Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Over het Privilege verleend aan Rotterdam op 25 Juli 1328

Rotterdam kreeg Stadsrechten op 7 Juni 1340, aldus o.m. dit verhaal:

Twaalf jaar daarvoor, op 25 Juli 1328, kreeg Rotterdam ook al een aantal privileges, aldus wat citaten op onze site:

Uit dit verhaal:

Nu werden in die jaren wel meer privileges aan o.m. Rotterdam verstrekt:

1328.

Privilege van Willem III aangaande de regeering.

1336

Privilege over de school en 't schrijfambacht.

1340.

Privilege over de rechtspleging.

1340.

Privilege over de vaart naar Ouderschie.

1340.

Quitantie wegens dit privilege.

1355.

Privilege over het verbeuren van het halve goed.

1357.

Privilege over het bode ambacht.

En in dit verhaal lezen we:

En in dit verhaal lezen we:

En in dit verhaal:

Kortom, tijd om eens wat aandacht te besteden aan het Privilege verleend aan Rotterdam op 25 Juli 1328:

In 1928 verscheen een zeer dik gedenkboek

Gedenkboek Rotterdam 1328 - 1928

waarin Dr. E. Wiersum het geheel nog eens samenvat.

Aad heeft een ex van het Gedenkboek Rotterdam 1328 - 1928
ooit eigendom geweest van de Bibliotheek van de Universiteit van Kaapstad...

Nu was Wiersum een zeer kritische man die zijn kritiek op allerlei gemeentelijke beslissingen niet voor zich hield, aldus bijv. dit verhaal:

wiersumpt

Stadsarchivaris E. Wiersum

1904 - 1935

In 1915 verscheen een boek van Archivaris Wiersum waarin hij, aan de hand van tekeningen van Briedé, een uitvoerige historische toelichting gaf op wat er in Rotterdam nog over was, op dat moment, dus in 1915, aan 17e eeuwse huizen.

In zijn inleiding kon hij niet laten en terecht, om met spijt en met een heel beleefde sneer uit te halen naar de afbrekers van Rotterdam, lees maar eens mee:

Zowel Unger, Wiersum en Hazewinkel waren werkzaam in dit gebouw van het Gemeentearchief Rotterdam aan de Mathenesserlaan:

garmathenesser

Het Gemeentearchief van Rotterdam

Mathenesserlaan

In het gebouw aan de Mathenesserlaan schreef Wiersum deze toch wat kritische verhandeling n.a.v. het verschijnen van het

Gedenkboek Rotterdam 1328 - 1928

In datzelfde Gedenkboek Rotterdam 1328 - 1928 schrijft Wiersum dus:

De betekenis van het Privilege van 25 Juli 1328

Daar de voorrechtsbrief, dien Graaf Willem III van Henegouwen in 1328 aan Rotterdam verleende, de aanleiding verleende, de aanleiding vormt tot het ontstaan van dit gedenkboek, past het allereerst met een enkel woord uiteen te zetten, wat die brief voor ons beteekent.

Dat hij verband zou houden met het ontstaan of de stichting van Rotterdam, is wel heelemaal uitgesloten. In geen geval mag men dan ook zeggen, dat Rotterdam dit jaar zijn 600-jarig bestaan zal herdenken. Hoe lang een plaats precies bestaat, is slechts heel zelden met volkomen zekerheid aan te toonen. Ja, toevallig hebben wij op eigen terrein een paar plaatsen, die een uitzondering op den regel vormen. Aan den rechteroever van de Maas: Delfshaven, dat zijn ontstaan te danken heeft aan het graven van de Delfshavensche Schie, waartoe Hertog Aelbrecht van Beieren in 1389 den Delvenaars vergunning verleende en waardoor hij den grondslag legde voor de nieuwe haven aan de Maas.

graafaelbrecht

Graaf Aelbrecht van Beieren

En aan den overkant der rivier: Charlois, dat door de indijking door den graaf van Charolois, den lateren Hertog Karel de Stoute, in 1460 een aanvang nam.

karekstoutrier

1473

Intocht van Karel de Stoute in Trier

Doch, zooals gezegd, dat zijn uitzonderingen en vooral voor nog vroegeren tijd, als de schriftelijke bronnen uiterst schaarsch zijn, is het ontstaan van een plaats bijna nooit tot een bepaald jaar terug te brengen. Van onze stad weten wij het althans niet. In 1283 komt de naam Rotterdam voor het eerst voor. Zonder eenigen twijfel moet de dam in de Rotte, die zijn naam aan de plaats gaf, dus toen reeds bestaan hebben, maar of daar toen reeds veel meer dan een klein gehucht aanwezig was, daaromtrent hebben wij geen zekerheid.

