Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De o.m. door Jacob de Vletter in 1868 veroorzaakte rellen in Rotterdam

In die tijd, en soms nog door sommigen, werd / wordt het Het Vletter oproer genoemd....

Op onze site hebben we ook een verhaal over het Costerman oproer op 5 oktober 1690 in Rotterdam (link)

jacobdevletter

Jacob de Vletter

Toen Jacob de Vletter, een ex-onderwijzer en ex-redacteur van het Rotterdamsch Weekblad, zich ook ging bemoeien met de verplaatsing van de groentenmarkt van de Nieuwmarkt naar het Hofplein, braken er rellen uit. Vanuit Den Haag werd zelfs een eskadron huzaren gestuurd, want de Rotterdamse Politie had niet kunnen verhinderen dat er heel ruiten sneuvelden...
De Vletter werd ook bekend door zijn protesten tegen inwoners van Rotterdam die bezwaren maakten tegen het (onzedelijk !!) zwemmen door mensen in o.m. de Oostvest. Deze zwemmers deden dit (ook) omdat zij thuis geen badgelegenheid hadden.

Tot 1846 waren er in Rotterdam geen afzonderlijke politie bureau's. Het bureau was ondergebracht in een ruimte in het Stadhuis. Het totaal aantal manschappen bedroeg slechts 16, en daarbij kwamen dan nog 2 commissarissen....
Na 7 uur 's avonds werden de taken overgenomen door de schutters

In 1846 verbeterde de situatie, 10 inspecteurs en 50 agenten voor overdag en 200 agenten voor 's nachts, de nachtwachten. Iedere nacht waren er nu ca 70 agenten op straat. Met deze aantallen was de politie ineens de grootste gemeentelijke dienst!
De stad werd verdeeld in 2 kwartieren, de grens liep van het Hofplein in de richting van de Oudehaven. Het Wester Kwartier werd gehuisvest in het Schielandshuis (en later in de Groote Pauwensteeg, net om de hoek van het Schielandshuis), het Ooster Kwartier werd uiteindelijk gevestigd in een ruimte naast het Stadhuis aan de Kaasmarkt.

De nieuwe nachtwacht bleek, door o.m. de gebrekkige opleiding, niet te voldoen. In 1866 werd door Commissaris Cardinaal de dag- en nachtdienst samengevoegd tot 1 corps. Alle agenten stonden nu onder 1 commando. De twee kwartieren werden opgesplits in vier kleinere kwartieren en het corps werd qua sterkte uitgebreid tot 314 agenten, de gemeenteraad vond het eigenlijk veel te duur, maar een krappe meerderheid was bereid hier geld voor vrij te maken. Bovendien vond men een zoo grote corps overdreven voor een stad als Rotterdam, want met uitzondering van dronken, meest mannen 's nachts was Rotterdam toch altijd een vredelievende stad geweest, nou ja behalve het Costerman oproer dan, maar dat was al zoo lang geleden....

agent1867

Een agent van Rotterdam AD 1867

Zelfs de rellen rondom De Vletter werden als een incident gezien en reeds toen kwam men tot de conclusie dat een grote politiemacht bij rellen wel eens agressie kon veroorzaken en dus werd de totale sterkte weer teruggebracht tot 226 man. Uit onderzoek bleek natuurlijk ook dat de opleiding van de agenten nog steeds ver onder de maat was. Mochten er weer grote rellen uitbreken, dan waren er toch altijd nog de Mariniers, zoo werd toen geredeneerd....
De Mariniers hadden net de stad verlaten, maar t.g.v. het De Vletter oproer, laten we het zomaar noemen, kwamen zij weer terug naar de stad. En dat is dus de reden van de Marinierskazerne op het Oostplein...

