Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Over de Maatschappij tot Nut van het Algemeen in Rotterdam

Op onze site is de Maatschappij tot Nut van het Algemeen al een paar keer langsgekomen, bijvoorbeeld in dit verhaal:

En in dit verhaal over de Spaarbank te Rotterdam hadden we het ook al over de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, want die was de eigenlijke oprichter van de Spaarbank te Rotterdam...:

En ja, dan wil je daar wel eens wat meer van weten, van die Maatschappij tot Nut van het Algemeen.

De Maatschappij tot Nut van het Algemeen werd in 1784 opgericht in Edam.

De doelstelling van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, zoals deze in 1805 werd vastge­legd, was om 'godsvrucht en goede zeden, overeenkomstig met de grond­beginselen van den Christelijken godsdienst, te bevorderen, en voorts zoodanige nuttige Kundigheden en Wetenschappen, als voornamelijk voor de minvermogende Burgerstand onontbeerlijk zijn, voort te planten; teneinde daardoor deszelfs verstand te beschaven, het hart te vormen, en zoo veel mogelijk, algemeen geluk te bevorderen'.

In haar praktische werkzaamheden legde de Maatschappij tot Nut van het Algemeen dan ook een grote nadruk op de volksver­lichting door het uitschrijven van prijsvragen, de uitgave van goedkope stichtelijke lectuur en handleidingen, volkslezingen en volksonderwijs.
De minver­mogenden moesten deugdzame leden van de samenleving worden, het­geen alleen mogelijk was indien zij huiselijkheid zouden betrachten. Vol­gens de leden van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen stond huiselijk gezinsleven borg voor het 'ware geluk'.

Het Nutsdenken hield tevens een verheerlijking van de nationale een­heid in. Buitenlandse invloeden lagen onder vuur. De natie werd gezien als één groot gezin waarin alle burgers een bepaalde rol hadden te vervullen en zich deugdzaam dienden te gedragen.
In dit verband trachtte men vooroordelen en onwetend­heid onder de arme lagen van de bevolking te bestrijden.

Bedeling was onverstandig en bevorderde slechts de luiheid. Alleen door kennis, vlijt, godsdienstigheid en een deugdzame, zedelijke levensstijl kon de arme zijn lot verbeteren. Door huiselijkheid zouden de armen zich net als de rijke­re groepen in de samenleving gelukkig kunnen voelen en zich in hun lot kunnen schikken.

Een bloeiend gezinsleven, waarbij de oppassende werkman thuis kon uitrusten en zijn zorgen vergeten, werd tevens beschouwd als de voorwaarde voor de opvoeding van fysiek en moreel gezonde kinderen, die op hun beurt door vlijt, zedelijk gedrag en een ver­standige keuze van de latere huwelijkspartner zouden kunnen uitgroeien tot nuttige leden van de samenleving.

Rotterdam was een van de eerste plaatsen waar in 1785 een departement van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen werd opgericht. Het departement maakte een grote bloei door in de eerste helft van de negentiende eeuw en ontplooide tal van acti­viteiten op het gebied van onderwijs, ondersteuning van hulpbehoeven­den en volksverlichting.
In 1794 begon het met onderwijs aan kinderen. Dit leidde onder meer tot de oprichting van een Departementsschool met ruim 200 leerlingen. De onderwijzers die de leerlingen onderrichtten, konden vanaf 1800 hun didactische kennis bijspijkeren aan de in dat jaar opgerichte kweekschool.

Ook de vorming en beschaving van minvermo­gende volwassenen hadden de aandacht van het Rotterdamse departe­ment, getuige de instelling van een leesbibliotheek in 1808 en een spaar­bank in 1818.
Dankzij de leesbibliotheek konden volgens de Nutsleden de armen het inzicht verwerven dat alleen door een deugdzaam leven, nederigheid en spaarzaamheid het geluk op aarde wordt bereikt. De oprichting van de spaarbank was uitdrukkelijk bedoeld om 'de spaar­zaamheid, die hoofddeugd onzer voorouders, bij onze tijdgenooten te doen herleven en door dezelve meerdere welvaart in den burgerkring te doen ontstaan'.

Ook werden stichtelijke lezingen gegeven, een verslagje hierover luidt als volgt:


Wie namen er allemaal deel aan het werk van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen in Rotterdam. De jaarlijkse contributie bedroeg begin 19e eeuw dfl 6,30 en dus konden alleen de wat welvarende burgers van Rotterdam lid worden, meestal middenstanders zullen we maar zeggen, met als beroepen schoolmeesters, bakkers, vleeschhouwers, timmerlieden, metselaars.

