Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Over de Rotterdamse Zeeheld Aert van Nes

Een van de zijstraten van de Coolsingel is de Aert van Nesstraat, op onze site al vaak genoemd.

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Aert van Nesstraat en klik op ENTER

Aad weet natuurlijk dat Aert van Nes een niet zoo beroemde Zeeheld uit Rotterdam is geweest, vice-Admiraal onder Michiel de Ruyter, waarover we ooit dit hebben samengesteld, bijv. in
dit verhaal:

ruytermonument

het Michiel de Ruyter monument
in de Nieuwe Kerk in Amsterdam


Aanschouw, aanschouw, den Held
Der Staten rechterhand
Den Redder van 't vervallen Vaderland

DEN ALLERHOOGSTEN EN ALGOEDEN GOD ZIJ DIT GEHEILIGT:

Mitsgaders de eeuwige gedachtenisse van Michiel de Ruyter, opper-admiraal van Holland en West-Friesland, door drie Koningen van Europe met adellijke wapenen, ridderlijke waardigheid en hertogdom in 't Koninkrijk Napels, begiftigd: een Heer die, zonder het voorlichten van voorouderlijke adel, alles Gode en zijn dapperheid had te danken: door een ervarenis van acht en vijftig jaren, in het stuk der zeezaken d'allerkundigste zijner eeuwe, de grootste daden den geheelen Oceaan en Middellandsche Zee door, in zeven oorlogen loffelijk verricht, eilanden en sterkten in 't Noorden en Zuiden verovert, den Nederlanders die groote kust aan de Atlantische zee gewonnen, den zeeroover getemd hebbende, heeft hij als opperhoofd in vijftien groote slagen onoverwinnelijk gevochten, dien boven anderen gedenkwaardigen slag van vier dagen geleverd, en vier maal 't overgroot geweld der vereenigde vloten van den hals der republiek zeer voorspoedig afgekeerd: minder in macht - in dapper' heid gelijk, in beleid en geluk meerder. Eindelijk hebbende 't vaderland uit het uiterste gevaar gerukt, is hij, in den tweeden slag bij Siciliën gewond, in de haven van Syracuse manhaft gestorven.

Hij heeft geleeft 69 jaren, 1 maand, 5 dagen.

De Schrik des Grooten Oceaans.


Nu is over Aert van Nes niet zoveel meer te vinden en dan mag je blij zijn als je een boek vindt uit 1943 waarin zoo'n heerlijk ouderwetsch, ronkend, vaderlandslievend verhaal is opgenomen over Aert van Nes. Lees maar eens mee:

En voor we aan het verhaal beginnen, Aert van Nes werd begraven in de St. Laurenskerk, waar nog meer zeehelden liggen begraven, aldus onze rijmpjes:

En ook Witte de With, waarover we ook nodig eens een apart verhaal moeten gaan maken, werd in de St. Laurenskerk begraven, dit hebben we al over Witte de With op onze site:

Citaat uit dit verhaal:

Witte Corneliszn de With is ook een bekende uit de geschiedenis van de WIC.
Witte Corneliszn de With was ook bevelhebber van een gammele vloot die in 1649 namens de WIC bij Rio de Janeiro een aantal suikerschepen wilde kapen. Die gammele vloot en een muiterij dwong hem terug te keren naar Recife, tegen de wil in van de WIC ging Witte Corneliszn de With zelfs weer terug naar de Republiek. Daar werd hij door de Staten-Generaal aangeklaagd wegens insubordinatie....., maar werd vervolgens vrijgesproken, want men had Witte Corneliszn de With te hard nodig.... Maar snel terug naar ons verhaal over Aert van Nes:

aertvannespt

Aert van Nes

Rotterdam 13 April 1626 - Rotterdam 14 September 1693

Aert van Nes is in 1626 in Rotterdam geboren, en hij was dus 19 jaar jonger dan De Ruyter. Ook hij stamde uit een geslacht van zeelieden: acht er van hebben als kapitein bij onze marine gediend. Naast den naam Van Nes voerden de meesten den bijnaam Oude of Jonge Boer Jaep; één van hen, die steeds den mond er van vol had den dood van zijn vader, die in een gevecht met een Engelsch schip was ge­sneuveld, te zullen wreken, werd spottend "Vaders dood" genoemd.
De vele Van Nessen zijn overigens moeilijk uit el­kaar te houden; en ik zal mij dan ook beperken tot Aert Jansse van Nes, de eenige trouwens van hen, die het tot luitenant-admiraal heeft gebracht.

