Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Rijckevorsel, Abram van Rijckevorsel, de 19e eeuwse Voorzitter van de Kamer van Koophandel van Rotterdam

Op onze site hebben we natuurlijk al het een en ander over de familie Van Rijckevorsel, maar een kleine biografie van Abram van Rijckevorsel, de 19e eeuwse Voorzitter van de Kamer van Koophandel van Rotterdam, ontbrak nog.

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rijckevorsel en klik op ENTER

abrahrijckevpt

1790 - 1864

Abram van Rijckevorsel

Abram van Rijckevorsel kwam uit een bekende koopmansfamilie. Zijn jeugd was moeilijk geweest. Abram van Rijckevorsel was de oudste zoon van Huibert van Rijc­kevorsel, compagnon en tevens zwager van Isaac Hubert in de firma Hubert & Van Rijckevorsel. In 1799 overleed plotseling zijn vader, 29 jaar oud. Abram - nog maar negen jaar - kreeg van zijn grootvader de opdracht in de ochtenduren op het kantoor te werken. In 1811 kreeg hij op 20-jarige leeftijd de verantwoordelijkheid voor de zaak (granen) en de taak het vermogen van zijn moeder (zij was tweemaal weduwe geworden) te beheren. Veel tijd voor een normaal jongensleven of voor onderwijs was er dus niet.

Abram van Rijckevorsel schrijft hierover later:

Bij een betere opleiding, bij een gelukkiger keus van boe­ken en vooral bij een behoorlijk samenhangend geheel van onderwijs bij een doeltreffender ontwikkeling mijner vermogens en krachten, (had ik) een geheel ander mens kunnen worden. Met minder blokken had ik het veel ver­der kunnen brengen. Nu ben ik een zeer bruikbaar lid van de maatschappij, niet meer.

Ondanks dit moeilijke begin lijkt Abram van Rijckevorsel een even­wichtig, zorgzaam mens, man en vader te zijn geweest. Een gelukkig huwelijk met Marie Saint Martin, heeft bij Abram veel goed gemaakt. Het was een overhaast huwelijk, want door te trouwen kon de jeugdige zakenman ontkomen aan inlijving bij
Napoleons Garde d'honneur, de garde van aan­zienlijke jongeren waarmee Napoleon trachtte Nederland te "gijzelen". Abram en Marie kregen tien kinderen, van wie er vier vroeg zijn overleden.

Tot omstreeks 1835 werd Rotterdam beheerst en bestuurd door vorme­lijke patriciërs met de vadermoorders als kragen, mannen die nog met één been in de 18e eeuw stonden. Eén van hen was J.L. Nierstrasz, voorzitter van de Kamer van Koophandel, en onverzoenlijke vijand van gevaarlijke nieuwigheden als stoomboten en spoorwegen. Toen de spoorverbinding met het Rijnland ter sprake kwam, gaf hij als zijn mening te kennen dat snelvarende trekschuiten in alle behoeften van het goederenvervoer konden voorzien......

Nierstrasz' hoogbejaard overlijden in 1838 was het symbool van het heengaan van het oude, zoals dat later werd omschreven. Abram van Rijckevorsel volgde hem als voorzit­ter op. Een nieuw tijdperk brak aan. Aanvankelijk vond ook Abram van Rijckevorsel spoorwegen voor het vervoer van en naar het Rijnland overbodig. Als vice-voorzitter naast Nierstrasz verdedigde Abram van Rijckevorsel dat bij vrachtvervoer niet alleen spoed, maar ook de kosten telden. Omdat het rivier­transport zoveel goedkoper was, geloofde Abram van Rijckevorsel dat het - ondanks grotere traag­heid - de concurrentiestrijd tegen Antwerpens dure spoortarieven zou win­nen.

Ook verder vond er een wisseling van de wacht plaats: burgemeester mr. M.C. Bichon van IJsselmonde, een 18e-eeuwse regent, die nog in de vroedschap had gezeten voor de Franse tijd, werd opgevolgd door burgemeester mr. J.F. Hoffmann, ook een man die de nieuwe tijden aanvoelde (1845).

Prent uit dit verhaal:

hoffmanburgpt

Johan Frederik Hoffman

Burgemeester van Rotterdam

1845 - 1866

Citaat uit dit verhaal:

Van Bi­chon heeft Abram van Rijckevorsel gezegd: Deze man behandelde zijn be­langrijke betrekking als een kostwinning, zonder gevoel zijner verplichting om de stoffelijke en redelijke belangen van zijn medeburgers te behartigen. Hij was steeds zo ongenegen dat alles wat kon strekken de koophandel te bevorderen, hem als het ware moest worden afgeperst.