UIteindelijk werd pas na de vlucht van Pincoffs het corps opnieuw uitgebreid, uiteraard na kritiek dat de politie niet bij machte was geweest om Pincoffs te arresteren. Bovendien was het imago van Rotterdam door de Pincoffs affaire geschaad. In 1887 waren er bijvoorbeeld totaal ruim 400 agenten, dat is ca 200 agenten per 100.000 inwoners. Niet sociale onlusten, maar het beschadigde imago zorgde dus voor het begin van een reorganisatie van de Rotterdamse Politie, maar we gaan maar gauw terug naar Jacob de Vletter.

Tot 1867 ontving de Rotterdamsche Courant een subsidie van dfl 1000,= per jaar voor het publiceren van de raadsverslagen. In 1869 werd het dagbladzegel voor kranten afgeschaft, waardoor kranten ineens veel goedkoper werden en er onstonden natuurlijk ineens meer initiatieven voor meerdere kranten die natuurlijk allemaal wel behoefte hadden aan die dfl 1000,=.
Ook het nieuwe Rotterdamsche Weekblad maakte grote kans op de gemeentelijke subsidie, maar door het optreden van redacteur Jacob de Vletter ging de subsidie aan het Rotterdamsch Weekblad niet door.

Jacob de Vletter had als onderwijzer allerlei sociale misstanden meegemaakt en daarover schreef hij natuurlijk het liefst, ook was hij vaak in een felle woordenwisseling met de NRC, een, ook toen al, respectabele Rotterdamse Courant. Halverwege de 19e eeuw waren de liberalen een van de belangrijkste politieke stromingen, ook in Nederland, een partij, zeg speciaal voor de werkende stand, die moest nog worden opgericht.

De Vletter stelde de liberalen in felle bewoordingen verantwoordelijk voor allerlei sociale misstanden, zoo schreef hij in het Rotterdamsch Weekblad :



Het regende opzeggingen, maar hierop reageerde de Vletter met :



Ook schreef de Vletter artikelen als :

vletterstukje

De Vletter gaf het goede voorbeeld en lokte met zijn zwempartij, waarbij hij in strijd met de openbare zedelijkheid onvoldoende gekleed zou zijn geweest, een arrestatie uit. Hij werd vrijgesproken, maar verloor hierdoor uiteindelijk wel zijn baan als redacteur.

En toen, na nog meer incidenten natuurlijk, liep het uit de hand. De groentenmarkt zou verplaatst worden van de Nieuwmarkt naar het Hofplein en de verontwaardigde groentenschippers kwamen hun nood klagen bij de inmiddels zeer populaire De Vletter, die prompt schreef :



Het begon met een baldadige optocht van leerlingen van de Tekenacademie die door De Vletter gemobiliseerd waren en in de dagen erna liep het helemaal uit de hand, maar daar komen we zoo op terug met een krantenartikel uit de NRC, niet geheel bevooroordeeld natuurlijk....

De Vletter werd gearresteerd en werd in 1869 veroordeeld tot 10 jaar tuchthuis, na 2 jaar werd De Vletter vrijgelaten, zijn gezondheid was geruineerd en hij stierf kort daarop in 1872.

Tijdens de rellen in de stad werden schimpliederen op de Politie gezongen, het woord Jato (smeris) werd gescandeerd, er werd na verloop van tijd met stenen gegooid en van dag tot dag nam dus het rumoer toe. Tot het tot een grote uitbarsting kwam, lees maar mee met de NRC van 31 oktober 1868 :

De ongeregeldheden, die sedert enige dagen hier ter stede hebben plaatsgehad, hebben gisteravond en nacht een zeer ernstig karakter aangenomen. Tot omstreeks 8 uur was het nog overal tamelijk rustig, doch op dat uur begon er langs de Hoogstraat weer een oploop, die weldra in verschillende andere straten gevolgd werd door samenscholingen waarbij onder uitbundig getier onophoudelijk de politie op allerlei wijzen werd uitgetart.

Het rumoer nam daarop gestadig meer en meer toe, tengevolge waarvan onderscheidene ingezetenen uit vrees dat het volk hun huizen zou binnendringen, hun winkels sloten.

