| Homepage |
mijn Nederlands-Indië links |
INDEX (bottom) |


| Back to the Dutch East Indies / Nederlands-Indië INDEX |
|---|

| Zijn vader, een Schot, was op Java beland tijdens het Britse interim bestuur o.l.v. Raffles. Na het vertrek van de Britten bleef de familie Loudon op Java wonen. James, geboren in Den Haag, belandde in 1832 ook op Java en groeide op in Djokjakarta. Aangezien James' moeder al in 1828 was overleden ging het niet zo goed met de opvoeding daar in Djokjakarta. En dus werd James in 1837 weer teruggezonden, nu naar Zutphen. Na Zutphen studeerde James in Leiden. In 1839 overleed de op Java rijk geworden vader Loudon en het beheer van de erfenis kwam in handen van de Minister van Koloniën Baud, een huisvriend van de Loudons. (zie De Nederlandse expansie op Sumatra : op weg naar Atjeh... ) Door het kontakt met Baud was James dus al jong op de hoogte van alle "ins en outs" over Indië, wat hem op latere leeftijd zeer goed van pas kwam. Maar de erfenis raakte op daar in Leiden en op advies van Baud reisde James in 1846 weer naar Indië, onderweg verveelde hij zich vreselijk, maar gelukkig werd hij onder de hoede genomen van de toekomstige president van het Indische Hooggerechtshof, ook niet slecht voor zijn netwerk. Door al zijn relaties lukte het hem zelfs om ontvangen te worden door de Gouverneur-Generaal Rochussen, de Groote Heer oftewel Toean Bezaar. James werd advocaat. Zijn broer stichtte een suikerfabriek met de (toen James GG was (!), de latere Minister van Koloniën) Isaac Fransen van der Putte. Bij ziekte van Isaac moest James vervangen en dus allerlei werkzaamheden doen, waar hij letterlijk vuile handen van kreeg. Niets voor die al arrogante James die zich dus ver verheven voelde boven Isaac. Financieel leverde het werk op de suikerfabriek Isaac echter veel meer op dan James' werk als advocaat in Batavia en dat was natuurlijk niet bevoordelijk voor het image van Isaac bij James, Volgens James was Isaac dus een parvenu! En zo zou hij altijd over hem blijven denken en naar handelen, James vond zichzelf veel intelligenter dan zijn latere baas Isaac Fransen van der Putte. In de jaren 1850 treedt James in dienst van het Gouvernement. Hij miste wel een aantal diploma's, maar het netwerk van de gerenommeerde familie Loudon was machtiger. Hij treedt zelfs in het huwelijk met de dochter van de legercommandant. Helaas voor James : zijn vrouw moet voor haar gezondheid terug naar Den Haag en uiteindelijk belandt James weer op een goede positie op het Ministerie van Koloniën, want na 1 jaar wordt hij al benoemd tot Secretaris-Generaal ! Net als bij Fransen van der Putte was James weer zeer laatdunkend over zijn huidige baas, de Minister van Koloniën Rochussen. Zowel James als Rochussen hadden een aantal karaktertrekken gemeen : beiden waren zeer ijdel, maar ook zeer eigenwijs. James ging steeds meer zijn eigen weg, kritiek op zijn besluiten, ook van Rochussen, legde hij naast zich neer, hij wist er nu eenmaal meer van, aldus James. Volgens James leidde hij het Ministerie en niet de Minister, een houding die hij later ook aannam als Gouverneur-Generaal t.o.v. zijn "baas", de Minister van Koloniën ! Rochussen werd ontslagen en James werd gevraagd hem op te volgend, wat hij, heel slim, weigerde, want het kabinet had niet lang meer te gaan.... In het nieuwe kabinet werd James dus wel Minister van Koloniën, maar nu, helaas voor de eerzuchtige James, viel dit kabinet binnen 1 jaar uit elkaar, ruzies in de Ministerraad.... Tijdens zijn 1-jarig Ministerschap nam James ( pas 36 jaar ) allerlei vergaande besluiten, zoals je van hem kon verwachten. Waar het omging was wie de bevoegdheid had tot het opstellen van de Indische Begroting en wie was baas over wie, James wist niet van wijken en drukte zijn mening door. De Minister van Buitenlandse Zaken, een schoonzoon van Rochussen, moest wijken voor James en trad af. Ook in de relatie tot Koning Willem III, ook een heethoofd, trad James niet altijd taktvol op. Volgens Willem was hij door James uitgemaakt voor leugenaar : "De Koning begon te snuiven en te blazen van woede. Hij schreeuwde zo hard dat men hem (Willem) op straat kon horen schreeuwen" Maar James, we kennen hem nu wel, hield voet bij stuk en zelfs Willem III moest toegeven. James was diep beledigd door de behandeling van de Koning en vroeg ontslag aan, wat hij later wel weer introk. Bij het eerstvolgende kabinet had James er genoeg van, hij weigerde zeer arrogant om weer Minister van Koloniën te worden en weigerde zelfs de post van Minister van Buitenlandse Zaken,weliswaar een veel minder belangrijker post, maar het karakteriseert James ten voeten uit. Tot ieders verbazing werd de 37-jarige James