Aert van Nes is al op zijn elfde jaar gaan varen, en had dus, bij zijn benoeming tot kapitein bij de admiraliteit van de Maas, in Augustus 1652, reeds vijftien jaar dienst bij de zeemacht achter den rug. Het eerst vernemen wij iets van hem in den driedaagschen zeeslag, van den 28sten Februari en den 1sten en 2den Maart '53; een uitvoerig, levendig, door hem persoonlijk geschreven verhaal, van wat hij die dagen heeft verricht, bleef bewaard. Herhaaldelijk noemt hij reeds hier­in De Ruyter, die als commandeur en vierde persoon in de vloot, na Tromp, Jan Evertsen en Pieter Floriszoon, meevocht in den slag.

Het is te betreuren, dat zoo weinig brieven van Aert van Nes zijn overgebleven; slechts één volledig journaal, van 1667, ligt nog op het Rijksarchief, en verder een treffende beschrij­ving van zijn onderhoud met De Ruyter tijdens den ramp­zaligen slag van Augustus '66. Ook daar toont hij zich een goed stilist, die niet schroomt zelfs in zijn hrieven aan de regeering uiting te geven aan wat in zijn binnenste is omgegaan.

Na den driedaagschen slag streed Van Nes nog mede, in Juni, bij Nieuwpoort, en in Augustus bij Wijk-aan-Zee en bij Ter Heide, maar zijn naam komt in de veelal sobere beschrijvingen van deze gevechten, waaraan meer dan hon­derd van onze kapiteins deel namen, niet voor; evenmin kreeg hij, tijdens zijn tochten onder Van Wassenaer, in 1656 naar Danzig en in '57 naar de kust van Portugal, gelegen­heid zich te onderscheiden, behalve dan dat hij twee Por­tugeesche suikerschepen nam, en daardoor in goeden doen geraakte.
Zoo heeft het tot den slag in de Sont, van Novem­ber '58, geduurd, eer hij van zich deed spreken; door Van Wassenaer krachtdadig bij te staan in diens gevecht met den Zweedschen admiraal, en, ondanks eigen zware verlie­zen, een der beste vijandelijke schepen reddeloos te schie­ten, werd hij met eere in de officieele rapporten vermeld, en eenige maanden later door de Rotterdamsche admirali­teit op een voordracht geplaatst voor vice-admiraal van de Maas; en, toen men Van Wassenaer vroeg, welke officieren volgens hem in aanmerking kwamen om den in den laatsten slag gesneuvelden Witte de With op te volgen, noemde ook hij den capiteyn van Ness, of anders den Jongen Boer, een braeff jongman, die daervan, èn voor mijn tijt èn in de laet­ste rencontre tegens de Sweden, als wanneer hij mijn se­condeerde, goede preuven gegeven heeft.

Van Nes was echter toen nog slechts 32 jaar oud; behalve hij kwam ook Van Wassenaers verdienstelijke en veel oudere vlaggekapitein Cortenaer op de aanbevelingslijsten voor, en het lag voor de hand, dat op dezen de keuze der regeering viel. Van Nes is nog tot November '59 als kapitein in de Oostzee gebleven, en toen met Van Wassenaer thuis gevaren.

In het voorjaar van 1661 begon de nu verder ononderbroken periode van samenwerking met De Ruyter. Na het Zweed­sche leger van Funen te hebben verjaagd, de Zweedsche vloot in Landskrona te hebben opgesloten, en onze scheep­vaart een veiligen doortocht door de Sont te hebben ver­zekerd, was deze in Augustus '60, met roem beladen, in Holland teruggekeerd.
Gedurende den winter vertoefde hij bij zijn gezin in Amsterdam, en in Mei '61 zeilde hij weder uit, om met een vloot van achttien schepen onze straat-, smyrna- en levantvaarders te beveiligen tegen de kapers van Tunis, Tripoli en Algiers.

Van Nes, die toen reeds meer dan een jaar aan den wal had gewoond, is uiteraard ingedeeld bij deze vloot: het puikje van onze zeeofficieren vergezelde immers De Ruy­ter op dezen tocht, en naast commandeurs en kapiteins als Gideon de Wildt, Cornelis Evertsen, Willem van der Zaan, Jan de Liefde en Adriaen Banckert - allen mannen die later zich uitstekende aanvoerders van onze eskaders zou­den toonen - mocht een veelbelovend kapitein als Van Nes niet ontbreken.
Zeker, het was vrede in West-Europa, maar in de Middellandsche Zee was er voor een Nederland­sche oorlogsvloot werk genoeg aan den winkel; en Van Nes heeft met zijn tochtgenooten in die meer dan twintig maan­den volop gelegenheid gekregen den grootsten vlootvoogd van zijn tijd gade te slaan in zijn bedrijf; vooral, nadat hij in Maart '62 tot schout-bij-nacht van de Maas was benoemd, en dus in de zittingen van den hoogen krijgsraad herhaal­delijk, in persoonlijk contact met De Ruyter, diens rijpe overwegingen en wijze beslissingen leerde kennen en waar­deeren.

