(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Graaf Willem III heeft zich de bijnaam van De Goede verworven.
LINK
Zijn opvolger, Graaf Willem IV, de Graaf die in 1340 aan Rotterdam stadsrechten verleende, kreeg ook een bijnaam. Maar die was niet zo mooi: de Franse koning noemde hem de woedende gek
In het jaar 1328 verleende de Goede Graaf Willem III Rotterdam een handvest, (LINK) waarbij het de schout werd toegestaan, uit de ingezetenen zeven gezworenen te kiezen tot het berechten van niet al te zware misdrijven. De markt van Rotterdam en de handel maakten dit nodig. Inmiddels duurde het toch nog tot 1340, voor de volgende Graaf - zoon Willem IV, Rotterdam een nog grotere zelfstandigheid tegenover de verschillende magistraten verleende, o.a. tegenover de baljuw van Schieland.
Het Privilege van de Stad Rotterdam, AD 7 Juni 1340
In 1328 was het gebied van Rotterdam dubbel zoo groot gemaakt. De delta van de Rotte kwam er bij. Langs de verschillende waterlopen werden dijkjes aangelegd, waarop men huizen bouwde en zoo ontstonden verschillende straten.
Het vergrote Rotterdam kreeg met het handvest van 1328 het recht, bepalingen vast te stellen in verband met de bebouwing. Hierbij speelden de voorschriften ten aanzien van vuur en licht een grote rol. In elke Middeleeuwse stad, en dus ook in Rotterdam, was vuur de grootste vijand. Rotterdam is dan ook herhaaldelijk door brand geteisterd. Verder konden maten en gewichten worden voorgeschreven en konden de schout en de gezworenen voor de kleinere misdrijven boeten opleggen.
Voor de zwaardere misdrijven moest men zich om recht tot de baljuw van Schieland blijven wenden.
Het toezicht op de haven was aan baljuw, schout en gezworenen opgedragen, waarbij het hoogheemraadschap van Schieland het oppertoezicht had. Rotterdam mocht hier niets zelf bedisselen, in tegenstelling tot Schiedam, dat reeds stadsrecht bezat, toen de hogere waterstaatsbesturen nog niet georganiseerd waren.
De zeven gezworenen zijn feitelijk de eerste vrije bestuurders, of vroede vaderen, van Rotterdam geweest. Ze waren rechters, opzichters van openbare werken en brandmeesters tegelijk. De namen van slechts drie gezworenen, die de voorgangers waren van veel opvolgers, zijn voor ons bewaard gebleven. Het zijn Dirc Rotterdammer, Doede Arnouds Sniderssoon en Florens, broer van heer Diederik van Bokel. Deze Florens was schout en een min of meer adellijk heer, als onechte broer van de Heer van Weena. Dat hij tot gezworene werd gekozen, kan wel als bewijs gelden, dat Rotterdam nog slechts weinig vooraanstaande burgers telde, geschikt voor het nieuwe en verantwoordelijke ambt.Van enkele burgers uit die tijd zijn de namen eveneens bewaard gebleven. Het waren Aelwijn die Snider, Henric die Visker, Hannekyn die Mandemaker , Doede Aernd Smids, Hugo die Linnemaeker, Adaem en Ghillekyn die Marseman, Aernd die Blokemaeker. Allemaal geboren en getogen Rotterdammers...met een duidelijk beroep. Een zekere Jan van Marland en Alyd van Strien waren vermoedelijk van buiten Rotterdam afkomstig.
Op de kaart zien we de dam in de Rotte. Als we de Rotte volgen naar het noorden, zien we net boven de bocht naar rechts een kasteel liggen, helemaal omgeven door een vierkant water. Het kasteel had de naam Het Hof van Weena.
Als je nog beter zou kijken, zul je zien dat Het Hof van Weena aan een zijtak van de Rotte ligt, die zijtak heette de Leuve en daar komt de naam Leuvehaven vandaan.
vermoedelijk een fantasie tekening van het Hof van Weena,
zoals het eruit zou hebben gezien rond 1400
Weena is mogelijk vernoemd naar een Germaanse vrouwennaam. Het Hof van Weena stamt waarschijnlijk uit 1100 en werd, denkt men, gebouwd door Jacob van Wassenaar die later zijn naam wijzigde, aldus de overlevering, in Boekel of Beukel. Een van zijn nakomelingen heeft dus de Beukelsdijk aangelegd.
Op het Hof van Weena werd recht gesproken, dus daar kwam je maar liever niet. Rechters in de Middeleeuwen werden zoo belangrijk geacht dat zij speciale privileges hadden, nou de Heeren van de Vierschaar van het Hof van Weena hadden wel een heel uniek privilege : speciaal voor hen werd een aparte toegang tot de stad gemaakt : (je raadt het al) de Hofpoort. Iedereen mocht er door heen, maar ZIJ hadden wel een eigen sleutel, handig voor 's avonds of zoo........en natuurlijk was het ook een hele snelle vluchtroute voor de Heeren
Een bekende Heer van Weena was Dirk Beukel , hij hielp mee met de verovering van Zierikzee toen dit bezet was door, laten we maar zeggen, de Vlamingen. Als beloning werd zijn Hof van Weena vereerd met een bezoek van Graaf Willem IV en dus een link waard.
Graaf Willem IV
Voor het Schielandshuis werd in 1990 een standbeeld geplaatst van Graaf Willem IV, de man die op 7 juni 1340 aan Rotterdam stadsrechten verleende.
