Op een van zijn speurtochten in antiquariaten ergens buiten Rotterdam, liep Aad op tegen een verzameling Mededelingen n.a.v. de restauratie van de Groote of St. Laurenskerk van Rotterdam na WOII, kompleet met een 33-toeren orgelconcert grammofoonplaatje.
Deze bundel mededelingen, geschreven in de jaren '50 en '60 is natuurlijk zeer uniek, zoo uniek dat we er voor onze site wat uit gaan laten zien.
Gecommitteerden tot de zaken der Ned. Hervormde Gemeente te Rotterdam
hebben de eer U het navolgende te berichten
Kerstmis 1967
Aan hen die bijdragen voor de restauratie van de Groote of St. Laurenskerk van Rotterdam
Twintigste Mededeling over het verloop van de werkzaamheden
Plattegrond van de Groote of St. Laurenskerk te Rotterdam, na de restauratie
Grafmonument Witte de With
Op deze schitterende plattegrond van de St. Laurenskerk van Rotterdam, kunnen we ook de grafmonumenten van Witte de With, (gaan we het in dit verhaal ook over hebben), Cortenaer en Van Brakel ontdekken, ook daar komen we een keer op terug. Net als op het Koorhek en wie weet, ook het orgel.....
Maar je wilt toch alvast iets meer weten van Witte de With, doen we er toch vast dit citaat bij uit ons Diemer en zijn krant De Rotterdammer verhaal:
Bij Witte de With moest Aad ook toen al altijd denken aan dat mooie beeld in de St.Laurenskerk, citaat uit dit verhaal :
We beginnen met een citaat uit ons St. Laurenskerk verhaal :
Zoo werden er begraven Aert van Nes, rechterhand van De Ruyter, Cornelis Matelieff de Jonge, een der grondleggers van het Nederlandsch bewind in Insulinde, overwinnaar der Portugeezen en later burgemeester van Rotterdam, Jacob van Heemskerck, Mooy Lambert Hendriksz., Witte de With en Johan van Brakel, evenals de vrouw van Piet Heyn.
Mooy Lambert had de Rotterdamse Admiraliteit op de Maze bijna 40 jaar gediend en kreeg pas toen een vaste aanstelling...
Mooy Lambert was toen 74 jaar.
Gelukkig kreeg Mooy Lambert wel een mooi grafzerk met inscriptie in de St. Laurenskerk:
Hier leidt in 't graf een held manhaft
Mooy Lambert Hendrikszoon
Die in zijn tijd tot Spanjaars spijt
Haar trots heeft 't hoofd geboon
Zijn deftigheid was ook verbreid
Onder de Turkse natie
Die hij dikwijls met zijn metaal
Verwon in korten spacie (tijd)
En natuurlijk ook iets over Witte de With, uit dit verhaal duiken we deze foto met tekst op van zijn praalgraf :
Een dier liggende figuren, van
den Nederlandschen admiraal Witte de With, vervaardigd door Pieter Rijcx,
is er nog tamelijk goed afgekomen.
Den Admiraal Witte de With,
gered en geborgen in Boymans
Mogelijk dat niet iedere (ex) Rotterdammer meer weet, wie nu die Witte de With was : Witte Cornelisz de With (hij leefde van 1599 tot 1658) was Admiraal van de vloot naast iemand als Michiel de Ruyter. Witte de With sneuvelde in de oorlog tegen Zweden, dat Denemarken wilde veroveren, in de Slag in de Sont. Een strategische doorgang naar de Oostzee, de Staten-Generaal wilde absoluut niet dat de beide oevers van de Sont in handen van de Zweden kwamen, Witte de With heeft dit inderdaad voorkomen, maar sneuvelde hierbij op 8 November 1658.
Witte de With
Witte Corneliszn de With is ook een bekende uit de geschiedenis van de WIC.
Witte Corneliszn de With was ook bevelhebber van een gammele vloot die in 1649 namens de WIC bij Rio de Janeiro een aantal suikerschepen wilde kapen. Die gammele vloot en een muiterij dwong hem terug te keren naar Recife, tegen de wil in van de WIC ging Witte Corneliszn de With zelfs weer terug naar de Republiek. Daar werd hij door de Staten-Generaal aangeklaagd wegens insubordinatie....., maar werd vervolgens vrijgesproken, want men had Witte Corneliszn de With te hard nodig....
