Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Baron Joan Derck van der Capellen tot den Poll

Natuurlijk hebben we op onze site al het een en ander over Baron Joan Derck van der Capellen tot den Poll, klik maar eens op deze link

Patriotten, Goejanverwellesluis, Wilhelmina van Pruisen, Baron Joan Derck van der Capellen tot den Poll en natuurlijk Kaat Mossel uit Rotterdam

maar over Baron Joan Derck van der Capellen tot den Poll is natuurlijk meer te vertellen, maar eerst even wat we in het bovenstaande verhaal verteld hebben over Baron Joan Derck van der Capellen tot den Poll.


Joan Derck van der Capellen tot den Poll vreesde terecht de militaire macht van de Erfs­tadhouder en de politieke macht in Overijsel van de drost van Twente, zijn doodsvijand Van Heiden Hompesch. Zelfs enige jaren na het schrijven van de brochure, nadat de pu­blikatie in 1781 sterke invloed had uitgeoefend op de loop van de gebeurtenissen en hij op brede volkssteun kon rekenen, behield hij het volle besef, dat de Koning van Pruisen 'enkel met die troepes, die hij steeds in Westphalen heeft, maar een uitstapje van weinige dagen behoeft te komen doen, om de concert met de magt van Oranje, een einde aan al onze pa­riottische pogingen te maaken'.
Maar toen hij zijn brochure schreef was hij in zijn gewest OverijseI een zwakke eenling zonder veel invloed en zonder enige machtspositie in het politieke leven tegenover machtig­e tegenstanders.

Aan het Volk van Nederland werd geschreven in de late zomer van 1781. Het was een gespannen tijd voor de Republiek, ­maar niet voor de Republiek alleen. Sinds enige jaren was de Amerikaanse Vrijheidsoorlog aan de gang. In brede krin­gen genoten de vrijheidsstrijders sympathie en er waren ook heel wat Hollandse kooplieden, die met de nieuwe staat graag zaken wilden doen.
De Republiek was niet langer een van de machtige staten van Europa; zij werd omringd door machtiger mogendhe­den, Groot-Brittannie, Frankrijk, de Habsburgse monarchie, die de Zuidelijke Nederlanden beheerste, het opkomend Prui­sische rijk en verderop Rusland onder Catharina II, 'Boo­ze Trijn' zoals Van der Capellen haar in zijn brieven noemt.

De Republiek was in de oorlog tussen Groot-Brittannie en Frank­rijk, dat de Amerikaanse vrijheidsstrijders niet zozeer om ideologische als wel om machtspolitieke redenen steunde, betrokken geraakt en was terechtgekomen in wat onze ge­schiedenisboekjes de Vierde Engelse Zeeoorlog noemen. Het was voor het eerst, dat tegen de Britten door een Oranje­stadhouder oorlog moest worden gevoerd. De vroegere En­gelse zeeoorlogen vielen alle in het eerste stadhouderloze tijdperk. De banden tussen Oranje en Stuart waren er niet naar, onze Stadhouders happig te maken op oorlog tegen de Britten. Maar de zwakke Willem V werd door zijn conflict met de Hollandse burgerij, die onbeperkt konvooi eiste voor haar schepen welke op Frankrijk en Amerika voeren en voortdurend door de Britten in beslag werden genomen, tot daden gedwongen.
De oorlog brak uit, volgens Van der Capellen's interpretatie door Willem V min of meer uitge­lokt om de Britten aan een gemakkelijke overwinning te helpen en daarmee de tegenstand binnenslands te bezweren. De patriotten daarentegen roerden zich intussen in de Hol­landse gewesten en dreven, zowel om ideologische als zake­lijke redenen, de Republiek steeds meer in de richting van Amerika, en om politieke redenen in de richting van Frank­rijk, hoewel zij met het Ancien Régime nauwelijks enige verbondenheid konden voelen.

In het oosten van ons land lagen de kaarten anders. Daar hadden de stedelijke regenten zich nooit van de macht meester kunnen maken, zoals in de westelijke provincies. Enerzijds had de ridderschap in het oosten een grote invloed behouden, en moesten de burgerregenten de macht met hen delen. Aan de andere kant hadden de gemeenslieden, als ver­tegenwoordigers van de kleine burgerij, anders dan in het westen, een flink stuk reële macht behouden. Maar sinds de oorlog van 1672-1674 werden de machtsverhoudingen ver­stoord. Stadhouder Willem III had, zogenaamd wegens de laffe houding van de magistraten van de oostelijke provincies (Utrecht, Gelderland en Overijsel) in de strijd tegen Lode­wijk XIV, aan de stedelijke en provinciale besturen een be­langrijk deel van hun macht ontnomen en zich bij de Re­geringsreglementen van 1674 en 1675 met een vrijwel abso­lute macht laten bekleden. Die macht gebruikte hij om uit­sluitend met de ridders en de aristocratische regenten te re­geren. De burgerij, vertegenwoordigd door de 'gemeens­lieden' , kwam niet meer aan bod. Vandaar dat in 1702, na de dood van Willem III, de burgerij in Gelderland in verzet kwam tegen het aristocratisch bestel.
De beweging van de Nieuwe Plooi verbreidde zich tot in Overijsel (Steenwijk, Vollenhove) en Utrecht (Amersfoort) en in veel Gelderse steden slaagde men erin de stadsbesturen te democratiseren. Maar de aristocratische groepen wisten, met hulp van de aristocratisch-gezinde staten, die troepen zonden om de Nieuwe Plooi te onderdrukken, op verschillende plaatsen de regenten-aristocratie te herstellen.