De Heren Burgemeester en Wethouders met de Secretaris der gemeente vertoonden zich op verschillende plaatsen, om het volk tot rust aan te manen, doch het tumult had spoedig zulk een uitgebreidheid verkregen, dat die aanmaning in het gewoel der massa verloren ging.

Later in de avond concentreerde zich het rumoer meer bepaaldelijk naar de zijde der Kaasmarkt, alwaar ten laatste, onder een oorverdovend geschreeuw, een aanval werd gedaan op het politiebureau en het stadhuis. Dit begon met het werpen van stenen, die hier en daar, uit de straat opgebroken, naar de ramen van het bureau geslingerd werden. De aldaar aanwezige politie scheen aanvankelijk daarin nog geen aanleiding te zien om van scherp gebruik te maken, maar weerde zich slechts met het plat der sabels, waarop het volk, blijkbaar in de waan, dat de politie niet met het scherp der sabels durfde werken, met alle kracht op het gebouw aandrong. De agenten maakten daarop gebruik van alle wapens, die zij te hunner beschikking gereed hadden en brachten het door een verenigde charge zover, dat de gehele markt in een ogenblik als het ware was schoongeveegd.

Toen evenwel brak het rumoer eensklaps zoveel te heviger uit. Men kon in waarheid zeggen, dat het stenen regende, zelfs zo dat de agenten genoodzaakt waren zich naar het gebouw terug te trekken, terwijl velen hunner door de stenen verwond werden.

De menigte, daarop steeds voorwaarts dringende, was weldra het gebouw binnen gekomen en maakte aldaar aanstalten om het bureau in brand te steken, hetgeen ook aanvankelijk gelukte, vooral toen enige personen een kist met stro aanbrachten om de vlammen dadelijk te kunnen aanwakkeren. De politie, geheel opgesloten, geen middel meer ziende om het verdere indringen te keer te gaan en het leven zo duur mogelijk willende verkopen, nam de wijk naar het bovenste gedeelte van het gebouw, vanwaar zij de menigte door het neerwerpen van dakpannen en andere harde voorwerpen van het gebouw trachtte te houden.
Nog zou dit wellicht niet gelukt zijn, zo er niet van het "Derde Kwartier" (Bureau Goudseweg) een versterking van 48 man was komen opdagen, die onder commando van twee inspecteurs langs de Lombardstraat onverwachts de menigte in de rug aanviel.
De in het bureau aanwezige agenten deden daarop met de aangekomenen verenigd een uitval waardoor men het zover bracht dat de volksmassa van daar werd verwijderd. Doch hiermee was het niet afgedaan, want nu verenigde het volk alle krachten om de inmiddels aangevangen aanval op het Raadhuis voort te zetten met het gevolg dat aldaar weldra ook alle glasruiten vernield en in de benedenverdieping de gordijnen afgescheurd waren, terwijl echter alle pogingen om door de deuren of ramen naar binnen te stormen aanvankelijk mislukten.

De agent, die aldaar binnen het gebouw de vaste wacht heeft, zich naar het politiebureau willende begeven, hoopte zich door een verkleding onkenbaar te maken, doch had in de haast niet opgemerkt, dat een gedeelte van zijn sabel van onderuit zijn jas zichtbaar was, tengevolge waarvan hij dan ook als agent herkend en deerlijk mishandeld werd.

Terwijl inmiddels tot een sein voor de politie de klok op het Raadhuis werd geluid, werd door enigen uit het volk de lantaarnpaal op de hoek der Hoogstraat afgebroken om daarmee op de ramen te rameien. Daarop gelukte het eindelijk een der aanvallers om het aldaar aanwezige kantoor binnen te klimmen en het lokaal in brand te steken. Doch juist daarmee bezig zijnde, werd hij door een agent gegrepen. Hierbij ontstond een worsteling, waarbij de agent wel aan de hand werd gewond, doch de dader zo hevig vasthield, dat deze weldra met hulp van anderen met de nog niet gebluste papieren in de vuist, in arrest werd gebracht. De ontstane brand werd onderwijl, evenals in het Bureau aan de Kaasmarkt, nog tijdig geblust.

