Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Over de armenkerk van Rotterdam

Op onze site hebben we al dit verhaal, waaruit we hier alleen de foto's laten zien en wat teksten die al te maken hebben met de armenkerk van Rotterdam.

Het oude Schotse (en Waalse) Kerkje, de St. Sebastiaanskapel van Rotterdam

Zowel de RK als de Protestanten hadden hun eigen armenzorg, ging je zondags (verplicht natuurlijk) naar de kerk, ook dan droeg je speciale kleding :

oudevrouwenkerk

Vrouwen uit het RK Armhuis aan de Schiedamsedijk

Ook waren er soms speciale armenkerken :

Uit ons Oude kerken van Rotterdam verhaal laten we deze foto's zien :

kerkjemeentro

1915

schotsekerk1904lombardstraat

St. Sebastiaanskapel of ex-Schotse Kerk op de hoek van de Lombardstraat en de Meent (1904)

uitgaanschotsekerk

ouderen in uniforme kledij verlaten de Rotterdamse "armenkerk", de oude St. Sebastiaanskapel

boven de deur staat Anno 1627

de beroemde fotograaf Henri Berssenbrugge heeft veel van dit soort foto's gemaakt

Aad is de trotse eigenaar van een heel boek met foto's van Henri Berssenbrugge,
moet ook nodig eens een aparte foto pagina van gemaakt worden voor deze website,
wanneer?
later als ik echt oud ben misschien ??

En dus hebben van de St. Sebastiaanskapel gebruik gemaakt ooit :



In 1911 werd de St. Sebastiaanskapel gesloopt, waarmee een eind kwam aan een intrigerend stukje Rotterdamse geschiedenis.

sebastkapel1627

1627

sebastkapaars2

sebastkapelbin1

sebastkapelbin2

sebastkapelbin3

sebastkapelmensen

De armenkerk, weer een beroemde foto van Bersenbrugge (1904)

Uit ons verhaal

Geschiedenis van de armenzorg, bijvoorbeeld de bejaardenzorg van Rotterdam

halen we ook nog dit op:

Had je het geluk om oud te worden, dan werd je vaak als zonderling afgebeeld :

gorebesje

Ets uit 1650

Het Gore Besjen

Gore Besjen
hebt gij uw eer verloren
dat gij uw vuiligheid op eerbre hoofden stort
of tracht gij door dien drek ons d'oogen uit te boren
op dat uw rimplend vel niet meer gezienen word

Ook moest voor iedereen duidelijk zijn waar oudere lieden woonden :

beeldjeoudevrouwrdam

stond ooit voor de ingang van het Rotterdamse Oudeliedengesticht

Eten deed je natuurlijk gezamenlijk in zoo'n Oudeliedengesticht :

eetzaaloudenhuis

de eetzaal van het Joodse Oudeliedengesticht in Amsterdam

Het is natuurlijk al opgevallen dat je na opname in zoo'n Oudeliedengesticht uniform gekleed werd, letterlijk en figuurlijk :

oudedameskleding

oudeherenkleding

de o.m. in Rotterdam verplichte kleding voor de vrouwen en de heren

Oudere mensen leefden vaak in hofjes :

oudemanvrouwsteegje

een hofje in de buurt van het Oudeliedenhuis aan de Hoogstraat

Uit ons verhaal over het Oudevrouwenhuis plukken we deze foto met toelichting :

oudevrouwenhuisstraatje

Op de foto kijken we in de richting van de Hoogstraat, dus links zijn de uit 1622 daterende huisjes voor Oude Vrouwkens. Een man is aan het werk gezet, hij moet de tuinbonen doppen !!!

Zat je in zoo'n Oudeliedengesticht dan had je je te houden aan een reglement, bijvoorbeeld deze uit 1819 :



In 1934 bracht een journalist het volgende verslag :



In 1806 was er een onderscheid gemaakt tussen stadsarmen en kerkelijke armen, dat wil zeggen tussen behoeftigen die niet tot een godsdienstige gezindte behoorden en alle overige armen. De stadsarmen vielen onder het toezicht van het Stads Algemeen Armbestuur, dat niet alleen onderstand aan 'huiszittende armen' verstrekte, maar ook het beheer voerde over het Stadsarmhuis, waar gehandicapten en ouderen boven de zestig werden verzorgd.