vervolgens benoemd tot Commissaris van de Koning in Zuid-Holland ! Dankzij de vriendschap met Thorbecke hield James het zelfs 10 jaar vol ! Tijdens zijn Commissariaat had James alle tijd voor het opstellen van voorschriften hoe men hem moest benaderen, goede en overdreven korrekte omgangsvormen, daar draaide het om, aldus James, het zou hem later als Gouverneur-Generaal opbreken... James had zijn zinnen gezet op de post van Gouverneur-Generaal, maar net toen Thorbecke hem wilde voordragen, liet de nieuwe Minister van Koloniën Isaac Fransen van der Putte het kabinet vallen. Niet goed voor het al slechte beeld van James voor zijn rivaal (aldus James) Fransen van der Putte ! De volgende Minister van Koloniën De Waal ( zie Een historische herfst wandeling in 1869 in het Haagse Bos ) bood hem eerst nog de post van vice-president van de Raad van Indië aan, maar James ging hier vanzelfsprekend niet op in, het wachten was op zijn hoofdprijs. Zijn geduld werd, dankzij Thorbecke, beloond : op 4 mei 1871 werd James Loudon benoemd tot Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië. Zelfs Willem III vond het een goede keuze, eindelijk iemand die beslissingen durfde te nemen en ze ook doorduwde. Hadden zowel Thorbecke als Willem III geweten, welke ongelukkige besluiten James Loudon nagenoeg eigenmachtig zou nemen : Tjelaka, rampspoed, zou Indië ten deel vallen.Als een koning reisde James naar de Oost, hij reisde zelfs per Franse mailboot door het net geopende Suezkanaal, om al die, toen al lastige journalisten, te slim af te zijn, want die voeren natuurlijk altijd mee met een nieuwe GG en natuurlijk vooral met James Loudon, de nieuwe daadkrachtige GG. Een krant noemde hem zelfs bij voorbaat :
Op 1 januari 1872 arriveert James Loudon in de haven van Batavia (de Kleine Boom) en neemt zijn intrek in Buitenzorg.
Slechts 1 keer per maand onderneemt Loudon, met grote tegenzin, de treinreis naar Batavia. Afstand houden, niet alleen vanzelfsprekend tot de 'inlanders' , maar ook tot zijn eigen ambtenaren : in de ogen van Loudon is hij de Koning van Nederlands-Indië : men komt naar hem voor een audiëntie en graag steekt hij dan een monoloog af en gaat hierdoor diskussies uit de weg. Een van zijn ambtenaren schrijft : " Het is of wij allen doortrapte intriganten zijn, waarvoor hij niet genoeg op zijn hoede kan wezen" Loudon wenst met het vereiste respect te worden behandeld, zoals hij al had uitgeprobeerd als Commissaris van de Koning in Zuid-Holland! Van oudsher hadden de opeenvolgende Gouverneurs-Generaal, t.gv. de slechte communicatie met Den Haag, (een antwoord op een brief via Kaap de Goede Hoop.......) in heel veel zaken zich zeer zelfstandig opgesteld. Door de komst van de telegraaf, de stoomboot en, last but not least, de opening van het Suez kanaal probeerde ook Loudon als Minister van Koloniën meer grip te krijgen op de besluitvorming in en over Indië en dan natuurlijk vooral de financiële besluitvorming : wie is verantwoordelijk voor de Indische begroting : Batavia of Den Haag. Loudon als Gouverneur-Generaal week echter niet af van de manier van regeren van zijn voorgangers, ondanks het feit dat hij daar als Minister van Koloniën sterk op had aangedrongen. Net als veel van zijn voorgangers voelde ook en vooral Loudon zich de Koning van Indië, heimelijk had ook hij ongetwijfeld bewondering voor James Brooke die er in slaagde op Noord Borneo zich in 1841 te laten benoemen tot radja van Sarawak geheel onafhankelijk van Groot-Brittannië ( zie De Nederlandse expansie op Sumatra : op weg naar Atjeh... ) In de eerste brieven naar zijn baas Fransen van der Putte (zie De mening van Multatuli over de Minister van Koloniën Fransen van der Putte (1822-1902) ) laat hij weten dat hij hoopt 'dat onze omgang opregt vriendelijk en loyaal zal zijn' Hij verzoekt ook 'ieders zelfstandigheid te eerbiedigen' (!) en verzoekt ook vriendelijk dat de beleefde omgangsvormen waar hij zo opstaat niet zullen worden verwaarloosd. Over Atjeh schrijft Loudon dat een onafhankelijk Atjeh een blijvende bedreiging vormt voor het Nederlandse gezag op Sumatra, dat vond hij al als Minister van Koloniën en hij werd hierin gesterkt door het in november 1871 afgesloten Sumatra tractaat. ( zie Een historische herfst wandeling in 1869 in het Haagse Bos ) In 1873 nam Loudon dan ook een vergaand besluit t.o.v. Atjeh, Den Haag werd weliswaar geinformeerd, maar kon er alleen nog maar mee in stemmen, want de eerste Nederlandse agressie oorlog tegen Atjeh was al door Loudon begonnen. Volgens Loudon had hij immers de bevoegdheid en de middelen om dit besluit te nemen. Zo was hij immers gewend te werken ? |
| Back to the Dutch East Indies / Nederlands-Indië INDEX |
|---|