Voor het overige had de politie nog slechts zoveel mogelijk het aanhoudend werpen van stenen te keer te gaan. Dit bleef evenwel met het nog overige tumult tot ruim 3 uur aanhouden, waarna de menigte langzamerhand aftrok.

Op verschillende plaatsen in de stad zijn mede de lantaarns het mikpunt der stenen geweest, terwijl bij vele particulieren, vooral in de omtrek van het stadhuis, de ruiten verbrijzeld werden. Dit was evenzeer het geval met enkele ramen van het Museum Boymans, alwaar een 50-tal agenten geposteerd stond, die mede herhaaldelijk een charge van de menigte hadden af te slaan, waarbij het voornamelijk gemunt was op het bureau van het Eerste Kwartier in de Paauwensteeg.

Op het bureau van het Derde Kwartier werd omstreeks dezelfde tijd, twee maal achtereen een aanval gedaan, doch met goed gevolg afgeslagen. Het bureau aan de Goudseweg bleef insgelijks niet vrij, doch ook daar was het betrekkelijk spoedig afgelopen.

Langs de Hoogstraat, de Goudseweg, het Hang en andere straten, werden insgelijks ruiten ingegooid.

Ook voor het bureau van onze courant stond om negen uur een volksmenigte verzameld, die met bedreigingen erop aandrong, dat een door de heer Jacob de Vletter ingezonden, doch door ons geweigerde advertentie geplaatst zou worden, waaraan evenwel niet voldaan is.

Daar inmiddels naar 's Gravenhage om militaire hulp geseind was. arriveerde hier hedenmorgen half vijf een eskadron huzaren, om acht uur gevolgd door een bataljon en des namiddags ook nog door een tweede bataljon grenadiers en jagers. Dadelijk werden er piketten uitgezet bij de stadhuissteeg en op andere punten militaire posten gesteld waarbij tevens regeling werd gemaakt tot het patrouilleren. Terwijl verder alles zodanig werd geschikt dat. ofschoon de militaire macht ter gezamenlijke sterkte van ruim 700 man door de stad verspreid was, er evenwel ieder ogenblik in geval van nood naar alle kanten versterking kon worden verschaft.
Tevens werden de nodige schikkingen gemaakt om, wannheer het nodig mocht zijn, nog militairen uit Delft, Gouda en andere omliggende garnizoensplaatsen te verkrijgen.

Het brandpiket der Schutterij onder de wapens zijnde, werd gedesigneerd tot wachthouden bij het Raadhuis gedurende de gehele nacht en verder werden nog andere maatregelen genomen om zoveel mogelijk wanordelijkheden te beletten.

In de loop van de dag werden vervolgens de waarschuwing en de bekendmaking gepubliceerd, krachtens welke laatste het bijeenzijn van vijf personen op de openbare straat als verboden samenscholing wordt aangemerkt. Ofschoon er aanvankelijk vrees bestond voor nieuwe wanordelijkheden in de avond, is het evenwel tot op het ogenblik dat deze courant ter perse gaat - één uur - rustig gebleken.

De Justitie heeft in het voorgevallene aanleiding gevonden om last te geven tot de arrestatie van de praktizijn Jacob de Vletter, die dan ook des middags uit zijn woning gehaald en onder militair escorte naar de gevangenis op de Korte Hoogstraat werd overgebracht. In de loop van de nacht en voormiddag zijn nog ruim een honderdtal en ook 's avonds nog enige personen gearresteerd, waarvan, naar het zich liet aanzien, 32 aan de Justitie zullen worden overgeleverd.