In de loop van de eeuw kreeg dit tehuis steeds meer het karakter van een verpleeghuis voor ouderen en rond 1900 werd de naam dan ook in Tehuis voor Ouden van Dagen veranderd.

Naast het Stadsarmhuis vielen onder de verantwoordelijkheid van het Stads Algemeen Armbestuur een apotheek, armscholen, een werkinrichting en het pest- en dolhuis. (LINK) Bovendien hield de stedelijke armenzorg van bijvoorbeeld Rotterdam zich met tal van andere zaken op het terrein van armenzorg bezig.

Het ontwerp van Thorbecke voor een nieuwe armenwet van 1851 zorgde voor veel beroering binnen confessionele kringen. De liberale bewindsman poogde namelijk de verantwoordelijkheid voor armenzorg bij de staat te leggen en een einde te maken aan de dominante positie van kerkelijke en particuliere instellingen. De armenwet die in 1854 daadwerkelijk tot stand kwam, regelde echter dat de armenzorg in principe in de handen van kerkelijke en particuliere instellingen bleef.

Rotterdam voerde de twee belangrijke grondgedachten van de armenwet van 1854 zeer principieel uit. De onderstand die de overheid verstrekte, was geen liefdadigheid, maar werd alleen in geval van 'volstrekte onvermijdelijkheid' gegeven of wanneer dat 'uit oogpunt van policie" noodzakelijk was.

Als gevolg hiervan nam het aantal bedeelden van het Burgerlijk Armbestuur, de opvolger van het Stads Algemeen Armbestuur, af. In 1855 berichtte het Armbestuur dat een vermindering van de aanvragen'... het schoonste zegel drukt op de door haar gevolgde handelwijze en of niet zij het beste bewijs oplevert, dat niet in hooge bedeelingen maar in de beoordeling van zedelijkheid en beschaving het middel ligt tot genezing der kwaal, die men door onberedeneerde toegevendheid slechts voortkweekt en vergroot'.

In 1859 werd tevreden vastgesteld dat Rotterdam het beginsel der wet strikt handhaafde en dat men zich geen zorgen meer hoefde te maken dat gezonde mannen steun ontvingen. In 1855 bedeelde het Burgerlijk Armbestuur nog 3.442 personen, een aantal dat vijftien jaar later was teruggebracht tot 753, omstreeks 1870 schommelde het aantal bedeelden rond de driehonderd.

Tot aan de opkomst van de sociale wetgeving veranderde er aan de organisatie van de Rotterdamse armenzorg weinig. Kerkelijke en particuliere instellingen hadden rond 1900 de armen- en sociale zorg nog stevig in handen.

Sinds de invoering van de Armenwet in 1854 was er slechts één nieuwe particuliere instelling bijgekomen, de Vereeniging tot Verbetering van de Armenzorg die in 1878 op initiatief van de Rotterdamse koopman-bankier G.H. Hintzen werd opgericht.

verenigingsarmenaffiche

De Vereeniging tot Verbetering van Armenzorg viert haar 25-jarig jubileum

Links het gebouw aan de Oppert 61

Midden de werkverschaffing

Rechts de Knipkamer

In het onderste gedeelte de namen van bestuurders etc, het verhoogde je status als je naam hierop voor kwam

stadsarmhuis1937

Het voormalige Stadsarmhuis vlak voor de afbraak in 1937

hoek Schiedamsedijk Vasteland

oostervantstrhuis

Het in 1906 geopende Gemeentelijk Tehuis voor Ouden van Dagen aan de Oostervantstraat

nam de taak over van het Stadsarmhuis en werd dus ook nog heel lang

Stedelijk of Stadsarmhuis genoemd

Minvermogende bejaarden omstreeks 1925, die geen kinderen hadden die voor hen konden zorgen, konden terecht in het Gemeentelijk Tehuis voor Ouden van Dagen. Gescheiden naar geslacht brachten ze daar hun laatste dagen door. Natuurlijk moesten ze overdag wel werken, om zo veel mogelijk in hun eigen onderhoud te voorzien. Het mocht de gemeente niet al te veel geld kosten, nietwaar. Hier zien we de mannenafdeling van het Gemeentelijk Tehuis voor Ouden van Dagen aan de Oostervantstraat. De mannen zijn aan het touwsplitsen.

