Een e-mail sturen? Het e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De herinneringen van Cees Vrijenhoek

Toen wij uit Rotterdam vertrokken

Cees Vrijenhoek neemt op onze site een apart plekje in, een heel warm plekje zelfs. Cees heeft bij de vader van Alie, Dingeman Boogaard een aantal jaren in de klas gezeten:

Dingeman Boogaard

In de klas

Wie heeft bij mijn Vader Dingeman Boogaard op school gezeten in de jaren dertig op het Noordereiland

Mijn Vader was Hoofd eener Openbaren Lageren School, te weten de School A22 voor G.L.O. (Gewoon Lager Onderwijs) in de Willem Barentzstraat op het Noordereiland. Mijn vader vervulde die functie vanaf halverwege de jaren twintig tot de oorlog.

Zijn er mensen, die bij mijn Vader op school hebben gezeten ? Ik ben zooooo benieuwd naar verhalen over hem ....

Via onze site kwam Cees Alie op het spoor. Samen met Hans hebben ze Alie opgezocht en natuurlijk kwam daar nog een verhaal over, klik maar eens
HIER

Speciaal voor Cees zetten hier ook nog deze foto van Dingeman Boogaard erbij, de foto (met nog veel meer foto's van Dingeman Boogaard) komt uit dit verhaal.

dickopaboogaard

En natuurlijk ook wat foto's van onze site over het Noordereiland:

De foto's komen uit dit verhaal en dit verhaal en speciaal voor dit verhaal dook Aad de foto op van het Burgemeester Hoffmanplein , met wat tekst, waar Cees het in zijn eigen verhaal over gaat hebben:

prinshendrikkadetramwacht

op de Prins Hendrikkade op het Noordereiland

dat was boffen als de brug naar het Stieltjesplein openging, maakte de tram een extra rit over het Noordereiland

kwam je in de buurt van de school van Opa Boogaard

vdtakstraatwo2

Van der Takstraat

in het doodlopende straatje rechts werd in de Mei dagen 1940 onderhandeld over de capitulatie

braakmannoordereiland

Het pand met de torentjes is van de firma Braakman

Noordereiland, Prins Hendrikkade

Vanaf dit Antwerpsche Hoofd vervoerden de "Telegraaf" boten van Braakman & Co o.m. passagiers naar Antwerpen. Verder naar links vertrokken ooit grote witte raderboten stroomopwaarts richting Mannheim.

Vanaf het Antwerpens Hoofd onderhielden de Gemeentelijke Veerdiensten een pontverbinding met de Oosterkade, het Maasstation. Op de volgende foto's een voorbeeld van zoo'n boot, LINK :

heenenweer1950ro

heenenweer3ro

En dan nu de foto die nog nergens op de site staat:

burghof

Burgemeester Hoffmanplein in de jaren 1980

Van het plantsoen, naar men zei, het mooiste van Rotterdam, is niets meer over

Op de achtergrond de Thorbeckestraat

Dr.T.J. Stieltjes, waaraan dit monument op de bovenstaande foto herinnert, was technisch adviseur van de Rotterdamsche Handelsvereniging van Pincoffs. Meer over Pincoffs en zijn RHV en AHV kun je lezen in dit verhaal.

En ergens in de buurt staat ook een klein standbeeldje van Pincoffs....

pincoffportret

Lodewijk Pincoffs

1827 - 1911

LINK


Ook het Stieltjesplein werd trouwens naar Dr. T.J. Stieltjes genoemd. De grote 19e eeuwse RK Basiliek was gewijd aan de Martelaren van Gorkum, waar we het in dit verhaal al eens overgehad hebben. Citaat: Dus zelfs over die Basiliek op het Stieltjesplein was Aad nooit de achtergrond verteld..

Burgemeester J.F. Hoffman was Burgemeester van Rotterdam in de jaren '60 van de 19e eeuw, ongetwijfeld wist onze Opa meer over hem te vertellen dan Aad nu weet, maar wie weet valt er nog eens een boek op de juiste bladzijde open of duikt er een emiel op....