Voegen we er ook maar meteen nog deze grafschriften aan toe, uit ons rijmpjes verhaal :
Op het grafmonument van Jan van Brakel in de St. Laurenskerk :
Door ketens, donder, lood en staal en bliksemstralen
Te vliegen, en een roof op 's vijands gronde te haalen
Was Brakels werk, die zijn triomf rukte uit de brand
Zijn naam en krijgsdeugd ciert zijn graf en vaderland
Op het grafmonument van Cortenaer in de St. Laurenskerk :
De Heldt der Maes, Verminckt aen oog en rechterhandt
En echter 't oog van 't roer, de vuyst van 't Vaderlandt
De groote Cortenaer, de schrik van 's vijands vlooten
D' ontsluyter van de Sondt leyt in dit graf beslooten
Cornelis Matelieff de Jonge
Nu we toch bezig zijn, doen we ook nog dit erbij over Cornelis Matelieff de Jonge, uit zijn verhaal:
Gauw maar beginnen met een biografie van Cornelis Matelieff de Jonge :
Cornelis Matelieff de Jonge,
Die Malacca heeft besprongen
's Konings vloot gebracht te schant
9 galioenen genomen en verbrant
De Ternatanen waren verdreven
Wederom haer lant in gegeven.
Wasaldaer admirael en hier Staten Generael
Oock Burgemeester deser stede
Raet en vroetschap mede
is den 17 October 1632 overleden alhier begraven in vreden
Dit opschrift van een grafzerk buiten de St.Laurenskerk herinnert nog aan Cornelis Matelieff de Jonge, evenals Johan van der Veeken, één van de eerste Rotterdamse bewindhebbers van de VOC.
Zijn vader was een welvarende Rotterdamse schipper en zijn moeder, Aefje Claesdr. van der Horst, behoorde, met twee broers die in de Rotterdamse Vroedschap zitting hadden, tot een aanzienlijke familie.
Cornelis zelf was koopman en later lid van de Vroedschap, maar kreeg vooral grote bekendheid als admiraal van een vloot van elf schepen met 1400 koppen, die in 1605 naar Indië vertrok om de Portugezen te bestrijden. Het was de tweede vloot die onder VOC-bestuur werd uitgezonden.
Na terugkeer in 1608 zette hij zijn bevindingen op papier en gaf hij beleidsadviezen in vier omvangrijke memories of 'discoursen' aan de Heren XVII en aan Johan van Oldenbarnevelt.
Cornelis Matelieff maakte na 1608 geen andere reizen meer naar Indië, maar vestigde zich in Rotterdam. Hij trad in het huwelijk en kocht bezittingen aan de zuidzijde van de Nieuwehaven. Ook werd hij schepen, vroedschap en twee jaar burgemeester van Rotterdam.
Zijn benoeming tot lid van de Staten-Generaal in 1625 was slechts van korte duur omdat hij na een halfjaar voor particuliere zaken naar Warschau vertrok en men in zijn plaats een ander benoemde toen hij na zeven maanden nog niet terug was.
We besluiten met wat prenten :
Belegering van Malakka door Cornelis Matelieff de Jonge
Titelblad
Historiale ende ware Beschrijvinge vande reyse des Admiraels Cornelis Matelieff
1608
Belegering van Malakka door Cornelis Matelieff de Jonge
De troepen gaan aan land
1608
Tijdens de bijbehorende zeeslag tegen de Portugezen sneuvelde o.m. Jacob Quackernaeck, de beroemde Kapitein van het uit Rotterdam vertrokken schip De Liefde, het eerste VOC schip dat eigenlijk per ongeluk in Japan belandde: LINK
De grafzerk van Cornelis Matelieff de Jonge
buiten de St. Laurenskerk
Later vonden we in de Twaalfde Mededeling (Kerstmis 1958) dit nog over het Grafmonument van Witte de With in de St. Laurenskerk van Rotterdam:
Het geheel herstelde Praalgraf van Witte Corneliszoon de With
St. Laurenskerk Rotterdam
Op 8 November 1958 is in de Grote Kerk de driehonderdste verjaring herdacht van de sterfdag van Witte Corneliszoon de With, vice-admiraal van Holland en West Friesland, die in 1658 op die datum sneuvelde in de zeeslag in de Sont. Deze plechtige herdenking, geïnstigeerd door het Historisch Genootschap "Roterodamum", kon plaats vinden bij het weder herstelde
grafmonument van de vlootvoogd.
Dit grafmonument werd destijds op 's lands kosten uitgevoerd naar een ontwerp van Jacob Lois. Het beeldhouwwerk werd verzorgd door Pieter Rijcx.
