(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
1863
Coolsingelziekenhuis
Aad had ooit beloofd om de eerste Direkteur van het Coolsingelziekenhuis eens aan het woord te laten, eindelijk kwam het er een keer van, we moeten dan wel even terug naar 1863, maar men had toen wel een heel ander taalgebruik, klopt....enne we laten hem niet helemaal aan het woord, maar alleen wat fragmenten natuurlijk
1863
Dr. J.B. Molewater (1813 - 1864)
eerste Directeur van het Coolsingelziekenhuis
Een "Hospitaal" dan is het vooreerst, of- zoo als de officiële term luidt - een "Ziekenhuis." Vindt gij een wezenlijk onderscheid in die oude benamingen ? - en, zoo ja, aan welke der twee zoudt gij de voorkeur geven ? - Mij heugt het, hoe ongaarne door sommige oudere leden van den Gemeenteraad, in der tijd, dat drooge en weinig gemoedelijke "Ziekenhuis" voor het oud Hollandsche, gulle en vriendelijke "Gasthuis" werd in de plaats gesteld.
Het was, als of een geheel negentiende-eeuwsch, prozaïsch, onbarmhartig stelsel van waanwijze staatshuishoudkunde hun uit dat hatelijke woord aan-grijsde - en met weerzien gaven zij hunne geliefkoosde illusiên op, toen ik door onwraak-bare bewijzen aantoonde, hoe onze vaderen aan dat eenvoudige en beminnelijke "Gasthuis" niet altijd zulke edelmoedige en humane denkbeelden vastknoopten, maar dat het volgens hun eigen getuigenis grootendeels de nood weer eener ordelijk ingerigte maatschappij was, die de poorters al vroeg deed bedacht zijn op het stichten van tijdelijke verblijfplaatsen, waar men vreemdelingen, schooijers, rondloopend geboefte" - en velerlei "raauwe gasten" opnam en verpleegde, om ze niet, tot ongerief der goede burgerij, door de stralen te laten zwerven en bedelen.
Waarlijk, die naïve beschouwing is niet over-sentimenteel, en, al maken onze ziekenhuizen thans geene aanspraak meer op de uitsluitenden eeretitel van "liefdadige stichtingen" of "godshuizen," zij behoeven daarom de beginselen der ware humaniteit niet te verzaken, maar zij kunnen onder de nieuwe leus, als ziekenhuizen of krankzinnigen-gestichten, eene even edele gastvrijheid oefenen, als de "Hospitia" der middeleeuwen, of de gasthuizen van oud-Nederland.
Wij zullen dus om den naam niet strijden, noch ernstig trachten na te sporen, op welke historische basis het nieuwe stelsel van ziekenverpleging in groote hospitalen gegrond is, tevreden zoo de naam dier stichtingen hare eerste en eenvoudigste bestemming uitdrukt, en de inrigting zelve hare hoogere beteekenis voor zedelijkheid en menschenliefde predikt.
En zoo is dan voor ons de eerste verpligting, waaraan het Ziekenhuis moet beantwoorden, - de hoofdbestemmig van het gansche gesticht-de verzorging van zieken en gekwetsten; - niet, zoo als vroeger, opdat zij niet tot ongerief der burgers zouden blijven ronddolen, -evenmin om ze - als weleer de melaatschen - uil vrees voor besmetting, af te zonderen en onschadelijk te maken, maar eenvoudig om ze, naar de voorschriften eener verstandige hygiene lijdelijk te onttrekken aan de ongunstige levensvoorwaarden, waaronder zij welligt in den huisselijken kring verkeerden.
Vooreerst zijn er slechts weinige formalileiten in acht te nemen bij de aanmelding; minder dan veelal elders worden gevorderd. Wie de matige kosten der verzorging zelf kan voldoen , heeft geene andere aanbeveling noodig, dan zijne ongesteldheid door een bekenden geneesheer of heelmeester geconstateerd.
Wie behoeftig is, voegt daarbij eene verklaring van twee ingezetenen, die zijn geldelijk onvermogen bevestigen. Ziedaar alles.
Maakt de toestand van den lijder zulk een wijze van transport noodzakelijk, hij wordt, hetzij met een rijtuig, hetzij in een goed gedekte, zeer gemakkelijk ingerigte draagmand van zijne woning afgehaald. Aan het gesticht gekomen, waarheen zijne naaste betrekkingen hem kunnen vergezellen, wordt hij onmiddelijk, als de zwakke leden hem de dienst weigeren, in het "rijzende kamertje" zonder de minste inspanning of vermoeijenis desnoods op een gemakkelijken fauteuil of in eene legerstede, naar de verdieping gebragt, waar een der ziekenkamers hem tijdelijk ten verblijf zal strekken.