Aan het begin van het nu verdwenen plantsoen, bij de Van der Takstraat, ooit gewerkt bij Gemeentewerken, staat een standbeeld van Wilhelmina ter herinnering aan haar troonsbestijging in 1898. Het beeld werd ooit aangeboden door de gezamenlijke middenstand van het Noordereiland....

En helaas het enige wat Aad ooit heeft kunnen vinden over de school aan de Willem Barentzstraat is dit: ooit was er een Openbare Jongensschool die in de wandeling de school van Pouwer werd genoemd, het Hoofd der School heette zoo. Het werd ook wel een Jongeherenschool genoemd, want er werd al Frans gegeven, wat goed aansloot op het vervolgonderwijs, maar niets over de GLO A22, jammer nou toch....

Alie vertelt vaak het volgende verhaal van haar broer Maarten



En nu laten we Cees Vrijenhoek aan het woord, want die blijkt ook al over een geweldig geheugen te beschikken en kan ook zoo beeldend vertellen:

Toen wij uit Rotterdam vertrokken


Wij woonden in Rotterdam op het Noordereiland en daar heb ik mijn jeugd doorgebracht, totdat de 2e wereldoorlog uitbrak.
's Morgens werd ik wakker door het bombarderen van de Waalhaven, want daar had Rotterdam een vliegveld (vliegveld Waalhaven).

Wij uit bed en het eerste wat we tegen het lijf liepen waren Duitse soldaten, deze waren bezig papieren in het Duits en in het Hollands overal op te kladderen en daarop stond vermeld dat wij de orders moesten opvolgen, anders werden we doodgeschoten. Maar, we beseften het amper dat de oorlog was uitgebroken.

Oorlog en we werden niet lastig gevallen, we konden gaan en staan waar we maar wilden, maar toen we onze ouders hoorden zeggen dat de Mariniers van het Oostplein wel zouden komen toen liepen wij uit nieuwsgierigheid naar de Maaskade, want dan zouden de Mariniers over de Maasbrug komen en die zouden wel even korte metten met die Duitsers maken, maar geen Marinier te zien.
We zagen wel veel vliegtuigen landen op de Maas en daar kwamen de Duitse soldaten met rubber bootjes uit en kwamen naar de wal.

Op de Boompjes kwam een tram aanrijden en daar hingen allemaal zandzakken aan. Het was een hele drukte op de Maaskade met al die Duitse soldaten.

Inmiddels was het 6 uur geworden en opeens brak de hel los en begonnen de Mariniers en de landmacht hevig te vuren, om ons heen vielen de Duitse soldaten om ons heen en ze waren dood en wij werden niet geraakt. We vluchten wel gauw naar ons huis en we begrepen later waarom wij niet geraakt werden, het waren scherpschutters en al gauw werden ze door de Duitsers De zwarte duivels genoemd, Mijn Hemel wat waren zij bang.
Zij gingen dekkleden spannen voor de zijstraten zoals: De Cornelis Trompstraat, de Sleephellingstraat, de Prins Hendrikstraat, de Meeuwenstraat en aan de andere kant van de v/d Takstraat (dat was de verbinding tussen de de Maasbrug en de Koningsbrug) en daar gingen ze verder met dekkleden spannen want die waren er genoeg bij ons op het eiland. En zo werden de Fijenoordstraat, de Prins Frederikstraat en de Ruijterstraat allemaal afgeschermd zodat de Mariniers de Duitse soldaten niet voorbij konden zien gaan, maar er sneuvelden toch ontzaglijk veel Duitse soldaten en die werden begraven op het plantsoen op het Burgemeester Hoffmanplein en dan werd hun geweer er boven op gezet en daarop de helm. En wat bleek nu al de helmen zaten met kogelgaten. (Over scherpschutters gesproken).
Op een gegeven moment brak de hel los en moesten we naar een schuilplaats vluchten en die werd ons gauw gegeven, het was een kelderwoning van een schildersbedrijf.

