Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Over Calvinisme en tolerantie in de 16e en 17e eeuw in Rotterdam

Dit verhaal over Calvinisme en tolerantie in de 16e en 17e eeuw in Rotterdam is een bijdrage van Feico Houweling, webmaster van

http://www.hoorgeschiedenis.nl/

Een website met o.m. allemaal te downloaden luisterverhalen met bijna vijf minuten geschiedenis!

Feico Houweling stuurde begin januari 2010 een zeer interessante email nieuwsbrief rond die wij, met toestemming van Feico Houweling, op onze site mochten plaatsen, waarvoor onze dank.

Het complete verhaal, incl. prenten en verwijzingen is te downloaden via deze link:

http://www.hoorgeschiedenis.nl/nl/artikelen/2010-open-nieuwjaarsbrief.pdf

De titel van dit verhaal

Over Calvinisme en tolerantie in de 16e en 17e eeuw in Rotterdam

is bedacht door webmaster Aad Engelfriet.




Nieuwjaarsbrief over de tolerantie

aan Jan Oudenaarden, 1 januari 2010

Beste Jan,

De allerbeste wensen voor het nieuwe jaar 2010. Dat de Rotterdamse literatuur moge bloeien en alle burgers daar de vruchten van mogen plukken. Ik bedoel dat literatuur best ergens toe mag leiden. Een beter begrip van onszelf bijvoorbeeld.

Neem bijvoorbeeld je boek De Rotterdamse geschiedenis in meer dan 100 verhalen.

Inmiddels ruim anderhalf jaar geleden gepubliceerd, dus in boekhandelstermen oud, maar gezien tegen de eeuwenoude literaire achtergrond van onze stad nog piepjong. Ik heb het in het afgelopen jaar met veel plezier gelezen. Zulke verhalen uit de eerste hand kunnen ons Rotterdammers helpen bij het vormen van ons zelfbeeld. Dat lijkt me geen luxe.

Maar precies daarom wil ik graag een kanttekening maken bij een van de stukjes in je boek. Het gaat om verhaal nummer zeven, waarin verteld wordt hoe de Rotterdamse 'alteratie' van 1572 in haar werk ging. Boven het stukje staat als kop: 'Rotterdam gaat over tot het calvinisme (1572)'. Dat klopt volgens mij niet helemaal of misschien beter gezegd, het is op zich niet fout, maar het kan leiden tot misverstanden.

Rotterdam ging in 1572 niet over tot het calvinisme zoals we dat nu kennen en het met name na de Synode van Dordrecht van 1618 in Nederland vorm heeft gekregen. Pas in de tijd van die synode werd deze stad met geweld tot het calvinisme gedwongen. Daar was een staatsgreep voor nodig inclusief moord, plundering en verkrachting.

Ik bedoel de staatsgreep van prins Maurits in augustus 1618 en de daarop volgende afzetten van remonstrantsgezinde gemeentebestuurders, onder andere in Rotterdam. En de gewelddadigheden die binnen en buiten de stadsmuren plaatsvonden. In dat jaar is met keiharde hand geprobeerd een eind te maken aan een langdurige periode van Erasmiaanse tolerantie en ruimdenkendheid in deze stad.

Daar ligt dan ook de link met onze tijd. Ik wil laten zien dat wanneer Spinoza in 1670 de stad Amsterdam, terecht natuurlijk, lof toezwaait vanwege de daar heersende vrijheid van meningsuiting en religieuze tolerantie, hij de Amstelstad roemt om iets dat daar betrekkelijk nieuw was. Wat Spinoza misschien niet wist of niet de moeite waard vond om te zeggen, is dat precies die vrijheid en tolerantie in Rotterdam al veel langer dan een eeuw in de praktijk werden gebracht. Met alle offers die daarbij horen.

Gek genoeg speelde juist het calvinisme daarbij een sleutelrol. Daarover zou ik graag iets willen zeggen.

Dood en begraven

Het Calvijnjaar 2009 ligt net achter ons en we kunnen de flauwekul die over ons is uitgestort in dat jaar weer vergeten. Wat een onzin, dat de Hollandse aard iets met zijn leer te maken zou hebben. De simpele waarheid is dat het calvinisme niet in Holland is opgebloeid, maar in Vlaanderen. Pas rond en na de val van Antwerpen in 1585 kwamen grote groepen calvinisten naar het noorden en eerst toen begon daar langzaam maar zeker de opbloei van de zwartekousenkerk, met name in Amsterdam waar zoals bekend de meeste Vlamingen gingen wonen.