Een twaalftal agenten zijn gewond. In het ziekenhuis aan de Coolsingel zijn 's nachts acht personen en hedenmorgen één gewond ingebracht, waarvan er zes heden huiswaarts zijn gekeerd.

vletterburgemeester

Aad voegt er nog aan toe :

Op 10 juli 1869 veroordeeld het Provinciaal Gerechtshof in Zuid-Holland Jacob de Vletter, oud 50 jaar, wegens het in redenen en in gedrukte geschriften opzetten tot wederspannigheid en tot wederstand jegens ambtenaren en agenten van politie tot tien jaar tuchthuisstraf. Zijn vrienden kwamen er ieder met vijf jaar af. De Vletter zat zijn straf niet uit. Het verblijf in de gevangenis ondermijnde zijn gezondheid. Op een dag liet men hem vrij, een zieke, gebroken man, hij overleed kort na zijn vrijlating.

vletteraffichewolk

In het blad Uilenspiegel verscheen deze spotprent met tekst :

Wachters voor de mond te leggen
is het wijste wat men kan
denken kan men veel, niet zeggen
En nog minder drukken, man!

rotterdam1865

Rotterdam in 1865

source

de kaarten komen uit ons verhaal over de stadsplattegronden van Rotterdam (LINK)






Op zoek naar nog meer verhalen uit de Pers anno 1860 - 1940 ? Klik dan maar vlug HIER




In het voortreffelijke blad Ons Rotterdam verscheen het volgende artikel over Jacob de Vletter:

onsrdamlogo

www.onsrotterdam.nl

Jaargang 28, (3), 2006

Een van de straten die in de stadsuitleg werden bebouwd was de Mannenlaan. Reeds in 1597 was deze laan uit­gegeven door de bestuurders van het Heiligegeesthuis, ook wel Oudemannenhuis genoemd. Tegenwoordig vindt men hier de Generaal van der Heijdenstraat.

In de Mannenlaan woonde Jacob de Vletter, geboren in 1818 en van beroep onderwijzer. Uit meerdere publi­caties leren we dat hij weliswaar een gevoelig karakter had en een groot hart voor de aan hem toevertrouwde kinderen, maar dat hij anderzijds vanwege zijn weinig plooibare karakter een onmiskenbaar talent had om met anderen in conflict te komen.

Achtereenvolgens werkte hij aan de stadsarmenschool en later aan de school van het Nut: In 1855 volgde een aanstelling tot directeur van de 'Havelozenschool', een school die door particu­liere filantropen was opgericht. Uiteraard wensten deze filantropen met betrekking tot velerlei zaken een vinger aan de pols te houden en dat leidde al snel tot een con­flict tussen De Vletter en een bestuurslid van de school, Mr. E.F. Hubrecht, die tevens advocaat en medeoprich­ter van de Rotterdamsche Bank was. Maatschappelijk gezien was De Vletter voor deze man geen portuur en na een aantal incidenten die met wat plooibaarheid we­derzijds gemakkelijk hadden kunnen worden opgelost, kreeg De Vletter ontslag.

Omdat een aanstelling op een andere school er daarna niet meer inzat, ging De Vletter zijn geluk beproeven in de tabakshandel. Maar al spoedig vestigde De Vletter zich als practizijn, dat wil zeggen zaakwaar­nemer. Hier incasseerde hij onder meer bedragen en verdedigde belangen voor derden, maar ook hier raak­te hij steeds weer in problemen verzeild.

Tevens werd De Vletter redacteur van het 'Rotterdamsch Weekblad: Hier richtte deze gefrustreerde man zijn pijlen op wat men later het 'establishment' zou noemen. In de amper twee jaar dat hij deze functie vervulde slaagde hij er zonder veel moeite in zich een flink aantal vijanden te maken.