Het gezin van de schilder woonde er niet meer boven, hij gebruikte het alleen om op te slaan en een Duitse soldaat had het voor ons opengebroken, zodat wij dekking konden zoeken. Wij waren niet alleen, maar het was snel allemaal geregeld en een ieder had een plekje.

Al gauw vernamen we wat dat geschut was. Het was een Hollands oorlogsschip, die was de Maas op komen varen en begon het eiland plat te schieten tot aan de Sleephellingstraat toe. Alle huizen en kantoren en de RK kerk waren verdwenen. Er heerste bij ons een vreselijke angst en op het laatst zelfs paniek.

Een oude vrouw bleef dood van angst en kinderen gilden en weer anderen zaten aan een stuk door te bidden.

Opeens ging de deur open en kwam er een Duitse soldaat met zijn geweer naar binnen en zei dat we rustig moesten blijven, want het zou zo direct afgelopen zijn en werkelijk het hield op en we konden elkaar weer verstaan. Wat was het geval: ze hadden hem buiten werking gesteld en dat was voor ons achteraf bekeken een geluk.

Toen we naar huis wilde gaan, kregen we orders om alleen dekens en eten te halen en dan weer terug te komen naar de kelder. Mijn moeder zei, dat ik ook mee moest om te dragen, dus ging ik ook mee en nu moet je je voorstellen: je gaat met je moeder en kennissen naar huis om dekens en eten te halen en het is allemaal puin. Huilen en niets anders dan huilen, dat was toch gewoon onbegrijpelijk, dat je huis er niet meer was.

We mochten niet meer in de puin zoeken werd er door de luchtbescherming gezegd, want er konden nog onontplofte projectielen liggen en we moesten maar naar onze schuilplaats terug keren en wel zonder eten, zonder dekens en alleen in ons hemmetje en jurkje, want het was zomer.

Teruggekomen kreeg je van alles te horen, gillen, jammeren, klagen en dreigen met vluchten en de honger begon te knagen, het was één bonk ellende.

Op een gegeven moment vloog de deur open en dezelfde soldaat kwam weer binnen en iedereen begon tegen hem te klagen over eten en dekens enz. Hij wees mijn moeder en mij en nog een paar mensen en zei dat we mee moesten komen en we gingen mee. We gingen naar een winkelbedrijf op de hoek van de Laurierstraat en dat was toen de Vooruitgang geheten. Hij schoot het slot kapot en er was van alles en de soldaat zei dat we het rustig aan moesten doen en alleen voor de mensen in de kelder. We hadden brood en kaas ,worst en melk en opeens een knal, verschrikt keken we wat er was gebeurd en zagen dat er een man die met ons mee was gegaan dood lag. De soldaat had hem dood geschoten.

De soldaat legde ons zo goed als hij kon uit dat de man als een gek de kassa aan het plunderen was en hij liet het ons zien en vroeg ons wat dat voor munten waren en wij vertelden hem dat dit gaspenningen waren, die moest je in een meter doen en dan kreeg je gas. Ik weet nog niet of hij dat begrepen heeft. Wel heeft hij een geldstuk gepakt en er op gebeten en maakte ons duidelijk dat je dat niet kon eten.

We waren flink van streek en moesten de winkel verlaten met het eten en drinken, ook vertelde hij zijn naam nog, maar die ben ik vergeten en dan kan ik er wel één verzinnen maar dan is het verhaal niet echt meer en dat wil ik in geen geval. Als je dit al een verhaal kan noemen, je begrijpt inmiddels al dat het een biografie is, maar ik had behoefte om een boek over mijn jeugd in elkaar te flansen, 76 jr. ben ik op dit moment en ik dacht dat dit iets kon worden voor een latere generatie.

In de kelder aangekomen hebben we met zijn allen lekker gegeten ondanks de ellende van het voorval in de winkel, de man bleek nog een jonge man te zijn. Het zou nog wel dagen kunnen duren dat we daar moesten doorbrengen.