Vast staat dat Rotterdam in 1572 protestants werd. In een afschrift van het door jou geciteerde kroniekje van Willem Aardenhout dat ik onder ogen kreeg, staat het precies als in jouw boek:

Plaats en datum zullen zo ongeveer wel kloppen, maar voor de rest ziet het ernaar uit dat Willem Aardenhout fantaseert. Om aan het eind te beginnen, Cornelis Cooltuyn lag al vijf jaar dood en begraven in de calvinistenburcht Emden. En die mijnheer Duncanus, Maarten Donk, had als Haagse deken volgens mensen die het weten kunnen niets met Rotterdam te maken.

Hoe de overgang in 1572 dan wel precies in zijn werk is gegaan, is niet helemaal bekend. Maar dat is ook niet zo belangrijk. Het gaat mij hier om de vraag of Rotterdam toen calvinistisch geworden is. Je zou kunnen zeggen van wel, want de protestantse richting die hier destijds voet aan de grond kreeg, was gebaseerd op de leer van Calvijn. Maar dat is niet het einde van het verhaal, want de interpretatie van die leer was nog niet uitgekristalliseerd. In de eerste twee decennia van de zeventiende eeuw, is in de Republiek een felle strijd uitgevochten over de inhoud van Calvijns leer, met name over het begrip predestinatie.

Een deel van de Noord-Nederlandse calvinisten veranderde in 1610 van naam en noemde zich vanaf toen Remonstrant. Ze waren aanhangers van de Remonstrantie die in dit jaar werd gepubliceerd en waarin, in navolging van de theoloog Arminius uit Oudewater, met name de predestinatieleer werd verworpen. Als je daar niet in gelooft, kun je je geen calvinist noemen. Dat was Arminius dus ook niet meer. In de Dordtse synode van 1618/1619 zijn de remonstranten de deur uitgezet.

Deze remonstranten kunnen we in termen van voor 1619 nog wel calvinistisch noemen, maar daarna niet meer. En omdat de remonstrantse richting hier in Rotterdam voor 1619 verhoudingsgewijs sterk stond, leidt het tot vervorming van het beeld wanneer wij deze stad achteraf calvinistisch noemen. Daar waren de Rotterdammers veel te vrijzinnig voor. Het gedachtegoed van Erasmus had daar alles mee te maken, evenals de invloed van Johan van Oldenbarneveld en Hugo de Groot.

Harde noten

Ik ga proberen iets te zeggen over Rotterdam, de remonstranten en religieuze tolerantie. We zitten midden in wat wij met al dan niet vaderlandse trots de Tachtigjarige Oorlog noemen. Rotterdam blaast daarin zijn partijtje mee. Je zou misschien verwachten dat de stad daarvoor wel een beetje lof krijgt toegezwaaid. De stad sluit zich betrekkelijk vroeg bij de opstand aan en heeft duchtig te lijden gehad onder de slachtpartij van de Spaanse generaal Bossu in juni 1572.

Dus ben ik op zoek gegaan naar Rotterdam in het befaamde Geuzenliedboek van 1618, een verzameling stichtelijke liederen die opwekken tot de strijd tegen alles wat Spaans en rooms is. Ik vond bijvoorbeeld de volgende regels:

Als we al niet over harde statistische gegevens beschikken, dan staat hier toch zwart op wit dat de stad Rotterdam Arminius volgde en dus remonstrants was. Maar wat een vreemde ervaring moet het geweest zijn voor een rechtgeaarde Rotterdammer om met dit boekje in de hand op veldtocht te trekken en de Spanjaard te bevechten. Als het tot een burgeroorlog komt, zullen Amsterdam, Enkhuizen, Delft en Dordrecht wel korte metten maken met steden als Rotterdam? Waar gaat dit over?

Dat was in die tijd wel duidelijk. In pakweg 1619 wist natuurlijk iedereen wat er was voorgevallen. Nederland had daadwerkelijk op de rand van een burgeroorlog gestaan. De man die Rotterdam groot had gemaakt, Johan van Oldenbarnevelt, was geëxecuteerd. Zijn rechterhand Hugo de Groot was afgezet als raadspensionaris van de stad. Na diens ontsnapping uit Loevestein restte hem alleen het Franse asiel.

Erasmiaans burgerprotest

Oldenbarnevelt was bijna veertig jaar tevoren, in 1575, benoemd tot pensionaris van Rotterdam. Elf jaar later, na een periode waarin hij veel voor de stad had gedaan, werd hij benoemd tot landsadvocaat en pensionaris van Holland. Hij benoemde daarop zijn broer Elias tot zijn opvolger. En in 1613 zorgde hij ervoor dat de jonge en veelbelovende jurist Hugo de Groot, zijn loyale rechterhand, deze functie overnam. Daarmee wist Oldenbarnevelt te bereiken dat hij gedurende een periode van 44 jaar rechtstreekse invloed had in Rotterdam. Op een of andere manier moet deze stad voor hem van belang zijn geweest.