Jacob Lois was de zoon van Adriaan Lois, blauwverver te dezer stede en Susanna
Cornelisd. De geboortedatum is evenwel niet bekend. De familie stond ongetwijfeld in aanzien.
In de analen komt Lois voor als luitenant der burgerij (1652-1654), als kapitein der burgerij (1654-1663), als regent van het weeshuis (1653-1654) en ten slotte als schepen (1664-1665).
Op 31 Augustus 1649 huwde hij te Rotterdam met Eva van Minnebeek. Er waren zeven kinderen, waarvan enkele klaarblijkelijk vroeg gestorven zijn.
Jacob Lois bouwde in 1662 het Gemeenlandshuis van Schieland, thans Historisch Museum,
wat hem een blijvende vermaardheid als bouwmeester geschonken heeft.
Citaat uit dit verhaal:
Voormalig Gemeenelandshuis van Schieland.
(het oude Museum Boymans). (1662 - 1665)
Schielandshuis
LINK
Als gids in dit verhaal moet Aad nu natuurlijk even wat vertellen over het Schielandshuis en Boijmans en Van Beuningen :
Het Schielandshuis werd gebouwd zoo rond 1665, in opdracht van het hoogheemraadschap van Schieland. Tot in de 19e eeuw fungeerde het als ontvangst-, logeer- en vergaderruimte van het polderbestuur. In 1864 liep het gebouw ernstige schade op ten gevolge van een brand.
In 1841 kocht de gemeente Rotterdam het pand om het als een museum in te richten. Men had echter niet veel om te laten zien, gelukkig kwam er toen een toezegging vanuit Utrecht dat de verzamelaar F.J.O. Boijmans zijn collectie wilde legateren aan de gemeente Rotterdam mits zijn naam aan het museum gegeven zou worden en aldus werd besloten. In 1849 werd dus in het Schielandshuis het Museum Boijmans geopend.
Uit de nalatenschap van D.G. van Beuningen (1877-1955, de Rotterdamse directeur van de SHV) werd de collektie aanzienlijk uitgebreid.
Van de geplande restauratie in 1938 zou niet veel terecht komen, na de oorlog lagen de prioriteiten natuurlijk ergens anders, ook al omdat het gebouw op 14 mei 1940 nauwelijks was beschadigd.
Het enig overgebleven 17e eeuwse Rotterdamse gebouw werd in de jaren '70 gerestaureerd en in 1986 officieel heropend.
Voorts schreef Jacob Lois een kroniek 1270-1671, welke eerst veel later (1746) te Delft op naam van zijn broeder Samuel is uitgegeven.
Jacob Lois werd op 5 September 1676 in de Grote Kerk begraven.
Pieter Rijcx, die bekend staat als de beeldhouwer van het grafmonument van Witte de With, werd omstreeks 1630 in Brugge geboren. Na volbrachte leertijd liet hij zich in 1658 als Mr. Beelthouwer inschrijven bij het St. Lucasgilde te Delft, waar hij als stadssteenhouwer bij de werkzaamheden aan het Stadhuis betrokken was en ook aan andere bouwwerken belangrijk werk uitvoerde.
In 1660 huwde hij te Amsterdam met Aeltje de Lange en kort daarna, 1663, vestigde hij zich te Rotterdam, waar hij in 1665 het huis van zijn collega Matthijs Constant kocht aan de Wijnhaven zuidzijde, naast het pand Noordzee, welk laatste recht over de kleine Wijnbrug gelegen was.
In het huis aan de Wijnhaven werden tussen 1665 en 1672 drie kinderen geboren, die de doop ontvingen in de R.K. Kerk aan de Slijkvaart en allen jong stierven. Rijcx zelf stierf in 1674 en werd op 19 Maart in de Waalse kerk begraven. Zijn weduwe Aleida de Lange vertrok weder naar haar geboortestad Amsterdam, waar zij op 4 Januari 1681 in de Oude Kerk haar laatste rustplaats vond.
Reeds voor zijn komst naar Rotterdam schijnt Rijcx hier een zekere bekendheid als bekwaam vakman genoten te hebben, want al spoedig is hij in zijn nieuwe woonplaats daadwerkeIijk aan de slag. In 1668 komt hij voor als hoofdman van het St. Lucasgilde en eveneens in 1672.