Daar wacht hem in een goed verwarmd vertrek eerst nog de beste verkwikking, die den armen, somtijds verwaarloosden, afgematten lijder kan geboden worden , - een zindelijk warm bad, een helder linnen hemd en verder de noodige kleedingstukken,alle, tot in de geringste details, met naauwkeurige studie ingerigt, om ligtheid, gemak en warmte met een eenvoudig en betamelijk voorkomen te vereenigen.
't Is geen overdrijving, waarde lezer, zoo de schrijver dezer regelen durft beweren, dat die verkleeding dikwerf aan eene herschepping doet denken, en dat menig arm sterveling, door het lot en de wreede ziekte geteisterd, zijne blikken naauw gelooven durft, wanneer hij zich, na die heugelijke methamorphose, in den spiegel der badkamer aanschouwt.
Voor een tiental jaren nog was menigeen bevreesd voor het bad, als ware 't eene foltering, en evenzeer vond de "gasthuiskleding*' hare tegenstanders om het vreemde.
Thans hooren wij menige klagt over ontbreeken dier " eerste noodwendigheden*' in andere ziekengestichten!
Nu wordt de lijder overgebragt naar het lokaal, waar hem het bed gespreid is. De legersteden bestaan er uit ijzeren kribben met welgevulde paardenharen matrassen, veeren kussens en elastique onderlagen of stroobedden. De laatste verdwijnen allengs om voor de gemakkelijker, gezonder en op den duur goedkooper "springveeren matrassen" plaats te maken.
Lakens en sloop zijn van linnen; de dekens zijn witte katoenen spreijen; de gordijnen van eene ligte heldere stof: alles ingerigt voor zindelijkheid, netheid, eenvoud en een behagelijk huisselijk vookomen.
Zes groote stoomgeleidingen zijn aanwezig. Een groote tak wordt afgeleid om in een nevengebouw voor de daar toegediende zwavelbaden de noodige warmte te leveren, en een andere om op eene achterplaats van het gebouw de waschgoederen te helpen desinfekteren en droogen.
Hoe wordt het water ons toegevoerd ? Door hetzelfde stoomwerktuig dat de gansche dag door werkt. zoo dat het Maaswater uit de Leuvehaven in een doorgaanden stroom naar de vierde verdieping wordt gedreven, waar aan weerszijden een reservoir wordt gevonden dat 80.000 kannen bevatten kan.
Hier en daar elders moge het bronwater dat men zich weet te verschaffen, liefelijker en koeler in den beker parelen, het water uit onzen Maas is beter dan menig vreemdeling doet vermoeden.
Water in overvloed. Zooals het in de ontleedzaal met krachtigen straal te voorschijn welt om door eene schijnbaar overdreven zindelijkheid den waarborg te vermeerderen dat het wetenschappelijk onderzoek van de lijken der afgestorvenen niet tot nadeel der levenden strekke.
"De pligt van den geneesheer jegens den zieke," zegt onze oude kernachtige patholoog Gaubius, " is, dat hij hem geneze."
De pligt van het ziekenhuis," zeggen wij,"is, dat het den lijder niet slechts herberge, maar dat het hem koestere, verzorge en helpe genezen. Helaas, bij zulk eene zamensmelting der dure verpligtingen van den geneesheeren en zijne door hem bezielde werkplaats, mogt het resultaat wel verblijdender zijn.
Want, al zijn we ook inderdaad te Rotterdam in ons hospitaal gelukkiger dan de geneesheeren in zoo vele andere gestichten, zelfs in de meestberoemde zetels van wetenschap en beschaving, nog steeds wordt er menige hoop op herstelling verijdeld, nog steeds blijft de magt verre beneden den goeden wil oneindig verre zelfs beneden de verwachtingen, die men zoo gaarne als bescheiden en natuurlijk zou wenschen te billijken.
Vraag dan ook niet, geachte lezer, als gij in de "consultatiekamer" van het gesticht de heelkundige instrumenten met schuwe nieuwsgierigheid in de hand neemt, of, wanneer ge in de "anatomie" de ontleedtafels om hare eigenaardige inrigting bewondert, vraag niet wien het een of ander behoort, tot wiens nut het gebruikt wordt.
De operatietafel van het Ziekenhuis wordt met eene houten kast bedekt, en een groen kleed is genoegzaam om ze, met behulp van een kleinen lessenaar, te herscheppen in een katheder voor den lector der klinische school;- het onderwijs eischt een zamengestelden en kostbaren chirurgischen toestel, en de arme verpleegde heeft er het voordeel van; - hel wetenschappelijk onderzoek vordert eene chemische werkplaats en het ziekenhuis geeft zijne lokalen en zijne hulpmiddelen ten beste.
En dit waren dus slechts enkele alinea uit 28 kolommen tekst....
Aad voegt er nog de volgende informatie aan toe :
Uit de biografie met de titel : Hoe zal het met mij afloopen, het studentendagboek 1833 - 1835 van Jan Bastiaan Molewater, ook de volgende samenvatting :
Jan Bastiaan Molewater werd geboren op 16 augustus 1813 te Rotterdam. Zijn ouders waren niet onbemiddeld en Jan Bastiaan kreeg een opleiding die bij hun maatschappelijke status paste. Op 13-jarige leeftijd vertrok hij naar een kostschool in Voorschoten. Daar werden zonen uit gegoede families onder andere op een voortgezette studie aan een hogeschool voorbereid.
