Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Na 1745 (Fontenoy) telde Nederland niet meer mee als Europese Militaire Mogendheid

We beginnen met een citaat uit ons populairste verhaal, ons Epos over Schotland :



De invloed van de Slag bij Fontenoy op de Battle of Culloden is in ons Schotland verhaal verder toegelicht, want de Bevelhebber van de Britse Troepen bij Fontenoy en Culloden was dezelfde William Augustus, Hertog van Cumberland, de jongste zoon van George II van Hanover. In Schotland is Cumberland de geschiedenis ingegaan als The Butcher, nu weten we dat na de nederlaag van Cumberland bij Fontenoy Cumberland wel een overwinning moest boeken op Bonnie Prince Charlie bij Culloden.

Nog maar een citaat uit ons Schotland verhaal : De Slag bij Fontenoy was ook de laatste Europese Veldslag waaraan de Staatsen (Nederlanders) mee deden, in ons verhaal wat hieronder volgt, zullen we zien dat de Nederlanders eigenlijk helemaal niet meer meededen, ze waren niet meer belangrijk.
De Slag bij Fontenoy is dan ook de laatste Europese veldslag van de (Oude) Republiek, de laatste Zeeslag van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, was de Slag bij de Doggersbank, tijdens de voor de Republiek desastreus verlopen 4e Engelse Oorlog, met o.m. als gevolg de ondergang van de VOC.

Uit ons verhaal

En dan liever de lucht in met Van Speijk

nog dit citaat :

En dan nu het verhaal van de Slag bij Fontenoy:

We beginnen met een aantal prenten die de gevechtshandelingen duidelijker kunnen maken ??

battleoffontenoy

fontenoybattlemap1745

fontenoymap

De oorlog die in 1740 was uitgebroken over de opvolging van de Oostenrijkse keizerstroon, had zich uitgebreid over Bohemen en Beieren en de vijandelijkheden waren tenslotte tot aan de grenzen van Frankrijk doorgedrongen.
In het voorjaar van 1744 dreigde een Oostenrijks leger de Elzas binnen te vallen, terwijl de Engelsen, gesteund door de Hollanders en de Hannoveranen, sterke posities innamen van de Noordzee tot aan de Maas, een gebied dat vrijwel één vestinggordel vormde.

lodewijkvijftien



Het grootste deel van dat jaar werd Lodewijk XV in beslag genomen door zijn veldtocht aan de Rijn, maar in december ontving maarschalk Saxe orders om een strijdplan op te stellen voor het leger in Vlaanderen.

Maurice de Saxe, die vanaf dat moment het lot van de Franse legers in handen had, was een opmerkelijke figuur. Deze koninklijke bastaard - hij was een zoon van Augustus II van Polen en Anna van Königsmark - was reeds eenenvijftig jaar en door een leven vol weergaloze politieke, militaire en amoureuze avonturen had zijn gezondheid zwaar te lijden gehad. Heel die beslissende lente van 1745 werd hij geplaagd door waterzucht, een aandoening die het hem onmogelijk maakte zijn paard te bestijgen.

Zijn plan was simpel: hij zou Tournai (Doornik) bestormen en door de aldus verkregen opening op de Schelde de Oostenrijkse Nederlanden binnentrekken. Eind april werd de stad zo zwaar belegerd, dat de bondgenoten besloten haar met ongeveer 65.000 man te hulp te komen - 25.000 Engelsen, 30.000 Hollanders, 800 Hannoveranen en een aantal Oostenrijkers -waarvan er evenwel slechts 46.000 aan de beslissende slag zouden deelnemen.

Nadat hij op 5 mei van hun nadering op de hoogte was gesteld, ging maarschalk Saxe op zoek naar een geschikte plaats om hen tegen te houden; de koning en de dauphin verlieten Versailles om aan de strijd deel té nemen. De maarschalk liet een belegeringsmacht van 20.000 man achter voor de muren van Tournai en bracht 50.000 man over naar de rechteroever van de Schelde, ongeveer acht kilometer ten zuiden van het door hem gekozen slagveld. Hij had een vermoeden van welke kant de aanval zou komen, en had zich een juist idee gevormd van de voordelen die deze positie hem bood.