Zijn eerste belangrijke werk hier was, naar wordt aangenomen, de opdracht die hij ontving van de Regenten van het Gereformeerd Burger Weeshuis als gevolg van hun besluit in 1663 om ter meerdere luister van de nieuwe westervleugel van het huis, naar gebruik van hun tijd, hun wapens en die hunner echtgenoten te doen aanbrengen.
Citaat uit ons Weeshuis van Rotterdam verhaal:
Een breede betegelde vestibule achter den hoofdingang voerde door een dergelijken versierden hardsteenen ingang naar den grooten binnenhof. Ook deze rondboogingang was omgeven door pilasters en door een kroonlijst afgedekt. Het fries van deze lijst vermeldde de eerste steenlegging van dit Oosterpand.
Boven de kroonlijst was in een nisvorm een groep allegorische figuren aangebracht, voorstellende de Opvoeding, de Godsvrucht en de Mededeelzaamheid. Boven de middelste zittende figuur stond in het Hebreeuwsch "Jehova" en onder het linker figuur ,,Alpha en Omega", de eerste en laatste letter van het Grieksche alphabet.
Op de achtergevel van het Burger Weeshuis
De nis werd omgeven door een krans van geslachtswapens van Regenten en Regentessen, die tijdens de uitvoering van het bouwwerk het Weeshuis bestuurden.
Het beeldhouwwerk van den 's-Gravenhaagschen beeldhouwer Johannis de Graeff was stellig niet onverdienstelijk. Op het fries van de kroonlijst stond: Den XX van Louwmaand MDCCLXII zijn aan dit gebouw de eerste steenen gelegd door Nics. Henk. van Charante en Katharina Verbrugge.
Alle rond den binnenhof of de binnenplaats gegroepeerde gebouwen die lager en veel ouder waren dan het Oosterpand hadden in den loop der tijden veel veranderingen en verbeteringen ondergaan, noodig om het verblijf van een groot aantal verpleegden mogelijk te maken. Er zijn tijden geweest, dat er meer dan 500 Rotterdamsche weezen in dit Huis opgenomen waren.
Het hoofdgebouw, het Oosterpand, het jongste of nieuwste van het geheele complex, bevatte naast de afzonderlijke woningen van Directeur, Directrice en portier, verschillende werk- en leerlokalen, dienstvertrekken, schoen- en kleermakerswerkplaatsen, kantoor voor Directeur en boekhouder en twee zalen voor Regenten en Regentessen.
Deze twee zalen waren bijzonder smaakvol in Lodewijk XV-stijl behandeld, zij hadden fraaie uit de hand bewerkte stuc-plafonds, groote marmeren schoorsteenmantels met betimmerde schoorsteen-boezems en geschilderde schoorsteenstukken, uitgevoerd door Jan Stolker. Mooie wandbekleedingen in velours en oude meubelen verhoogden de schoonheid van het interieur, een waardig 18e-eeuwsch milieu in deze oude liefdadige instelling.
De ruime mooie binnenplaats, in tweeën ingedeeld als jongens- en meisjesplaats, was omsloten door de in den loop der tijden donker geworden baksteengevels, die met hun roode pannendaken om de met platanen, linde- en kastanjeboomen beplante binnenplaatsen, een zeer stemmig effect maakten.
Boven de keuken ingang van het Burger Weeshuis
De verschillende gevelingangen der plaats werden bekroond door groote gebeeldhouwde gedenksteenen, die versierd waren met cartouches, beeldgroepjes, familiewapens van vroegere Regenten en Regentessen, opschriften, jaartallen omgeven door passend ornament.
Het was in hoofdzaak werk van den beeldhouwer Pieter Rijckz. (1660). die ook het beeldhouwwerk aan het voormalige Museum Boymans uitvoerde. dat gebouwd is naar het ontwerp van Jacob Lois, wiens broeders naam, Samuel Lois, op een der gedenksteenen van de binnenplaats prijkte.
De geslaagde uitvoering van deze opdracht heeft stellig tot gevolg gehad dat aan Rijcx een jaar later de verzorging van het beeldhouwwerk ter verfraaiing van het toen onder Lois in aanbouw zijnde Gemeenlandshuis van Schieland werd toevertrouwd.
In 1668 werd hem de eervolle opdracht voor de vervaardiging van het Grafmonument van de Luitenant-admiraal Witte Corneliszoon de With naar het van Lois afkomstige ontwerp.