Jan Bastiaan is "waarlijk geen gewone jongen", oordeelt pedagoog Petrus de Raadt. "In schranderheid en snelheid van bevatting, in juistheid van oordeel, in sterkte van geheugen overtreft hij viervijfde van mijn dertig kinderen en staat met de besten gelijk(?)."
Pedagoog De Raadt's oordeel over zijn leerling was loffelijk, alleen vreesde hij dat gebrek aan zelfdiscipline een probleem zou kunnen vormen. Niettemin startte Jan Bastiaan in 1830 in Leiden als student in de rechten. Een jaar later koos hij een nieuwe studierichting: medicijnen. In de Leiden genoot hij volop van het studentenleven. In 1840 voltooit hij zijn medische studie cum laude.
Na zijn promotie vestigt hij zich als arts in zijn geboortestad Rotterdam, waar hij al spoedig een vooraanstaande positie krijgt. In 1848 wordt hij directeur van het Coolsingelziekenhuis. Later is hij in nog vele andere functies actief. Uit zijn dagboek blijkt dat hij al tijdens zijn studententijd regelmatig met zijn gezondheid tobt. Hij overlijdt op 51-jarige leeftijd, een jaar nadat hij de 28 kolommen tekst heeft opgeschreven, na een grote reis te hebben gemaakt door Europa om genezing te vinden, het heeft niet mogen baten.
Jan Bastiaan schreef zijn dagboek toen hij student was. Zijn aantekeningen laten zien dat hij geen vrolijke kijk op het leven had. Over zichzelf is hij weinig tevreden. Door feesten en dergelijke, maar ook door te weinig wilskracht komt hij weinig aan studeren toe. De maatschappij waarin hij leeft, is volgens hem verdorven. Dat maakt het leven er niet vrolijker op.
Nadat hij een tangverlossing had bijgewoond, schreef hij: "(...) afzigtelijk waarlijk, vuil en monsterachtig komt de mensch in de wereld (...en men ziet) hem even ellendig er van afscheid nemen ? Waarlijk de eeuwigheid moet het goedmaken anders was het leven juist niet verkieselijk."
Tot slot nog iets over de operatiekamer van het Coolsingelziekenhuis :
1851
Flexibele Operatietafel
Aanvankelijk werd gebruik gemaakt van deze, voor de chirurg, flexibele tafel, het kon alle kanten op. Molewater was er tevreden over, want door de ontdekking van een narcose d.m.v. chloroform, kon rustiger en minder snel worden geopereerd, zodat een "weinig vermoeiende houding" voor de chirurg belangrijk werd.
Begin 1852 werd in de operatiekamer een bank geplaatst ten behoeve van de leerlingen van de geneeskundige school die in deze ruimte behalve het aanschouwlijk, ook het theoretisch onderwijs in de heelkunde volgden. Oorspronkelijk was het plan geweest om deze lessen in de consultatiekamer te houden, maar aangezien de operatiekamer minder frequent werd gebruikt en ook de inrichting beter geschikt bleek te zijn, werd de ruimte als leslokaal ingericht.
Hetzelfde jaar verzocht Molewater om "gelegenheid tot meerdere toevoer van versche lucht in de operatiekamer", omdat de bestaande ventilatie onvoldoende was om de chloroformdampen uit het vertrek te verdrijven.
Nog in 1863 moest Molewater melding maken dat men zich in de operatiekamer "meer dan eens, hoofdzakelijk in den zomer, over groote en voor de geopereerden gevaarlijke benaauwdheid heeft te beklagen gehad". Pas in 1866 wordt gemeld dat in de operatiekamer "openslaande houten ramen" waren aangebracht, waardoor het euvel van de chloroform volledig kon worden weggenomen.
Mei 1873 werd voorgesteld om de achterzijde van het middengebouw van het Coolsingelziekenhuis zodanig te veranderen, dat op de derde etage een nieuwe operatiekamer kon worden ingericht, "die van alle zijden, ook van boven, licht kan ontvangen, hetgeen in de tegenwoordige operatiekamer niet het geval is en een bijna onmisbaar vereischte is". Dit verzoek kon echter, hoewel de kosten slechts op / 3000,- a / 3500,- waren begroot, om financiële redenen niet worden toegestaan.
Ook de verlichting bleef een probleem waarmee men tot het einde van de jaren negentig zou worstelen. Mede in verband met de gevaren en nadelen van het gaslicht werd bij voorkeur bij daglicht geopereerd; in de meeste operatieverslagen wordt het middaguur als operatietijd opgegeven.
1899
De operatiekamer van het Coolsingelziekenhuis
Klik hier voor de overige zorg verhalen |
---|
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|