(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een biografie gepubliceerd in 1951 :
Hoe hadden zij elkaar toch gevonden, deze twee zo uiteenlopende grootheden : Rotterdam en Brusse?
Rotterdam, de machtige zelfzekere koopstad, waar de nuchtere zin voor de tastbare werkelijkheid en de belangrijkheid van het materiële zo grote rol speelde en dat in de dagen van Brusse door de gunst der omstandigheden en de veerkracht en energie harer bewoners tot zulk een zelfs niet gedroomde expansie kwam.
En... Brusse?
De inzichzelf gedoken artiest, de hyper-sensitieve mens, die, hoezeer naar het leven getrokken, daar eigenlijk in zijn diepste wezen schuw en bang tegenover stond, omdat hij datzelfde leven wel graag wegspotte maar telkens weer naar zijn gruwbare ernst moest doorleven.
Was hij eigenlijk geen vreemde, detonerende figuur in deze stad, waar iedereen haast had en hard werkte, waar niemand wandelstok of parapluie droeg of de tijd had des ochtends zijn kopje koffie te genieten onder behagelijk zonnen op een caféterras - deze Brusse, als hij dandinerend en met zijn badientje verend, de eeuwige gleuf hoed wat jeugdig koket op de sprekende kop, door Rotterdams straten kuierde, alleen maar om wat toe te kijken?
Toch - zij vonden elkaar. Voor Rotterdam is Brusse de grote journalist geworden, een harer bekendste bewoners, die haar een schone herinnering schiep in zijn meer dan vluchtig werk.
En wat bekoorde Brusse in Rotterdam?
Zou het ook kunnen zijn, dat de mens en kunstenaar Brusse, nerveus, wisselend van stemming, emotioneel, twijfelend aan zichzelf, de mensen en de samenleving, aan alles soms, intuïtief voelde, hoe de sterke, rauwe, steeds nieuw leven scheppende stad aan de Maas juist het milieu was, dat in hem de scheppingsliefde en scheppingskracht van de kunstenaar-journalist kon wekken en levend houden?
Zou hij, die het leven zo kon liefhebben, zich, wellicht onbewust, hebben aangetrokken gevoeld door die stad, waarin dat leven zich nog in onverbloemde eerlijkheid toonde?
Zou enig centrum van decadent raffinement hem dat hebben kunnen geven, wat Rotterdam hem gaf met haar glorie van wil, organisatie, arbeid en techniek?
Met al de bontkleurige taferelen van de waterkant en de havens, de straatjes en sloppen en stegen, de varensgezellen, de zwervers en schooiers, de jutters en vrijbuiters, de deernen en kroegen?
Hier lag het leven, het werkelijke leven, voor het grijpen. En Brusse heeft het gegrepen.
Toch was hij geen Rotterdammer van geboorte. In Amsterdam bracht hij zijn jeugdjaren door, bezocht de H.B.S. en ging in 1889 met het einddiploma in zijn zak naar "De Amsterdammer" onder redactie van Jan de Koo. Hiermee trof Brusse het. Want de Koo was een uitstekend journalist en geknipt als leermeester voor Brusse.
Hij had in eerlijke overtuiging zijn pen in dienst gesteld van de onterfden der maatschappij, voelde dus sterk sociaal, maar bleef zeer critisch in allerlei opzicht, en schreef, brekend met zekere plechtstatigheid (.....), die toen nog dikwijls in de journalistiek tot cliché werd, een frisse en vlotte taal, die regelrecht naar hoofd en hart ging zonder de buitensporigheden van de toenmalige "woordkunst" achterna te lopen.
Daar leerde Brusse werken en schrijven "voor de krant" zonder dat hij eigen aard geweld behoefde aan te doen en wat de Koo in hem wekte is nooit weer helemaal ingedut.
Het toen jonge dagblad De Telegraaf zag iets in Brusse en nadat hij daar een paar jaar had gewerkt, riep dr Zaaijer, de hoofdredacteur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, hem aan zijn staf. Zo kwam Brusse in Rotterdam.
Of de wederzijdse kennismaking de eerste tijd erg is meegevallen? Ik weet het niet, maar waag het te betwijfelen.
Dr Zaaijer was een zeer ijverig en nauwgezet mens, eerlijk maar streng. Hij eiste alles van zijn redacteuren, ieder op zijn plaats. En die plaats was voor Brusse... de rubriek Binnenland.
D.w.z. Brusse kreeg een stoel, waarop hij de hele dag of de avond en een .groot deel van de nacht rustig mocht zitten werken: niet zelf schrijvende, maar de binnenkomende kopie keurend en schiftend. Een moeilijke en belangrijke functie, maar niets voor een Brusse, die het heel zwaar viel om rustig op zijn stoel uur in uur uit te blijven zitten, het hoofd vol plannen en eigen werk, terwijl hij de grote woelende stad om zich heen wist, hem roepend, de kunstenaar en de Journalist...