oostervantmannentouwslagerij


En dan, dankzij Hans, duikt er een stuk tekst op speciaal over de Armenkerk van Rotterdam, gelukkig allemaal voltooid verleden tijd. De Armenkerk van Rotterdam, waar het in dit onderstaande verhaal overgaat, is natuurlijk de oude St. Sebastiaanskapel, waarvan we een aantal foto's van hierboven nog maar even herhalen:

kerkjemeentro

1915

schotsekerk1904lombardstraat

St. Sebastiaanskapel of ex-Schotse Kerk op de hoek van de Lombardstraat en de Meent (1904)

uitgaanschotsekerk

ouderen in uniforme kledij verlaten de Rotterdamse "armenkerk", de oude St. Sebastiaanskapel

boven de deur staat Anno 1627

de beroemde fotograaf Henri Berssenbrugge heeft veel van dit soort foto's gemaakt

Aad is de trotse eigenaar van een heel boek met foto's van Henri Berssenbrugge,
moet ook nodig eens een aparte foto pagina van gemaakt worden voor deze website,
wanneer?
later als ik echt oud ben misschien ??

sebastkapel1627

1627

sebastkapaars2

sebastkapelbin1

sebastkapelbin2

sebastkapelbin3

sebastkapelmensen

De armenkerk, weer een beroemde foto van Bersenbrugge (1904)

De armenkerk bestond tus­sen 1804 en 1909. Al vóór 1804 rustte op de bedeelden de verplichting tot kerkgaan. Aanvankelijk waren daarvoor in de Prinsenkerk banken gereser­veerd, maar toen die aan het eind van de achttiende eeuw een andere bestemming kregen, werden de kapellen achter de kansel in de Grote Kerk voor de bedeelden ingericht.
Deze regeling voldeed niet. De armen konden de preek nauwelijks horen, maar zaten wel recht in het gezicht van andere kerkgangers, zodat zij de armenbanken als "strafplaatsen" gingen zien. De diakenen vonden bovendien, dat
de behoefte dezer menschen een onderwijs vorderd, dat eenigzinds, wat den vorm betreft, onderscheiden is, van dat geene, waer meede onze Gemeente, zo uitneemend ... begunstigd word.

De diakenen wisten zeven predikanten bereid te vinden om belangeloos mee te werken aan aparte diensten voor de armen, waarvoor een onderkomen werd gevonden in de oude Schotse kerk. Dit kerkje op de hoek van Meent en Lombardstraat was in het begin van de vijftiende eeuw gebouwd voor de eerste vestiging der Dominicanen; vervolgens was het als Sint Sebastiaans­kapel gebruikt door het gilde der handboogschutters, dat in de omgeving zijn oefenterrein had; na de Reformatie had het achtereenvolgens de Waal­se, de Schotse en opnieuw de Waalse gemeente gediend en in de achttiende eeuw was het catechiseerlokaal geworden.

Met de predikanten werd afgesproken, dat behalve de bedeelden slechts de predikant, diens ouderling en twee toezicht houdende diakenen in de dien­sten aanwezig zouden zijn. De liturgie werd uiterst sober gehouden: gezang - voorgebed - bijbeltekst en preek - nagebed - gezang - zegen; dit alles mocht niet langer dan een uur duren. De keuze van de preekstof zou volledig vrij zijn.

De diakenen wezen aan, wie in aanmerking kwamen voor kerkgaan en noteerden dat in het bedeelboek. Ter controle zouden twee oppassers bij de ingang kaartjes uitdelen met het woord zondag en een paraaf van de dienstdoende diaken, die bij de uitreiking van de bedeling weer ingeleverd moesten worden.
Had men bij de uitdeling dat kaartje niet, dan werd van de bedeling vier stuivers (later: f 0,10) ingehouden; uit die kortingen werd een potje gevormd dat later weer moest dienen om aan wie wél trouw ter kerke gingen kleding en kerkboeken te verschaffen.

En zo begon de armen kerk op 1 april 1804 met een preek van ds. G.W.J. Bonnet over Mattheüs 11 : 5b

den armen wordt het Evangelie verkondigd.

