als vlotten in het water lagen, af te duiken. Deze foto toont ons weer De Vlaggeman met daarnaast de paltrok Het Haantje.
Helaas zijn er wel eens zwemmers onder de balken terecht gekomen en verdronken. Een vaste afspraak was in die dagen: Kom je vanavond zwemmen bij Van Stolk? Soms werd er naar de overkant gezwommen en dan kon men vroeger dit aantreffen.
De molens zijn van links naar rechts De Jacobus, de paltrok De Bruinvisch en de in aanbouw zijnde molen De Brave Hendrik. In 1896 gebouwd en afgebrand in 1899.
We gaan het eerst eens hebben over de houtzaag- en verf molens van Rotterdam en komen dan vanzelf bij het bedrijf en de huizen van de familie Van Stolk (hou ze wel goed uit elkaar) aan de Schiekade, zoals o.m. beschreven vlak voor WOII en dan komen we vanzelf ook bij die heel bijzondere hobby...
Met de slooping van de achtkante houtzaagmolen "De Vlaggeman" in 1929 is de laatste tastbare herinnering aan het eens zoo bloeiend bedrijf aan de Schie, dat zich daar gedurende bijna drie eeuwen had weten te handhaven, verdwenen.
De eerste molens verrezen er in 1645; voor dien tijd droeg het zagen van hout een monopolistisch karakter. In 1645 besloot de Vroedschap, de strook aan de oostzijde van de Schie, die tot het rechtsgebied van de stad behoorde, en wel het gedeelte tusschen de Hooge Heul en den volmolen, voor de vestiging van dit bedrijf te reserveeren en voorloopig concessie te verleenen tot het oprichten van drie zaagmolens.
In 1648 waren alle drie molens reeds in werking. Een der concessionarissen was een houtzager uit Moordrecht, Jan den Uyer, die zich weldra associeerde met Leendert Ocker. Deze laatste speelde een rol in den wonderlijken concurrentiestrijd tusschen Amsterdam en Rotterdam inzake de hardhoutbewerking.
In 1602 hadden de Staten van Holland aan het Amsterdamsche Tuchthuis het monopolie geschonken voor het raspen van Braziliehout, onder welken naam allerlei Oostersche houtsoorten werden samengevat, waarvan het schrapsel een der voornaamste bestanddeelen was voor het bereiden van verfstoffen, met uitsluiting van alle particulieren in het gewest, die, voorzoover zij b.v. als verfkoopers bij deze industrie waren geïnteresseerd, het hardhout in dit gesticht moesten laten verwerken.
Een uitzonderingsbepaling was gemaakt voor andere in den loop der 170 eeuw op te richten Tuchthuizen, die ook in het octrooi zouden deelen, voorzoover zij in de behoeften der inwoners van hun eigen stad konden voorzien, maar het afgewerkte product niet naar elders of naar het buitenland mochten vervoeren, dit laatste voorrecht was alleen voorbehouden aan het Amsterdamsche gesticht.
Het kon wel niet uitblijven, of verschillende stads- en tuchthuisbesturen kwamen tegen dit Amsterdamsche monopolie in verzet en particulieren trachtten het te ontduiken. Nu had Ocker op verzoek van de regenten van het Rotterdamsche Tuchthuis en met machtiging van burgemeesteren zijn molen tot het breken en kloven van verfhout ingericht "aengesien dat veel cooplieden tot Rotterdam, trachtende na het meeste oirbaer ende proffijt haer brasilie-ofte ander diergelijck houdt in plaetse van Rotterdam in het werck- of tuchthuys te brengen ende aldaer te laeten raspen, nae Leyden ende Amsterdam verzonden, omdat de splinters, de corte eynden, die in de schroeft, omme cort geraspt te werden, niet en connen vastgeset worden, door een molen moeten gebroocken worden, die wel tot Leyden, Amsterdam etc., maer niet tot Rotterdam was".
Maar de regenten van het Amsterdamsche Tuchthuis, gebelgd over deze inbreuk op hun rechten, mengden de burgemeesters van hun stad in het geval, zonden een hunner suppoosten naar Rotterdam, om aan de Schie eens poolshoogte te gaan nemen en deden den molenaar aanzeggen, het zagen van Braziliehout te staken.