Toch moet in 1328 Rotterdam reeds ongeveer een halve eeuw bestaan hebben; in 1299, als de privilegebrief van dat jaar althans echt is, kwam het reeds in aanmerking om tot een stad te worden verheven en nog een kwart eeuw later is het reeds belangrijk uitgegroeid. Het 600-jarig bestaan van Rotterdam had, indien mogelijk, dus veel vroeger herdacht moeten worden.
De vraag, of Rotterdam al of niet in 1328 blijvend stadrecht heeft gekregen, kan mijns inziens moeilijk anders dan bevestigend beantwoord worden. Ik meen, dat het privilege van 1328 wel degelijk als verleening van stadrecht bedoeld is. Dat dit in den brief niet uitdrukkelijk vermeld wordt, vindt wellicht zijn oorzaak alleen daarin, dat de graaf den ambachtsheer Dirk Bokel, over wien straks meer, niet te kort wilde doen. Maar de vraag is gesteld:

Kan Rotterdam niet reeds in 1299 tot stad zijn verheven?

Of ook, aan den anderen kant, moeten wij niet tot 1340 wachten, het jaar, dat haar door Graaf Willem IV een veel uitvoeriger en nog in het Archief der Gemeente bewaarde privilegebrief werd geschonken?

Ook zonder absolute zekerheid omtrent de verleening van het stadrecht blijft het handvest van 1328 nog belangrijk genoeg om er een herdenking aan vast te knoopen, hetgeen wij hopen aan te toonen.

Eerst nog enkele woorden over den toestand van het oudste Rotterdam, van den tijd af, dat onze geschreven bronnen beginnen, tot het tijdstip, dat het privilege van 25 Juli 1328 tot stand kwam. Zooals reeds gezegd, hooren wij het eerst van Rotterdam in of om 1283 in een charter, waarbij de landsheer aan een zijner edelen het ambacht van Rubroek en dat van Rotterdam tot het midden van de Rotte in leen gaf.
Dit stuk heeft dus geen betrekking op het dorp Rotterdam, doch op het ambacht, d. w. z. het plattelandsch rechtsdistrict - voor den ambachtsheer door een afzonderlijken schout berecht en beheerd - waarin de plaats Rotterdam was gelegen. Die plaats zelf moet zich buitengewoon snel hebben uitgebreid, zoodat de landsheer haar nog, vóórdat de eeuw ten einde spoedde, reeds poortrecht kon schenken en vrijheid van tol voor haar ingezetenen in al zijn landen.
Maar deze beide privileges van 17 Maart 1299, ze mogen dan echt of onecht zijn, hebben door het spoedig overlijden van den betrokken landsheer (Jan I) geen effect gesorteerd en de stad in spe moest voorloopig in haar dorpsstaat berusten.

Als dorp mocht het er echter zijn. Wij hooren reeds spoedig van een parochiepaap en Rotterdam moet dus een parochie geweest zijn met een kerk en een pastoor. Bovendien was er een school en moet een secretaris in naam van den ambachtsheer - naast den schout, die de rechtszaken behandelde - er het administratief bestuur hebben uitgeoefend. Er stond een gasthuis op den Middeldam (Hoogstraat bij het Stadhuis), terwijl er een molen en waarschijnlijk ook reeds een waag was. In een der stukken wordt gesproken van de straat, wat een tamelijk aaneengebouwd complex huizen doet veronderstellen.
Zeker waren Visschersdijk, Middeldam, Oosteinde (oostelijk deel van de Hoogstraat ), 's Gravensteeg (Romeinsteeg) , Steiger, Lombardstraat en Oppert "open" bebouwd.

hofvanweena1400

vermoedelijk een fantasie tekening van het Hof van Weena,
zoals het eruit zou hebben gezien rond 1400

delfschepoort1670

1670

De Delftse Poort met links de Hofpoort

hofpoortje1704

1704

De Hofpoort

LINK

Aan den noordkant stond toen reeds het huis of hof te Weena, waaraan later de Hofpoort haar naam ontleende en thans nog het Hofplein de herinnering bewaart, terwijl ten westen der plaats zich het huis Bulgersteyn bevond.

bulgersteyn1300

slotbulgersteinrec

Twee spekulaties van Slot Bulgersteyn

LINK

De graaf belegde er samenkomsten met zijn edelen en vertoefde er zelf herhaaldelijk in een huis, dat een ingezetene, zijn "weert", voor hem ter beschikking hield.