Omstreeks 1717, vijftien jaar na het begin van de bewe­ging, hadden ook daar waar de Nieuwe Plooi oorspronkelijk had gezegevierd de gemeenslieden hun macht weer verloren; de door haar aan de macht gebrachte stadsbestuurders had­den er nu zelf belang bij, het aristocratisch systeem weer te herstellen.
Al in 1722 werd het stadhouderschap in Gelder­land hersteld; andere provincies volgden. En in 1747 zagen de ontgoochelde leden der kleine stedelijke burgerij in een grotere macht van de Erfstadhouder het enig mogelijke te­genwicht tegen de misbruiken van de stedelijke regenten­aristocratie.
Opnieuw kwamen Regeringsreglementen tot stand, die de Stadhouder vrijwel absolute macht gaven. Maar Willem IV stierf al in 1750; en waarvoor Willem V de­ze vergrote macht ook gebruikte, niet om de misstanden te bestrijden.

En zo ontstaat in de oostelijke provincies, met inbegrip van het gewest Utrecht, omstreeks 1780 een nieuwe bewe­ging die een tak is van de patriottenbeweging, maar daar de radicale democratische vleugel van vormt zonder de zakelijke bijbedoelingen die de patriottenbeweging in het westen zo gespleten maakt. De beweging krijgt in de oos­telijke provincies sterke steun van de kleine burgerij en van het gewone volk. Maar de leider van deze oostelijke demo­cratische patriotten is een Gelders edelman :

Joan Derck van der Capellen tot den Poll

Joan Derck van der Capellen tot den Poll's bondgenootschap met de Hollandse patriotten was maar van tijdelijke en tactische aard. In de brieven aan zijn vrienden noemt hij ze minachtend 'de pruiken'. De handelsbelangen van de Hollandse steden lieten hem betrekkelijk koud. Zijn patriottisme was veel meer principieel democratisch, ook al hield hij bij zijn strijd, als bekwaam staatsman, het mogelij­ke en bereikbare steeds in het oog.

Zijn democratische ideeën had Joan Derck van der Capellen tot den Poll van niemand vreemd. Zijn grootvader van moederszijde, de burgemeester van Arnhem Van Bassenn, was in het begin van de acht­tiende eeuw een van de felle strijders vóór de Nieuwe Plooi geweest. Bij hem thuis had Joan Derck van der Capellen tot den Poll zijn jonge jaren door­gebracht.
Maar de democratische ideeën waren in de Eeuw van de Verlichting gerijpt en verdiept. Zij waren niet meer, als aan het begin van de eeuw, provinciaal-stedelijk en wortelend in een traditioneel verleden. Zij kregen een universele gel­ding, en waren gericht op de toekomst. Het gaat Joan Derck van der Capellen tot den Poll niet meer alleen om medezeggenschap in het ste­delijk bestuur, maar om een algehele omvorming van de maatschappij, al ontbreekt ook bij hem, naar de aard van de tijd, het beroep op een denkbeeldig democratisch verleden niet.

Zijn staatkundige ideeën ontleende Joan Derck van der Capellen tot den Poll niet aan de Franse denkers van zijn eeuw. Veel had hij niet gele­zen. 'Geene bibliotheek hebbende, nog in de mogelijkheid zijnde van er mij eene te bezorgen, eene der redenen dat ik, om mij met weinig boeken te kunnen vermaaken, steeds meer gedagt dan geleezen heb, en daartoe gekrenkt in mijn geheugen, ben ik weinig geschikt om grondig te oordeelen over stoffen, daar 't met geen denken alleen te doen is, maar facta vooral in aanmerking koomen' zo verontschuldigt hij over zijn geringe feitenken­nis.

Joan Derck van der Capellen tot den Poll werd in de Republiek een van de verwoedste voor­vechters van de Amerikaanse vrijheidsstrijd.