Rotterdam was dan ook niet zo maar een stad, het was de stad van Erasmus. Omdat hij zich vernoemd had naar deze stad, werd het gedachtegoed van Erasmus hier van meet aan in ere gehouden. Of hij daadwerkelijk in deze stad is geboren, is in dit verband een volkomen onbelangrijke vraag. Een voorbeeld: in 1549, ruim een kwart eeuw voor de aanstelling van Van Oldenbarneveld, had een groep Rotterdammers een opmerkelijke demonstratie georganiseerd ter ere van de blyde incomste van kroonprins Philips, zoon van keizer Karel de Vijfde en voorbestemd om koning van Spanje en "Heer" der Nederlanden te worden.

Het schijnt dat de jonge prins Philips in Rotterdam op de een of andere manier geconfronteerd werd met het gedachtegoed van Erasmus. Er zou een uit hout gesneden beeld van Erasmus zijn geplaatst met daaraan een pamflet. Volgens een Spaans verslag luidde de tekst die Filips kreeg voorgeschoteld als volgt:

Geen woord waaraan de kroonprins aanstoot kon nemen, maar het ging wel om Erasmus in een tijd dat de strijd tegen de protestanten in het keizerrijk van Karel de Vijfde op z'n toppunt was.

Wat het religieuze standpunt van Erasmus betreft, hij was op zich niet tegen een kerkhervorming, maar wel tegen een scheuring. Hij keerde zich tegen het radicalisme zowel aan de kant van Luther als van Rome, onder meer uit vrees voor een schisma. Dat de filosoof en de kerkhervormer een felle polemiek voerden, doet aan dat gematigde standpunt van Erasmus niets af. Hij pleitte voor een humanere behandeling van Luther, die voorbarig door de universiteiten van Leuven en Keulen was veroordeeld en daarna zoals bekend door kerk en rijk in de ban was gedaan. Neem bijvoorbeeld het volgende citaat:

En dus niet meteen te veroordelen en in de ban te doen. De demonstratie in Rotterdam kan daarom zonder meer worden gezien als een welbewust pleidooi voor verdraagzaamheid in de geest van Erasmus. Op nogal brutale wijze werd de zeer katholieke prins Philips geconfronteerd met de tolerantie die op godsdienstig gebied in de stad Rotterdam heerste. Een beeld van Erasmus met een beleefde tekst erop, maar alleen al door de naam sprekend genoeg.

Dat was niet zonder risico. De protestanten werden al jarenlang intensief vervolgd. In Antwerpen waren al in 1523 'ketters' verbrand. In het jaar 1549 was bovendien het Concilie van Trente in volle gang. Daar werd door de kerk van Rome de ene na de andere banvloek uitgesproken over de Erasmiaanse en Lutheraanse manier van denken en geloven. Proef bijvoorbeeld even aan canon 8 (over de sacramenten) van het derde conciliejaar 1547:

Niet alleen door het geloof, zoals Luther en Erasmus zeiden, maar door goede werken komt een mens nader tot God. In de geest van Trente konden ze allebei alsnog op de brandstapel. Dat wisten de Rotterdammers van 1549, toen het concilie vijf jaar gaande was, bliksemsgoed. En natuurlijk wisten ze ook welk gevaar ze liepen door openlijk te demonstreren tijdens de intocht van de kroonprins.

Des te verwonderlijker is het dat deze belangrijke gebeurtenis bijna volledig uit onze geschiedenisboeken is verdwenen. Maar dat hebben we op z'n minst ten dele te danken aan 'onze eigen' geschiedschrijvers. Want lees nu toch eens wat bijvoorbeeld H.C. Hazewinkel in 1940 over deze episode schrijft:

Vooral die laatste zin vind ik een juweel. Philips de Tweede die zijn hand over het hart strijkt? Dat hebben we daarna niet meer meegemaakt. En Rotterdammers, inclusief de pastoor en de hele staf van de Latijnse School, die niets afweten van Trente en de Index?

Wat bezielt Rotterdammers toch om hun eigen geschiedenis structureel zo te kleineren?

Lees eens wat W. Franken Az. over 1549 schrijft:

Geen Rotterdammer die zijn hersens gebruikte? Het is een beledigende en volkomen on-historische interpretatie. Met zulke vrienden heeft de Rotterdamse geschiedschrijving geen vijanden meer nodig.

Gematigd

Gelukkig is er ook bewijs voor de Erasmiaanse gezindheid van deze stad. Een van de meest uitgesproken vertegenwoordigers van die geest van verdraagzaamheid was de in Rotterdam geboren predikant Hubertus Duifhuis, die leefde van 1531 tot 1582. Duifhuis was loyaal aan de rooms-katholieke kerk en dacht er aanvankelijk niet over om tot het protestantisme over te gaan, maar met deze vriendelijke man op de kansel hoefden degenen die wel afstand van de kerk van Rome wilde nemen, zich geen zorgen te maken. Hij schijnt verscheidene ketters het leven te hebben gered.

