Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Hoe werd de gemeenteraad van Rotterdam gekozen in de 19e eeuw

amicitiagebouw

Heren Sociëteit Amicitia aan de Zuid-Blaak

LINK

Zowel in de 19e eeuw als in het begin van de 20e eeuw bezochten veel Heeren van Stand de Heren Sociëteit Amicitia aan de Blaak. Op onze site hebben we al dit over Heren Sociëteit Amicitia:

Citaat uit dit verhaal:


En uit dit verhaal:


Maar hoe ging het er werkelijk aan toe bij de samenstelling van de gemeenteraad van Rotterdam, dat kun je nu lezen:

pincoffportret

Lodewijk Pincoffs

1827 - 1911

LINK

Vanaf 1856 tot 1873 was Pincoffs lid van de Gemeenteraad van Rotterdam. Hoe was Pincoffs in de Gemeenteraad van Rotterdam gekomen ?

Er bestond een traditie dat in de Gemeenteraad van Rotterdam één zetel door iemand van Joodse afkomst zou worden bezet en toen in 1856 het enige Joodse Gemeenteraadslid overleed werd Pincoffs gekozen door de liberale kiesvereniging, al was Pincoffs toen pas 29 jaar....

En dan is het toch merkwaardig om dan in ons Amicitia verhaal dit te lezen over Pincoffs:

In 1872 werd Pincoffs tot lid van de Eerste Kamer gekozen. In het Rotter­damse bedrijfsleven bleef hij desondanks een der machtigsten, als president-directeur van de grote, voor de stad zo belangrijke Rotterdamsche Handels Vereeniging (salaris f 25.000), als directeur van de zich schijnbaar zo fraai ontwikkelende Afrikaansche Handels Vereeniging (geen vast salaris, doch 2 % van alle aan- en verkopen plus tantième), als oprichter en directeur van de NederIandsch-Indische Gas-Maatschap­pij, later genaamd Overzeese Gas- en Electriciteit Maatschappij (salaris f 5.000) en als commissaris van de Rotterdamsche Bank en van de oprichting af van de Neder­landsch-Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij, de latere Holland-Amerika Lijn.

hendrmullerpt

Hendrik Muller

1819 - 1898

Bij de tussentijdse verkiezing voor de gemeenteraad ter voorziening in de vacature ­Pincoffs op 8 mei 1873 werd Muller gekozen met 649 van de 950 uitgebrachte stem­men, waarvan 35 ongeldig waren. De kandidaten J. Voorhoeve H.Czn. en W. S. Burger kregen respectievelijk 164 en 40 stemmen. Als men bedenkt dat het aantal inwoners van Rotterdam op 31 december 1873 125.917 personen bedroeg en dat volgens de officiële kiezerslijst van 1873/4 het aantal kiesgerechtigden voor de gemeenteraad 3596 bedroeg, blijkt wel duidelijk hoe beperkt het kiesrecht destijds was en tevens hoe weinigen van dat recht gebruik maakten. Bij de verkiezingen van 15 juli 1873 kwamen slechts 779 kie­zers op.

Om gerechtigd te zijn tot stemmen voor de gemeenteraad van Rotterdam moest men (natuurlijk) mannelijk Nederlander van 23 jaar of ouder zijn en tenminste f 50 in directe belastingen betalen; dat waren toen de grondbelasting, de personele belas­ting en de patentbelasting, de laatste alleen voor hen die een bedrijf uitoefenden.

Voor de Tweede Kamer en de Provinciale Staten was de census het dubbele bedrag. In het Algemeen Adresboek van de Gemeente Rotterdam vond men achter de namen der inwoners behalve hun adres en beroep, tevens vermeld of zij kiezer voor de Raad en/of de Tweede Kamer en Provinciale Staten waren.

Merkwaardig is ook, althans nu in 2004, dat de Gemeenteraad van Rotterdam waarin Muller zitting nam, uitsluitend uit leden van een van de twee liberale kiesverenigingen bestond of uit personen door een van deze verenigingen kandidaat gesteld. Geen wonder dat bij zoo'n samenstelling de Raad slechts vagelijk of in het geheel niet op de hoogte was van de noden en wensen van de niet tot de kiezers behorende volksmassa en doof bleef voor de toon van verzet, opklinkend uit een zich moeizaam handhavende oppositiepers en uit de pamfletten van een paar hardnekkige en felle bestrijders van de liberale oligarchie.