Maar behalve de ontwikkelingsgang van zijn staatkundige ideeën hebben ook bittere levenservaringen hem in een hou­ding van rebellie gedreven. In de Gelderse Staten kon hij geen zetel krijgen, niet omdat hij een 'burgerbaron' zou zijn geweest, maar doordat in het bewijs van zijn afstamming één formele schakel ontbrak. Hij probeerde het toen in Overijsel waarvandaan zijn vrouw, een freule Bentinck van Wittenstein, afkomstig was; en hij heeft een zware strijd moeten voeren om als Ridder tot de Staten van die provin­cie te worden toegelaten.
De ironie van het lot wil, dat de Stadhouder nog voor zijn toelating gepleit heeft. Eenmaal toegelaten, begon hij een belangrijke politieke rol te spelen, zowel in provinciale aangelegenheden als op het gebied van de landspolitiek. Zijn verzet tegen het af­staan van hulptroepen, de zogenaamde 'Schotse Brigade', aan Groot-Brittannie in de strijd tegen de Amerikaanse vrij­heidsstrijders, maakte hem in de ogen van de Stadhouder en de zijnen tot een gevaarlijke figuur.
Toch had hij zich tegen de persoon van Willem V nog niet gekeerd, hoewel hij steeds ongunstiger over hem oordeelde.

De crisis kwam pas, toen Joan Derck van der Capellen tot den Poll zijn actie begon tegen de vernederende en onwettige drosten diensten in Overijsel, waarmee hij zich de rol toebedeelde van een moderne Robin Hood, strijder voor de rechten van de boeren. Hiermee oogstte hij de onverzoenlijke haat van de machtige en tiran­nieke Hompesch, drost van Twente, die hem al bij de strijd om zijn admissie tot de Staten zwaar had tegengewerkt. Op aandrijven van deze 'kolossus', zoals de patriotten hem noemden, werd Joan Derck van der Capellen tot den Poll, zogenaamd wegens de scherpte van de door hem in de Statenvergadering gebezigde be­woordingen, de toegang tot de Statenvergaderingen ontzegd.
In een Publikatie, aangeplakt aan de poorten van ste­den en aan alle kerken in de dorpen, werd Joan Derck van der Capellen tot den Poll tot leugenaar en volksverleider gestempeld. Een anoniem ge­schrift tegen de drostendiensten, bij de totstandkoming waarvan hij nauw betrokken was geweest, werd tot 'een naemloos, eerrovend, fameus libel' verklaard. Aan de politieke loopbaan en invloed van Joan Derck van der Capellen tot den Poll scheen een einde gekomen.

Zelfs nu keert Joan Derck van der Capellen tot den Poll zich niet tegen de Stadhouder, die aan zijn verwijdering uit de Statenvergaderin­gen toch bepaald niet onschuldig was. De tegenstanders van het stadhouderlijk beleid plachten in die tijd Willem V te ont­zien, om de volle aanval op diens raadsman Lodewijk van Brunswijk-Wolffenbuttel te richten. Integendeel hoopt Joan Derck van der Capellen tot den Poll nog, misschien tegen beter weten in, bij Willem V recht te verkrijgen.
Joan Derck van der Capellen tot den Poll neemt het zijn neef en studievriend Ro­bert Jasper van der Capellen van de Marsch hoogst kwalijk, dat deze bij het eerste het beste contact met de Prins zijn geval niet heeft aangeroerd. Aan de ene kant noemt hij Willem V in zijn brief 'dwingeland' en de Republiek 'dit ge­vloekte Land daar geweld op den throon zit'. Maar aan de andere kant verwijt hij Robert Jasper diens nonchalance in 't behartigen van zijn belangen, doordat hij verzuimd heeft 'den dwingeland het schreeuwende onregt, gedeeltelijk door hem zelven, gedeeltelijk op zijn wenk, door zijne creaturen mij aangedaan, onder het oog te brengen, en hem het haatelijke, het gevaarlijke van die onderneeming en het oordeel, door alle weldenkende daarover geveld, te doen gevoelen'. Robert Jasper repliceert heel kalm: 'Vriendlief! het kan niets baaten'. Nu is Joan Derk pas recht verbitterd en schrijft op ijskoude toon, dat hij 'nauwlijks weet in welk licht ik UHW. verder zal kunnen en mogen beschouwen, en wel vooral nadat UHW. gelieft goed te vinden UHW. gedrag te defendeeren'.

De eigenlijke crisis in zijn houding ten opzichte van Oranje lijkt pas door het optreden van Willem V in de Vierde En­gelse Zee-oorlog te zijn gekomen. Van een ernstige poging om de Hollandse vloot te versterken was bij Willem V geen sprake. Joan Derck van der Capellen tot den Poll die voor het 'onbeperkt konvooi' had geijverd, meende namelijk dat versterking van de vloot veel belangrijker was dan die van het leger, terwijl Willem V alleen oog had voor het leger. In de oorlog leed de Repu­bliek, als gevolg van de zwakte van de vloot, nederlaag op nederlaag. Maar de klap op de vuurpijl was wel dat de Prins, na de slag bij de Doggersbank op 5 augustus 1781, de enige die niet in een nederlaag voor de Republiek was ge­eindigd, verheugd had uitgeroepen dat de 'Engelsen de vlag toch niet hadden gestreken' . Als Zoutman hier lauweren had geoogst, dan had het niet aan de Prins en diens beleid gelegen. In de ogen van Joan Derck van der Capellen tot den Poll pleegde de Prins verraad aan de Republiek.