Abram van Rijckevorsel was commissaris bij de Nederlandse Handel Maat­schappij. Deze functie zou meer eervol dan moeitevol zijn geweest, indien hij niet tevens lid van de commissie was geweest tot het nazien der boeken en ba­lans, en van de commissie telkens rapporteur was.

Bij nauwkeurig napluizen van de cijfers ontdekte Abram van Rijckevorsel dat de Nederlandse Handel Maatschappij meer aan het rijk had voorgeschoten dan de waarde van de produkten, waarop het voorschot was ver­strekt. Hij trok aan de bel. Het gesprek dat hierop volgde tussen de door Van Rijckevorsels ontdekking gealarmeerde minister en de Koning heeft de laatste ertoe gebracht toe te geven inzake de Belgische kwestie! Zo heeft Abram van Rijckevorsel de aanzet gegeven tot een keerpunt in de vaderlandse politiek waarop allang werd gehoopt. Het maakte de weg vrij voor al­lerlei verandering: de wapenstilstand werd gewijzigd in erkenning van het nieuwe koninkrijk België; koning Willem I maakte plaats voor zijn zoon Wil­lem II. Maar Willem I sprak bij zijn afscheid toen wel de historische woorden:

Als ze mij niet meer nodig hebben, heb ik ook hen niet meer nodig!

De rijksfinanciën, die in grote wanorde verkeerden, werden dankzij de interventie van Abram van Rijckevorsel vervolgens op orde gebracht en, nog belangrijker, voortaan werden zij jaarlijks door het Parlement gecontroleerd.

De nieuwe Koning Willem II was een heel andere man dan zijn vastberaden vader. Willem II was beminnelijker, zwieriger, nerveuzer, meer uit op vertoon. Het militaire bedrijf stond hem aan. Geld bleef echter niet lang in zijn portemonnee. Zo moest de regeringsstijl wel veranderen. Al gauw stond Nederland weer bijna voor een staatsbankroet. Toen de nieuwe minister, de financier J.J. Rochussen, de sluier oplichtte van alle handelingen, verricht achter gesloten deuren, kwamen er veel knoeierijen aan het licht.... Zo was geld, bestemd voor spoorwegaanleg, voor mili­taire doeleinden uitgegeven. Er was echter geen sprake van persoonlijke ver­rijking. Na een moeizaam proces werd eindelijk een financiële ramp voor de staat afgewend.

De sanering werd eerst tevergeefs beproefd door Rochussen en later vol­tooid door de behendige en welbespraakte mr. F.A. van Hall, beiden Amster­dammers. Van Hall wist een gedwongen lening op te leggen; de kwijtschelding door de oude Koning Willem I van de vordering i.v.m. het Voornse Kanaal maakte deel uit van het reddingsplan. In feite heeft Willem I dus het Voornse Kanaal aan Rotterdam cadeau gegeven.

Abram van Rijckevorsel was nauw bij dit alles betrokken: als voorzitter van de Ka­mer van Koophandel; als gemeenteraadslid te Rotterdam en als lid van de staatscommissie voor de spoorwegaanleg. De eerste spoorlijn tussen Amster­dam en Haarlem werd in 1839 geopend.

20september1839

De opening van de eerste Nederlandse spoorlijn op 20 september 1839

op de prent zijn ook een trekschuit en een diligence ingetekend !!

LINK

Invloed en gezag had Abram van Rijckevorsel ook in Den Haag, als lid van de Tweede Kamer (1841-1850) waar hij zich deed kennen als voorvechter van het liberalisme en de vrijhandel, doch zich niet aan een partij bond. In veel kwesties van economisch of politiek belang heeft Abram van Rijckevorsel, vaak op de achtergrond blijvend, een rol van betekenis gespeeld.

Ook werd Abram van Rijckevorsel door Willem Il geconsulteerd; hij adviseerde de Koning de Leidse hoogleraar J.R. Thorbecke een kabi­net te laten vormen. Twee keer werd Abram van Rijckevorsel aangezocht zich met de porte­feuille van financiën te belasten, maar beide keren sloeg Abram van Rijckevorsel dit af, evenals hij in 1843 bedankt had voor een aanbod om hem President van de Nederlandse Handel Maatschappij te maken.