Maar zij hadden met hun actie geen succes, want achter Ocker stonden de regenten van het Rotterdamsche Tuchthuis en deze wisten zich gerugsteund door de stedelijke overheid.
Toen in 1672 weer een deputatie van het Amsterdamsche Tuchthuis het Rotterdamsche gesticht bezocht, constateerde zij, dat de gedetineerden bijna uitsluitend met weven werden beziggehouden en dat de molen van Ocker, alsof er niets gebeurd was, braziliehout aan het malen was voor particulieren, die vroeger jaarlijks verscheidene duizende ponden verfhout naar Amsterdam ter bewerking hadden gezonden. Hierin kon Amsterdam niet berusten.
De stad begon een proces voor het Hof van Holland, dat van 1672 -1677 duurde en waarvan de afloop haar in het gelijk stelde. Ocker heeft de uitspraak niet meer beleefd; in 1675 verkocht zijn weduwe de helft van de "basylmolen". Het was de vierde molen te rekenen van de Hooge Heul af, die later bekend stond onder den naam van "De Koe". Met de tweede en derde molen behoorde hij tot de oudste zagerijen aan de Schie. De derde was kort na 1645 gebouwd door een Zaandammer, terwijl ook de tweede in 1651 aan een molenaar uit de Zaanstreek verkocht werd.
De het dichtst bij de Heul gelegen molen werd eerst in 1681 opgericht op het terrein, waar vroeger de loodwitmakerij van Jacob van Hersele gelegen had, vlak bij diens kruitmolen. Het was een paltsrokmolen, d.w.z. een soort houtzaagmolen, die van onderen verkruid werd. Hij had een houten bekleeding, die aan een bovenkleed voor mannen, een paltsrok, deed denken en stond op rollen, zoodat bij het naar den wind zetten de heele molen werd rondgedraaid. Later was hij bekend onder den naam van "De Vlaggeman".
In het laatst van de 17e eeuw telde men zeven molens aan de Schie; behalve de vier genoemde een volmolen, een verfhoutmolen en als laatste een houtzaagmolen, die later "De Mol" zou heeten. "De Koe" ging in 1746 in eigendom over aan den ondernemenden metselaar-bouwmeester David van Stolk, die met dezen aankoop den grondslag legde voor het zagersbedrijf van Abraham van Stolk en Zoonen.
In 1795 werd een Rotterdamsche verfhoutmolen bezocht door André Thouin, een der commissarissen, door de Fransche Regeering belast om, na den zegevierenden intocht van de Fransche legers in België en Holland, in deze landen "aller recueiller les objects te sciences et d'art qui pouvaient servir a Faccroissement de nos collections nationales". In de magazijnen zag hij zoowel blokken als zakken met spaanders van verschillende houtsoorten: Campèche of Brasiliehout, geelhout (morus tinctoria), rood sandelhout en papenhout (eronymus Europaeus); de spaanders waren, naar men hem verzekerde, in het Tuchthuis vervaardigd.
Het hout werd eerst grof en vervolgens tot een fijn poeder gemalen en daarna gezeefd. Ten slotte nam Thouin een kijkje in de voorraadkamers, die ieder een afzonderlijk soort verfpoeder bevatten en die hij "bariolé de toutes couleurs" verliet.
Het door Thouin bezochte bedrijf was wellicht dat van Isaac Hubert Jr. aan de Rotte. Isaac Sr. had de molen in 1719 gekocht van de erfgenamen van een zekeren Johannes van Duyn, die destijds met regenten van het Tuchthuis een overeenkomst had gesloten, om de uit dat gesticht komende spaanders te malen met uitsluiting van alle andere verfmolenaars.
Door dit contract in 1688 te ratificeeren verleende de Vroedschap het Tuchthuis een monopolie, dat het in conflict bracht met particuliere molenaars. Het Amsterdamsche Tuchthuis had zich echter klaarblijkelijk bij het tot stand komen van deze overeenkomst neergelegd.