Op Duifhuis werd in de zeventiende eeuw het volgende vers geschreven:

Aan het predikantschap van Duifhuis kwam een triest einde. Toen de Spanjaarden in juni 1572 voor de poorten van Rotterdam stonden, pal na de val van Den Briel, wilde de burgerij de soldaten niet binnenlaten. Maar onder leiding van de blijkbaar goedgelovige Duifhuis werd een compromis gesloten, waarbij kleine groepen soldaten één voor één naar binnen mochten. De Spanjaarden braken echter hun belofte en begonnen met moorden. De Spaanse soldaten vertrokken echter even snel als ze kwamen. Rotterdam sloot zich dat najaar aan bij de opstand en werd protestants, waarop Duifhuis vertrok naar Utrecht. Hij is in de Nederlandse geschiedschrijving vooral bekend geworden om zijn activiteiten in die stad.

Dat alles gebeurde slechts drie jaar voordat Oldenbarnevelt tot raadspensionaris van Rotterdam werd benoemd. Zijn opvattingen en die van zijn broer en opvolger Elias en diens opvolger Hugo de Groot sloten vrijwel naadloos aan bij de verlichte Erasmiaanse traditie in de Maasstad, waarvan Duifhuis een van de dragers was.

Toen in het begin van de 17e eeuw de strijd ontbrandde tussen de arminianen en de calvinisten, bleek de sympathie van de meeste Rotterdammers te liggen bij de eerste groep. Predikant Nikolaas Grevinkhoven (1577-1633) was een aanhanger van Arminius en ondertekenaar van de Remonstrantie van 1610. Maar hij was ook een van de vele gematigde Rotterdamse predikanten die probeerden in gesprek te blijven met de radicale calvinisten, die zich contraremonstranten gingen noemen. Dit is wat Johannes Brandt over Grevinkhoven schrijft:

Dit gedicht gaat over de bekende gebeurtenissen die in de periode 1617 tot 1619 de noordelijke Nederlanden in hun greep zouden houden. Die hadden zich jaren eerder al in Rotterdam af, compleet met slijkgeuzen en waardgelders. Alleen was de uitkomst toen, onder de hoede van Hugo de Groot, geheel anders. In Rotterdam domineerden de remonstranten dankzij de lokale overheid die beide partijen de ruimte wilde geven.

Laster en ketterye

Kern van het conflict was de vraag of Calvijn gelijk had met zijn stellingen inzake de predestinatie ofwel de aanname dat de mens al voor zijn geboorte door God was bestemd voor hemel of hel, zonder dat de betrokkene daar zelfs iets aan kon doen. Arminius geloofde dat ook de eigen inzet van mensen kon meetellen. Hij overleed in 1609 en in het jaar daarna stelden zijn volgelingen de zogeheten Remonstrantie op, waarin ze onder meer stelden dat:

De calvinisten echter noemden dit laster en ketterye. Ze traineerden door Hugo de Groot geïnitieerde pogingen om tot een modus vivendi te komen en deden er alles aan om een eind te maken aan de ketterij. Een belangrijk middel daartoe moest een nationale synode zijn, want in Rotterdam of misschien zelfs in een groot deel van Holland mochten de remonstranten in de meerderheid zijn, landelijk zouden de calvinisten een meerderheid hebben. Dat zou later op de Synode van Dordrecht blijken. Het belangrijkste was dat Oldenbarneveld en De Groot buiten de kerkstrijd moesten blijven, want hun sympathie lag zonder meer bij de remonstranten.

Een groot deel van deze orthodoxe calvinisten was afkomstig uit Antwerpen. Zoals bekend zijn vele tienduizenden na de val van Antwerpen in 1585 naar Amsterdam getrokken. Het ging om welvarende mensen, die bovendien van de Spanjaarden de gelegenheid kregen om financieel orde op zaken te stellen voordat zij de wijk namen. Onder leiding van deze calvinisten werd Amsterdam contra-remonstrants. En dat was te merken. Remonstranten werden er aangevallen en hun huizen geplunderd.

Facties

In de Nederlandse geschiedenisboeken wordt de strijd tussen Arminius en zijn tegenstander de Leidse theoloog Gomarus vaak afgedaan als een theologisch dispuut. Dat de Nederlanders zich na het sluiten van het Twaalfjarig Bestand meteen druk gaan maken om godsdienstige zaken, wordt als een eigenaardigheid beschouwd. Hoewel dit voor Rotterdam een sleutelperiode is in de geschiedenis. En voor Nederland feitelijk ook.

