Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Geschiedenis van de Hofjes van Rotterdam

kuylsfundatie

De ingang van het Hofje Van Kuyls Fundatie aan de Schiekade,
vlakbij het St. Franciscus Gasthuis


LINK

Wat is een Hofje ?

Het woord "Hof" is een oud Hollands woord. Het betekent "Tuin". Denk in dat verband maar aan de Bijbelse "Hof van Eden" en de "Keukenhof"
Hofjes zijn (tegenwoordig vaak afgesloten) leefgemeenschappen. Vaak staan (kleine) woningen van eenzelfde architectonische opzet rond een binnentuin.
Deze tuin is (was) vaak door middel van muren en een poort afgesloten van de openbare weg, waardoor de woningen niet zomaar te bereiken zijn. Het oudste Hof van Nederland is het Bakenessehof (Camer) te Haarlem uit 1395.

Liefdadigheidshofjes zijn in Nederland vooral na 1600 gesticht, toen het katholieke geloof officieel niet langer was toegestaan. De Sticht(s)ters van deze Hofjes schreven vaak in hun testament dat uit hun vermogen de bouw en het onderhoud van een Hofje moest worden betaald.
Ze deden op die manier een 'goede daad' en hoopten dat hun naam bleef voortbestaan. De Liefdadigheidshofjes dragen ook nu nog vaak de naam van de Sticht(s)ter.

In 1942 werd er het volgende over de Hofjes van Rotterdam geschreven :

Het eenige Rotterdamsche hofje, dat nog uit de 17de eeuw dagteekende, is gesticht door den bekenden Zuid-Nederlandschen koopman-bankier Johan van der Veeken, die in 1609 op den grond van zijn speeltuin in de Lange Frankenstraat, dicht bij de vest, zestien éénpersoonswoningen liet bouwen in den vorm van een vierkant rondom een binnenplein.
Ter nagedachtenis aan zijn overleden zoon schonk hij de stichting eenige renten, om daar uitdeelingen van turf en woningreparaties uit te bekostigen. De naaste erfgenamen hadden het collatierecht en vormden het bestuur; tot armoede vervallen familieleden zouden het eerst voor toewijzing van een huisje in aanmerking komen. Mochten die erfgenamen de stad metterwoon willen verlaten, dan zouden zij andere betrouwbare Katholieke personen in hun plaats mogen stellen; zocht echter het stadsbestuur in deze bepaling verandering te brengen, dan waren zijn erfgenamen gerechtigd het hofje te verkoopen en van de opbrengst een dergelijke instelling in zijn geboorteplaats Mechelen te stichten.

Voor opneming kwamen blijkens den fundatiebrief in aanmerking arme weduwen - vermoedelijk van den Roomsch-Katholieken godsdienst - wier mannen door een ongeval om het leven gekomen waren en in het byzonder zij, die met veel minderjarige kinderen waren achtergebleven.

Langzamerhand is het hofje door het achteruitgaan der fondsen in verval geraakt en de eenige reliek, die tot voor kort nog aan zijn bestaan herinnerde was de gevelsteen met het wapen van den stichter, die eens het poortje in de Lange Frankenstraat sierde en bij slooping van dit poortje naar het Oudheidkundig Museum overgebracht is.
In het laatst van de 17de eeuw was het kapitaaltje al zoo geslonken, dat het bestuur noodgedwongen van de bepalingen van den stichter afweek.
In 1689 werden zes huisjes aan weduwen of vrijsters ter bewoning afgestaan tegen een inkoopsom van f 250.-, die in 1707 tot f 350.- verhoogd werd. Daarvoor ontvingen de bewoonsters een wekelijksche uitkeering, maar bij overlijden moest een bedrag uit haar nalatenschap aan het hofje uitgekeerd worden.
Ondanks deze maatregelen kon het gesticht zich moeilijk staande houden en in 1730 had het ongeveer f 2.000.- schuld. In 1754 besloten de eigenaars tot verkoop of verhuring der leegkomende huisjes, waarmee zij feitelijk de doodsklok over het hofje als liefdadige instelling luidden. De huisjes werden geleidelijk afgebroken en het poortje verdween in 1875.

Het hofje van Gerrit de Koker Jr. aan den Goudschesingel dagteekent als stichting van 1784. Gerrit de Koker was een van de hoofdfiguren van de Rotterdamsche Collegiantengemeente van zijn tijd.

Gedurende de jaren 1757-1785 werden 24 personen door hem gedoopt. Ongehuwd en gefortuneerd als hij was, vond hij er "een zoet vermaak in, ten behoeve van een of ander godsdienstig gesticht over zijnen schat te beschikken". Hij kocht daartoe in 1784 de linnenbleekerij De Gekroonde Hen en liet daar een hofje ,ten dienste van bejaarde weduwen en vrijsters" bouwen.