Al deelde Abram van Rijckevorsel de inzichten van Thorbecke, hij merkte ook de bezwaren op van diens onbuigzame, hooghartige karakter. Deze ei­genschappen hebben de grondlegger van de Nederlandse constitutionele mo­narchie inderdaad herhaaldelijk parten gespeeld. Abram van Rijckevorsel kruiste ook de degens met minister Rochussen aangaande zijn saneringsbeleid.

Abram van Rijckevorsel zei over Rochussen: De man is niet onhandig, maar oppervlakkig, omdat hij zich zelden de moeite ge­troost, de zaken rijkelijk te onderzoeken.

En over Van Hall merkte Abram van Rijckevorsel op: De man is ontegenzeggelijk bekwaam en doortastend, maar weinig kies in de middelen. Van Hall bezat inderdaad een meer dan gezond gevoel voor macht.

Onder druk van Pruisen, maar ook uit liberale overtui­ging, werden stap voor stap de rechten die de Rijnvaart belemmerden af­geschaft. Met de nieuwe scheepvaartwetten van minister Van Bosse werd, aldus Abram van Rijckevorsel een flinke schrede gedaan in de richting van de vrije handel . De voorstanders van bescherming en die van vrije handel stonden scherp tegenover elkaar. Vooral in Amsterdam en Groningen heerste grote angst voor al die vrijheid. Maar Rotterdam hees onbekommerd de vlag van de vrijhandel, onder aanvoering van Abram van Rijckevorsel.

Het was die vlag zwaaiend dat Abram van Rijckevorsel in de Tweede Ka­mer verklaarde:

De scheepvaartwetten ondervonden hevige weerstand in en buiten de Kamers. Men voorspelde de ondergang van onze scheepvaart en handelsvloot. Het duurde echter niet lang totdat de bestrijders in warme voor­standers veranderden toen zij in plaats van de gevreesde onheilen niets dan bloei en welvaart uit het vrijzinnige (dit is liberale) handelsstelsel zagen voort­spruiten.

Door de afschaffing van de Rijnrechten werd vervoer over water op­nieuw voor een aantal produkten voordeliger dan het spoor.....

Lang (tot 1864) is Abram van Rijckevorsel voorzitter van de Kamer van Koophandel van Rotterdam geweest. Hij was daar de stuwende kracht. Abram van Rijckevorsel steunde met kracht de aanleg van spoor­lijnen. De lijn van de Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij kwam in 1847 gereed. In 1856 werd met buitenlands kapitaal de Rijnspoorweg naar Utrecht en Arnhem aangelegd.

Een van de hinderpalen voor de op­bloei van Nederland in de 19e eeuw is geweest het ontbreken van krediet. Een tijdgenoot schreef al: Merkwaardig dat de uit de Republiek overgespaarde familiekapita­len bij voorkeur belegging zoekt buiten de grenzen.

Tsaristisch Rusland kon tussen 1828 en 1840 in Nederland 132 miljoen aan leningen opnemen - dezelfde tijd waarin de eerste spoorlijn Amsterdam-Haarlem met hoofdzakelijk Engels kapitaal aangelegd, en de tweede, Amsterdam-Utrecht, met hoofdzakelijk Duits geld voorbereid werd.

Vanaf 1860 werd de spoorwegaanleg uit de rijkskas betaald. Daarvoor wa­ren de liberalen voldoende pragmatisch. Maar waar kwam dat geld vandaan? Tot omstreeks 1870 vloeide het "batig slot" van de Indische produkten in die rijkskas.....

We hebben het op de site al meer verteld, dankzij de inkomsten uit Nederlands-Indië werden in de 2e helft van de 19e eeuw kanalen en spoorwegen aangelegd....


Heb je je verhaal net klaar, kijk je nog eens even rond en vind je nog dit:

Rijckevorsel, Abram van, koopman en kamerlid (Rotterdam 30-12- 1790 - Rotterdam 11-8- 1864 ). Zoon van Huibert van Rijckevorsel, koopman, en Anna Josina van der Pot. Gehuwd op 3-2-1813 met Marie Cornelie Saint Martin. Uit dit huwelijk werden, behalve 4 kinderen die jong overleden, 1 zoon en 5 dochters geboren.