Precies twee eeuwen na de Akte van Verlatinge, waarbij Philips II werd afgezworen, schreef Joan Derck van der Capellen tot den Poll driftig en in één ruk zijn felle aanklacht tegen de Stadhouder neer en daarmee tegen het stadhouderschap als instituut, tegen de steeds verdergaande opeenhoping van macht in handen van de Oranjes. Het bood hem tegelijk de gelegenheid, zijn democratische beginselen zo scherp mogelijk te formuleren, en tevens een aantal in zijn oog klemmende misstanden van het bestaande stelsel voor een breed publiek ten toon te stellen. Op deze manier hoopte hij tevens een groot deel van het Nederlandse publiek met de democratische denkbeelden vertrouwd te maken, nu het publieke forum als lid van de Staten van Overijsel hem was ontzegd.

Zijn brochure staat onder sterke invloed van het Ameri­kaanse vrijheidsideaal. De kern van alle kwaad ligt in de soevereine macht van de Stadhouder, die zijn militaire macht steeds weer op­nieuw kan misbruiken tegen de belangen van burgers en boeren. Hij zet zijn gunstelingen op alle belangrijke posten; hij passeert Nederlanders om vreemdelingen met militaire commando's te kunnen belasten; hij zorgt dat professoren worden benoemd die doceren wat hem welgevallig is. En met zijn pro-Engelse politiek heeft hij het vaderland op de rand van de afgrond gebracht.
Daarom moeten de burgers een nationale enquête eisen naar de oorzaken van 's lands rampzalige toestand. De vrij­heid van drukpers moet basis worden van een nationale vrij­heid. Joan Derck van der Capellen tot den Poll roept, aan het eind van zijn pam­flet, op tot het vormen van democratisch verkozen comités van burgers en boeren. En hij bepleit een burgerbewape­ning op democratische basis naar Zwitsers of Amerikaans voorbeeld.

Het stuk werd, zoals wij uit Van der Kemp's autobiogra­fie weten, door diens bemiddeling gedrukt. Waar, dat weten wij nog altijd niet met zekerheid. Op de eerste uitgave was vermeld: Ostende, 3 sept. 1781. Maar de plaatsaanduiding zal wel camouflage zijn geweest.

De indruk die het geschrift maakte was overweldigend. Ook al werd door strenge plakkaten de verkoop en zelfs het bezit van het boekje verboden, en een flink bedrag aan Gouden Rijders uitgeloofd voor hem die aanwijzingen kon geven over de identiteit van de schrijver, het stuk bleef van hand tot hand gaan.

Nog in het jaar 1781 verschenen vier verschillende drukken, ondanks de zware straffen waarmee de nadrukkers bedreigd werden. Er werden speciale leesgezelschappen op­gericht om het geschrift in besloten kring te bespreken. Het werd in het Frans, het Duits en het Engels vertaald. In 1784 verscheen een nieuwe herdruk. En in het jaar van de Ba­taafse omwenteling 1795 werd opnieuw, maar nu voor het eerst niet meer clandestien maar nog steeds anoniem, het geschrift herdrukt.

De Prins en de prinsgezinden waren razend. Maar zij be­vonden zich tegelijk in een moeilijk parket. Zij konden verbodsbepalingen uitvaardigen en beloningen voor het bekend stellen van de schrijver uitloven. Maar het viel niet gemak­kelijk, de inhoud te weerleggen. Ook de felste tegenstanders van de patriotten moesten toegeven, dat de schrijver bijzon­der goed geïnformeerd was. Een vertrouwensman van de Prins schreef: 'de illatiën zijn calumnieus en infaam, dog 't is geen onkundige, die 't geschreven heeft'.
En de eveneens in nauwe relatie tot het Hof staande burgemeester van Zwolle, Lucas Rouse, had gezegd, dat 'er soo veel passages van Gelderlant in kwamen, die precise met de waetheydt over­eenstemden'. 'Aan het Volk van Nederland is zwaar van feiten, aan welker objektieve betrouwbaarheid niet valt te wrikken of verwegen. Dat zal meer en meer blij­ken'.

Ook van het persoonlijk leven van Willem V, de 'teergeliefde' zoals Joan Derck van der Capellen tot den Poll hem in zijn brieven constant noemt, bleek hij goed op de hoogte. Geen wonder. Zijn neef Alexan­der Philip, broer van Robert Jasper, behoorde tot de hof­houding van de Prins. Hij zou zijn relatie met de rebelleren­de neef, en met de broer die ook zo een 'gevaarlijke Karel' was, enige jaren later met zijn ontslag bekopen.