Het vechten hield niet op en inmiddels was er een commandopost gekomen met een Duitse commandant. Boven op de wagen was een luidspeaker aan gebracht en die hield ons op de hoogte via een tolk, ook dat de Mariniers hevig verzet boden. Ons werd verteld dat er ieder moment een geestelijke met een officier over de Maasbrug naar het eiland kwam om te onderhandelen en steeds keerde ze onverrichte zaken terug.

De eerste nacht was ingegaan, maar van slapen kwam niet veel, het lawaai van het schieten en het klagen en jammeren van de mensen en het schreeuwen van de soldaten buiten, het was allemaal niet meer te bevatten. Eén ding, We waren in oorlog.

Op een gegeven moment vernam je dat inmiddels ook de Statendam, een groot schip van de HAL in de brand stond, toen was ik niet te houden en rende naar buiten en zag wat je nooit had durven dromen De Statendam stond in brand. Dat kon gewoon niet, zo groot, zo statig met drie van die grote schoorstenen en daar lag hij dan te branden.

Meet het terug slenteren naar de kelder ben ik toch nog even gaan kijken hoe of de zaken er voor stonden, het hele Burgemeester Hoffmanplein was inmiddels één grote begraafplaats geworden, om misselijk van te worden.

Ondertussen was ik gelijk getuigen van een onderhandeling tussen de Duitse commandant en de Hollandse commandant en ik hoorde zeggen; dat werd vertolkt: Dat als ze bleven weigeren zich over te geven dat hij dan niet langer dan twee dagen zou wachten om de stad te laten bombarderen.

Wat dat me deed als jongen kan ik je niet beschrijven. Even was ik verdwaasd en stond aan de grond genageld te kijken, toen rende ik naar de kelder en het eerste wat ik kreeg was een draai om mijn oren. In mijn verontwaardiging riep ik uit: En nu vertel ik het zeker niet.

Oh,oh, jammerde de dames van Lent, er is toch niets aan de hand? Nee, maar ik kreeg toch een draai om mijn oren? En ik wilde wat vertellen, nou, vertel het dan en ga niet meer weg zonder het te zeggen.

Ik heb zelf gehoord dat als de Mariniers en andere zich niet overgaven dat dan de stad gebombardeerd zou worden en dat de Statendam in de fik stond en daar was ineens een gekakel en een gejammer, het was om gek van te worden. Maar ik was wel trots dat ik dat als eerste kon vertellen, niet dat ik de enigste jongen was in de kelder, maar ik was wel de oudste van de jongens en meisjes en had ook meer lef. Of wij daar met zo weinig mensen zaten? Nee, ik denk ongeveer een 25 mensen. Het eiland was niet zo druk bevolkt en je had er schuilplaatsen genoeg en ook hoorde wij dat er mensen met kussens en bedden die zij voor hun eigen bescherming mee moesten nemen over de Koningsbrug naar zuid mochten vluchten. Nu we het toch over de Koningsbrug hebben wilde ik even vertellen, dat het eerste slachtoffer dat er op die brug viel een agent van de Nassaukade was, wij kenden hem allemaal goed,later gingen daar allerlei verhalen over zoals: zou hij misschien hebben willen vechten? Een ander zei nee, dat komt omdat hij een uniform droeg en dat laatste geloof ik eigenlijk eerder.

Het is raar, de derde dag is aangebroken en het leek wel of je er aan gewend raakte aan al die knallen en geschreeuw, de honger begon te knagen en er werd beraadslaagd door mijn moeder en anderen om het buiten aan de soldaten te laten weten en wat is nu het mooiste? In de Anjerstraat woonde ene Tante Cathrien Peters en die zat ook bij ons in de kelder, zij was Duitse en vroeg of zij mee moest gaan als tolk en dat was goed.