Abram van Rijckevorsel was afkomstig uit een Rotterdamse koopmansfamilie. Reeds op negenjarige leeftijd verloor Abram van Rijckevorsel zijn vader, en toen hij elf jaar oud was ging Abram van Rijckevorsel op aanraden van zijn grootvader in de ochtenduren werken op diens kantoor, de handelsfirma Hubert & Van Rijckevorsel. Zijn leven lang heeft Abram van Rijckevorsel, die aanvankelijk predikant wilde worden, het gemis van een wetenschappelijke opleiding betreurd en hij trachtte later door zelfstudie zoveel mogelijk in te halen.

Zijn moeder hertrouwde in 1802 met Abram Hubert, die echter al na twee maanden overleed; zij werd toen zelf associée in de familiezaak, totdat in 1811 haar vermogen werd ingebracht in de nieuwe firma Wed. Hubert & Van Rijckevorsel, waarvan moeder en zoon de enige firmanten waren. Het beheer berustte geheel bij Abram van Rijckevorsel, die dus al op twintigjarige leeftijd zelfstandig als koopman optrad. De firma hield zich voornamelijk bezig met graanhandel en transacties in koloniale produkten, later ook met assurantiezaken. Na de dood van mevrouw Hubert in 1836 werd Van Rijckevorsels enige zoon, Huibert, deelgenoot in de firma, maar deze voelde weinig voor de graanzaken van zijn vader en begon in 1839 een eigen rederij.

Inmiddels was Abram van Rijckevorsel in 1823 benoemd tot lid van de Rotterdamse Kamer van Koophandel; vijf jaar later werd Abram van Rijckevorsel vice-president en in 1838 president als opvolger van J.L. Nierstrasz. Abram van Rijckevorsel deed toen zijn voornaamste zaken aan kant. Gedurende 26 jaar, tot zijn dood in 1864, heeft hij zijn stempel op de Rotterdamse Kamer gedrukt, langer dan enig ander. Daarmee is Abram van Rijckevorsel een van de hoofdrolspelers in een tijd van economische heroriëntering geweest.

In de jaren na 1840 kwam de Nederlandse handelspolitiek steeds meer onder druk te staan. Het Duitse achterland trachtte zich economisch te emanciperen van Nederland, dat het oude stapelmonopolie zoveel mogelijk wilde behouden om te verhinderen dat de Nederlandse eigenhandel zou verworden tot transito. Na 1830 was de Nederlandse positie verzwakt door de afscheiding van België en de totstandkoming van het Duitse tolverbond onder leiding van Pruisen. Vooral de in 1843 geopende spoorweg van Antwerpen naar Keulen (de 'IJzeren Rijn') was een rechtstreekse bedreiging voor de Nederlandse Rijnvaart en dus ook voor Rotterdam. Aanvankelijk had de Rotterdamse Kamer van Koophandel de oude protectionistische handelspolitiek gesteund en zich verzet tegen de Duitse wens naar vrije doorvoer, maar onder Abram van Rijckevorsel begon zij van koers te veranderen.

Sinds 1843 werd Abram van Rijckevorsel bijgestaan door de jonge economist W.C. Mees (de latere directeur van De Nederlandsche Bank). Beide mannen vulden elkaar op ideale wijze aan: Abram van Rijckevorsel de praktijkman die voor de Rotterdamse belangen opkwam, Mees de theoretische econoom die principieel de vrij handelsleer voorstond. Door de regering om advies gevraagd ging de Rotterdamse Kamer steeds meer op een radicale koerswijziging aandringen . Nederland diende niet langer geleidelijk en op basis van wederkerigheid de tarieven te verlagen, zoals het beleid van minister F.A. van Hall was geweest, maar onmiddellijk en vrijwillig tot vrijhandel over te gaan. In haar advies van juli 1848 wees de Kamer erop dat de tijd van de oude stapelmarkt voorgoed voorbij was en dat nieuwe welvaartsbronnen moesten worden aangeboord. Net als Groot-Brittannië diende Nederland voor een consequente vrijhandelspolitiek te kiezen. Met dit standpunt was de Rotterdamse Kamer onder Abram van Rijckevorsel de liberaalste van het land geworden.

Ook in de Tweede Kamer, waarin Abram van Rijckevorsel in 1841 door de Staten van Zuid-Holland was gekozen, kwam Abram van Rijckevorsel voor de belangen van handel en scheepvaart op. Aan politieke discussies nam hij weinig deel, behalve wanneer het financiële vraagstukken betrof. Zo steunde Abram van Rijckevorsel krachtig Van Halls sanering van de staatsfinanciën (hij verdedigde de leningwet in een anoniem artikel in De Tijdgenoot), maar drong terzelfder tijd aan op liberalisering van de handelswetgeving.