Het werk van Rijcx aan dit monument, gevat in een strakke architectonische opbouw, bestaande uit een sokkel en een door tegen pilasters geplaatste, halfzuilen gedragen hoofdgestel, vertoont in het midden ter weerszijden van een donker medaillon met latijnse inscriptie, de forse figuren van de zeegod Neptunus (links) en de krijgsgod Mars (rechts) met hun attributen, waarnaast, buiten de pilasters, aan iedere kant een rijke schikking van vlaggen, wapens en ander toebehoren.
Op de vlakke kroonlijst van het hoofdgestel zijn tussen een drietal wapenschilden twee allegorische figuren opgesteld. Links de Zeevaart, getooid met een scheepjes- of stevenkroon en rechts de Faam met bazuinen. De scheiding tussen zeevaart en krijgsmacht is op linker- en rechterheIft van het monument streng doorgevoerd.
Op de vooruitspringende sokkel rust in liggende houding het corpus van de zeeheld in statieharnas met aan de voeten diens helm met open vizier. Onder tegen de sokkel bevindt zich op een door putti opgehouden draperie een minutieuze afbeelding van de beroemde zeeslag.
Het beeldhouwwerk is uitgevoerd in wit marmer, evenzo de triglyphen in het fries van het hoofdgestel alsmede de kapitelen en basementen van de halfzuilen. Deze laatste daarentegen zijn, evenals de metopen tussen de genoemde triglyphen vervaardigd van een rode, geaderde marmersoort. Al het overige natuursteenwerk. lijsten, consoles enz. is van zwart gepolijst marmer.
Het monument werd in 1669 in de kerk opgesteld.
Voor de stichting ervan werd door de Staten van Holland en West-Friesland een bedrag ter beschikking van de weduwe van de Vlootvoogd gesteld. Tegelijkertijd geschiedde hetzelfde ten gunste van de erfgenamen van de Vice-Admiraal Pieter FIoriszoon, die met Witte de With in de zeeslag in de Sont gesneuveld is.
De resolutiën van de Heren Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt, dd. Dinsdag den. 27 September 1659 vermelden te dezer zake:
. . . dat bij den Staet soude konnen ende behooren te werden geresolveert, ende in 't werck gestelt, ter Eere van 't doode Lichaem van Witte Cornelisz. de Witte, ende Pieter Florisz., beyde Zaliger gedachtenisse, ende in haer leven Vice-Admiralen van Hollandt ende WestVrieslandt, oftder 't Collegie ter Admiraliteyt op de Maze ende in 't Noorder-quartier respective; Waer op ghedelibereert zijnde.
Is goedt-gevonden ende verstaen, midts desen toe te leggen aen de Weduwen ofte Erfgenamen van de voorschreve gewesene Vice-Admiralen, yder ter somme van drie duysent Caroli-guldens eens, by de Heeren Gecommitteerde Raden in 't een ende 't andere Quartier respectivelijck te betalen, ende dat tot een recognitie voor haer overledene Mans ofte Vaders goede ende getrouwe-diensten aen den Lande ghedaen ende bewesen in verscheyde occasien, ende laetstelijck in de rencontre tusschen de Vloote van desen Staet, ende die van den Koningh van Sweden in den Orensont, in November des voorleden Jaers voorgevallen, alwaar de selve beyde haer leven in dienst van 't Landt gelaten hebben; met die intentie, dat de voorschreve Penningen by de voornoemde Weduwen ofte Erfghenamen sullen werden geemployeert, Om daer mede een Tombe, Epitaphium, ofte andere gedenckteeckenen, ter Eere van de voornoemde Overledenen, te besorgen.
Daarenboven werden volgens aantekeningen in het familiearchief Van d'Heeren ter Admiraliteit tot Rotterdam tot de tombe dfl. 1000 gulden d'Erffgename toegeleijt; Van de kerckmeesters d'ijsere traille.
Behalve het besproken monument bevonden zich bovendien nog in de Grote Kerk het grafmonument van de vice-admiraal Kortenaer en dat van de schout-bij-nacht Van Brakel.
Het eerste was geplaatst in de grote kapel aan de Noordzijde van de kerk, het tweede, kleiner van omvang, in de meest Oostelijke kapel aan de Zuidzijde van de kerk d.i. bij de kooromgang.
Tot slot vonden we ook nog informatie waarin o.m. in Rotterdam de diverse in de St. Laurenskerk begraven zeehelden hebben gewoond:
Cortenaer, geboren in Groningen, ontving in het voorjaar van 1659 van de Deense koning de orde van de Olifant en een jaargeld. Volgens de overlevering had Cortenaer dit jaargeld slechts gekregen, nadat Cortenaer op een vraag van de koning waarom hij zolang naar het ordeteken stond te kijken, had geantwoord dat hij zich afvroeg hoe dit grote dier gevoed moest worden! In mei 1659 werd hij tot vice-admiraal bevorderd.
