Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De geschiedenis van het apothekers gilde van Rotterdam

Dit verhaal is een onderdeel van het verhaal

De geschiedenis van de gilden van Rotterdam




We beginnen met een prent van Apotheek De Romeyn uit Rotterdam AD 1790:

apotheekromein

Rechts op de hoek aan het huis het beeld van

De Romeyn

Apotheek van Rotterdam


Op de achtergrond de Soetenbrug

rechts van de Soetenbrug de Zeevismarkt

rechts aan de overkant van de Blaak de Lutherse Kerk

Een prima lokatie, zelfs vandaag nog terug te vinden:

Citaat uit dit verhaal:

De Soetenbrug bestaat dus nog steeds......

En natuurlijk ook wat fraaie prenten van de Zeevismarkt, uit dit verhaal:

Ook van die brug op de prent uit 1772 weten we natuurlijk meer, uit dit verhaal:



Na weer heerlijk afgedwaald te zijn, gaan we weer terug naar onze Apotheek De Romeyn en het Apothekersgilde van Rotterdam. Nog 1 intermezzo dan, er was vroeger ook een Herberg de Romeijn, (LINK), een beetje verwarrend.....

herbergromeijn1800

1800

Stadsherberg De Romeijn, net buiten de Delftsche Poort

Ervoor de trekschuit naar Delft, aan het huis links naast De Romeijn de vertrekbel

Stadsherberg De Romeijn stond op de plaats waar nu de Hofplein fontein spuit

LINK

In 1603 werd in verband met een pestepidemie in Rotterdam een stadsapotheek opgericht voor het Gasthuis, vermoedelijk de oudste apotheek van Nederland.

Uit ons ziekenhuizen verhaal: De apothekers vormden aanvankelijk met de barbiers en chirurgijns één gilde, namelijk het Cosmos- en Damianus-gilde. Pas in het midden van de 17de eeuw treden de apothekers als afzonderlijk gilde op.

Van 1649 / 1650 dateert de oudst bekende keur op het gilde en dit jaartal komt overeen met de oudste benoeming van dekens en hoofdlieden. Volgens het naamregister in het gilde-archief waren in 1650 dekens de bekende dokter Jacobus de Back en zijn collega, de vooral ook op ander gebied niet minder gerenommeerde Daniel Joncktijs, terwijl als hoofdmannen fungeerden de apothekers Pieter Mannis, Cornelis Bisschop en Vincent Uyttermeer.
Tevens stonden toen Burgemeesteren het gilde een afzonderlijk vergaderingslokaal toe. Immers den 24sten Februari 1649 consenteerden zij aan de hoofdlieden van het gilde om hunne vergaderingen te houden twee keer per week op de kamer van assurantie binnen deze stad, mits dat dit geschieden zou zonder "incommoditeyt" van de anderen, die daar hunne vergaderingen hielden. Dit was op de Oude Hoofdpoort.

oudehoofdpoort1660

De Oude Hoofdpoort of St. Laurenspoort (1660)

LINK

Later schijnen de Apothekers vergaderd te hebben op de Boterhal en daarna op de kamer van het Waterrecht, volgens besluit van Burgemeester en Regeerders van 11 Febr. 1683.

Uit ons Oude Kerken van Rotterdam verhaal: Bij de oudste keur dan van 1649 werd bepaald, dat niemand een apothekerswinkel zou mogen houden zonder poorter te zijn.
Verder moesten alle apothekers onder eede beloven, dat zij hunne medicamenten getrouwelijk en naar hun beste weten bereiden en uitleveren zullen. Van de medicamenten, die in elke apotheek aanwezig moesten zijn, werd een uitvoerige lijst samengesteld en deze achter de keur afgedrukt.

Tot lid van het gilde zou niemand worden benoemd, tenzij hij zijn examen en proef gedaan had; om tot deze proef te worden toegelaten, moest de candidaat kunnen aantoonen, dat hij drie jaar achtereen als knecht bij een meester in den winkel, gediend had, en ook dat hij de recepten en voorschriften der doktoren lezen en verstaan kon.
Was hij dan eindelijk tot de proef toegelaten, dan moest hij in het bereiden van allerlei geneesmiddelen, zoowel simpele als gecomponeerde, zijn kunst vertoonen.
Ging het goed, dan werd hij als gildebroeder aangenomen. In het andere geval evenwel, indien 't geviel, dat de proeve wierd vuyl geschouwen, zoo zal den requirant een jaar en zes weken stil moeten zijn, eer hij zal vermogen de proeve te hervatten.

gildeapotheek

Eind 17e eeuwse Apotheek in Rotterdam

Verder zal niemand een apothekerswinkel mogen opzetten of apothekerswaren verkoopen uitgezonderd de drogisten, die nochtans geen recepten zullen mogen bereiden, zonder als lid van het gilde te zijn aangenomen.