Tegenover Ocker had het zijn recht nog kunnen handhaven, maar allengs moest het toezien, dat het octrooi van 1602 meer en meer ontdoken werd. Zoo waren er niettegenstaande een in 1736 tusschen de regenten en de gecommitteerden uit de Amsterdamsche verfkoopers gesloten conventie, verschillende kooplieden in verfstoffen in die stad, die het ruwe product op een Rotterdamschen molen lieten bewerken, om het clandestien als afgewerkt product weer binnen Amsterdam in te voeren, een verschijnsel, waarvan de oorzaak gezocht moet worden in het onvoldoende rendement van de Tuchthuisfabriek en de traagheid, waarmee de orders werden uitgevoerd.
Een tweede centrum van houtzagerij en houthandel ontstond nog in de 17e eeuw aan de Maas buiten de Oostpoort. In 1716 kreeg zekere Cornelis Bos van de stad een erf op het Nieuwe Werk buiten de Oostpoort in erfpacht, om daar twee zaagmolens op te richten. Aan hem ontleent het Bosland (vroeger ook Boschjeseiland) zijn naam, omdat zijn erf het eerste was, dat daar uitgegeven werd.
Ook aan de Rotte werden houtzaagmolens gebouwd, waarvan "De twee witte Swanen", die aan denzelfden eigenaar behoorde als de daarbij gelegen buitenplaats "Woelwijk en Beveren", de bekendste was.
Abraham van Stolk en Zoonen is dus een oud bedrijf, reeds in 1727 kocht David van Stolk een stuk land groot 3 morgen ten oosten van de Schiekade. De firma, geleid door opvolgende generaties Stolken, groeide voorspoedig uit, zodat zij in 1819 de trotse eigenaresse was van zes windzaagmolens, waarvan er vijf aan de Schie stonden. Dit waren: "De Bartholomeus Everardus", "De Steur", "De Koe", "De Jonge Abraham" en "De Vlaggeman". De zesde molen, "De Notenboom", stond te Oostzaandam. Daarnaast bezat de onderneming tal van houtwerven en houtloodsen.
Van de genoemde zes molens was "De Koe" dus de oudste. Hij werd, zoals we lazen, in 1746 door David van Stolk gekocht. De molen was toen al een eeuw oud, hij werd oorspronkelijk als verfmolen gebouwd.
In de loop van de 19e eeuw werden verschillende van de genoemde oude molens afgebroken en vervangen door nieuwe, onder meer "Het Haantje" en "De Barg".
In 1925 was van al die molens slechts weinig over: één windmolen resteerde, "De Vlaggeman", en die was toen al jaren buiten gebruik. In plaats van de windmolens kwamen stoomzagerijen, die wél traditionele namen kregen, te weten: "De Koe" en "De Bartholomeus Everardus".
"De Vlaggeman" werd uiteindelijk in 1929 ook gesloopt. Er werden plannen gemaakt om hem aan de Kralingse Plas te herbouwen, maar deze mooie ideeën zijn nooit tot uitvoering gebracht.....
Over de familie en hun huizen en hun bedrijf kunnen we ook nog dit lezen :
Op 27 September 1727, kocht David van Stolk van Willem van Loon voor vijf en twintigduizend Caroli guldens, den eigendom van een mout- en verfwindmolen, woonhuizen en stallingen aan de Schiekade W.Z. De drie morgen lands (ongeveer 2 1/2 H.A. beslaande) kreeg hij daarbij in "eeuwige erfpacht", waarvan het erfpachtsrecht in 1899 werd afgekocht, zoodat dit grondstuk toen eerst volle eigendom werd van de firma A. van Stolk en Zoonen.
Op den zelfden dag, waarop David van Stolk van Willem van Loon de eigendommen aan de Schie in bezit verkreeg, verkocht hij aan dezen een pakhuis en erve aan de Boompjes en nog een pakhuis en erve aan de oostzijde van de Hoogstraat te Rotterdam. Een en ander eveneens voor de som van vijf en twintigduizend gulden en ten overstaan van den zelfden notaris.
Al spoedig na deze transactie werd door David van Stolk een begin gemaakt met de verplaatsing; van zijn houthandel van de Boompjes naar het verkregen terrein aan de Schie, welke handel weldra een groote vlucht nam en in 1746 uitgebreid werd door den aankoop van den eersten hout-zaagmolen.
Met zijn beide zoons, die in zijn arbeid deelden, is hij de wegbereider geworden van de latere vennootschap, een der eerste zaken op dit gebied, onder den firmanaam van Abraham van Stolk en Zoonen.