Er kwamen al gauw soldaten en tante Peters vertelden hen dat wij honger hadden en dat er mensen waren die een dokter nodig hadden en medicijnen. Zij wisten er zeker niet goed raad mee, want het werd nogal een hevig gesprek. De Duitse soldaten gingen voor en we moesten snel maken dat we weer in de kelder kwamen. Nee dit beloofde een slechte dag te worden. Er werd besloten om te gaan zingen en dat was voor de Duitsers zeker waanzin en algauw werd de deur open getrapt en stond er weer een soldaat die schreeuwde dat we stil moesten zijn en dat deden we maar al te graag, behalve tante Peters, die liet goed merken dat ze ook een Duitse was en die vroeg wat ze hier te zoeken hadden en nog veel meer. Uiteindelijk werd zij mee genomen. Weer paniek, de mensen moesten water hebben.

En dat hadden we niet zo veel meer,want we hadden na de beschieting van de Jan van Gaalen water moeten tappen.

En moet je nagaan,zaten we haast drie volle dagen in die benauwde kelder, alles ongewassen en nog een beetje water in voorraad en ik kan je nu verzekeren dat het er stonk en we hadden nogal liefst corvéé. Maar dat ging ondanks de Duitsers met de Franse slag. De deur ging open en wie kwam daar binnen? Juist, tante Peters.
Niet zenuwachtig en ze riep; allemaal even stil, ik zal jullie vertellen dat ik bij de commandant geweest ben en ik heb hem toestand uitgelegd en dat deze erbarmelijk was en nog veel meer, maar ik kan jullie vertellen dat we tegen de avond waarschijnlijk water krijgen en nu moeten er een paar mensen mee en jij moet ook mee met je zoon zei ze tegen mijn moeder want, we krijgen eten en daar moeten wij zuinig mee zijn want de commandant weet niet of hij daar mee aan de gang kan blijven. Want er komen er veel te veel en hij vond ons volk heel netjes, omdat we zo kalm bleven.

Nu gaan we op weg mensen en beleeft zijn, dat is altijd goed. We deden de deur open en ineens een oorverdovend lawaai van machinegeweren en zwaardere wapens en voor de deur lagen Duitse soldaten, wij moesten snel gaan liggen. Waar willen jullie naar toe? Tante Peters vertelde dat de commandant eten voor ons had en dat we met een paar mensen moesten komen. Het vuren werd minder en wij mochten gaan als wij het op onze buik deden, dat was voor mijn moeder vreselijk, zij was 34 jr. en woog 90 Kg maar, ze deed het en we kwamen er. We zagen dat de zijlen of dekkleden aan flarden waren en dat ze bezig waren nieuwe te spannen en die waren er genoeg, want op het eiland had je de dekkledenhandel van Bingham en Hamel, precies weet ik het niet meer. Wat ik wel weet is dat Pieter van Vollenhoven zijn vader daar een vinger in de pap had zoals ik op latere leeftijd hoorde vertellen. Bij de post aangekomen kregen we inderdaad brood met een halve kaas, we moesten snel verdwijnen want het werd gevaarlijk.

We liepen rechtop weg anders konden we het niet dragen, ik was in ieder geval vreselijk bang en toen viel mijn moeder ook nog, hard liep ik naar haar toe en voor ik bij haar was hadden twee soldaten haar naar de kant gesleept en we moesten snel maken dat we weg kwamen. Mijn moeder had haar eigen wel pijn gedaan, maar zij kon toch mee naar de kelder. De anderen waren er al en toen wij kwamen werd er hoera geroepen. We hebben lekker zitten eten, maar het brood was wel zuur en hard en je had gauw genoeg, zij noemde het kuch, maar de kaas was Hollandse kaas, die hadden ze zeker bij R.M.I. gestolen, want die was vlak bij de commandopost.

Opeens stond dezelfde soldaat die al een paar keer geweest was in de kelder en hij zei dat hij erg moe was, hij viel van de trap.

Toen hij wat gedronken en gegeten had dankte hij vele keren en ging weer naar buiten. Het leek wel of het vuren steeds erger werd maar, we durfden niet meer naar buiten. Het werd weer stiller en wij maakten ervan dat de commandant weer kwam onderhandelen, Maar na een half uur was het weer goed raak.

Intussen een antwoord op uw vraag; zou hij een vader gehad hebben? Ja, die had ik en die zat ook in de kelder, maar kon vanwege een ongeval niet uit de voeten.

