(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Gastenboek |
---|
Naar beneden |
---|
Gerard Martens vertelt weer een prachtig verhaal ....
Daar mochten we niet komen.
In tegenstelling tot tegenwoordig hadden we ons, als jongens van 15-16 jaar en soms wel ouder, maar te onderwerpen aan de wetten en regels van het huis. Met andere woorden, vader, moeder of allebei bepaalden het tijdstip van thuiskomst en lagen ons ook beperkingen op in ons uitgaansgebied.
Desondanks zwierven we overal, maar toch waren er straten en buurten waar we uit ons eigen niet heengingen. We wisten niets af van de Zandstraat en de rest van al die straatjes en steegjes, die hadden moeten wijken voor de bouw van het stadhuis.
Een bekend gegeven was, een Hoogstraatje pikken. Dat was een vast punt in ons weekend. Bovendien, er waren ook veel bioscopen op de Hoogstraat. Een Hoogstraatje pikken bestond uit wat flaneren tussen de Korte Hoogstraat en het Oostplein en de meisjes werden met jonge kennersogen bekeken, maar we zorgden ervoor op tijd op het Oostplein te zijn voor het aflossen van de wacht bij de Marinierskazerne.
Op de Hoogstraat kwam je langs de al meer beschreven route. Nog niet vermeld is, dat je na de Lange Pannekoekstraat nog een steil en smal steegje door moest. Je kon met goed fatsoen net met zijn tweeën naast elkaar lopen. Dat was de Halvemaansteeg.
In die steeg zat ook altijd een blinde luciferverkoper, die we nooit zagen gaan en ook nooit zagen komen. Ik weet wel, dat hij na de oorlog op de Crooswijksesingel zat, tegen de muur van het Heinekenkantoor. Over de geruchten als zou hij... ga ik hier niet op in.
Ik meen, dat boven aan de steeg nog een klein stenen trapje was. Kijk, daar kwamen we gewoon en geen ouder, die ons dat zou verbieden. Als we uit de Halvemaansteeg kwamen stonden we gelijk tegenover de Hoofdsteeg. We kruisten de Westewagenstraat door, gingen door de Goudsewagenstraat soms weer terug naar huis, maar we kwamen nooit op de Schiedamsedijk en ook zouden we onze schreden nooit naar Katendrecht zetten.
Over de Binnenrotte, ook een verboden buurt. durfden we nog wel, maar dan op een holletje en soms in gestrekte draf als de vrouwen, maar vooral haar beschermheren geen goede bui hadden. Bovendien moest je je als groepje nooit in vreemde straten wagen, want dan kon het wel eens een, voor ons hopeloze vechtpartij worden, want de regels waren in die straatjes heel anders en niet altijd even eerlijk. Straatvechtertjes noemden wij ze. Toch! Overdag kon je gerust alleen of met je vader door die steegjes lopen. Geen mens, die je een strobreed in de weg lag. Nee, het was er wel gezellig.
De Schiedamsedijk werd ons uitgelegd als de Zeeliedenbuurt, maar in de wandelgangen werden er andere uitdrukkingen gebruikt.
In Katendrecht was het van hetzelfde laken een pak, maar daar had je ook nog de Chinezen. En bij de Chineeze mos je nie weze, was toen een gezegde. Later bleek wel dat die Chinezen behoorlijk zwart gemaakt waren. De Chinezen, die wij kenden, waren de Pindamannetjes en dat waren stuk voor stuk heel vriendelijke mensen. maar desondanks Katendrecht, ook wel De Kaap genoemd, was om die twee redenen taboe voor ons opgeschoten jongens.
Wel gingen we, als we vanaf het Oostplein de Hoogstraat weer afliepen, over de Korte Hoogstraat de Passage door naar het Calandplein en daar werd vaak de Ondergrondse bezocht, beschreven in Een waterig praatje (link).
Op de korte Hoogstraat was het Jordaancabaret gevestigd en menig Rotterdammer heeft daar zitten genieten van de Amsterdamse humor. Typisch, dit cabaret was zeer gezien in Rotterdam.
Moesten we naar de bioscoop, dan liepen we naar de Oude Binnenweg en daar konden we kiezen tussen Scala en Olympia.(link) Was dat niet zo, dan liepen we na de Passage naar rechts de Coolsingel af en we vergaapten ons aan de dure restaurants en andere zaken, zoals Pschorr, Tivoli en Atlanta. Daar mochten we wel komen, maar daar kwam het probleem met de financiën bovendrijven. Dus keken we op de klok van het Stadhuis en meestal was het dan tijd om huiswaarts te keren.
Raar hè, dat wij zo strak aan de teugels gehouden werden! Raar? Achteraf misschien wel veel beter dan nu. Want we moesten ons wel melden op de afgesproken tijd, maar heel dikwijls was dat niet thuis, maar bij kennissen, soms in het stamcafé en we bleven dan nog wel een uurtje bij onze ouders vertoeven, die toch ook weer op een redelijke tijd naar huis gingen. Zo heb ik persoonlijk Klaverjassen en het toen heel populaire Pandoeren geleerd. Gewoon door te kijken en te luisteren als Pa en Ma bij kennissen aan het kaarten waren of gewoon thuis waren en daar hun kaartavondje hadden.
Toen we eindelijk wat losser werden gelaten, was de oorlog de grote spelbreker en niet te vergeten de danslessen, die veel jongens en meisjes, in die tijd volgden.Toen was het Hoogstraatje pikken ook wat minder, maar werd het meer een bioscopie pikken met een plakkie lever of uierboord na. Een rolmops of een zure bom ging er ook wel in.
Klik hier als je terug wilt naar het Gastenboek |
---|
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|