Op de rechteroever van de Schelde lag een uitgestrekt, licht glooiend plateau, doorsneden door een ravijn. Links van de Franse stellingen keek het dorpje Antoing uit over de rivier, terwijl de huizen van Fontenoy een krachtig, versterkt centrum vormden. Met behulp van de bekwame ingenieurs die hem terzijde hadden gestaan bij het beleg van Tournai, maakte de maarschalk van dit front een vakkundig versterkte verdedigingslinie in de vorm van een rechthoek met een lengte van 3 1/2 km tussen Ramecroix en Antoing, en een kleine 2 1/2 km tussen Antoing en het Bois de Barry.
Twee redoutes beschermden de punt van het Bois de Barry, Fontenoy en Antoing waren volgestopt met kanonnen en soldaten, en tussen de twee dorpen waren nog eens drie redoutes aangelegd.
De maarschalk - en dat was zijn grootste fout van die dag - had het echter niet noodzakelijk geoordeeld het één kilometer lange stuk te versterken tussen Fontenoy en het bos, waar het door de regen vrijwel onbegaanbare ravijn doorheen liep. De Franse gardetroepen waren voor het ravijn geposteerd; ze waren minder goed getraind en minder strijdlustig dan de Engelse, Schotse en Hannoveraanse eenheden die ze tegenover zich zouden vinden, maar ze werden gesteund door zorgvuldig geselecteerde Zwitserse, Ierse en Franse infanteriebrigades, die achter de versterkte punten waren geplaatst.
Het grootste deel van de 68 cavalerie-eskadrons stond in twee linies opgesteld, evenwijdig aan de Schelde, gereed om op de beide vleugels in te grijpen. Drie regimenten dragonders kregen Antoing als basis.

Op de dag van de tiende mei heerste aan Franse zijde een vrolijke stemming. De koning, die vijfendertig jaar was (en de dauphin nog maar nauwelijks vijftien), was zeer opgewekt; hij bezocht de troepen, het kamp, de legervoorraden en de hospitalen, proefde het brood van de soldaten en nam een slok van de bouillon die de zieken kregen voorgezet. Hij schaarde zich volledig achter de beslissingen van de maarschalk, die veel pijn had, ondanks het feit dat er bijna dagelijks vocht werd afgetapt, en die moeite had zijn gezag te handhaven tegenover een team van deskundigen en een generale staf die hem die beslissingen maar al te graag uit handen wilden nemen.
Het gesprek kwam op veldslagen waaraan Franse koningen in eigen persoon hadden deelgenomen: Poitiers werd natuurlijk genoemd of, nog beter, Maupertuis, want sinds 1356 was geen koning van Frankrijk meer samen met zijn zoon ten strijde getrokken.

Op 11 mei, om vier uur in de morgen, had de koning zijn hoofdkwartier ingericht in Notre-Dame au Bois, in gezelschap van de dauphin en maarschalk de Noailles. Hij stond onder zware bescherming van speciale keurtroepen en er was een versterkt bruggehoofd over de Schelde in geval van een plotselinge terugtocht. In zijn gevolg bevond zich ook de hertog van Richelieu, voor wie die dag een belangrijke rol was weggelegd.

graafrichelieu

Richelieu

cumberlandduke

Duke of Cumberland

Om ongeveer half zes in de ochtend, toen de eerste mist begon op te trekken, ging de slag haar beginfase in. De hertog van Cumberland beproefde de tegenstand van de drie versterkte punten. De Hollanders trokken in de richting van Antoing. Van rechts bestookt door dragonders, van voren onder vuur genomen door de troepen bij Antoing en bovendien door zes kanonnen die verdekt waren opgesteld op de linkeroever van de Schelde, weigerden zij te vechten en ze zouden zich de hele dag tot een afwachtende houding beperken.