Overigens hebben Joan Derck van der Capellen tot den Poll's vijanden zijn auteurschap niet doorgehad. Het geheim is goed bewaard gebleven.

Het pamflet heeft niet alleen een grote verbreiding gevon­den. Het heeft ongetwijfeld ook politiek effect gehad. De patriotten hadden in de jaren 1781 en volgende de wind in de zeilen. Ook het aanzien van Joan Derck van der Capellen tot den Poll steeg evenredig mee. Joan Derck van der Capellen tot den Poll streefde er naar, zowel stedelingen als boe­ren, zowel orthodoxen als dissenters en katholieken voor zijn beweging te winnen, door acht te slaan op hun grieven.

In 1782 behaalde hij drie klinkende overwinningen. Ame­rika werd door de provincie Holland als staat erkend, en John Adams werd als gezant toegelaten. Joan Derck van der Capellen tot den Poll zelf ver­kreeg, door brede volkssteun, readmissie in de Overijselse Statenvergadering. En het gelukte hem, de gehate drosten­diensten in zijn gewest afgeschaft te krijgen. Het Vivat Ca­pellen was niet van de lucht, waar vroeger steeds Vivat Oranje had geklonken.

Wat misschien van nog ingrijpender betekenis was: de door hem bepleite burgerbewapening begon op grote schaal veld te winnen. Naast de westelijke provincies wonnen de patriotten aan invloed in Overijsel en de stad Utrecht, ter­wijl ook in tal van Gelderse steden de burgerij, met een be­roep op tijdens de Plooierijen van het begin van de eeuw historisch verkregen rechten, zich begon te roeren.

Het hoogtepunt in Joan Derck van der Capellen tot den Poll 's politieke loopbaan was het grote Doelenfeest in Amsterdam, in april 1783.

penningjohan

penningjohantoe

Maar Joan Derck van der Capellen tot den Poll werd niet verblind door de successen.
Want Joan Derck van der Capellen tot den Poll vreesde voor nog gevaarlijker tegenzetten van de kant van Oranje. In de brief Aan het Volk van Neder­land had Joan Derk de handschoen tegen Willem V, zij het anoniem, opnemend, diens kordate vrouw, Prinses Wilhel­mina van Pruisen, gespaard. Joan Derck van der Capellen tot den Poll had Willem toen zijn echtelijke ontrouw verweten. Zijn politieke aanvallen wa­ren tegelijkertijd gericht tegen de raadsman van de Prins, Hertog Lodewijk van Brunswijk.
Maar twee jaar later ziet hij de Prinses als een minstens even groot gevaar, vooral door haar relaties met haar oom Frederik de Grote, Koning van Pruisen.
Vrees voor een Pruisische invasie, tot steun aan de prinsgezinden, beheerst dan zijn denken blijkens vele van zijn brieven en een alliantie met Frankrijk ziet hij als de enige mogelijke redding voor de democratische beweging in Nederland. Desnoods wil hij in zijn eentje voor de democratie strijden!

Op 29 mei 1784, kort voor zijn dood, schreef Joan Derck van der Capellen tot den Poll verbitterd aan een vriend: 'ik ga wederom als te vooren menage à part maaken, en hebbe de Heeren Magnaaten in 't geheel niet nodig, zo min en moge­lijk minder dan zij zig verbeelden de patriotjes uit de Land­provincien nodig te hebben'.

Uit de laatste twee brieven, die van 2 en 9 mei 1784, kort voor zijn dood geschreven en onder de indruk van de ernsti­ge ziekte van zijn vrouw, klinkt een sombere gemoedsgesteldheid door en een gevoel van vereenzaming, ook al is hij blij met het hem door de boeren van Twente aangeboden Gedenk- en Ereteken; en al blijft hij zich ook bezighouden met uiterlijkheden als een van hem vervaardigd portret. De moedeloze stemming kan evengoed een gevolg zijn geweest van zijn ziekte, als van een psychische malaise, die dan juist zijn lichamelijke conditie nadelig moet hebben beïn­vloed.

Schijnbaar ging het, in 1784, goed met de patriotten. Maar de beweging liep hem uit de hand. En hij was voldoende staatsman om te beseffen, dat de militair oppermachtige Oranjepartij zich niet zonder slag of stoot zou overgeven.

grafschriftjohan

grafschriftjohan2

Op 6 juni 1784, nog geen maand na het schrijven van zijn laatste brief , sterft Joan Derck van der Capellen tot den Poll . Toen de Oranje­partij enkele jaren later inderdaad, door militair ingrijpen­de bezetting eerst van Elburg en Hattem, later de 'Oranje­omwentelingen' in de ene na de andere Gelderse stad, ten­slotte de Pruisische invasie, de democraten overweldigde, schrikt zij voor geen enkel middel terug.