Ook den beroemden tocht van De Ruyter van Mei '64 tot Augustus '65, eerst weder naar de Middellandsche Zee en daarna naar de Bocht van Guinee, West-Indië en New Foundland, heeft Van Nes medegemaakt.
In Maart '65, tij­dens den oversteek over den Atlantischen Oceaan, toen, nog onder den indruk van de zware op de kust van Afrika ge­leden verliezen, het nijpend gebrek aan victualie en bier, den onzekeren politieken toestand - niemand wist of het oorlog met Engeland was of niet - en de al te veel omvat­tende taak die onzen schepen wachtte in de Caraïbische Zee en op de oostkust van Amerika, het personeel der vloot in een uiterst neerslachtige stemming verkeerde, en zelfs De Ruyter zich herhaaldelijk licht geprikkeld toonde, heeft het weinig gescheeld of een breuk tusschen hem en Van Nes is ontstaan.
Gelukkig hebben, in een kort gevecht. op de ree­de van Barbados, de aldaar opgestelde Engelsche kanonnen - zoo als zij reeds zoo vaak hadden gedaan - de goede verhouding onder onze vlagofficieren hersteld; en toen men eenmaal zekerheid had verkregen dat inderdaad de oorlog was uitgebroken, vele rijkgeladen Engelsche koopvaarders in onze handen vielen, en ieder besefte dat een spoedige te­rugkomst in onze havens, met een eensgezinde vloot, nood­zakelijk was voor het welzijn van het vaderland, waren weldra alle geschillen op zij gezet, en kon De Ruyter, bij aankomst in Delfzijl, rapporteeren, dat hij, zijn onderbevel­hebbers en zijn scheepsvolk gereed waren terstond hun dienst te doen op de Noordzee. Nadien heeft niets meer de warme vriendschap tusschen beiden verstoord.

Van Nes is nog tijdens deze reis tot vice-admiraal bevor­derd; als zoodanig nam hij deel aan de najaarscampagne van '65, en in Januari '66 volgde zijn benoeming tot luite­nant-admiraal van de Maas, ter vervanging van Cornelis Tromp, die op zijn verzoek naar Amsterdam was over­geplaatst.

Hij was nog geen veertig jaar, toen hij den hoogsten rang, dien zijn admiraliteit hem kon geven, bereikte. Het aanzien dat hij bij de regeering genoot, moet wel zeer groot zijn ge­weest: kort vóór onze vereenigde scheepsmacht in Juni in zee stak, wezen de Staten-Generaal, ondanks de aanwezig­heid op de vloot van den zooveel ouderen Cornelis Evert­sen en van den toen reeds zoo beroemden en populairen Cornelis Tromp, hèm aan als opvolger in het bevel, indien De Ruyter mocht komen te vallen; en voortaan voer, in alle zeeslagen van den tweeden en van den derden Engelschen oorlog, zijn schip naast of direct achter dat van De Ruyter, opdat, mocht hij het bevel moeten overnemen, dit zonder verwarring te stichten, onmiddellijk kon geschieden.

Ik ver­telde reeds hoe goed deze regeling in den vierdaagschen zeeslag, toen De Ruyter zich tijdelijk aan den strijd moest onttrekken, heeft voldaan; en tevens, dat Van Nes daarbij het in hem gestelde vertrouwen ten volle waardig heeft getoond.

De Staten van Zeeland hebben de aanwijzing van Van Nes tot eventueelen opvolger van De Ruyter gevoeld als een achterstelling van den admiraal van hun gewest ten op­zichte van den oudsten vlagofficier van één der drie Hol­landsche admiraliteiten, en hebben zich hiertegen ten hef­tigste verzet; duidelijk blijkt echter, dat hun betoog uit­sluitend berustte op principieele gronden, en dat van eenig bezwaar tegen Van Nes persoonlijk geen sprake is geweest.
Deze zelf is geheel buiten dit geschil gebleven; van moei­lijkheden tusschen hem en Cornelis Evertsen hooren wij niet, en door den spoedig gevolgden dood van den laatste heeft deze zeer veel ophef makende zaak geen verdere ge­volgen gehad; ja, Holland heeft het zelfs niet noodig geacht, ooit antwoord te geven op het krachtige Zeeuwsche protest.