De brigade Hooglanders onder commando van Ingoldsby zette een aanval in bij de punt van het Bois de Barry, maar achter het struikgewas en de omgehakte boomstammen lagen Franse infanteristen verborgen, de 'Grassins'. Deze geduchte strijders, wier regimenten pas het jaar daarvoor waren geformeerd, en die even bekwaam het musket hanteerden als, op korte afstand, de sabel, viel het niet moeilijk hun tegenstanders, die door hun aanwezigheid volkomen werden verrast, tot staan te brengen.

In het centrum werd Fontenoy belegerd door de Engelse gardetroepen, maar door het verwoede musket- en artillerievuur van de Fransen kwamen deze geen stap verder. De Fransen stonden er na drie uur vechten, om half negen, nog het beste voor, maar de hertog van Cumberland, die de Franse stellingen zorgvuldig had bestudeerd, bereidde een van die gewaagde manoeuvres voor die zo vaak over het lot van een veldslag beslissen.

De Franse gardetroepen, die waren gestationeerd tussen de redoutes in het Bois de Barry en Fontenoy, hadden tot dusverre niet aan de gevechten deelgenomen, maar zagen nu plotseling verscheidene kanonnen verschijnen aan de rand van het ravijn dat hen scheidde van de vijand. Waren dit geïsoleerde eenheden die zich te ver naar voren hadden gewaagd? Nee, pal daarachter kwamen 15.000 Engelse, Schotse en Hannoveraanse voetknechten, die zich door modder en kreupelhout heen de helling op worstelden en een wig begonnen te slaan in de Franse stelling. De verbijstering die zich van beide partijen meester maakte toen ze zo plotseling tegenover elkaar kwamen te staan, kan wellicht ten dele als verklaring dienen voor de befaamde, en veelbesproken episode die nu volgde.

De Engelse officieren aan het hoofd van het Campbell en het Royal Scottish Regiment, lord Albemarle, Robert Churchill en lord Charles Hay, kwamen een paar stappen naar voren en namen hun hoed af bij wijze van groet. De Franse garde deed hetzelfde. Niemand bewoog. De Fransen waren waarschijnlijk te verbaasd, de Engelsen buiten adem. Lord Charles Hay zou toen een veldfles te voorschijn hebben gehaald en een dronk hebben uitgebracht, waarbij hij de Fransen toeschreeuwde: "Wij hopen dat u blijft staan tot wij bij u zijn, en niet de rivier in duikt, zoals bij Dettingen!'
De traditie heeft echter altijd aan een andere versie de voorkeur gegeven. Lord Charles Hay zou de graaf van Auteroche, luitenant bij het gardekorps grenadiers, hebben toegeroepen: 'Geef uw mannen bevel om te vuren.' 'Nee, mijne heren, wij schieten nooit als eersten. De eer is aan u,' klonk het antwoord. Werd deze opmerkelijke dialoog ingegeven door gevoelens van ridderlijkheid? Nee, er was een meer prozaïsche verklaring, want de Franse gardetroepen, die tijdens de slag bij Lens door paniek waren bevangen nadat ze te vlug het vuur hadden geopend, hadden sindsdien strikte orders nimmer als eersten te schieten. Het herladen van het musket was zo'n ingewikkeld proces - er waren vierentwintig handelingen voor nodig - dat degene die het eerst vuurde aan de genade van zijn tegenstander was overgeleverd, die hem vervolgens tot op zeer korte afstand kon naderen.

Maar deze regel, die zijn voordelen kon hebben wanneer de infanterist zich in een beschermde positie bevond en gereed was de aanval te weerstaan, bleek in dit geval zeer ongunstig voor de Franse garde, die in open terrein was verrast. De Franse bataljons en zelfs de Zwitsers begonnen zich op de vleugels terug te trekken, terwijl de geallieerde infanterie, 15.000 man sterk, onverstoorbaar oprukte naar het hart van de Franse 'egelstelling'. Zo was om tien uur de tweede fase van de strijd beslist in het voordeel van de hertog van Cumberland.