Brusse trok de stoute schoenen aan, ging naar zijn chef en legde hem uit: Hij wilde zelf schrijven. Maar dr Zaaijer, die geen man was voor vage algemeenheden, stoof op: "Schrijven? Schrijven? Dat wilden die jonge heet-hoofden allemaal." Maar ze waren gewoonlijk gauw uitgeschreven. Wel zo goed, als Brusse, deze jongeman, maar eerst wat leerde bij "Binnenland". En dr Zaaijer poeierde zijn verzoek ongenadig af.
Brusse echter, die gewoonlijk in dergelijke omstandigheden maar retireerde, hield aan. En op de vraag van de hoofdredactie, waarover hij dan eigenlijk wel schrijven wilde, toonde hij deze een enorme waslijst met onderwerpen. Hiervan raakte Zaaijer onder de indruk. "Vrije baan voor wie iets kan" was toen de leus van het liberale Rotterdam en ook van hem.
Hij gaf eindelijk toe en Brusse kreeg minder "Binnenland" en meer grote reportage.
Van dat ogenblik af dagtekent de groeiende glorie van Brusse. Hij bleef dagbladschrijver, journalist, chroniqueur van het dagelijkse leven. Maar hij wist in zijn werk, waarin hij leefde en dat hij uiterst verzorgde, zulk een warme menselijkheid te leggen, dat het ieder trof en ontroerde.
Of hij prinses Wilhelmina op haar reizen door het land vergezelde dan wel een mijnramp bijwoonde, of hij P. J. Troelstra op een congres versloeg dan wel schreef over Goudse pijpen of grote manoeuvres: altijd was het werk van Brusse schilderachtig, levend, boeiend, de mensen in het hart grijpend. "Brusse" werd gelezen, gespeld, verslonden.
Hij gaf een eigen toon, een eigen wereld: die van zijn menselijk meegevoel, van waaruit hij al het gedoe "onder de menschen" naderde, greep en als een geniaal etser op papier zette. Soms zakelijk en wel gedocumenteerd, soms vol fantazie of speels guitig, soms satiriek en bitter of gans en al vertederd en verdroomd, maar altijd raak en levend.
Zonder meer valt het te begrijpen, dat Rotterdam, waar Brusse bleef wonen, een overwegende plaats in zijn oeuvre heeft ingenomen. Wij behoeven maar de titels van enkele zijner in boekvorm verschenen krantenbijdragen te noe- men als
Boefje
Van af- en aanmonsteren, Het rosse leven en sterven van de Zandstraat, Rotterdamsche Zedeprenten ten bewijze daarvan.
In het Rotterdam van die dagen vond de kunstenaar-journalist al genoeg om eigen aanleg aan te ontdekken en te verwerkelijken.
Van de kant der Rotterdammers heeft het Brusse niet ontbroken aan erkenning van en bewondering voor zijn gaven. Al meende hij zelf, die heel wat innerlijke conflicten in zijn leven kreeg te verwerken, zo, dat hij soms geruime tijd niet werken kon, dat zijn arbeid van weinig waarde was voor Rotterdam en het land.
Vooral in de laatste tijd van zijn leven leed hij onder dat gevoel van miskend te worden en ook onder de geringschatting van eigen werk. Midden in een huldiging van persbroeders, die toch wel zeer hartelijk en gemeend was, schreef hij ons eens, dat het allemaal zo goed was bedoeld, maar dat hij niet kwijt raakte "dat onoverwinnelijke, armoedige, beetje verslagen gevoel van wat je met je werk hebt bereikt".
Dit pessimisme was niet gebaseerd op de feiten, maar ontsproot aan Brussels eigen emotionele, naar melancholische scepsis neigende natuur.
Metterdaad is het werk van Brusse groot en zegenrijk geweest. Hij - "het luxe paard van de N.R.C." -, schiep zich een journalistiek zoals vóór hem geen had vermocht. Hij maakte van zijn vak een kunstvak. Hij schreef een proza, bijvoorbeeld in zijn Nachtlicht der Zee, als de besten van zijn tijd en gaf een groteske humor, bijvoorbeeld in Zijne Excellentie de Generaal, die voor Dickens niet onder doet. Hij gaf de kleurigste beelden uit een veelbewogen tijdperk onzer historie zo, dat de cultuur-historicus in hem een rijke bron van voorlichting vindt.
En wie het oude Rotterdam wil kennen, nu tot as vergaan, komt bij Brusse terecht.
Bovenal: Door zijn menselijkheid, door de indringende kracht van zijn plastisch beeldend werk, door zijn grote deernis met onterfden en verminkten heeft hij, weer als Dickens, het sociale gevoel bij tallozen gewekt en versterkt en zo zijn niet te onderschatten aandeel gehad in de totstandkoming van sociale maatregelen en wetten, waarin zijn geest, die der humaniteit, leeft.