Ook bij de politie had hij zich intussen niet populair ge­maakt. Er waren hiervoor enkele redenen aan te voe­ren. In de eerste plaats waren er problemen bij de politie zelf. In 1866 hadden deze er toe geleid dat burgemeester Hoffmann opstapte en in diens kielzog hoofdcommissa­ris Janssens.

hoffmanburgpt

Johan Frederik Hoffman

Burgemeester van Rotterdam

1845 - 1866

Zij werden opgevolgd door resp. Joost van Vollenhoven en Mr. Cardinaal.

vollenhoburgpt

Joost van Vollenhoven

Burgemeester van Rotterdam

1866 - 1881

Onder hun leiding werd het corps gereorganiseerd. De straatpolitie werd op een sterkte van ruim 300 man gebracht, hetgeen betekende dat er veel nieuw personeel moest worden aangenomen. En hier zat het probleem.

Het proletariaat uit de grote steden had een bedroevend laag opleidingsniveau, zodat veel van deze nieuwe dienders van buiten de stad werden aangetrokken. Maar ook van deze lieden was het peil niet erg hoog. Nog kort voor het oproer waren in één jaar twintig agenten ontslagen, onder meer wegens drankmisbruik in diensttijd. Tussen politie en burgerij bestond een toestand van gewapende vrede, sterker: in kringen van de minstbedeelden bestond een regelrechte haat tegen de politie. Intussen nam de druk van de auto­riteiten op het 'Rotterdamsch Weekblad' toe, hetgeen er toe leidde dat De Vletter na nog geen twee jaar in dienst te zijn geweest, werd ontslagen.

Zoals bekend waren de hygiënische omstandig­heden in Rotterdam ronduit bedroevend. (LINK) Bij gebrek aan een waterleiding gebruikte men water uit de singels, waarin weer afvalwater was geloosd. Er was in de stad welgeteld één openbare badinrichting, maar die vroeg een stuiver entree en dat was voor de gewone man niet te betalen. En dus werd er in de singels en in de Maas bij de Oude Plantage gezwommen.
Aangezien ook zwembroeken niet in het uitgavenpatroon van de baders paste, gebeurde dat zwemmen in adamskostuum, dit tot groot verdriet van de bewoners van huizen langs de Oost Singel, die al die naaktloperij niet konden waarde­ren. Maar al bestond er geen wetsartikel dat zwemmen in open water verbood, toch kon de politie dit niet oog­luikend toestaan, omdat art. 330 openbare schennis der eerbaarheid verbood.

De Vletter, zelf een enthousiast zwemmer, moedigde de zwemmers aan zich niets van de politie aan te trekken en gewoon hun bad te nemen. Op 21 juli 1868 zond hij een adres naar de gemeente­raad waarin hij stelde het merkwaardig te vinden dat er voor de minstbedeelden geen stuiver werd uitgetrok­ken voor een gelegenheid tot kosteloos baden, terwijl anderzijds een bedrag van zeshonderd gulden was uit­getrokken voor de Rijschool, waarvan uiteraard alleen de aanzienlijkste Rotterdammers gebruik maakten.

En warempel, het gemeentebestuur reageerde. Er zouden twee openbare bad- en zwemplaatsen komen, de een aan de Vest tegenover de Hugo de Grootstraat, de ander aan de Noordhoek. En verder zouden de paardenwed­den (drinkplaatsen) aan de Oostsingel en het Boymansplein als zwemgelegenheid behouden blijven.
Einde van de problemen, zou men zeggen, maar de bewoners van de Oost Singel bleven die naaktloperij tegenover hun woningen toch maar 'ijselijk' vinden.

Op zekere dag ging De Vletter in de Maas bij de Oude Plantage zwemmen. Of het toeval was of niet, maar er lie­pen agenten te surveilleren en toen de zwemmer uit het water kwam werd er proces verbaal opgemaakt wegens schennis der eerbaarheid. Op 11 augustus 1868 diende de zaak voor de rechtbank. De Vletter verdedigde zich­zelf en werd... vrijgesproken. De publieke tribune zat vol en buiten wachtte een grote menigte hem op en werd hij van alle kanten gefeliciteerd en toegezongen. In één klap was hij de kampioen van alle malcontenten geworden, een 'volksman' zoals dat toen werd genoemd.