Lodewijk XV en de anderen uit zijn gezelschap waren ten zeerste verontrust over de situatie. Maarschalk de Noailles adviseerde de koning zich aan de overzijde van de Schelde terug te trekken. Maarschalk Saxe verzette zich hiertegen en liet zich in zijn open rieten wagen het slagveld oprijden, terwijl de hertog van Richelieu, blootshoofds, zijn paard van de ene groep officieren naar de andere joeg. De eskadrons met de luisterrijkste namen in de Franse cavalerie, Royal-Roussillon, Royal-Cravate, Royal-Etranger, Dragons d'Egmont, Brionne, Penthièvre, en vele andere kregen bevel met opeenvolgende aanvallen de vijand onder druk te zetten.

fredeikgrotept

Frederik de Grote

Voor deze fase van de strijd, die vier uur zou duren, kregen beide opperbevelhebbers later ernstige kritiek te horen. Ten aanzien van Cumberland, die zijn kans voorbij liet gaan, verklaarde Frederik de Grote: Een kwartdraai naar rechts of een kwartdraai naar links, of zelfs allebei tegelijk, zou hem de overwinning hebben gebracht Zeker, maar hing het succes van zijn manoeuvre niet af van de massale troepenconcentratie aan de kop van zijn strijdmacht? De cavalerie die de ontplooiing mogelijk moest maken, stond anderhalve kilometer verderop vastgenageld, niet in staat om de buitengewone moeilijkheden van het ravijn te overwinnen. De 'helse colonne' moest derhalve de hele middag blijven waar zij was en met zware kanonnades de bezeten aanvallen van de Franse eskadrons van zich af trachten te houden. Slechts een van deze eskadrons wist door te breken, maar daarvan kwam niemand levend terug, en de bevelhebber, de markies van Wignacourt, bleef met twee bajonetwonden in zijn maag op het slagveld achter.

Maarschalk Saxe kreeg ook ernstige kritiek te verwerken voor de kostbare cavaleriecharges, die niet in staat waren een bres te slaan in de gelederen van zijn tegenstander. Hij verklaarde ze aldus: 'Zolang de vijand Fontenoy niet had veroverd, waren zijn successen in het centrum in zijn eigen nadeel, aangezien hij iedere plaatselijke operatiebasis ontbeerde. Hoe verder hij naar voren kwam, hoe meer hij zijn troepen blootstelde aan gevangenneming door de Fransen die hij achter zich had gelaten. Het was derhalve noodzakelijk hem door steeds herhaalde charges vast te nagelen, waardoor bovendien tijd werd gewonnen om de hoofdaanval voor te bereiden.'

Om twee uur was er nog geen beslissing gevallen, maar de strijd stond nu op het punt zijn derde en laatste fase in te gaan. De Franse infanterie had zich gehergroepeerd op de rechterflank van de colonne; de Ierse infanteriebrigades en de eenheden uit Normandië en Royal-Vaisseaux voerden een scherpe aanval uit zonder zich daarbij om hun eigen veiligheid te bekommeren. Maarschalk Saxe besloot nu tot een algehele bestorming: ter linkerzijde de graaf van Lowendal, die in allerijl met 15 eskadrons uit Tournai was overgekomen, op rechts de hertog van Biron met onder zijn commando de eskadrons die Antoing hadden verdedigd, en infanteriebataljons die waren teruggedreven, maar zich hier hadden hersteld. De koning had daarnaast zijn persoonlijke artillerie-eenheden afgestaan en de infanterie die deze moest beschermen.