Den indruk, dien wij van het toenmalige Rotterdam krijgen, is dus wel die van een welvarend havenplaatsje met één of meer steigers, dat, weliswaar nog klein van omvang, doch gunstig gelegen en goed bestuurd, in visscherij en veeteelt zijn hoofdbestaan vond.

Wat den groei der plaats wellicht eenigszins tegenhield, was dat haar territorium niet in één hand was; het westelijk gedeelte namelijk behoorde aan Dirk Bokel, den slotheer van Weena, het oostelijk gedeelte aan den graaf. En het is wel merkwaardig, dat in 1327, één jaar vóórdat de graaf zijn groote privilege aan Rotterdam zou geven, hij met Bokel een contract sloot, waarbij na diens dood zijn Rotterdamsch gebied, het ambacht van Rotterdamme en al het goed dat deze van hem houdt en gelegen is binnen dat ambacht met den (uiter)waard voor Rotterdamme en al de scoenesse (voordeelen) aan hem (den graaf) zouden vervallen.

En zoo verleende de graaf dan op St. Jacobsdag van 1328 aan Rotterdam den ons thans gemeenzaam geworden voorrechtsbrief, die waarschijnlijk, zoolang Bokel leefde, alleen voor het oostelijk deel heeft gegolden, maar in elk geval na diens dood, in of om 1335, stilzwijgend ook voor diens westelijk deel van toepassing werd.

Laten wij nu den inhoud van het privilege in bijzonderheden nagaan. Er werd thans voor Rotterdam een afzonderlijke schout aangesteld, die, in overleg met den baljuw van Schieland, uit de ingezetenen zeven gezworenen zou kiezen. Van nu af aan oefenden dezen in civiele en gewone crimineele zaken (vechten, mishandeling, mestrekken, enz.) rechtspraak uit.
Maar bovendien kregen deze gezworenen de bevoegdheid om met den baljuw en den schout keuren te maken op straten en stegen, heulen, op- en afritten van bruggen, maten en gewichten, vuur en licht, dus politierecht uit te oefenen, verder handelsgeschillen te berechten en toezicht op de behandeling van vreemdelingen. Ook hadden zij met baljuw en schout te zorgen voor het onderhoud van de haven. Zij waren dus niet alleen rechters, doch tegelijk brandmeesters en opzichters van publieke werken.

Nu kon onder een eigen bestuur de plaats haar toekomst rustig tegemoet gaan, nu begint de lange lijst van haar regenten, door het latere privilege van 1340 in het geheel niet onderbroken, doch alleen gewijzigd en uitgebreid, nu vangt haar eigenlijk zelfstandig bestaan aan. En dit is op zichzelf na zes eeuwen een herdenking stellig waard.

Dat die herdenking wat meer dan oppervlakkig zou worden, daartoe hebben de samenstellers van dit Gedenkboek door hun arbeid trachten mede te werken.

En ongetwijfeld dankzij Wiersum beschikken we nu op onze site ook over de tekst van het Privilege van 25 Juli 1328:






Met dank aan en toestemming van Ruud Bruijns publiceren wij graag dit wat Ruud Bruijns heeft geschreven over

Namens Ruud Bruijns verwijzen we hier graag ook naar de volgende site:

http://www.zannekin.org

In het Zannekin jaarboek 2006 heeft Ruud Bruijns ook een groot artikel geschreven over de bijdrage van de Waalse geuzen aan de Opstand.

Meer over de geuzen en dan vooral Bossu kun je terugvinden in ons verhaal

1 April 1572 Van Den Briel trok Bossu naar Rotterdam

waar we ook weer de Zannelin link herhalen.





Klik hier voor de overige Rotterdamse geschiedenis verhalen op onze site,
een kleine selektie slechts....





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

9 Maart 2007