Na zijn vrijspraak bracht De Vletter een brochure uit, waarin hij doorging politie en justitie onder vuur te nemen. De brochure werd goed verkocht want in Rotterdam nam de ontevredenheid hand over hand toe, niet in het minst omdat het gemeentebestuur belastingverhogingen had doorgevoerd, onder meer voor een stelsel van riolerin­gen. (Het mislukte Waterproject van Rose had de belas­tingbetaler anderhalf miljoen gulden gekost).

Er waren meer redenen tot ontevredenheid. Op 6 fe­bruari 1868 was een verordening openbaar gemaakt waarin de groenteschippers werd gelast niet meer op de (tegenwoordige) Botersloot te lossen, maar aan het Hof­plein. Uiteraard was daarover met de betrokkenen geen overleg geweest en de kwekers gaven de voorkeur aan de oude losplaats.
Wel was er een uitzondering gemaakt voor diegenen die hun lading al hadden verkocht en ge­houden waren die elders af te leveren. Dus 'verkochten' de kwekers ieder hun schuit met groenten aan De Vletter onder beding dat deze groenten aan de Goudsesin­gel moesten worden afgeleverd. Toen de sluiswachter desondanks de schuiten niet doorliet, voeren ze naar de Heulbrug, waar de groenten werden uitgevent. De Vlet­ter plaatste daarop een advertentie in de NRC waarin hij stelde dat iedereen kon lossen waar hij wilde en het op­treden van de politie 'onrechtmatige bullebakkerij' werd genoemd.

Zo zoetjes aan was er in de stad een sfeer ontstaan waar­in het gezag ter discussie begon te staan, niet ongelijk aan wat er bijna honderd jaar later door Provo werd veroorzaakt. En, evenals bijna honderd jaar later waren het de jongeren die bij de rellen het voortouw namen. Leerlingen van de Tekenacademie trokken 's avonds na afloop van de lessen met veel kabaal de stad in, bij welke stoet zich allerlei reizoekers aansloten. Meestal ging de tocht dan naar de omgeving van de Zandstraat, waar de bewoners duidelijk lieten merken hierop niet gesteld te zijn, onder meer door het vanuit de ramen ledigen van nachtspiegels op de joelende menigte.

Op vrijdagavond 30 oktober 1868 ging Jacob de Vletter naar een repetitie van het Toonkunstkoor, waarvan hij lid was. Hij ontmoette enkele kennissen, liep met hen een straatje om en men kwam op de Hoogstraat, waar De Vletter door een menigte werd herkend die hem vervolgens aan de spits van een stoet plaatste die door de stad trok. Bij het kantoor van de waterschout geko­men, wendde hij voor aan het volk te willen ontkomen en liep het bureau in. Twee majoors van de politie die de stoet hadden gevolgd, gingen eveneens naar binnen en trachtten De Vletter te arresteren.

Toen De Vletter riep: 'mensen, ze willen me hier vasthouden' werden een paar ramen ingegooid en er werd getracht de deur te forceren. Hierop liet men De Vletter gaan, maar de agenten volgden de stoet tot aan de Wijde Marktsteeg waar een nieuwe arrestatiepoging werd gedaan. Weer drong het volk op en een inspecteur van politie werd in elkaar ge­slagen. Daarna bracht men De Vletter naar huis en zette de stoet de 'avondwandeling' voort, waarbij verschil­lende politiefunctionarissen werden mishandeld. Een merkwaardig feit mag hier niet onvermeld blijven.

Even­als bij het Costerman oproer was er nu ook weer sprake van heren die onderling Frans spraken en de menigte op sterke drank trakteerden. Hoewel er nimmer sprake is geweest van enig bewijs, ging de beschuldigende vinger richting Mr. van Buren, als raadslid steeds in de opposi­tie en als zodanig enkele keren door De Vletter gepre­zen. Van Buren had het daarna kennelijk wel gezien en bedankte eind 1868 voor zijn raadslidmaatschap.