Dirk Beukel kreeg zelfs toestemming om zijn wapen te verenigen met die van Holland en Henegouwen. En zoo is waarschijnlijk het wapen van Rotterdam ontstaan, het groene veld van Weena in kombinatie met de grafelijke leeuwen. (LINK)
Er zijn ook nog andere Rotterdamse namen bewaard: Claes die Pynlike. Hopelijk troost gevonden bij Clais die Condighe, waarschijnlijk een heelmeester, die wel een tijdje voor zijn patiënt gestorven is.
Rotterdam had ook zijn patriciërs. In de oude boeken komt Jonkheer Willem van der Borgh voor. Van de schouten staan Costyn Gheerlofs en Jan van den Bergh vermeld. Van hun daden is niets bekend en evenmin hebben hun rakkers iets gedaan, dat het vermelden waard geacht werd.
In 1340 werd dus het stadsrecht aanzienlijk uitgebreid. De gezworenen kregen de officiele naam van schepenen. Van hun vonnissen was geen hoger beroep mogelijk, zelfs niet bij de Graaf. De zware misdrijven moesten nog door de Graaf zelf berecht worden, maar hiervoor kon hij een vertegenwoordiger en zelfs de schepenen aanwijzen. Naast de gezworenen werden twee raadsmannen aangesteld, die voornamelijk het beheer over de geldmiddelen hadden en later de titel van burgemeesteren kregen. Aangezien ze alles over het geld te zeggen hadden, werd hun ambt, evenals elders, al snel het voornaamste en invloedrijkste. Dit was in Rotterdam, als betrekkelijk nieuwe stad, meer dan in andere, oudere steden het geval, omdat de raadslieden door de Graaf werden aangewezen. In de oudere steden geschiedde dit door de schepenen.
Tot de voorrechten, die in 1340 verleend werden behoorde ook het belangrijke vrijdom van tol, die het mogelijk maakte, dat Rotterdamsche schepen vrij voorbij Dordrecht, Moordrecht, Ammerstol, Sliedrecht en Geervliet mochten varen. Verder mocht de stad twee vrije jaarmarkten houden, die elk acht dagen konden duren en waarvoor men zelf het tijdstip mocht vaststellen. Een van deze jaarmarkten, waarvoor Sint Laurensdag als inzet werd gekozen, is tot in de 20e eeuw als de Rotterdamse kermis blijven voortbestaan.
Slot citaat uit dit verhaal:
In Rotterdam werd de kermis ooit gevierd op de eerstvolgende Zondag na St. Laurentiusdag, traditioneel op 10 Augustus.
Wanneer de Rotterdammers haere parochie- ende hooffdkerke ter eere van den Salvator of den Zaligmaker bouwden, hebben sy het hooge altaer ter gedachtenisse van den nu genoemden overwinnenden Laurens of den Laurierdraeger ingewyet, geheyligt ende ingehuld, daertoe gebruykende alle de plechtelyke ende itelyke ceremoniën van die tijd, ende hebben volgens de ordonnantie van het huys Israels vastgestelt dat den dag van de inwydinghe des altaers by haere tyden, Jaer aen Jaer soude onderhouden werden.
De Rotterdammer kermisse was van uuds door publique autoriteyt geordonneert op den naestvolgenden Sondag nae St. Laurensdag, welke als patroon deser stad feestelijk geviert wierd op den 10en van de maend Augustus.
Onderwylen isser eenmael voorgevallen datter eene sluyse in den dijk gerepareert moste werden, dewelke soo haest niet kunnende opgemaekt sijn om den ommegang ende de schutterie van St. Sebastiaensdoele overgang te verleenen, soo is de kermisse voor die mael acht dagen opgeschorst, welke by volgende jaeren, uyt eene gewoonte in eene wet verandert is.
Laurens gaf doenmaels den naem aen kerk, aen kermis, aen poorten en toornen, even gelijk naemaels den Prince van Orangne de Princestraet, het Princenhof, de Princekerk ende meer andere plaetsen benaemde. Men hoorde by ouds niet anders noemen als St. Laurenskerk, St. Laurenskerkstraet, St. Laurenstoorn, staende doenmaels aen het eynde van de Hooffdsteeg, St. Laurenspoort, dese was de groote Hooffdpoort ende soo voorts.
De Oude Hoofdpoort of St. Laurenspoort (1660)
LINK
En dan eindigt het met weer zoo'n mooi gedicht uit weer 1658:
St. Laurens met sijn grooten rooster
Stond overal als Rottes trooster
Tja, en dan vind je dit, wat alles verklaart, ook van dat rooster....
Op de prent een Middeleeuwse voorstelling van de Marteldood van Sint Laurens, gedood door de hitte van het vuur.
In de derde eeuw na Christus (dus nog in de tijd dat Christenen werden vervolgd) vaardigde Keizer Valerianus een bul uit die inhield dat geestelijken, die geen afstand wilden doen van hun overtuiging, werden onthoofd.
Ook Sint Laurens, diaken (ook nu nog heeft een diaken de verantwoording voor de Kerk financien) te Rome en vertrouwensman van paus Sixtus II, kon niet ontsnappen aan deze fanatieke heksenjacht. Hij werd opgepakt en volgens de overlevering berecht in de tempel van Antonius en Faustina op het Forum Romanum.
Bij zijn gevangenneming eiste de rechter dat hij het vermogen van de kerk, dat hij beheerde, zou afstaan. Daarop toonde Laurens de armen en de zieken voor wie hij als diaken zorgde met de woorden:
Zie daar de ware schatten van de kerk
Laurens onderging de vuurdood en werd op 9 augustus 258 onthoofd. Dat lichaamsdeel bevindt zich thans in de San Lorenzo in Florence.
Volgens een legende redt Laurens nu elke zondag één ziel uit het vagevuur.
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|