Binnen luttel aantal jaren zal de mens Brusse vergeten zijn. Zijn werk niet. En allerminst door Rotterdam.
En nu wat we allemaal hebben verzameld over Boefje :
de oorspronkelijke titelpagina uit 1903, getekend door T.A.Steinlen
Volgend jaar is het al 100 jaar geleden, dat Brusse het schreef. Niet zoo bekend is het boek met de titel Polletje Piekhaar, dat geeft een nog beter en ook wat humoristischer beeld, hoe of de penoze onder elkaar leefde, maar de hardheid van de politie komt er veel meer in over. In dit verhaal heeft Gerard Martens er ook al eens het volgende over gezegd :
En natuurlijk ook wat sfeer foto's uit de tijd van Boefje en al die anderen :Eigenlijk is het een MOETEN om de Rotterdamse uitdrukkingen en woorden vast te leggen, want al is Rotterdam nu Cultuurstad, het echte Rotterdamse taalgebruik is aan het verdwijnen. Mede door invloeden van andere culturen wordt het echte Rotterdams steeds minder gesproken.
Het Bargoens is al helemaal verdwenen, omdat de echte PENOZE ook verdwenen is.
En geloof me, over een jaar of wat is het originele Rotterdams, zo goed als verdwenen.
Wil je echter nog van de echte "penozetaal" genieten. Lees dan Polletje Piekhaar en Lord Zeepsop van Willem van Iependaal. Rotterdamser kan het niet. Een voorbeeld?
Deis-ie! Je maakt de agere pagud, beheim!
Vertaald: "Bedaar nou! Je maakt de man bang, stommeling!"
Uit dit verhaal het volgende gedeelte :
Maar we zijn ook even verder gaan zoeken en vonden o.m. deze foto's, raadpleeg evt onze stadsplattegronden ! :Een echte foto mag natuurlijk ook niet ontbreken :
Een beroemd waterverf schilderij uit het Zandstraatkwartier werd gemaakt door A. de la Riviera.
Meer Rotterdamse schilderijen zijn te vinden op een van de pagina's van Gerard Martens.
Een orgeldraaier met houten been vermaakt de buurtbewoners onder het toeziend oog van Oom Agent, want je weet maar nooit wat de gevolgen zijn in het Zandstraatkwartier...
Op voorstel van B&W nam de gemeenteraad het besluit om vanaf 1 januari 1912 het hele Zandstraatkwartier af te breken, o.m. Spiekman stemde tegen ....
De Thoolenstraat in 1910
Het nog geen 3 meter brede straatje loopt van de Bredestraat naar de Goudsesingel. Gebouwd in 1826 door Johannes Thoolen. Aan de ene kant huizen met 1 vertrek, aan de andere kant huizen met 2 vertrekken. Van de 3 deuren rechts zijn de 2 buitenste voor de bovenwoningen.
De Thoolenstraat in 1913
Het vertrek is 3,35 x 3,75 meter en dit voor een heel gezin.......
De Leeuwen"laan" (......) in 1910
Verbindings"laan" tussen Rodezand en Coolvest. Aan het eind van de laan stond de korenmolen De Hoop op de Coolvest
Waar De Hoop stond ? Doen we toch weer een citaat uit ons stadhuis verhaal.... :
En dan tot slot nog de volgende tekeningen van Boefje :Zullen we eens even in het Zandstraatkwartier gaan kijken, maar dan natuurlijk op een wat geromantiseerde manier, het zal er echt geen pretje geweest zijn, om daar te wonen !!!
Waar dit nu is ? In dit verhaal hadden we al ooit verteld dat zoo'n 100 jaar geleden de Coolsingel nog niet gedempt was en er stond zowaar nog een molen, de Hoop heette die. Op de onderstaande foto Molen de Hoop en iets bekends...
Op die ets staan we als het ware schuin aan de overkant van het stadhuis, zowat op het Hofplein en dat bruggetje leidt links naar het Zandstraatkwartier, kijk maar even mee op de volgende foto :
Wist je hoe dit bruggetje op deze foto en de ets werd genoemd ? Het comedie bruggetje !
En weet je waarom ? Omdat achter ons op die foto de Tivoli Schouwburg was en de beroemde Rotterdammer Louis Davids, geboren in het Zandstraatkwartier, in Tivoli zijn eerste successen had gehaald, aldus de overlevering en wie zijn wij om daaraan te twijfelen, niet ??
Direkt links van het bruggetje, dus aan de kant van het Zandstraatkwartier, was Sociëteit De Harmonie gevestigd, met daarin later de concertzaal De Doelen of op z'n Rotterdams De Doele... Klik hier als je meer wilt weten over de Rotterdamse Schouwburgen
Boefje in de cel voor zijn looddiefstal
Moeders in de wachtkamer van de gevangenis. Ook de moeder van Boefje zit erbij
Boefje in conflict met zijn moeder
Boefje met zijn goedige vader
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|