| Back to the Dutch East Indies / Nederlands-Indië INDEX |
|---|
| SINGAPORE, 20 Februarij
1873.
Sedert mijne terugkomst van Bangkok
op 13 dezer, heb ik de navolgende informatien ontvangen, welke ik voor
het Nederlandsch-Indisch Gouvernement van het hoogste belang acht.
De Consul-Generaal der Nederlanden,
|
| De Gouvernements-commissaris aan
den Sultan van Atjeh. Vervolgens breng ik ter kennis van Uwe Hoogheid : dat het bij herhaling gebleken is, dat de bestuurders van Atjeh de ernstige voornemens
en welwillende bedoelingen miskend hebben, door het Nederlandsch Gouvernement
betoond, om de onderlinge vijandelijkheden, welke zeer ten nadeele der algemeene
belangen van handel en scheepvaart strekken, in de aan gemeld rijk onderhoorige
staatjes te keeren en eene goed geregelde verstandhouding tot dat Gouvernement in
't leven te roepen, en dat zij de deswege gedane dringende vertoogen hebben in den
wind geslagen; Geschreven aan boord van Zr. Ms, stoomschip Citadel van Antwerpen, den 22sten Maart 1873. |
| De Sultan van Atjeh aan den Gouvernements-commissaris. Wijders deel ik mijn vriend mede, dat ik den brief, door SIDI TAHIL overgebragt, met eerbied heb ontvangen, en na dien te hebben geopend, den inhoud er van goed begrepen heb. Daarin toch staat vermeld, dat mijn vriend binnen vier entwintig uren antwoord van mij verlangt. Thans is het mij aangenaam mijn vriend te doen weten, dat ik mijn dienaar PANGLIMA TIBANG MOHAMAD en de hoeloebalangs die voor den resident van Riouw zijn verschenen, namelijk : TOEKOE NJA MOHAMAD, gemagtigde van TOEKOE KALI MALIKOEL ADIL, TOEKOE NACHODA MOHAMAD SAID, gemagtigde van TOEKOE NANTA SETIA, TOEKOE AKOEB, gemagtigde van TOEKOE NEK RADJA MOEDA SETIA,en TOEKOE NJAH AGAM, gemagtigde van PANGLIMA MESJID RADJA, - met een brief naar genoemden resident heb gezonden, om van hem een uitstel van zes maanden (voor de volbrenging der hem opgedragen zending naar Atjeh) te vragen. Na aldaar te Riouw gedurende acht en veertig dagen op antwoord te hebben gewacht, deelde de resident (den gezanten) mede dat het Gouvernement mijn brief ontvangen had, terwijl hij, resident, Zr. Ms. stoomschip Marnix naar mij toezond. Aldus was de verklaring der vijf genoemde personen. Waarom komt nu het Gouvernement voor dat de (toegestane) termijn van zes maanden verstreken is, en wat is wel onze schuld ? Het Gouvernement gelieve mij zulks mede te deelen, opdat ik het wete. Voorts maakt mijn vriend de opmerking, dat mijne onderdanen gewapend langs het strand loopen. De reden hiervan is, dat het schip, waarop mijn vriend zich bevindt, zeer digt aan den wal geankerd ligt, en het volk, zoodanig schip nog niet gezien hebbende, nieuwsgierig is het (meer van nabij) te bekijken. Ook is de plaats waar dat schip geankerd ligt geen gewone ankerplaats. Mijn vriend, die een beter oordeel omtrent zaken heeft, gelieve zulks niet kwalijk te nemen, en mij morgen antwoord te geven. Ten slotte doe ik opmerken, dat ik het Nederlandsch-Indisch Gouvernement van den wal met een saluut van een en twintig schoten heb begroet, terwijl ik van de zijde van mijn vriend geen contra-saluut heb vernomen. Geschreven den 25sten Moecharam 1290. (25 Maart 1873.)
|
| Oorlogsmanifest.
De Commissaris van het
Gouvernement van Nederlandsch Indie voor Atjeh;
|
| aan den Sultan van Atjeh.
Voorts deel ik Uwe Hoogheid mede, dat ik haar op heden morgen ontvangen schrïjven van
den 26sten dezer overwogen heb.
|
| De Sultan van Atjeh aan
dem Gouvernements-commissaris. Wijders maak ik mijn vriend mijn wensch kenbaar, dat hij mijn land niet verwoeste. Wat
nu het verlangen van mijn vriend is, dat moge de Allerhoogste vervullen, en vervolgens ben
ik het, die 't vervullen zal. |
| De Gouvernements-commissaris
aan den Sultan van Atjeh Ik ontvang zoo even een schrijven zonder dagteekening vau Uwe Hoogheid, bevattende de
mededeeling : Deze mededeeling is mij niet duidelijk en ik verzoek Uwe Hoogheid mij alsnog stellig en bepaald mede te deelen, of zij de souvereiniteit, van Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden over het rijk van Atjeh erkent, ja dan neen. Van Haar antwoord op dezen brief wordt het al of niet staken der vijandelijkheden door mij afhankelijk gemaakt. Ik moet Uwe Hoogheid daarbij tevens doen opmerken, dat de aanzienlijke krijgsmagt, welke door mij van Batavia wordt verwacht tot voortzetting van den oorlog, hier elk oogenblik kan aankomen, en dat, zoo Uwe Hoogheid de rampen van den ooglog verder aan Haar land wil besparen, het geraden is Haar antwoord op dit mijn schrijven geen oogenblik langer dan noodig te doen uitblijven. Geschreven aan boord van Zr. Ms. stoomschip Citadel van Antwerpen, den 30sten Maart 1873. |