Maar deze tijd is ook zonder theologie al moeilijk genoeg om te begrijpen. Hoe stak die strijd van 1617-1618 in elkaar? De staatsgreep van Maurits was veel meer dan alleen een kerkelijke aangelegenheid. Als we de vele nuances, twijfels en ook vaagheden weglaten, bijvoorbeeld die van Maurits die gezegd schijnt te hebben dat hij niet wist of de predestinatie groen of blauw was, dan kunnen we uit de twaalf jaren van het bestand een beeld destilleren van vijf facties die elkaar deels overlappen:

Zo ontstond de machtsstrijd die we in het Geuzenliedboek al tegenkwamen en die bijna tot een burgeroorlog en zeker tot een staatsgreep heeft geleid. Maar er is hier een zekere ongelijktijdigheid, want na pakweg 1614 was deze strijd te Rotterdam feitelijk al gestreden, alleen met een andere afloop. De meest calvinistische predikanten waren naar de buitengemeenten verdreven en De Groot had de politieke touwtjes stevig in handen. Sinds 1611 handhaafden betaalde burgerwachten, waardgelders genaamd, de orde. De calvinisten trokken koppig en niet tot overleg bereid langs de modderige karrenpaden naar de buitengemeenten als Berkel en Delfshaven en verwierven zo de naam slijkgeuzen.

De doorslaggevende politieke gebeurtenissen speelden zich jaren later elders af. In Amsterdam bijvoorbeeld, waar remonstranten al voor 1618 fysiek werden aangevallen en Oldenbarneveld en De Groot spitsroeden moesten lopen toen ze probeerden de Amsterdammers met de Staten van Holland te verzoenen. In deze stad scheidde een groep orthodoxe calvinisten zich in 1617 in de Akte van Separatie af van de rest van de Gereformeerde Kerk. Maar toen Maurits uiteindelijk de zijde van de calvinisten koos, keerde het tij en was deze akte snel vergeten.

De gebeurtenissen culmineerden in 1618 in Utrecht. Daar had Oldenbarneveld een vriend in de persoon van de pensionaris, Gilles van Leedenberch. Hij had een paar honderd waardgelders aangesteld, maar die zaten op hun geld te wachten. Maurits reisde naar Utrecht in een poging om de waardgelders te ontslaan en zo te voorkomen dat Oldenbarneveld een soort paramilitaire macht zou kunnen vormen. De Utrechtenaren eisten eerst hun soldij. Daarop kreeg de prins van een groep Amsterdammers de financiële middelen aangereikt om deze mannen af te kopen en kon hij zijn voornemen om de macht in de gehele Noordelijke Nederlanden naar zijn hand te zetten doorvoeren. Een fragment uit een eigentijds verslag:

Dat was het begin van de staatsgreep. Drie weken later werden Oldenbarnevelt, De Groot en hun medestanders gearresteerd. De eerste eindigde zoals bekend na een schijnproces op het schavot en De Groot werd gevangengezet in Loevestein. Leedenberch pleegde zelfmoord en werd postuum ter dood veroordeeld. Daarmee had het concept-Oldenbarnevelt afgedaan. Geen centraal (Hollands) gezag in Nederland, geen staatskerk, wel hervatting van de oorlog met Spanje en natuurlijk de nationale synode in Dordrecht. Dit had grote consequenties voor Rotterdam. In oktober kwam Maurits in de stad, zette de remonstrantsgezinde bestuurderen af en vormde een nieuw stadsbestuur.

De vrome stam

Tal van remonstrantse predikanten werden gevangen gezet, andere verbannen. Grevinkhoven nam de wijk naar Antwerpen, waar opmerkelijk genoeg meer godsdienstvrijheid heerste dan in het noorden. De remonstranten, Rotterdam en andere remonstrantse steden werden overladen met hoon in talloze spotprenten en spotliederen, zoals dat waarmee dit artikel begon. In het volgende lied blijkt waar de sympathie van de overwinnaars ligt.

Waarvan akte. Met de harde hand van Maurits en Amsterdams geld is een eind gemaakt aan al die weerzinwekkende ideeën van tolerantie en godsdienstvrijheid. De oorlog met de Spanjaarden kon worden hervat, ook al snakten ze in Madrid naar vrede. De Schelde kon afgesloten blijven, zodat Antwerpen niet kon groeien. In de kolonieën konden rechtsgeldig de wapens worden gehanteerd. Het moeten hoogtijdagen zijn geweest, daar aan het IJ. Geen wonder dat er meteen te Utrecht een calvinistische dankdienst werd gehouden:

Er brak een moeilijke tijd aan voor de remonstranten. Hun leiders werden verdreven of gevangengezet en hun bijeenkomsten verboden. Als ze toch bijeenkwamen, werd er ingegrepen, zo blijkt uit een verslag uit die tijd:

Nu zouden we op goed-Rotterdamse wijze dit verslag kunnen afdoen als overdreven, net zo goed als de demonstratie van 1549 werd afgedaan als een domheid en Zwartjan en zijn anti-Spaanse medeburgers in de geschiedenisboeken als een dronkaard wordt voorgesteld. In dit geval is dat echter minder makkelijk, want er zijn nogal wat verslagen van geweld in en na 1618. Hier is er nog een:

Ja, in die tijd werd Rotterdam calvinistisch.