Ternauwernood is het terrein aan de Schiekade in het bezit van den nieuwen eigenaar, of er komt leven aan de landelijke wateroevers. Een deel van het terrein wordt betuind en gereed gemaakt om er eenige gebouwtjes op te zetten.
Overal aan de Schiekaden is de lust tot bouwen waar te nemen, waaraan door David van Stolk flink deel genomen werd, want al stond hij toen ter tijd bekend als hoofdman van het metselaarsgilde, hij was een bekwaam bouwkundige, daarby houtkooper en tevens een goed handelsman.
Ook zijn zoon Jan, die zijn vader op dit gebied assisteerde, had een bouwkundige opleiding genoten, al kwam hij later eveneens in het bedrijf. David van Stolk geboren in 1692, overleed op 27 januari 1770 en werd in het zuiderpand van de Groote Kerk begraven.
Het heerenhuis, dat ter linkerzijde aan heel eenvoudige woonhuisjes aansloot, was in het laatst der 18e eeuw, in 1784 gebouwd door David van Stolk (1759-1787), kleinzoon van den bouwkundige David van Stolk (1692-1770), die in 1727 zijn houtkooperij aan de Schiekade W.Z. vestigde.
De vader van David van Stolk Jr. was Jan van Stolk (1731-1810), die als zoon van David van Stolk Sr., zijn opleiding als architect genoten had en een tijdlang als zoodanig werkzaam was. O.a. was hij aangesteld geweest als "Architecq en Inspecteur van alle huysen en gebouwen in (de) respective domeynen van de prinses Douairière van Oranje" (Anna, Prinses van Groot-Brittannië, weduwe van prins Willem IV, zie deze link en deze link).
Vrij zeker is het dan ook, dat Jan van Stolk, al heeft hij later zijn vak laten rusten om werkzaam te zijn in den houthandel, het huis van zijn zoon David - die op den betrekkelijk jeugdigen leeftijd van ruim 27 jaar stierf - heeft ontworpen en onder zijn toezicht heeft doen bouwen. Het bestek van dit bouwwerk, dat door den timmerman Teunis Blanken Jansz. werd uitgevoerd, is in het familiearchief Van Stolk aanwezig, en kan den vakman toonen, hoe accuraat dit was saamgesteld.
Het hierbij afgebeelde pand is in 1885 als heerenhuis voor den heer A. van Stolk Czn. gebouwd door den architect A. W. van Dam.
Het woonhuis van A. van Stolk Czn aan de Schiekade
1938
Hoek Schiekade Provenierssingel
uit ons Proveniers verhaal
Op de bovenstaande foto is vlakbij het Ungerplein het woonhuis van A. van Stolk Czn te ontdekken.
A. van Stolk Czn., een in zijn tijd zeer bekende persoonlijkheid, was een der firmanten van de vennootschap A. van Stolk en Zoonen. Daarnaast vervulde hij, verschillende functies, waarvan een der voornaamste was, dat hij in 1867 behoorende tot de oprichters van het korps Koninklijke Scherpschutters, benoemd werd tot majoor-commandant van dit korps. In die hoedanigheid kocht hij onder Delfshaven een perceel land van 20 x 400 M. voor de stichting van een schietbaan, waarnaar zeer verlangd werd en die in 1868 in gebruik genomen kon worden.
Gedurende een lang tijdperk - aanvangende in 1881 - heeft hij dit terrein nagenoeg kosteloos voor dit doel in erfpacht gegeven, terwijl de gemeente Delfshaven vergunning had verleend, de schietbaan te bouwen, die haar toegang kreeg op de plaats waar nu de Schietbaanstraat ligt. Majoor van Stolk nam 10 November 1889 zijn ontslag, na 22 jaar zijn beste krachten aan het welzijn van het korps te hebben gewijd, dat in 1914 ophield te bestaan en overging in den Landstorm.
Naast het beschreven heerenhuis Schiekade W.Z. No. 19, toen ter tijd bewoond door den heer A. van Stolk Czn., lag de uitgestrekte houtwerf van de firma Abraham van Stolk en Zoonen.