| Back to the Dutch East Indies / Nederlands-Indië INDEX |
|---|




Op 2 mei 1874 wordt Van Swieten als een held ingehaald in Batavia, Loudon staat natuurlijk vooraan. Onder de teruggekomen militairen weer een (andere) neef van de moesson-kolonel Van Daalen : Loudon komt aanlopen en steekt zijn hand vast uit, Van Daalen weigert die te schudden, ook niet na een dienstbevel van Van Swieten. En dat alles voor iedereen zichtbaar. Loudon is witheet en ontslaat Van Daalen op staande voet, een commissie komt eraan te pas, maar Loudon geeft geen krimp. Van Daalen wordt eervol ontslagen, maar krijgt zijn verdiende Willemsorde niet. | De_kraton_is_ons.jpg |
| Back to the Dutch East Indies / Nederlands-Indië INDEX |
|---|





| Stelling_1884.jpg |
Atjeh_per_fietstrein.jpg |
| Atjeh_monument_Batavia.jpg |
Docent: Aad 'arcengel' Engelfriet, cultureel-historisch reisleider, stadsgids en geschiedenis docent. Webmaster van deze grootste Nederlandstalige geschiedenis website, een erkend specialist op het gebied van de Nederlandse koloniale geschiedenis. Voor meer info:
Voor meer vrijblijvende informatie Wilt U eerst meer weten over Aad Engelfriet: |
|---|
| Back to the Dutch East Indies / Nederlands-Indië INDEX |
|---|
|
|
Introduktie geschiedenis Nederlands-Indië |
|
|
Governors-General of the Dutch East Indies |
|
|
Jan Pieterszn Coen en de uitroeiing van de bevolking op de Banda eilanden |
|
|
De moord op ruim 5000 Chinezen in 1740 |
|
|
Wie was Pattimura ? |
|
|
Wie was Diponegoro ? |
|
|
Het "verraad" van het huidige vakantie eiland Lombok en de "Schatten van Lombok" |
|
|
De pacificering van het huidige vakantie eiland Bali |
|
Ziet gij dien heldenstoet? Zij schoten op de vrouwen En drenkten 't land met bloed. De kwasten der banieren zijn darmen van een kind. Licht dat ge aan hun rapieren, nog vrouwenharen vindt. |
De Atjehse agressie oorlog. |
|
|
Book covers and references |
|
|
Photos and images of the Dutch East Indies |

| Reakties welkom |
mijn Nederlands-Indië links |
| Back to the Dutch East Indies / Nederlands-Indië INDEX |
|---|