Is het in het licht van zoveel macht en geweld niet des te verrassender dat al in 1622 een nieuw beeld van Erasmus werd onthuld in Rotterdam? Het eerste was van hout en een tweede van steen, maar kapot geschoten door de Spanjaarden bij hun wraakoefening in 1572. Dit derde beeld was van brons en het staat er nog steeds. Tegen hem konden de contraremonstranten blijkbaar weinig inbrengen.

Toen Hugo de Groot in oktober 1631 heimelijk de Nederlanden binnenkwam in de ijdele hoop om het op een akkoordje te kunnen gooien met de Staten-Generaal, bracht hij eerst incognito een bezoek aan de Grote Markt in Rotterdam om dat nieuwe beeld te kunnen zien. Maar in Nederland was de grote jurist niet meer welkom.

Zo kwam er in Rotterdam een einde aan de ontwikkeling van een nieuw politiek en sociaal concept. De filosofie van Erasmus, de geestesgesteldheid van de Rotterdammers, het streven naar een politiek sterk en verenigd Nederland van Oldenbarnevelt en de ruimdenkendheid en het rechtvaardigheidsgevoel van De Groot sloten wonderwel op elkaar aan. Totdat de calvinistische kooplieden en coalitie sloten met een stadhouder die tot weinig anders in staat was dan oorlogvoeren.

Later keerde het tij ook in Amsterdam en kon men daar beginnen aan de opbouw van de reputatie die Spinoza en vele anderen na hem actief zouden gaan uitdragen.

Lijn in de geschiedenis

Misschien begrijp je na dit verhaal waarom ik na het lezen van je boek in de pen ben geklommen. Er is een lijn in de geschiedenis van Rotterdam, die voert van de oprichting van de Latijnse School in of al voor 1328, na Dordrecht de tweede in Holland, via de Erasmiaanse demonstratie van 1549 en de remonstrantse periode rond 1610-1618 naar het werken en leven van Pierre Bayle eind zeventiende eeuw. Mijn vraag is of we die lijn kunnen doorvoeren naar onze eigen tijd. Ligt hier een essentiële karaktertrek van de Rotterdamse samenleving?

En als dat zo is, waarom staan deze verhalen dan niet in onze geschiedenisboeken? Moeten we ze niet vertellen aan onze jeugd en de nieuwkomers in deze stad? Dat er hier tot bloedens toe geknokt is voor vrijheid en verdraagzaamheid, dat die vrijheid aanvankelijk het onderspit heeft gedolven, maar desondanks weer boven is komen drijven? En dat het die vrijheid is die gesymboliseerd wordt door het beeld van Erasmus op het Grotekerkplein?

Dat is een heel ander verhaal dan tabelletjes over de haven en de hoogte van de gebouwen alhier. Dat is geen verhaal van pocherigheid of trots, maar van inzicht in je eigen karakter als gemeenschap en de offers die daarvoor in het verleden zijn gebracht. Het is een verhaal dat cultiveert, aanzet tot gesprek en vooral tot de kunst van het luisteren. Een verhaal dat normen en waarden opwekt, niet oplegt.

2010 wordt een belangrijk jaar voor deze stad. Ik hoop dat er in dit jaar plaats zal zijn voor cultuurhistorisch besef. Ik denk dat boeken zoals jij die schrijft, daarbij een belangrijke rol kunnen vervullen.

Met een vriendschappelijke groet,

Feico Houweling




Aan deze bijdrage van Feico Houweling voegen we deze bijdrage toe, het verhaal van dominee Johannes Uytenbogaert en Rotterdam:

Wie was, samengevat, Johannes Uytenbogaert?

Als aanvulling op de gebeurtenissen in en na 1618 is ook deze samenvatting van belang:

Terug naar Johannes Uytenbogaert en Rotterdam, een kleine biografie, waarin ook aandacht voor de in Rotterdam gevestigde boekdrukker en boekverkoper: Johannes Naeranus (1634 - 1670), de geschiedenis ingegaan als de Handhaver van de Drukpersvrijheid.

Johannes Naeranus was degene die in Rotterdam het in de 17e eeuw zeer controversiële De Kerckelicke Historie van Johannes Uytenbogaert op de markt zou uitgeven:

Johannes Uytenbogaert had zich al op jonge leeftijd door het lezen van allerlei theologische geschriften de denkbeelden van de religieuze hervormers van zijn tijd eigen gemaakt. Na eerst rechten te hebben gestudeerd, vertrok Johannes Uytenbogaert in 1580 naar Genève om daar, financieel gesteund door zijn geboortestad Utrecht, een theologische studie te volgen; vanaf 1584 trad Johannes Uytenbogaert vervolgens op als predikant in Utrecht.