Citaat uit ons rampjaar verhaal:

In het rapport over den vierdaagschen zeeslag, dat Johan de Witt, na alle vlagofficieren te hebben gehoord, den Sta­ten-Generaal overreikte, roemt hij uitdrukkelijk het beleid en den moed door Van Nes toen getoond; aan den feest­maaltijd, den 17 den Juni in Vlissingen door de hoogmogen­de gedeputeerden den voornaamsten hoofden der vloot aan­geboden, heeft hij aangezeten; doch overigens heeft hij wei­nig dank of lof voor zijn braaf gedrag geoogst. De vele, zeer vele gedichten die na den slag verschenen, bezingen uit­sluitend de daden van De Ruyter en van Tromp, of betreuren den dood van de gesneuvelde admiraals Evertsen, Van der Hutst en Stachouwer; aan Van Nes heeft niemand één regel gewijd.
De verslagen van verschillende vice-admiraals en kapiteins zijn terstond gedrukt en in den handel gebracht; het zijne - indien hij althans niet met een mondeling ver­haal aan De Witt heeft volstaan - vindt men nergens ver­meld. Daar na terugkomst in onze havens alles aan het werk toog om de vloot weder zoo spoedig mogelijk in zee te kunnen pressen, ontbrak ook de tijd voor een plechtige huldiging in Den Haag; en zoo moet Van Nes, behalve in de persoonlijke vriendschap en waardeering van De Ruyter, uitsluitend zijn belooning hebben gevonden in het besef zijn plicht te hebben gedaan.

Zes weken later, in den slag van den 4den en 5den Augus­tus, zou blijken hoe hecht die vriendschap met De Ruyter was, en hoe oprecht diens waardeering. Op den eersten dag was onze voorhoede, waarvan de aanvoerders, Jan Evertsen en Tjerk Hiddes, waren gesneuveld, naar de Wie­lingen gevlucht; Cornelis Tromp, met de achterhoede in felIen strijd gewikkeld met een Engelsch eskader, en over­tuigd zijn plicht te doen door dit tot den aftocht te dwin­gen, was aan de kim verdwenen; De Ruyter en Van Nes, met hun middentocht, hadden de aanvallen te weerstaan van Monk en Prins Rupert met meer dan de helft van 's vijands vloot; en de stemming waarin De Ruyter op den avond van dien dag verkeerde, weerklinkt uit zijn jour­naaI, waar hij schreef:

In Augustus 1667, toen De Ruyter, na zijn tocht naar Chat­ham, den mond der Theems weder had verlaten, heeft Van Nes nog geruimen tijd zelfstandig het bevel gevoerd over de vloot die Londen blokkeerde, en bij die gelegenheid is het hem gelukt met zóóveel beleid een krachtigen aanval van veertien branders af te slaan, dat York, de Lord High Admiral van Engeland, in de raadskamer der admiraliteit onverholen zijn bewondering er over uitsprak, en zijn secre­taris Samuel Pepys menige bladzijde van zijn beroemd Diary aan deze gebeurtenis wijdde.

Citaat uit ons Schotland verhaal :

Ook Brandt heeft dit optreden van Van Nes zeer gewaardeerd; uitvoerig be­schreef hij het in zijn De Ruyter-biografie, en het inspi­reerde hem zelfs tot de woorden:

Over het verdere leven van Van Nes kan ik kort zijn. In de vier groote zeeslagen van 1672 en '73 voer hij met zijn schip - dat zoo terecht den naam Eendracht droeg - steeds trouw in het zog van de Zeven Provinciën; en de geschie­denis van De Ruyter van deze jaren, die zoo vaak werd beschreven en hier niet behoeft te worden herhaald, is te­vens die van zijn vriend Van Nes.

Wat de reden is ge­weest, ,dat hij De Ruyter in '74 niet heeft vergezeld naar West-Indië, maar, te zamen met Banckert, aan Tromp werd toegevoegd op diens onzalige expeditie naar de kust van Frankrijk, weet ik niet; wèl kan ik U zeggen, dat hij, na zijn schepen behouden binnen te hebben gebracht, zijn vlag voor goed neerhaalde, en zijn leven verder sleet aan den wal.

Den 14den September 1693 is hij te Rotterdam over­leden, en in de Groote Kerk aldaar ter aarde besteld.





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

14 Augustus 2004