In juli 1844 werd Abram van Rijckevorsel pas bij de tweede stemming herkozen en met zo'n krappe meerderheid dat hij bedankte; hij werd toen vervangen door zijn stadgenoot M.A.F.H. Hoffmann, die de leningwet had bestreden. Een jaar later keerde Abram van Rijckevorsel in de Kamer terug in de plaats van Thorbecke, die na het echec van zijn voorstel tot grondwetsherziening niet was herkozen. Politiek behoorde Abram van Rijckevorsel tot de conservatief-liberale centrumgroepering, de zg. financiële oppositie, die wel meer controle van de Kamer op de overheidsfinanciën voorstond, maar van een rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordiging niet wilde weten. Dat laatste was mede de oorzaak dat Abram van Rijckevorsel in maart 1848 de portefeuille van Financiën in het nieuwe liberale ministerie niet heeft willen aanvaarden. Ook bij de behandeling van de grondwetsherziening trad hij niet op de voorgrond, en hij stemde pas na lang aarzelen voor de directe verkiezingen. In november 1848 werd hij voor het district Rotterdam in de nieuwe Kamer gekozen. Dat Thorbecke in 1848 buiten de regering was gehouden achtte Abram van Rijckevorsel een misgreep. Hoewel hij kritisch stond tegenover de persoon van Thorbecke (anders dan zijn zoon Huibert die een vurig bewonderaar van de liberale staatsman werd) kreeg hij wel veel waardering voor diens kwaliteiten als minister. Maar vooral de zakelijke en doortastende minister P.P. van Bosse was een man naar zijn hart. Diens scheepvaartwetten zijn door Abram van Rijckevorsel warm verdedigd. Abram van Rijckevorsel beschouwde dit als de gelukkigste afsluiting van zijn politieke loopbaan en stelde zich in 1850 niet herkiesbaar. Hij werd toen naar de Eerste Kamer afgevaardigd, waarin hij tot 1862 zitting had.

Rotterdam kon alleen de vruchten plukken van de liberale handelswetgeving als de haven beter bereikbaar werd. Het is vooral Van Rijckevorsels invloed en doorzettingsvermogen te danken geweest dat de wet tot aanleg van de Nieuwe Waterweg tot stand kwam en dat Rotterdam een spoorwegverbinding met Duitsland kreeg. Hij werd daarvoor in 1862 door zijn stadgenoten gehuldigd. Van de talrijke maatschappelijke functies die Abram van Rijckevorsel heeft vervuld worden hier alleen de belangrijkste vermeld. Hij had zitting in de Rotterdamse schoolcommissie (1821-1857) en in de stedelijke raad (1839-1849). Van 1831 tot 1859 was hij commissaris van de Nederlandsche Handel-Maatschappij en van 1846 tot 1851 van de Nederlandsche Rijnspoorwegmaatschappij. Hij was verder lid van de Staatscommissie - ingesteld in 1856-belast met het onderzoek naar de gevolgen van de doorgraving van de landengte van Suez, waarin hij een afwijkende mening had.

Abram van Rijckevorsel was een eenvoudig, beminnelijk en plooibaar man, die het gezinsleven boven zijn openbare loopbaan stelde. Het was voor hem een verschrikkelijke slag toen de verstandsverbijstering van zijn zoon Huibert zich in 1861 openbaarde en deze in een zenuwinrichting in Zwitserland moest worden verpleegd.

huibertrijckpt

Huibert van Rijckevorsel

1813 - 1866

LINK

Hoewel Abram van Rijckevorsel niet graag op de voorgrond trad was hij een energieke en markante persoonlijkheid, die besefte dat een nieuwe tijd aangebroken was. Achter de schermen heeft hij zeker politieke invloed gehad en in Rotterdam was zijn gezag vrijwel onbetwist. Hij kan worden beschouwd als een van de wegbereiders van Rotterdams economische groei, al heeft hij de eigenlijke 'Gründungsperiode' niet meer meegemaakt.

Kort voor zijn dood in 1864 werd hij benoemd tot staatsraad in buitengewone dienst.


Het is daarom niet meer dan vanzelfsprekend dat een grote Oostelijke uitvalsweg in Rotterdam vernoemd is naar Abram van Rijckevorsel en dus kent Rotterdam een Abram van Rijckevorselweg....





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

26 Augustus 2006