begraafjohan

begraafjohan2

Ook het grafmo­nument van Joan Derck van der Capellen tot den Poll ontkwam niet aan de terreur. In september 1787, vlak na de machtsovername van de prins­gezinden, werd het graf van Joan Derck van der Capellen tot den Poll nabij Gorssel ge­schonden door vernieling van het familiewapen en in de nacht van 6 op 7 augustus 1788 hebben patriottenhaters het hele gedenkteken met buskruit in de lucht laten vliegen. De lichamen van Joan Derck van der Capellen tot den Poll en zijn vrouw waren toen al in stilte naar een veiliger plaats overgebracht.
Waarheen, we­ten wij niet zeker, maar men neemt aan naar Kasteel Rechteren, nog steeds het meest imposante Kasteel van Salland. Waarom naar Kasteel Rechteren? Daar woonde de schoonzoon van Joan Derck van der Capellen tot den Poll



En dan slaan we even 2 eeuwen over, want ooit ontdekte Godfried Bomans in de tuin van Villa Borghese in Rome een beeld dat ooit was ontworpen door beeldhouwer Giuseppe Ceracchi t.b.v. een gedenkteken voor Joan Derck van der Capellen tot den Poll. In de tuin staan ook beelden van Goethe, Victor Hugo e.a..
Waarschijnlijk hebben 'dankbare landgenooten beslooten, om, ter zijner gedachtenis, een pragtig gedenkstuk in de groote Kerk te Zwolle op te regten'. Het beeld is echter nooit afgemaakt...

capelleschets

capellebeeld

Schets voor het standbeeld van Joan Derck van der Capellen tot den Poll
slechts 1 beeld is blijkbaar gereed gekomen

En dus herhalen we maar even deze zin:



Ook in de 19e eeuw was men al precies op de hoogte van het wel en wee rondom Baron Joan Derck van der Capellen tot den Poll. Nog enkele fragmenten dus uit de 19e eeuw:

De dood van Baron Joan Derck van der Capellen tot den Poll was het teeken voor een algemeene uitbarsting van het rijmvuur, 'twelk in den patriottentijd, meer dan in onze prozaische eeuw, overal onder den vaderlandschen bodem smeulde. Verveer, Bacot, Nomsz, Vreede, Bellamy, Loosjes, zijn de meest bekenden onder Neerland's dichtrenrei, die, om met zeker amsterdamsch uitgever uit die dagen te spreken "of Capellen's onsterfelijke daaden zong, óf treurzangen aan­hefte en het vroegtijdig verlies beweende van den beroemden Staatsman"

Bewonderaars onder zijn tijdgenoten noemen Baron Joan Derck van der Capellen tot den Poll telkens den evenknie van onze grootste staatslieden, Oldenbarnevelt en Johan de Witt, dusdoende maken zij zich aan schromelijke overdrijving schuldig.

Het hoofdgebrek, de grondoorzaak van 't verval der Repu­bliek, is het gemis aan eenheid in het staatsbestuur geweest; niemand die die stelling thans nog loochent: bijna niemand van eenige beteekenis, ook tijdens het bestaan der Republiek, of hij heeft dat gebrek ingezien en getracht het te verhelpen: de prinsgezinde door te ijveren voor de macht van den Stad­houder, de staatsgezinde door den beslissenden invloed van Holland in de hand te werken. Bij Baron Joan Derck van der Capellen tot den Poll geen spoor van zulk een besef: integendeel, zijn geheele oppositie tegen den Erfstadhouder zou, indien hij zijn doel bereikt had, ten bate gekomen zijn van de souvereiniteit der afzonderlijke provinciën, ja van die van elke stad of stand in de Staten van elke pro­vincie: zij zou ten slotte uitgeloopen zijn op een bijna mid­deneeuwsche verbrokkeling der staatsmacht. Het eenige ver­schil zou dit geweest zijn: het brokstuk staatsmacht, 'twelk in de middeleeuwen de Heer van elk onderdeel van het grondge­bied bezat, zou in Capellen's stelsel bij een vaag omschreven, in tallooze onderdeelen verdeeld wezen, genaamd volk, berust hebben.

Reeds kort na Capellen's overlijden werden onzinnige geruch­ten verspreid omtrent de oorzaak van zijn dood. Hij zou met zijn pruikmaker, omdat die niet lasterijk genoeg van den Prins sprak, in twist zijn geraakt, en hem met een pennemes een steek in den hals toegebracht hebbend, aan de gevolgen waarvan de pruik maker zou zijn bezweken: de zaak was met geld ge­sust, maar Capellen zou volgens sommigen van schrik zijn gestorven, volgens anderen zou hij zelf door ophanging een einde aan zijn leven gemaakt hebben.

De dikwijls potsierlijke, of aan het profane grenzende loftui­tingen op den overleden vrijheidsheld trachtte de tegenpartij, soms met goed gevolg, door scheldwoorden te vergoeden.