Johannes Uytenbogaert had niet alleen als predikant veel succes, ook zijn religieuze geschriften genoten grote populariteit, al wekten zij bij Utrechtse calvinisten ook weerstand.

In 1588 zagen die Utrechtse tegenstanders kans om Johannes Uytenbogaert en twee andere predikanten uit hun ambt te ontzetten. In 1591 werd Johannes Uytenbogaert op verzoek van Maurits en Johan van Oldenbarnevelt benoemd tot hofpredikant in Den Haag en in die hoedanigheid volgde Johannes Uytenbogaert Maurits als veldprediker op diens veldtochten.

Johannes Uytenbogaert was een fervent voorstander van verdraagzaamheid.

Johannes Uytenbogaert probeerde voortdurend te bemiddelen in de felle discussies die regelmatig ontstonden naar aanleiding van dogmatische geschillen. Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) bereikten de tegenstellingen een hoogtepunt met de strijd tussen de aanhangers van de vrijzinnige Arminius en die van de rechtzinnige Gomarus. Na de dood van Arminius in 1609 beschouwden diens aanhangers Johannes Uytenbogaert als hun voorman. In 1617 koos Maurits de kant van de contra-remonstranten, waardoor hofpredikant Johannes Uytenbogaert in ongenade viel. Na de arrestatie van raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt vluchtte Johannes Uytenbogaert eerst naar Antwerpen en vervolgens naar Rouaan, waarvandaan Johannes Uytenbogaert aan de organisatie van de remonstranten werkte.

In 1626 keerde Johannes Uytenbogaert heimelijk naar Nederland terug.

Johannes Uytenbogaert vestigde zich eerst in Rotterdam en kon na drie jaar in 1629 zonder problemen naar zijn huis in Den Haag terugkeren. In 1644 kwam een einde aan het leven van een onvermoeibaar strijder voor religieuze tolerantie:

De autobiografie van Johannes Uytenbogaert werd reeds het jaar daarop gedrukt, zonder vermelding van drukker en plaats. Uit dit werk valt op te maken dat Johannes Uytenbogaert de laatste jaren van zijn leven heeft gewijd aan de opbouw van de Remonstrantse Broederschap en het schrijven en herschrijven van zijn geschriften.

In die geschriften verdedigden Johannes Uytenbogaert en zijn medestander Simon Episcopius (1583-1643) zich tegen de aantijgingen van de orthodoxe predikanten, Simon Episcopius was de man die namens de Remonstranten het woord voerde op de Synode van Dordrecht en door Johannes Bogerman werd heengezonden.

Johannes Uytenbogaert en Simon Episcopius werden beschuldigd van onrust stoken, wetsovertredingen en het zich inlaten met verfoeide ketterijen als die van diegenen die werden omschreven als Socinianen, zo genoemd naar de van oorsprong Italiaanse hervormingsgezinde oom Lelio (1525-1562) en neef Fausto (1539-1604) Sozzini. Dezen verzetten zich vooral tegen dogma's als voorbeschikking, erfzonde en drieëenheid, die zij in strijd achtten met het gezonde verstand en met de teksten in de bijbel.

De remonstranten werden ervan verdacht banden te onderhouden met vooraanstaande socinianen. Johannes Uytenbogaert werkte jarenlang aan wat Johannes Uytenbogaert als zijn levenswerk beschouwde: de kerkelijke geschiedenis van in het bijzonder de (noordelijke) Nederlanden. Johannes Uytenbogaert trachtte deze geschiedenis zo objectief mogelijk te beschrijven zonder de heersende vooroordelen van zijn tijd over te nemen. Vooral de periode vanaf de Opstand (1569-1619) wordt uitgebreid behandeld om te laten zien hoe de tweespalt eerst in kerkelijk opzicht en vervolgens in staatkundig opzicht is ontstaan.

De door Johannes Uytenbogaert geschreven

De Kerckelicke Historie

verscheen in 1646 zonder aanduiding van plaats, jaartal en naam van de drukker.

Tevoren hadden er in 1645 geruchten gecirculeerd over het op handen zijnde verschijnen van De Kerckelicke Historie. In de provinciale synode te Woerden, waar de gereformeerde kerkenraden van Zuid-Holland in 1645 vergaderden, waren deze geruchten ter tafel gekomen. De gereformeerde kerkenraad van Rotterdam werd op het hart gedrukt om de in Rotterdam gevestigde drukker Johannes Naeranus te vragen of hij, Johannes Naeranus, De Kerckelicke Historie in zijn drukkerij onder handen had.

Het antwoord van Johannes Naeranus luidde ontkennend en voegde Johannes Naeranus eraan toe dat hem hetzelfde gerucht ter ore was gekomen, maar Johannes Naeranus vermoedde dat het werk te Hoorn werd gedrukt.