Muller is lid van de Gemeenteraad van Rotterdam geweest van mei 1873 tot december 1884. De gemeente­politiek schijnt hem maar matig geboeid te hebben en op de duur is het lidmaatschap hem zelfs gaan "vervelen". Uit het feit dat de verslagen van de openbare vergaderin­gen van de Gemeenteraad van Rotterdam hem zelden als woordvoerder vermelden, zou kunnen worden afgeleid dat hij er geen rol van betekenis gespeeld heeft, behalve dan bij de onderhandelingen tussen de Gemeente en de Rotterdamse Handels Vereniging in de jaren 1880/82 over de overneming van de havenwerken van de Rotterdamse Handels Vereniging , na de vlucht van Pincoffs.



Een jaar na zijn verkiezing deed zich een voor Rotterdam belangrijke gebeurtenis voor, namelijk het bezoek op 21 mei van Koning Willem III en Koningin Sophie. T.b.v. dit bezoek waren groots opgezette volksfeesten georganiseerd ter viering van 's Konings 25-jarige regering. Enige dagen vóórdien had Muller zijn be­noeming tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw ontvangen. Deze onder­scheiding kan dus niet in verband gestaan hebben met zijn uiteraard weinig belang­rijke bemoeienissen met die feestelijkheden in zijn kwaliteit van Ondervoorzitter van de sub-commissie voor den Optocht. Zij zal hem zijn toegekend ter gelegenheid van het koninklijk jubileum wegens algemene verdiensten voor stad en land.

Muller heeft in de Gemeenteraad van Rotterdam meer dan eens een standpunt ingenomen dat bij geen van zijn mede-leden bijval vond. Als in januari 1878 een ontwerp-contract met een concessionaris voor de aanleg en exploi­tatie van tramwegen op de rechteroever van de Maasiin behandeling is, verklaart hij de dringende behoefte aan trams in Rotterdam niet in te zien. De stad is immers niet groot en niet genoeg bevolkt; hij vreest belemmering van de circulatie en is ongenegen grote offers uit de gemeentekas te brengen voor de door de overheid te verrichten openbare werken. Wel geeft hij toe dat de meerderheid der burgerij trams blijkt te begeren en dat aan dat verlangen voldaan dient te worden, zij het binnen zekere grenzen.
In de vergadering van 16 augustus van hetzelfde jaar stemt hij als enige tegen de concessie-verlening omdat die financiëele lasten op de gemeente legt die niet op haar behooren te worden gelegd en de welvaart van de gemeente evenmin als haar welstand door het aanleggen van tramwegen bevorderd zal worden.

Een jaar later interpelleert hij B. en W. over het overladen van de tramwagens; dit heeft tot gevolg dat de paarden tot op zekere hoogte mishandeld worden, vermits men ze een grooter last laat trekken dan waarvoor zij berekend zijn.
Het was het jaar waarin te Rotterdam een afdeling van de Nederlandsche Ver­eeniging tot bescherming van dieren werd opgericht waarvan Muller voorzitter en Marten Mees penningmeester werd.

meesportret

Marten Mees

1828 - 1917

LINK

Toen op 12 oktober 1882 in de Raad in behandeling kwam een verzoek van de Nederlandsche Electriciteits Maatschappij uit Amsterdam om electrische kabels onder de Rotterdamse trottoirs aan te mogen leggen, stemden alle raadsleden voor, behalve Muller die, als oud-Amsterdammer, betoogde: Alles wat op de toe­passing en de kosten van het electrisch licht betrekking heeft, kunnen wij even goed van elders vernemen. Daartoe behoeft een Amsterdamsche maatschappij niet naar Rotterdam te komen.
Twee jaar later kreeg een Rotterdamse maatschappij eveneens vergunning voor electriciteitsproeven en om kabels onder de Rotterdamse grond aan te leggen.





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

26 Juni 2004