Een groot terrein van ongeveer 145 M. lengte langs de Schiekade bij een diepte van 120 M., omvatte het geheele complex. Meerendeels was dit bezet met een aantal groote en kleine houtloodsen, stallen, bergplaatsen, kantoor-en andere dienstgebouwen. Het maakte naast drie andere centra der zaak, gelegen langs de Schie voorbij de Heulbrug, in Bosland bij de Oude Plantage en in het Zwaanshals aan de Rotte, waar hout gezaagd, geschaafd, geploegd en verder bewerkt werd, feitelijk de kern uit van het veelomvattende bedrijf.
Gerard Martens heeft over het bedrijf aan de Zwaanshals en de Rotte ooit eens dit verteld (LINK) :
Zou je nog verder langs de Rotte kunnen kijken, dan had je dit beeld kunnen zien.Hier zie je de houtzagerij van Abraham van Stolk en Zoonen, daar waar het zo lekker naar vochtig hout kon ruiken.
De vele aan de Schiekade uitkomende met pannen bedekte houten loodsen, waren in vakken verdeeld, waarvoor hooge, breede draaibare hekdeuren waren aangebracht, saamgesteld uit iets van elkander geplaatste schrooten. De wind had daardoor in die loodsen vrij spel en deed goede diensten voor het drogen van het opgeslagen hout.
Ongeveer op de helft der loodsenrij aan de Schiekade, was een onderbreking door een open gang, toegang gevende tot een achterterrein, waarop gelegen waren een loodwit-fabriek met woonhuis van de firma C. J. Schoutens en de korenmolen van de firma W. van Vliet.
Den 5en Juli 1873 ontstond er brand in dezen molen, die zoo hevig woedde, dat molen, paardenstal en woning van den molenaar vernield werden. De vlam sloeg ook over naar de in de nabijheid gelegen houtloodsen, waarin veel hout was opgestapeld. Zes houtloodsen alsmede de belendende loodwitfabriek werden eveneens een prooi der vlammen. Ik meen, dat de molen met bijbehooren en de loodwitfabriek niet meer opgebouwd werden, wel de houtloodsen.
Aan de Schiekade waren de beide hoeken van den genoemden open gang bebouwd met een paar woonhuisjes, veelal in gebruik door personeel van de houtwerf.
Vooral wanneer de Schie langs den westwal bezet was met houtlichters, die hun inhoud moesten lossen voor het bedrijf der firma Van Stolk was het somwijlen noodig groote houtstapels tijdelijk op den wallekant op te slaan, opdat het hout behoorlijk gesorteerd in de loodsen ondergebracht kon worden. Dit veroorzaakte vaak groote drukte en gaf tevens een beeld van den kolossalen houtvoorraad der firma.
Ongeveer aart het einde der loodsenrij, was wederom een door een hekwerk afgesloten open gang, die toegang verleende tot de werf, doch tevens tot het langs de Schiekade gelegen oude kantoorgebouw.
Feitelijk was dit kantoor de opvolger van het primitieve kantoortje, dat door David van Stolk, den stichter van het bedrijf, gebruikt werd. Tot de verplaatsing van het bedrijf naar den Abraham van Stolkweg, is dit kantoortje bewaard gebleven.
Het oude kantoorgebouw, vermoedelijk oorspronkelijk als tuinhuis gebouwd, had als hoofdvertrek een ruime zaal met daaronder een koetsierswoning, grenzende aan den stal en werd toegeschreven aan het talent van den architect Jan van Stolk (1731- 1810). Het was een mooi voorbeeld van den laat Lodewijk XV stijl.
De woonhuizen en kantoor van de fam. Van Stolk aan de Schie
Zooals bekend is, besloot de Gemeenteraad in Augustus 1923 tot onteigening van de terreinen en het water, (ter grootte van circa 5 H.A.), in het bezit van de firma Abraham van Stolk en Zoonen voor de uitoefening van haar hout-koopersbedrijf. Dit complex, gedeeltelijk gelegen onder Rotterdam en gedeeltelijk onder Overschie aan de Vlaggemanskade en aan de Oudendijkschekade, kwam met een lengte van bijna 2 K.M. aan de Rotterdamsche Schie uit en vormde met de vele schepen, houtvlotten, loodsen, gebouwen voor schaverij, zagerij, ketelhuis en oude windzaag-molens een echt typisch Hollandsch geheel.