En had zodoende ook een angst dat er wat met ons zou gebeuren en dat was wel degelijk mogelijk, dus niet ondenkbaar.

Na nog wat spelletjes gedaan te hebben zijn we toch met angst de nacht ingegaan en dat zou de laatste nacht zijn geweest in de kelder.

Toen we wakker werden ging de vierde dag in en die zouden we ons verdere leven niet meer vergeten, Het was allemaal zo vreemd, we mochten zomaar naar buiten en de soldaten gedroegen zich ook vreemd, het leek er net op alsof zij zich klaar maakten om te vertrekken. We liepen rond en zochten of we wat te wat te eten konden vinden voor allemaal en dat konden we.

We zagen bij Ballegooien de groentewinkel mensen bezig met sjouwen en wij er ook naar toe, er was niet veel meer dan een paar verloren aardappelen en we ontdekten nog een paar blikken daar zat niets meer in.

Buiten gekomen kwam tante Peters ons te gemoet en vertelde ons dat de oorlog gauw afgelopen zou zijn, want de soldaten hadden verteld dat zij vandaag nog de stad zouden ingaan. We begrepen er in ieder geval niets van. Maar daar zouden we snel genoeg achter komen.

's Middags vernamen we dat we allemaal naar binnen moesten en dat we binnen moesten blijven en dat was een bevel. Binnen was het bepaald spannend, het vuren hield op en op het laatst nog een enkel schot.
Na enkele uren in spanning te hebben gezeten hoorden we opeens allemaal vliegtuigen en toen daverende knallen, alles trilde en wat aan de wanden hing viel er vanaf. We begrepen al gauw dat het bommen waren en dat ze de stad aan het plat gooien, het hield niet op, er vielen ook heel wat bommen dichter bij. Later bleek dat zij deze in de Maas gegooid hadden. Na lange angstige ueren werd het stil en hoorden we Duitse commando’s, zij vertrokken en wij waren inmiddels ook naar buiten gegaan. Verschrikkelijk, allemaal glas en hout en alles rook en knallen van uit de stad.

Toen liepen we naar de Maaskade en zagen de stad branden, mijn moeder begon toen te gillen, want de familie van mijn vaders kant woonde in de stad en dat was een ramp als mijn vader dit te horen kreeg,

Maar hij kwam er al aan gestrompeld en viel schreeuwend neer, wat maakte hij mee?

Het duurde lang voordat het goed tot je doordrong wat er nu eigenlijk gebeurd was en ik kan de stank nooit meer vergeten.

Een broer van mijn moeder kwam op de fiets van Schiedam naar Rotterdam rijden om te kijken of alles in orde was en het gehuil van blijdschap was niet van de lucht.

En hoe moet het nu verder met jullie nu je geen huis meer heeft? Maar inmiddels was er ook een broer van mijn vader gekomen en vertelde dat er in het Noorden zoals het Zwaanshals en de Woelwijkstraat geen bommen waren gevallen.

Om kort te zijn werden we op dat moment verdeeld onder de familie totdat we een ander onderkomen hadden.

Gelukkig hadden we dit tamelijk snel en we waren het ook tamelijk snel weer kwijt. Want in Oktober 1941 werden we door de Engelsen uitgebombardeerd. Weer alles kwijt.

Om alle ellende over te slaan. We zijn in Schiedam terecht gekomen en daar heb ik dan ook mijn vrouw leren kennen.

Over de rest kan en wil ik helaas niets meer vertellen. Ik was vroeg weg gegaan om aardappelen bij de boeren zien te krijgen en ben nadat ik de aardappelen thuis had over gedragen vertrokken en in 1946 was ik weer thuis en moest gelijk weer in Hollandse dienst.

Aan dit verhaal wil ik nu een einde maken. Maar, we gaan weer andere dingen schrijven. Misschien zijn er nog mensen die dit ook op het Noordereiland hebben meegemaakt. Tot gauw.

En toen ging Cees verder met zijn jeugdherinneringen, klik maar gauw HIER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

13 December 2003