Dat wekte argwaan, omdat juist daar een omstreden boekje was gedrukt, de in 1624 anoniem verschenen, Stichtelijcke Rijmen van Dirk Raphael Camphuysen (1586 - 1627). De Stichtelijcke Rijmen van de doopsgezinde lekenprediker Dirk Raphael Camphuysen was vanaf de eerste druk vooral in remonstrantse kringen zeer populair. De Stichtelijcke Rijmen van Dirk Raphael Camphuysen werden bij Johannes Naeranus enkele keren opnieuw bewerkt, uitgebreid en gedrukt. In 1658 was De Stichtelijcke Rijmen aan de twaalfde druk toe.

De synode en de Rotterdamse kerkenraad werden dus zeker niet gerustgesteld en verzochten pensionaris en burgemeesters van Rotterdam Johannes Naeranus nader aan de tand te voelen. Het verhoor door de pensionaris verliep voor Johannes Naeranus zonder gevolgen.

In 1646 werd de synode te Buren gehouden en opnieuw kwam De Kerckelicke Historie ter sprake. Men was er nog niet in geslaagd de drukker van het inmiddels verschenen boek te achterhalen. Dringend werden de verschillende classes van de gereformeerde kerkeraden verzocht hun stedelijke overheden ertoe te brengen het werk op te sporen en te verbieden.

Op de synode van Dordrecht in 1647 werd een rapport besproken dat gedeputeerden van de Burense synode hadden ingediend bij de Staten van Holland. Hierin werd melding gemaakt van de schadelijke effecten, die het gehele land boven het hoofd zouden hangen, als De Kerckelicke Historie van Johannes Uytenbogaert zou blijven verschijnen. De Kerckelicke Historie was uitverkocht en werd herdrukt. Of Hare Ed. Groot Mogenden het beliefden als een fameus libel aan te duiden, dat het op verscheidene plaatsen op grond van de geldende plakkaten verboden kon worden, vroeg de Rotterdamse kerkenraad zich af.

De vraag dringt zich op waarom synode en kerkenraden zo tegen de publikatie waren. Het antwoord werd in artikel 16 van de Dordtse synode gegeven. Het luidt:

De Kerckelicke Historie geschreven door Johannes Uytenbogaert werd op de twee betreffende synoden grondig besproken. Uytenbogaerts weergave van de gebeurtenissen rond de eerste Nationale Synode te Dordrecht schoot bij vele gereformeerde kerkenraadsleden in het verkeerde keelgat. Het totstandkomen van de Nationale Synode, de twist en scheuring die eraan vooraf was gegaan, alsmede de manier waarop de Heidelbergse confessie was afgedwongen, kwamen zoals ze door Uytenbogaert waren beschreven in een ander daglicht te staan dan menigeen bevroedde.

Aan het slot van de voorrede in De Kerckelicke Historie schreef de drukker, naar we mogen aannemen, Johannes Naeranus dan ook:

De Staten van Holland hebben De Kerckelicke Historie geschreven door Johannes Uytenbogaert op 8 januari 1647 grondig bestudeerd en het niet te licht bevonden. Van die kant zijn verder geen pogingen ondernomen om De Kerckelicke Historie geschreven door Johannes Uytenbogaert en uitgegeven in Rotterdam door Johannes Naeranus, te verbieden.



Zoek je nog meer achtergronden, maak dan gebruik van onze zoekmachine:




Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind Search Engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Maurits en klik op ENTER





Nog meer weten over de invloed van de populaire protestants-christelijke geschiedschrijving in de 19e en 20e eeuw?

protgeschiedschrijving19eeeuw

De geschiedenis aan het volk verteld

Populaire protestants-christelijke geschiedschrijving in de 19e en 20e eeuw

Redactie G.J. Schutte

ISBN 9 789087 040321

Van harte aanbevolen!

Maarten 't Hart over W.G. van der Hulst's boek Willem Wijchers:

Willem Wijchers over een dappere Alkmaarder jongen tijdens de Tachtigjarige Oorlog greep mij zo aan, dat ik nu nog als ik iemand ontmoet die rooms-katholiek is, onmiddellijk moet denken aan 'Schele Ebben', vooral als de rooms-katholiek loenst, wat merkwaardig vaak het geval is. Ja, Schele Ebben zal ik nooit vergeten; hij wierp ketters, vastgebonden in een met stenen verzwaarde jutezak, in een gracht vanuit de gevangenis.




Op onze site hebben we meer soortgelijke verhalen over "mythen" te maken met de Tachtig / 80-jarige Oorlog:






Naar Aad's Tachtigjarige oorlog / 80-jarige oorlog verhalen





Terug naar Aad's homepage, met links naar al zijn verhalen





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

14 Januari 2010