Bij deze onteigening werd vanwege de gemeente een ander gunstig gelegen terrein aan de firma aangeboden, liggende in den Blijdorpschepolder aan het nieuwe Noorderkanaal, de verbinding tusschen de Rotterdamsche en de Delfshavensche Schie.
De omslachtige onderhandelingen met de gemeente Rotterdam, betreffende de zooeven genoemde onteigening van de geheele strook oeverterrein buiten de Heulbrug, werden namens de firma Van Stolk in hoofdzaak door den heer A. van Stolk Jzn. (1872-1929) gevoerd.
In September 1927 werd als resultaat hiervan het ontwerp-besluit tot verkoop van het door de gemeente aangeboden terrein, langs het nieuwe verbindingskanaal tusschen de Rotterdamsche en de Delfshavensche Schie, door den Gemeenteraad aangenomen. Van dien datum af werd de firma eigenares van een ongeveer 10 3/4 H.A. opgespoten terrein, goed gelegen voor de verplaatsing en moderniseering harer inrichting.
Met den bouw daarvan werd ten spoedigste aangevangen en het was wederom de heer A. van Stolk Jzn., die geassisteerd door zijn schoonzoon ir. F. W. C. Blom, het wel overdachte bouwprogramma vaststelde en uitgebreide gegevens verstrekte, waarnaar door de architecten J. Verheul Dzn. en C. N. van Goor een inrichting kon worden gebouwd, die voldeed aan de meest moderne eischen voor een dergelijk groot bedrijf.
Direct na de voltooiing werd het geheel in gebruik genomen. De heer A. van Stolk Jzn., die kort daarop overleed, had tijdens zijn leven naast zijn veel omvattende werkzaamheden nog tijd over om een ijverig en zeer gezien voorzitter te zijn van de sociëteit "Harmonie" (De Doelen).
De Doelen
LINK
Bij gelegenheid van de herdenking op 27 September 1927 van het feit, dat het bedrijf der firma Van Stolk twee eeuwen bestond, dat het van de Boompjes naar de Schiekade werd verplaatst, werd den voorzitter namens de sociëteit een groot bloemstuk overhandigd in den vorm van den ouden houtzaagmolen "De Vlaggeman".
Hierbij was het navolgende korte, maar kernachtige gedichtje gevoegd, dat door een der sociëteitsleden was gemaakt en van groote waardeering getuigde:
Een oud geslacht, een kracht'ge stam
Zoons van 't bedrijvig Rotterdam;
't Hart, als in Neerlands gouden tijd,
Aan handel en aan kunst gewijd;
Bloed van ons stoer, Oud-Hollandsch volk
Trotsch zijn we op mannen als Van Stolk.
In Augustus 1929 werd een begin gemaakt met het sloopen van den opstal der oude werf aan de Schiekade. Toen alles gesloopt en gerooid was, werd naar een plan van ir. J. H. van den Broek het terrein verkaveld en in Februari 1931 voor bouwgrond verkocht.
Hierdoor ontstond het Ungerplein met de dwarsstraten, Obreenstraat en Schefferstraat, (beide uitkomende in de Van der Sluysstraat), het torenhuis aan den hoek Schiekade-Ungerplein, dat niet zoo'n gelukkig effect maakt, het "Emmahuis", Protestantsch Tehuis voor beter gesitueerden, en verder de belangrijke bebouwing, die gezien mag worden.
De firma Van Stolk behield aan zich het recht om op het nog onbebouwde stuk grond langs de Schiekade W.Z. en het pleintje nu of later een galerij te stichten, uitsluitend bestemd voor winkels. Ook behield zij voor zich een opslagplaats van houtwaren aan de Van der Sluysstraat No. 36, hoofdzakelijk ten dienste van den detailverkoop.
En nu speciale aandacht voor A. van Stolk Czn en zijn Atlas :
De Atlas Van Stolk is een verzameling prenten en tekeningen over de geschiedenis van Nederland. Het woord atlas wordt hier gebruikt in de ouderwetse betekenis van collektie.