Alleen voor "verzwakte werkzaamheyd, die na angstvallig slaven, vol zorgs den grijzen dag, met schraal gewin, verbeidt", was hier een toevlucht. Anderen konden zich de volgende dichterlijke vermaning van J. de Kruyff boven den ingang naar een der bovenvertrekken voor gezegd houden:

Volgens een bepaling van den stichter bestond het bestuur uit drie "eerlijke, brave, godsdienstige en medelijdende" Remonstranten en een met diezelfde kwaliteiten versierden Lutheraan. Om in aanmerking te komen voor opneming, moesten de vrouwen behooren tot een Protestantsch kerkgenootschap, een voorwaarde, waaraan De Koker zelf niet streng de hand hield.
Ook voor vrouwen van niet-Protestantschen godsdienst heeft hij in zijn testament gezorgde door aan 16 Joodsche en 12 Katholieke vrouwen een jaarlijksche uitkeering toe te kennen. Later, toen de fondsen van het gesticht het toelieten, werd het aantal van deze z.g. gelegateerden in overeenstemming met den wil van den erflater uitgebreid met 12 Protestantsche vrouwen.

Het hofje Uit Liefde en Voorzorg ten slotte dankt zijn ontstaan eveneens aan de liefdadigheid van de familie De Koker.

De zusters Alida en Maria, dochter van Gerrit de Koker Sr., van wie de langstlevende in 1794 overleed, stelden bij testament een kapitaal beschikbaar om voor 23 bejaarde vrouwen van alle Christelijke gezindten in de nabijheid van de stad een hofje te bouwen: Collegianten, Remonstranten en Doopsgezinden genoten echter de voorkeur.

Een vereischte voor de opneming was verder, dat de sollicitanten genoeg bezaten of verdienden om in haar dagelijksch levensonderhoud te voorzien. De bij testament benoemde regenten kochten ter voldoening aan den wil van de erflaatster een terrein aan den Schiedamschesingel, dat tot de oude buitenplaats Concordia behoord had en lieten daar een rij huisjes in U-vorm op bouwen, door een hek van de straat gescheiden. In 1904 werd de stichting overgebracht naar de Voorschoterlaan, waar de woninkjes meer naar de eischen van den modernen tijd zijn ingericht.

gerritdekokeringang

De ingang van het Hofje Gerrrit de Koker

gerritdekoker1882

1882

Gerrrit de Koker

gerritdekoker1900

1900

Gerrrit de Koker

In de jaren zeventig werd dit geschreven over het Hofje van Gerrit de Koker :

Tussen de Goudsesingel en de Jan van Loonslaan stond een gebouw dat heel algemeen bekend was. Dat was het Hofje van Gerrit de Koker, waarlangs generaties van Rotterdammers hun weg hebben vervolgd. Het dateerde uit 1784, toen de welgestelde Rotterdamse koopman Gerrit de Koker langs de oostelijke stadsvest een hofje liet bouwen ten behoeve van 72 oudere vrouwen. Tot hen behoorden ook weduwen, maar over het algemeen waren het juffers of oude vrijsters, zoals ze veelal werden genoemd.

Dit Iiefdegesticht lag in de vorige eeuw nog heel rustig langs het water, totdat de Stads- of Oostvest werd gedempt. Namen als Oostvestplein, Oostsingel en Goudsevest vervielen daarna en na augustus 1898 werd de gehele weg herdoopt in Goudsesingel.

Het oude gebouw voldeed toen al niet meer - met vier toiletten voor 72 bewoonsters - aan de eisen van woningwet en moderne hygiëne. Derhalve werd besloten tot afbraak in 1906 en in 1907 verrees het nieuwe complex zoals wij dat tot mei 1940 hebben gekend. Het zou ook thans niet meer aan de eisen van deze tijd hebben voldaan, maar destijds was het een grote vooruitgang toen de vrouwen een apart keukentje kregen, met waterleiding en gas voor licht en koken.

Om zijn ideaal te verwezenlijken had Gerrit de Koker een van de vele blekerijen. "De Gekroonde Hen" gekocht zoals er achter de singel talrijke waren.

Het gebouw werd opgetrokken met 72 vertrekken, rondom een binnenplaats, waardoor ook weer die beslotenheid ontstond als bij het Burger Weeshuis het geval was. Het was in 1784 een grote vooruitgang in het bijzonder voor Rotterdam, dat tot dan slechts een hofje had gekend Het hofje van Van der Veeken dat in 1609 was gebouwd.
In 1754 was het echter opgeheven, daar de exploitatie, met schuld van f 2000,- niet langer mogelijk was. Amsterdam beschikte daarentegen in de 17de eeuw al over een dozijn hofjes.

De eis die De Koker stelde, was dat alleen vrouwen er mochten wonen met ,,Verzwakte werkzaamheyd, die na angstvallig slaven, vol zorg den grijzen dag met schraal gewin verbeidt"

Ze moesten voorts behoren tot een protestants kerkgenootschap en niet jonger zijn dan 45 jaar. Toch was Gerrit niet zo fanatiek dat hij niet aan uitzonderingen dacht. Uit zijn testament bleek later dat hij eveneens een vaste uitkering had vastgesteld voor zestien Joodse vrouwen en twaalf vrouwen die de r k -godsdienst beleden. Het waren vrije woningen, waarvoor geen huur werd betaald. Ook geneeskundige hulp was gratis.