In de overige artikelen worden bepalingen gemaakt omtrent meesterknechten en leerjongens en over de visitatie der apotheken door dekens en hoofdlieden viermaal in het jaar of naar omstandigheden zelfs vaker. De recepten der doctoren, de ordonnantien, zooals men destijds zei, moesten tenminste twee maand lang aan den haek hangen en desgewenscht aan de doctoren vertoond worden.

Om concurrentie met de geneesheeren te weren, werd den apothekers het ziekenbezoek of het toedienen van geneesmiddelen, zonder toestemming van dezen, ten strengste verboden.
Ook mochten zij geen fontanellen zetten, pleysters en pappen leggen of iets diergelijks, kortom niets doen wat den schijn zou hebben dat zij zich in 't ampt der chirurgijns zouden willen steken.
Evenmin zullen de praktizijns de praktijk der medicijnen mosren uitoefenen, zonder eerst hun promotiebrief aan dekens en hoofdlieden van het apothekersgilde vertoond te hebben.

De laatste artikels hebben betrekking op het toezicht op het nakomen der keur. Zoo luidt het 23ste artikel aldus:

Ende opdat deze ordonnantie wel geobserveert ende het gilde in goede ordre mocht gehouden werden, zijn daerover gestelt uyt de doctores twee tot dekens, te weten de heer dr. Daniel Joncktijs, schepen deser stadt, ende Jacobus de Back, desselfs stadtsdoctor (zonder nochtans meer dan andere doctoren onder 't gilde begrepen te zijn) ende uyt de apothekers drie tot hoofdluyden

In 1707 werd deze keur gewijzigd en aangevuld, terwijl 10 jaar later, den 24sten April 1717, nogmaals een veel uitgebreider keur, bestaande uit 56 artikelen, na voorafgaand klokgelui van het raadhuis werd afgekondigd.

stadhuis1675

Het Stadhuis van Rotterdam in 1675

Wij nemen hieruit alleen het formulier over van den eed, die bij admissie tot het gilde in handen van burgemeesteren moest worden afgelegd. Het luidt aldus:

Ik belove en swere,dat ik alle medicamenten na den inhoud van de lijst, bij de Heeren van de Wet gemaekt ot nog te maken, en na den inhoud van de Ordonnantiën, die mij sullen werden vertoont, in alle opregtigheid met goede ingrediënten sal bereyden.
Dat ik aen geene doctoren eenige vereeringen, recognitien, of renumeratien sal geven, om daerdoor neringe te bekomen of bekomen neringe te erkennen.
En dat ik ook aen geene doctoren part in de winst sal geven.

Soo waerlijk heipe mij God Almagtig!


Bij de oudste keur was bepaald, dat een leertijd van drie jaar, onverschillig waar, voldoende was voor een kandidaat-gildebroeder om tot de proef te worden toegelaten. Het gevolg was, dat velen werden toegelaten, die elders hun leerjaren hadden doorgebracht; maar toen dekens en hoofdlieden hiertegen rekwestreerden, werd een leertijd binnen de stad verplichtend gesteld en ook in de nieuwe keur van 1717 werd een proeftijd op een winkel binnen deze stad gehandhaafd, doch in een volgend artikel werd voor een meesterknecht, van buiten komende, de helft van den proeftijd voldoende geacht.

Ook voor buitenlandsche diploma's was men niet zeer gunstig gestemd. Toen in 1786 de chirurg Ten Haeff met het diploma van de Academie van St. Andreas in Schotland door de apothekers als doctor wenschte te worden erkend, maakten dezen bezwaar zijn doctorale bul als voldoende te rekenen en hunne houding in dezen werd door het stads bestuur in alle opzichten geapprobeerd. Waarschijnlijk zal ook de vrijheid der geneesheeren, door de oude keur van 1519 hun gelaten, om hunne medicijnen buiten de stad te doen bereiden, later vervallen zijn.

Een ander voorschrift van het stedelijk bestuur, dat voortaan niemand tegelijk als dokter, apotheker, chirurgijn, chemist of drogist zou mogen fungeeren, dan zij, die thans dit voorrecht bezitten, is wellicht niet steeds getrouw nageleefd.

De getuigschriften van de toegelaten apothekers waren natuurlijk deftig in het Latijn gesteld en voorzien van het gedrukte zegel van het gilde, met het jaartal 1650 en waarvan het randschrift luidt: "Potentia nobis herbarum subjecta" dat wil zeggen:

De kracht der kruiden is aan ons onderworpen

Onderscheidene van dergelijke formulieren zijn nog in het Archief der Gemeente voorhanden, één exemplaar zelfs ingevuld, namelijk voor den eerzamen jongeling Carolum Godefredum Reynhout, met als leermeester Leonardus van der Straal, AD 1781.





Klik hier voor de overige Rotterdamse geschiedenis verhalen op onze site,
een kleine selektie slechts....







Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

16 December 2003