"Aan­bidt", had Verveer onder het beeld van Capellen geschreven,


Bij wijze van tegenhanger beschreef een ongenoemd prins­gezind poëet de lijkstaatsie van den Baron, zoo als hij zich die voorstelde, met deze woorden:


Doch de vijanden bepaalden zich niet tot pamfletten en ge­dichten om hun haat te bekoelen; zelfs het graf van Joan Derck van der Capellen tot den Poll was voor hunne woede niet veilig. De straks vermelde lijk­staatsiepoëet had zijn pamflet aldus besloten:


Dien wenk poogde men nog jaren later op te volgen.
Capellen's lijk was eerst in het gewone familiegraf in de kerk te Gorsel bijgezet. Doch kort daarop hadden zijne weduwe en vier geldersche neven, de Heer van de Marsch en drie zijner broeders, een nieuw familiegraf in 't open veld, niet ver van Gorsel, doen oprichten. Daarheen werden de overblijfselen van Joan Derck van der Capellen tot den Poll overgebracht; daar werd ook zijne in 1785 over­leden weduwe begraven. Het graf was met eene gedenkzuil versierd, waarop het wapen der Capellens gebeeldhouwd stond.

Op 23 September 1787, dus na de herstelling van het erf­stadhouderlijk gezag, werd gemeld wapen aan stukken gehouwen gevonden; een nachtelijke expeditie, waaronder naar men beweert eenige soldaten, had dit heldenfeit verricht.

Capellen's schoonzoon, Graaf van Rechteren van Westerveld, liet toen de beide lijken naar elders verplaatsen; doch men had het op het gedenkteeken ook voorzien; in den nacht van 6 op 7 Augustus 1788 deed men het door middel van buskruit in de lucht vliegen. De daders kwamen, even als bij den eersten aanslag, uit Zutfen; ook ditmaal moeten er militairen onder geweest zijn.

Dit alles geschiedde vier jaren na Capellen's overlijden, nagenoeg één jaar na den val der partij aan wier hoofd hij had gestaan;

is treuriger bewijs denkbaar van de kleingeestige hartstochtelijkheid der partijgeschillen, die de Republiek ten val hebben gebracht?




Over de beeldengroep van Baron Joan Derck van der Capellen tot den Poll in Rome vonden we in november 2010 ook nog dit (samengevat):

Bron + verdere links, incl. You Tube filmpjes:

http://www.destentor.nl/regio/zwolle/7496104/Beelden-ontroerend-mooi.ece

In juni 2008 publiceerde Dagblad de Stentor (waarvoor heel veel dank!!) een artikel over de vergeten beeldengroep voor het praalgraf van Joan Derck van der Capellen tot den Poll. Na twee-en- een-kwart eeuw is het tijd om ze eindelijk in Zwolle te bezorgen, was de strekking van het verhaal.

De oproep sloeg aan: in de Tweede Kamer, Provinciale Staten van Overijssel en de Zwolse gemeenteraad klonken oproepen om het initiatief van de Stentor te steunen.

Na Van der Capellens dood in 1784 kreeg de Romeinse beeldhouwer Ceracchi de opdracht voor een praalgraf met vier beelden: Van der Capellen zelf, de Nederlandse leeuw, vrouwe Justitia en vrouwe Transisalana (de Latijnse benaming van Overijssel).

Ceracchi voltooide de beeldengroep in 1789, maar transport naar Nederland was op dat moment onmogelijk. Het land was bezet door Pruisische troepen, die op verzoek van stadhouder Willem V de opstand van de patriotten onderdrukten. Het plaatsen van een praalgraf voor nota bene de leider van de patriotten was in die politieke constellatie onmogelijk.

De grafbeelden, die door het Zwolse burgercomité keurig zijn betaald (op de afleveringskosten na, omdat ze immers nooit zijn afgeleverd) bleven in het atelier van Ceracchi staan. Na zijn dood zaten zijn zonen ermee in de maag. Wat moesten ze met die kolossale beelden voor een in Italië volstrekt onbekende man? Voor een zacht prijsje verkochten ze de marmeren gevaartes aan de kunstverzamelaar Camillo Borghese. In het koopcontract wordt de naam Van der Capellen nergens genoemd; wellicht omdat de wetenschap van de oorsprong van de beeldengroep was weggezakt, wellicht omdat de zonen zich ervan bewust waren dat het juridische eigendom van de beeldengroep in Zwolle lag.

De voor een prikkie verworven beelden werden in de tuinen van de Villa Borghese geplaatst. Daar bleven ze staan tot 1993, toen ze zodanig door vandalisme werden aangetast dat ze om verder verval te voorkomen in een niet voor het publiek toegankelijke kelder van het Museum Pietro Canonica werden geplaatst. Toen die kelder gerestaureerd moest worden, werden de beelden in de achtertuin van het gebouw gezet, amper beschut tegen weer en wind, tussen andere winkeldochters van het museumpark. Recentelijk kwam subsidie beschikbaar om al de opgeslagen beelden een grote beurt te geven. De vier Zwolse beelden zien er nu een stuk beter uit, maar staan nog altijd naast een parkeerplaatsje in een ontoegankelijk deel van het Borghesepark.

baronbeeldenrome

.......De huidige beeldengroep van Joan Derck van der Capellen tot den Poll in Rome........