Die geneeskundige hulp is uiteraard niet te vergelijken met die van nu. De bewoonsters hadden een heilige afkeer van de ziekenzaal in het oudste gebouw en de geschiedenis meldt dat er slechts een vrouw is geweest die er weer levend is uitgekomen.
Toch was men heel dankbaar voor deze instelling, waarmee enigszins tegemoet werd gekomen aan de nood en bittere armoede waarin tallozen verkeerden. Die armoede hebben overigens nog duizenden heel lang daarna gekend. Die was er nog aan het eind van de vorige en zelfs m de eerste decennia van de twintigste eeuw.

Dankbaarheid toonde Maria van Brevoort, die 92 lange dichtregels opdroeg aan Gerrit de Koker, die haar had toegezegd een plaatsje voor haar te reserveren. De eerste regels luiden :

Het slot gaat zoo :

Het valt niet te bekijken of zijn naam zal voortleven ..Tot aan sweerelds eijnd". Wel is dat het geval tot op deze dag.

In juni 1953 werd een nieuw complex opgeleverd aan de Taborstraat bij de Oudedijk.

In dit fraaie gebouw beschikt iedere bewoonster over een woonkamer, een slaapkamer en een keuken. Het gebouw sluit aan drie zijden een goed onderhouden tuin in, waarop de hoofdingang uitkomt. Daarboven prijkt de naam ,,Tehuis Gerrit de Koker". Met opzet is het woord ,,hofje" vermeden. Dat is het ook allerminst. Naar de straatzijde ligt de tuin open, afgelijnd met flinke bomen.

gerritdekokerbord

Het huidige Tehuis Gerrit de Koker




We ontvingen de volgende reaktie:

Toevallig kwam ik op uw gewaardeerde site informatie tegen over ‘t hofje van Gerrit de Koker.

In 1992 is een nieuw huis geopend op dezelfde plaats

De exploitatie is toevertrouwd aan Zorg Compas

In 2006 is een boek over de geschiedenis verschenen van Ds M. van Wijngaarden

J.B. Val
Voorzitter RVT Zorg Compas




We ontvingen ook deze reaktie van Arie Spek over het Hofje Van Kuyls Fundatie, zie de foto helemaal bovenaan deze pagina :

Het Hofje is opgericht in 1812 uit de nalatenschap van de Rotterdamse juffrouw Anthoinetta Kuyl, zij liet haar hele vermogen achter om te besteden aan het naar haar genoemde Hofje Van Kuyls Fundatie. Aan het eind van de jaren '50 moest het Hofje Van Kuyls Fundatie wijken voor een uitbreiding van het St. Franciscus Gasthuis.

In Dordrecht was men volop bezig met de restauratie van het gebied rondom de Grote Kerk. Onder leiding van de architect W. van den Berg werd gezocht naar een geschikt pand om toe te voegen aan het gebied rondom de Grote Kerk, door kaalslag zag het er een beetje kaal uit.

In december 1969 werd het herenhuis van de Kuyls Fundatie aan de Schiekade afgebroken en in Dordrecht weer opgebouwd, echter wel zonder de beneden verdieping en ook werd de raamverdeling wat gewijzigd.

Dit gedeelte van Dordrecht wordt nu het meest gefotografeerd, arm Rotterdam ???

kuylfundatiedordrecht

v.o.n.b. :

Zoals het was in Rotterdam

zoals het is in Dordrecht

Later kwam Arie met nog meer over het Hofje Van Kuyls Fundatie : LINK

Uit dit verhaal nog iets over het Hofje Uit Liefde en Voorzorg:

Verder aan die singel, van de straat door een hek gescheiden, stond rondom een vriendelijk aangelegd voorplein het hofje 'Uit Liefde en Voorzorg'. Het was daar kort tevoren gebouwd krachtens de laatste wilsbeschikking van de zusters Alida en Maria de Koker -van wie de laatste in 1794 was overleden- die een stichting in het leven hadden geroepen, om er woninkjes voor 23 bejaarde vrouwen van alle christelijke gezindten, maar bij voorkeur voor Collegianten, Remonstranten en Doopsgezinden, op te bouwen.

liefdevoorzorg1900

1900

Het Hofje Uit Liefde en Voorzorg

Regenten van die stichting hadden al in 1795 kans gezien, de buitenplaats 'Concordia' aan de Schiedamsesingel te kopen, die in de 18de eeuw bewoond was door de koopman Jan Dionys Verburg. Deze buitenplaats was voor afbraak verkocht en op het terrein was het hofje gebouwd, waar de uitverkoren oude dames haar laatste levensjaren in een rustige omgeving konden doorbrengen. want veel verkeer was er destijds nog niet op de singel.
Eerst in 1904 zou het wegens bouwvalligheid afgebroken worden, maar het was er toen ook te druk voor de dames en zij kregen een nieuwe huisvesting aan de Voorschoterlaan.





Klik hier voor de overige zorg verhalen





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

14 Mei 2006