Ook de volgende avond was het weer mis. Een menigte trok naar de woning van De Vletter, die hen toesprak en tot kalmte maande. Tevergeefs, de menigte trok de stad in op weg naar verschillende politieposten. Bij de burelen in de Goudschestraat en Schiedamsesingel kon de bezetting de aanval afslaan, maar aan de Kaasmarkt werd zowel het stadhuis als het politiebureau in brand gestoken en kon het personeel niet meer doen dan naar boven vluchten en van daar de menigte te bekogelen met dakpannen en lege flessen (sic). Het is dat het personeel van bureau Goudseweg de raddraaiers in de rug aanviel, anders was het met de in het brandende pand ingeslote­nen slecht afgelopen.

Dezelfde nacht verzocht burgemeester Van Vollenho­ven om militaire bijstand en reeds de volgende middag trokken twee eskadrons huzaren en twee bataljons gre­nadiers de stad binnen. Dit werkte zeer ontnuchterend. Niet alleen kwam het de volgende dag nauwelijks tot rellen, ook werd die dag De Vletter gearresteerd. Op zijn pantoffels werd hij weggevoerd terwijl een menigte hem volgde. Maar ondanks zijn oproep ondernam niemand een poging om hem te ontzetten.

Nadat achttien mannen waren veroordeeld wegens deel­name aan de ongeregeldheden, was de beurt aan Jacob de Vletter zelf, op beschuldiging van het aanzetten tot oproer. Al spoedig bleek tijdens het proces dat het Open­baar Ministerie geen middel te laag achtte om maar tot een veroordeling te komen. Een getuige ten gunste van De Vletter werd niet toegelaten, omdat diens vader wel eens veroordeeld was. 'Zo vader, zo zoon', stelde het OM, waarop de verdediger van De Vletter, Mr. Bergsrna, de rechtbank verzocht De Vletter direct in vrijheid te stel­len, want diens vader was van onbesproken gedrag ge­weest...

Ook werden oude zaken uit het verleden, die niets met het oproer te maken hadden opgerakeld, ver­moedelijk om met het (wat men tegenwoordig noemt) flinterdunne bewijs toch maar tot een veroordeling te komen. Mr. Bergsma kon pleiten wat hij wilde, hij kon de voornaamste getuige van het OM, majoor Manders, tijdens de zitting volkomen onderuit halen; het baatte allemaal niet, barbertje moest hangen en De Vletter werd tot tien jaar tuchthuisstraf veroordeeld.

In de strafgevangenis in Leeuwarden moet De Vletter een bijzonder slechte behandeling hebben ondergaan. Na twee jaar was de man lichamelijk dusdanig gesloopt, dat op 17 december 1871 zijn straf werd omgezet in acht maanden celstraf. Hiervoor hadden zijn vriend Dutil­lieux, schrijver onder meer van de 'Phisiologie van Rot­terdam' en Multatuli zich ingespannen. Begin maart 1872 werd De Vletter in vrijheid gesteld. Hij was een wrak geworden en kreeg van de directeur van de strafge­vangenis nog een trap na met diens cynische opmerking dat: 'het oude mannetje zijn lesje had geleerd en nog wel een paar jaar mee zou kunnen'.

Dat mocht helaas niet zo zijn, in juli van dat jaar overleed Jacob de Vletter, 54 jaar oud.

Een bang geworden gemeentebestuur verzocht Den Haag om een garnizoen in Rotterdam, en dat werd uiteindelijk het Korps Mariniers.

Blijft de vraag hoe we Jacob de Vletter moeten beoordelen. Was hij een soci­alist-avant-la-lettre? Zeker niet, hij is opgekomen voor individuen, maar hij heeft nooit getracht om het volk via de­mocratische weg tot de macht te voeren. Hij moet, evenals zijn tijdgenoten De Voo en Bieling hoogstens als links-li­beraal worden gezien. Pas met mensen als Gerhardt en Domela Nieuwenhuis kreeg een veranderende maatschappij langzamerhand gestalte.





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

22 September 2006