Vergelijk met de reeds eerder getoonde prent en foto:

capelleschets

capellebeeld

Schets voor het standbeeld van Joan Derck van der Capellen tot den Poll
slechts 1 beeld is blijkbaar gereed gekomen

En prompt ging er een Zwolse delegatie op bezoek:

De man van marmer is Joan Derck van der Capellen tot den Poll. De Zwolse politicus is alweer een tijdje dood - hem werd in 1784 een houten jas aangemeten - maar zijn standbeeld staat er nog pront bij, in de achtertuin van Museo Pietro Canonica in Rome. Met zijn gespreide armen en geheven kin straalt de stenen Joan Derck van der Capellen tot den Poll leiderschap uit.

Beeldhouwer Giuseppe Ceracchi zal de krachtige trekken van de Zwolse edelman wat aangezet hebben - romantiseren was kunstenaars niet vreemd - maar hij moet meer charisma hebben uitgestraald dan pakweg Ad Melkert. Van der Capellen kan geen ondermaatse kalende man met buikje zijn geweest, want van Ceracchi is bekend dat hij de werkelijkheid dicht wist te benaderen.

Wie het beeld van Van der Capellen met eigen ogen wil zien kan dat overigens vergeten. Joan Derck van der Capellen tot den Poll staat in een museumtuin die aan drie zijden door metershoge hekken met scherpe punten wordt omgeven. De vierde zijde wordt begrensd door de achtergevel van Museo Pietro Canonica, waar de suppoosten zondagmiddag niet genegen zijn om de deur naar de tuin te openen.

Als de luiken openzwaaien ontvouwt zich een ontroerend mooi tafereel; daar staat-ie dan, Joan Derck van der Capellen tot den Poll, de 226 jaar geleden gestorven Zwollenaar, die met zijn destijds als subversief beschouwde politieke activiteiten aan de wieg stond van de Nederlandse democratie. Links en rechts van hem staan twee allegorische vrouwfiguren, die Vrouwe Justitia en Vrouwe Overijssel uitbeelden, aan zijn voeten rust de Nederlandse leeuw, die in zijn klauwen een bosje pijlen draagt waarmee de Nederlandse provincies zijn bedoeld.

Februari 2010 heeft deze krant de beelden ook al bezocht. Ze stonden toen half naast, half onder een gammel afdakje dat ze tegen regen en zon moest beschermen. Nu is dat golfplaten dak verwijderd. Dat kan bezwaarlijk een verbetering worden genoemd, maar daar staat tegenover dat de beelden grondig zijn schoongemaakt en dat de tientallen andere beelden die in het achtertuintje stonden te verpieteren zijn verwijderd.

Willem van Hasselt, die zich even aan de groep genodigden voor de conferentie heeft onttrokken om met deze krant over de grafbeelden van zijn voorvader te kunnen praten komt erbij. Het beeld van Joan Derck van der Capellen tot den Poll grijpt hem aan, zegt de in Den Haag woonachtige medewerker van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. "Als klein kind kreeg ik al te horen dat Joan Derk een bijzondere man is geweest. Zijn portret hing bij ons in huis, naast dat van zijn dochtertje." Hij zegt blij te zijn dat zijn voorvader er weer proper bij staat. "Dat is wel eens anders geweest. Maar hij staat nog steeds buiten, hè. Terwijl die beelden zijn gemaakt om binnen neergezet te worden, in de Grote Kerk van Zwolle."

Afgevaardigden van de gemeente Zwolle, museum De Fundatie, Stichting Daendels, de Orde van den Prince en dagblad de Stentor zijn maandag 18 oktober 2010 in Rome bij een conferentie over het praalgraf van de Zwolse patriot Joan Derck van der Capellen tot den Poll. Doel: de grafbeelden naar Zwolle halen.

De conferentie, georganiseerd door het Koninklijk Nederlands Instituut Rome, heeft een wetenschappelijk karakter. Twee professoren van de Universiteit van Amsterdam belichten het gedachtegoed van Van der Capellen (1741-1784), twee Italiaanse professoren praten over de vier grafbeelden en over de beeldhouwer die ze maakte.

De Romeinse bestuurders en kunstkenners worden vergast op beelden van het huis van Joan Derck van der Capellen tot den Poll aan de Bloemendalstraat, zijn standbeeld op het Bethlehems Kerkplein en de Grote kerk, waar zijn praalgraf in 1789 geplaatst had moeten worden.





Terug naar Aad's homepage, met links naar al zijn verhalen





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

12 November 2010