Grondlegger was de Rotterdamse houthandelaar Abraham van Stolk Czn (1814-1896). Hij was een van de liefhebbers die in de negentiende eeuw door het verzamelen van beeldmateriaal op aangenamen en hoogst leerrijke wijze de Vaderlandsche Geschiedenis beoefenden.
Stolk streefde ernaar afbeeldingen bijeen te brengen, die betrekking hadden op de Nederlandse Geschiedenis vanaf de komst van de Batavieren tot de eigen tijd.
Zijn verzameling bleef in de familie en werd door verschillende generaties Van Stolk in hun woonhuis beheerd en met nieuw materiaal aangevuld. In 1929 werd de atlas een stichting en in 1967 nam de Gemeenteraad van Rotterdam het besluit de Atlas Van Stolk in bruikleen te aanvaarden. Sindsdien wordt de collectie beheert door het Historisch Museum te Rotterdam en wordt nog steeds met aanwinsten uitgebreid.
Abraham van Stolk was de oudste zoon van Cornelis van Stolk (1792-1848) en Anna Joanna Havelaar (1793-1874). Beiden waren van remonstrantse huize.
Abraham oefende hetzelfde beroep uit als zijn vader, zijn twee ooms en nog drie eerdere generaties Van Stolk, namelijk dat van houthandelaar.
De familie Van Stolk bezat vanaf 1727 een houthandel aan de Schie. Deze firma droeg sedert het begin van de negentiende eeuw de naam Abraham van Stolk & Zoonen. Cornelis van Stolk en zijn broers Jacob en Huibert werkten niet alleen bij dezelfde firma, maar woonden ook alledrie aan Schiekade.
Abraham van Stolk kreeg zijn opleiding in het familiebedrijf, waarin hij in 1837 werd opgenomen. Twee van zijn jongere broers legden zich toe op de graanhandel en richtten de firma Gebroeders Van Stolk op.
In april 1838 trad Abraham van Stolk in het huwelijk met Sara van der Hoop, dochter uit een vooraanstaand Rotterdams koopmansgeslacht. De 22-jarige Sara was de dochter van Jacobus van der Hoop, commissaris van de Amsterdamse en Haarlemse binnenveren te Rotterdam, en Sara Hartsen.
In het openbare leven was Van Stolk tevens heer van Ameide, Ovezande en 's Heerenhoek. In 1876 kocht hij de ambachtsheerlijkheid Ameide met hooi- en griendland voor f 17.300,-. Daaronder viel ook het stadhuis, waarvan de eerste steen was gelegd in 1644.
In zijn vrije tijd was van Stolk aktief als majoor-commandant van het door hem opgerichte weerbaarheidscorps. Het korps stond onder beschermheerschap van prins Hendrik. In 1869 werd een schietbaan aangelegd op Delfshavens grondgebied, op kosten van Van Stolk. In datzelfde jaar bezocht Koning Willem III met Prins Hendrik de schietbaan. Bij deze gelegenheid werd Van Stolk vereert met het Officierskruis van de Eikenkroon en het korps werd verheven tot het Korps Koninklijke Scherpschutters.
De achterkant van het Schielandshuis aan het Van Hogerdorpsplein (LINK)
Het korps Koninklijke Scherpschutters, opgericht door Abraham van Stolk Czn op 14 februari 1868
ontvangt namens Koning Willem III het bijbehorende vaandel
Als je heel goed kijkt, zie je het vaandel door Abraham van Stolk overhandigen aan de vaandelwacht
Koning Willem III is 2 keer bij Van Stolk thuis geweest en Van Stolk werd enige keren voor een logeerpartij op het Loo uitgenodigd.
Het is bekend dat de vader van Abraham in het bezit was van een Blaeu atlas (LINK) met geografische kaarten van heel de wereld. Deze atlas kwam oorspronkelijk uit het bezit van de Amsterdammer Michiel van der Grijp (1635-ca. 1688). die de Blaeu atlas met andere atlassen in 24 delen had laten inbinden door Albert Magnus (1642-1689).
1664
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
uit ons Blaue verhaal
LINK
Het werden luxueus uitgevoerde banden in marokijn met het familiewapen op het plat gestempeld.