In 1660 kocht Cortenaer voor 11.500 gulden een huis aan de Nieuwe Haven te Rotterdam en wat later liet Cortenaer zich door de bekende Amsterdamse kunstenaar Bartholomeus van der Helst (1613-1670) schilderen.
Cortenaers collega's profiteerden op min of meer dezelfde manier. Jacob Cleydijck (gest. 1665) en Marinus de Clercq (gest. 1665) verhuisden ook naar de Nieuwe Haven in het begin van de jaren 1660. De Clercq kocht verder nog een stukje grond en een zomerhuisje buiten de stadspoort. Aan de Nieuwe Haven woonde ook Jan van Nes (1631-1680) en sinds 1672 eveneens Van Brakel. Aert van Nes kocht in 1668 voor 15.150 gulden een groot huis aan de nabijgelegen Spaanse Kade. Witte de With woonde aan het Haringvliet en bezat een tuinhuis en erf 'met beplantinge en bepootinge' buiten de stad nabij de weg naar Gouda.
Alle bovengenoemde Heren bezaten gouden en zilveren voorwerpen naast sieraden en schilderijen. Blijkens de kohieren van het familiegeld (een belasting op jaarinkomen) in Rotterdam werden drie vlagofficieren en twee kapiteins in de hoogste groep van meer dan vierduizend gulden ingedeeld, twee andere in een iets lagere groep. Tien kapiteins werden niet belast, omdat hun inkomen in 1673 beneden de grens van tweeduizend gulden was gebleven.
Naast een eigen statieportret werd vaak tegelijk een 'conterfeytsel' van de echtgenote gemaakt, soms ook van de kinderen. De broers Aert en Jan van Nes werden diverse keren in de jaren 1660 geschilderd met pendanten van hun vrouwen erbij. Van der Helst maakte zo in 1668 zwierige portretten van Aert van Nes en zijn vrouwen zo ook van vice-admiraal Johan de Liefde (1619-1673). Een commandostaf behoort in de rechterhand en een zeetafereel op de achtergrond. Bij alle admiraliteiten was dat zo.
Ook de Friese luitenant-admiraal Tjerk Hiddes de Vries werd samen met zijn vrouw en dochter als pendanten geschilderd, evenals diverse Zeeuwse collega's.
Al deze portretten hingen bij de eigenaars thuis of bij familie, maar het was de schilder Abraham Westervelt (1620/1-1692) in Rotterdam die er in de jaren 1653-1673 werk van maakte om kleine schilderijen van deze grote portretten (van 100-140 bij 90-125 cm) te vervaardigen. Het werd een serie bekende zeehelden, afgebeeld in olieverf op panelen van ca 40 x 32 cm. Deze werden gekocht door collega's van de eigen of een andere admiraliteit en door rijke burgers. Inderdaad blijkt uit beschrijvingen van de nagelaten boedels van De Ruyter, Cornelis Tromp en Van Brakel dat in hun huizen diverse portretten van collega's aan de muur hingen.
Zeeofficieren deden volop mee aan de mode van hun tijd om hun interieurs ook verder met schilderijen en tekeningen te verfraaien. Door nieuwe schildertechnieken, stijlen en genres was de productie van kunst in de Republiek enorm gestegen en was de prijs ervoor evenredig gedaald. Allerhande voorstellingen waren te koop. In het huis van Witte de With hingen in totaal 44 schilderijen en tekeningen. Van Brakel bezat 77 schilderijen en 3 tekeningen, waaronder werk van diverse naderhand beroemd geworden meesters. Menig 'wintertje' en 'zeetje' behoorden daartoe.
Aert van Nes legde in zijn testament uit 1686 vast dat een schilderij door Simon de Vlieger (1600- 1653) van een gevecht van zijn vader tegen de Duinkerkers en een penschilderij van Willem van de Velde de Oude van de slag in de Sont van 1658 in familiebezit moesten blijven.
Tot de pronkstukken van Witte de With behoorden negen kaarten in houten lijsten 'getrocken met een pen' van de hand van de cartograaf Hessel Gerritsz (1581-1632) betreffende De Withs reis over de 'aertkloot' in 1622-1626. Witte de With had overigens ook een ruim boekenbezit......