In een populaire lezing over bijvoorbeeld de Huiselijkheid der vrouw, bijzonder dienstbaar aan de bereiking van de bedoelingen der Maatschappij tot Nut van het Algemeen van dominee A. Francken uit 1835 wordt de rol van de vrouw in het gezin uitgewerkt.

Vrouwen, zo richtte Francken zich tot zijn vrouwelijk (.....) gehoor, moesten juist niet in het openbaar optreden 'om ter beschaving en veredeling des Volks de pen op te vatten, of zelfs wel op het spreekge­stoelte uwe stem te doen hooren'. Weliswaar hadden sommige vrouwen zich op die manier nuttig gemaakt voor de publieke doelstellingen van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen; maar het sloot volgens Francken beter aan bij de specifiek vrouwelij­ke talenten dat zij ingezet werden in de huiselijke kring. De vrouw zou door haar huiselijkheid een grote bijdrage kunnen leveren aan de opvoe­ding van de jeugd en de vorming tot deugdzaamheid van de lagere volks­klassen. Het ging er niet om de vrouw de toegang tot het gezellige leven te ontzeggen, want juist door 'haar meer deelnemend, zachter gestemd gevoel' was 'zij daarvoor bijzonder geschikt.
Indien de ontspanning niet van dien aard was dat zij 'het verstand ledig laat, den trek naar uitbundig zingenot te zeer prikkelt, het gevoel voor hetgeen waarlijk schoon en edel is verkeerdelijk wijzigt, zoo niet geheel verstompt', maar zich integendeel kenmerkte door 'dien zachten, stillen en reinen zin, welke ook het huise­lijk leven vooral moet kenmerken', dan kon zij 'met dit laatste in de treffendste harmonie staan'. Thuisgekomen zou de vrouw zich dan met nog grotere inzet wijden aan de uitoefening van plichten die haar in het huisgezin wachtten. Hoe velen zouden zich dit nog in 2004 toewenschen...

Uithuizigheid van de vrouw leidde volgens Francken dus tot de onder­gang van het huisgezin. Gelukkig daarentegen was het gezin waar de vrouw niets liever deed dan zich vol overgave op haar huishoudelijke plichten storten: 'niets zaligers, dan, na volbragte taak, des avonds aan de zijde van haren Echtvriend uit te rusten, met zachte hand de zorg hem van het aangezigt af te wisschen, door allerhande kleine dienstbetoonin­gen der liefde zijn leven te veraangenamen'. Nou, dat zouden we ons in 2004 ook nog wel eens willen.
Uithuizigheid van vrouwen op grote schaal zou dan ook rampzalige maatschappelijke gevolgen heb­ben. Daarentegen was het volk gezegend 'welks algemeene welvaart door huiselijke deugd en ingetogenheid gekweekt en bevestigd wordt!'

De rol van de huisvrouw was door het goede voorbeeld dat zij geeft aan de 'dienstbare klasse' ook van betekenis buiten haar eigen huishouden. De mate van zedelijkheid was namelijk bepalend voor het geluk van de gehele maatschappij en deze zedelijkheid zou volgens Francken sterk worden beïnvloed door het gedrag van de werkgeefsters. Dienstboden verlieten immers vaak op jonge leeftijd het ouderlijk huis om in dienst te treden bij de beschaafde standen


Werd een dienstbode in een dergelijke situatie geconfronteerd met een uithuizige meesteres, dan werd de verleiding te groot om haar werk niet goed te doen, verkwistend te zijn, te stelen, te flirten en uit te gaan. Uit­eindelijk zouden de dienstboden zedelijk worden bedorven en nooit goede huisvrouwen worden.

Een eenvoudiger levensstijl en vooral de huiselijke godsdienstbeoefening waren daarentegen een bron van inspi­ratie voor de dienstboden. Het goede voorbeeld van een huiselijke werk­geefster zou de dienstboden ertoe aanzetten om het gezin vlijtig te dienen en weloverwogen in het huwelijk te treden met een kleine, maar voor de dienstbode belangrijke som spaargeld. 'Zal er geene verwachting zijn, dat zij, door God gezegend, aan eene braven Echtgenoot verbonden, zelve een burgergezin zal tot stand brengen, dat door deugd en welvaart zich gunstig onderscheidt?'

Nog veel belangrijker was de rol van de vrouw als huismoeder, waar­mee Francken naar eigen zeggen de 'tederste snaar van het vrouwelijk gevoel' aanroerde. Hij onderstreepte hoe belangrijk het was voor de goede opvoeding van de kinderen dat de moeder veel thuis was. Hierin kon zij ook haar grootste genoegen vinden, want en dan stoppen we er maar mee


Aad, schrijver dezes, moest even een traan van ontroering wegpinken


Enne, op zoek naar Volks-liedjens uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen, 1789-1807), klik dan maar eens HIER





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

23 April 2004