De familie Blaeu was beroemd om de uitgaven van haar grote atlassen. De kaarten werden met de hand ingekleurd en in mooie banden gebonden. In de zeventiende eeuw was de Grote Atlas een traditioneel geschenk van de Republiek aan koninklijke en andere personages; zo werden bijvoorbeeld in 1688 aan de Sultan van Turkije, en in 1660 aan Michiel de Ruyter, ter gelegenheid van een overwinning, exemplaren geschonken. Ook werden atlassen cadeau gedaan op handels- en diplomatieke missies van de VOC en de Staten-Generaal.
De Blaeu atlas werd opgenomen in de kollektie en in 1878 werd deze atlas aangeprezen als bezienswaardigheid van Rotterdam.
Abraham zelf kocht een schitterende uitgave van Johan Blaeu over Brazilië, Res Brasiliae. Het in 1647 verschenen standaardwerk bevat fraai ingekleurde prenten en gaat over de tocht naar en het verblijf van Johan Maurits van Nassau in Brazilië.
Citaat uit ons Elmina verhaal :
De Nederlander die Elmina veroverde in 1637 was niemand minder dan Johan Maurits van Nassau die ook in 1637 het bekende Mauritshuis in Den Haag liet bouwen, wie was Johan Maurits ? Lees maar even mee, wat er op de site van het Mauritshuis staat, alleen geen woord over Elmina... :
Johan Maurits
Een paar voorbeelden uit zoo'n Atlas van Blaeu :
1664
een zendingspost in Nederlands-Brazilië
LINK
een fragment van het Klooster paleis van Philips II, het Escorial
LINK
Bij de vijftigste tentoonstelling van de Atlas stond de toenmalige voorzitter van het stichtingsbestuur, Abraham van Stolk, stil bij de vraag wat de familie had bewogen zich gedurende zo'n lange tijd voor een collectie in te zetten.
Dat de drijfveer de historische belangstelling gold was voor hem niet voldoende. Volgens hem was prestige het motief voor een verzamelaarsfamilie.
De oprichter van de verzameling kwam uit een Vaderlandslievende familie die niet tot de regentenklasse behoorde. Op allerlei manieren probeerde Van Stolk de status van zijn familie te onderstrepen. Dit deed hij door o.m. door de oprichting van het Korps Scherpschutters, Koning Willem III aan huis te ontvangen en een indrukwekkende verzameling historische prenten aan te leggen.
De kollektie verwierf inderdaad internationale bekendheid en daarmee ook zijn familie....
En natuurlijk is de Atlas Van Stolk ook via het internet toegankelijk, klik maar eens op een van de onderstaande links:
De Atlas Van Stolk valt onder het beheer van het Historisch Museum van Rotterdam of rechtstreeks naar
http://atlasvanstolk.museumrotterdam.nl/nederlands/content/informatie/atlas.php
OF
http://collectie.atlasvanstolk.nl/
We kregen de volgende reaktie van Gerard den Burger:
Volgens mij werd van Stolk in april 1873 benoemd tot officier van de Orde van de Eikenkroon. Dat is de datum die op het sabel staat dat hij van het korps kreeg aangeboden. ( In mijn bezit)
De volledige tekst op de sabel luidt:
Het gaat hier niet om een ere-sabel, de naam ere-sabel wordt alleen gebruikt voor Ridders van de Militaire Willems Orde en is een Koninklijke onderscheiding.
Het Korps Koningklijke Scherpschutters van Rotterdam
aan zijn Majoor-Kommandant A.van Stolk Czn.
Officier van de Eikenkroon April 1873
Dit sabel is een vereeringssabel, die om verschillende redenen werden cadeau gedaan, het K.K.S. had geen militaire status en hield het midden tussen een schietvereniging en een particuliere lijfwacht.
Wil je meer weten over de Militaire Willems Orde, klik dan op een van deze verhalen op Aad's eigen site:
- Namen van hen die in de 19e eeuw een Militaire Willemsorde ontvingen
- Wet, behoudende instelling van de Militaire Willemsorde, 30 april 1815
- Neerlands Krijgsroem in Insulinde, 1815 - 1900
Van 14 oktober 2007 tot en met 13 januari 2008 wordt in het Historisch Museum Rotterdam / Atlas van Stolk een bijzondere tentoonstelling georganiseerd met als titel
Canon Atlas Van Stolk VAN HARTE AANBEVOLEN
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|