Onder persoonlijke supervisie van de maarschalk begonnen de lijfgarde, de karabiniers, de musketiers en de bereden grenadiers, geleid door Richelieu en met het zwaard in de hand, aan de opmars. De verschrikkelijke schok van deze aanval dwong de Engelse, Schotse en Hannoveraanse troepen tot de terugtocht. Ze trokken zich terug langs het ravijn waardoor ze gekomen waren, met achterlating van 7000 doden en gewonden.
De hulp die vervolgens werd geboden door de geallieerde cavalerie, en de aanwezigheid van de Hollandse troepen - die weliswaar werkeloos toekeken, maar nog volledig intact waren - verhinderden de Fransen om het behaalde voordeel uit te buiten.

De hertog van Cumberland werd niettemin gedwongen een groot deel van zijn materieel achter te laten en de toegangswegen tot de Oostenrijkse Nederlanden voor Lodewijk XV te ontsluiten.

In beide kampen waren de verliezen aanzienlijk: 7000-10.000 doden en gewonden aan Engelse zijde (de lezingen hierover verschillen), 5000-7000 aan Franse zijde, waaronder 53 officieren met als voornaamste de hertog van Gramont en zes andere generaals. De Ieren moesten hun onstuimigheid duur betalen; een groot aantal van hun officieren, waaronder Dillon en Clare, werd gedood. Na de slag haastte de dauphin zich naar Lally om de zegenwensen van de Franse koning over te brengen aan zijn soldaten.
'Monseigneur,' antwoordde de officier, wiens gezicht met bloed was bedekt, 'het zijn de zegenwensen uit het evangelie: ze komen neer over de blinden en de kreupelen.'
Maurice de Saxe, wiens waterzucht hem een toenemende pijn bezorgde, werd op zijn paard geholpen door zijn trouwe garde van Saksische ulanen en voor de koning geleid, die hem omhelsde. 'Sire, ik heb lang genoeg geleefd,' sprak de maarschalk en voegde eraan toe: 'U ziet waar het lot van een veldslag van afhangt.' Toen uiteindelijk de avond viel, leidde de koning zijn zoon naar het slagveld en wees hem de duizenden doden. *Mijn zoon," sprak hij, 'neem deze afschuwelijke aanblik in je op, leer niet met het leven van je onderdanen te spelen en hun bloed niet te vergieten in onrechtvaardige oorlogen."

Koning George II, die op het punt stond scheep te gaan naar het vasteland, keerde terug naar Londen. Hij had reden om ontevreden te zijn over zijn Hollandse bondgenoten. Maar de Hollanders, die inderdaad niet veel aandrang hadden getoond om hun neutrale houding te laten varen, hadden wellicht in de oprechte overtuiging verkeerd dat de hertog van Cumberland het zonder hun actieve hulp kon stellen. Toen op 13 mei de kanonnen werden afgeschoten in Namen en in Charleroi om de veilige bevalling van de koningin van Hongarije bekend te maken, nam het volk van de Lage Landen als vanzelfsprekend aan dat hiermee de overwinning van de Coalitie werd aangekondigd.

Net als bij Culloden nam aan Britse kant ook de latere veroveraar van Quebec (Canada) op de Fransen, deel aan de Slag bij Fontenoy, de latere Generaal James Wolfe. Wolfe had, aldus sommige verhalen, bij Quebec Highlanders bij zich die aan beide zijden hadden gevochten bij Culloden.

wolfedood

Generaal James Wolfe, dodelijk gewond bij Quebec, sprak de historische woorden: Brave jongens, treur niet om mij, over enkele ogenblikken zal ik gelukkig zijn. Vervolgens sloot hij de ogen om God te danken voor de overwinning, waarna hij stierf.





    Geinteresseerd in een historische rondleiding voor uw eigen groep(je) door Aad 'arcengel' Engelfriet, webmaster van deze grootste Nederlandstalige geschiedenis website, door o.m. een stad of streek in bijv. Nederland, België, Duitsland, Groot-Brittannië, Ierland en/of een historische lezing, publicatie, recensie:

    Voor meer vrijblijvende informatie

    aad@engelfriet.net

    Wilt U eerst meer weten over Aad Engelfriet:

    klik dan HIER







Terug naar Aad's homepage, met links naar al zijn verhalen



Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

20 September 2009