Aan de oorspronkelijke opzet werd in de loop van de tijd weinig meer ver­anderd. Het aanvangsuur, aanvankelijk 17.00 uur, werd vrij spoedig op 15.00 uur gesteld en in 1882 naar 10.00 verplaatst. De uitreiking van kerk­boeken deed men in 1816 over aan het toen juist opgerichte Bijbel­genootschap. In het kerkje werden af en toe wat voorzieningen getrof­fen: in 1804 timmerde men er banken, in 1844 werd er gasverlichting aan­gebracht, toen het ook de diaconie-catechisaties ging herbergen.

Voor de Hoogduitse gemeente, die er tussen 1858 en 1865 op zondagmorgen ge­bruik van maakte, moest een predikantskamertje afgeschoten worden; in 1865 brak men het weer af, omdat de predikanten in de armendiensten zon­der toga voorgingen en dus geen verkleedruimte nodig hadden. In 1873 moest het kerkje voor een wat grotere beurt een paar maanden gesloten worden en kregen alle armen voor het eerst en het laatst vrijaf van het kerk­gaan. In 1847 nam de kerkeraad de armendiensten officieel voor zijn ver­antwoording; voor de praktijk betekende dit, dat voortaan alle predikanten er bij toerbeurt voorgingen.

Wat de diakenen het meest bezig hield, was de controle op het kerkgaan. In de begintijd was die er hoofdzakelijk op gericht om niet-bedeelden te weren. Men liet daarvoor alle bedeelden hun bedeelkaarten meenemen; alleen op vertoon van die kaart werden zij toegelaten en kregen zij hun kaartje. Toen dat niet afdoende bleek, ging in 1820 de diaconie-knecht, die alle bedeelden van de wekelijkse uitdelingen kende, de kerkkaartjes uitreiken.
Later ver­schoof de aandacht naar het verzuim van de kerkdiensten: men poogde dat tegen te gaan met registratie, vervolgens met dreigementen en tenslotte met perfectionering van het systeem van kortingen. Dit leidde er weer toe, dat men aandacht moest gaan geven aan de vrijstellingen, die de kwar­tierdiakenen konden geven van de verplichting tot kerkgaan: in het alge­meen golden ze slechts voor zieken en hoogbejaarden, maar in 1859 telde iemand al 527 vrijstellingen, d.w.z. meer dan de helft van het aantal be­deelden!

In de veertiger jaren nam het aantal bedeelden zo toe, dat het kerkje te klein werd. Nadat men daarom al in 1843 voor de bewoners van het Lid­matenhuis banken had gereserveerd in de Prinsekerk, vond men in 1856 een meer blijvende regeling: vanaf dat jaar werden elke winter de galerijen van de Grote Kerk voor de winterbedeelden beschikbaar gesteld.

prinsenkerkhoek

huisprinsen

De Prinsenkerk

LINK

Een ander probleem vormde het straatrumoer, waarvan men in het vlak aan een drukke straathoek gelegen kerkje regelmatig last had. Als het zoals in 1821, 1837, 1857 en 1864 weer eens te erg werd, vroeg men hulp van de politie, die er tijdens de diensten een agent posteerde.

In 1879 barstte, als men de berichten mag geloven, een ware hel los. Onhoudbaar heette de toestand en predikanten drongen er bij de diakenen krachtig op aan, een ander onderkomen voor de armendiensten te zoeken. Maar deze wisten geen andere gelegenheid en stelden de kerkeraad voor de directie der Tramway-maatschappij te verzoeken op de hoogte van dat kerkgebouw wat minder te doen bellen

Gaandeweg ging men het kerkje hoe langer hoe ongeschikter vinden. Al in 1861 stond de bouw van een nieuwe armenkerk op het verlanglijstje van de kerkeraad, maar de bouw van de Westerkerk en een vermeerdering van het aantal predikanten kregen de voorrang. Voor verplaatsing naar het koor van de Grote Kerk voelden de diakenen niet: wij vragen of de kerk er iets bij zou winnen en niet eveneens zou worden ontsierd, wanneer het fraaiste deel er van in eene armenkerk werd herschapen, lieten zij de kerkeraad weten. In 1885 dacht men opnieuw over afbraak en bouw van een nieuwe armenkerk; tenslotte werd in 1903 in principe tot afstoting beslo­ten.
Het duurde tot 1909, voordat het kerkje aan de gemeente Rotterdam werd verkocht; deze deed het over aan een middenstander, die het afbrak ten behoeve van de uitbreiding van zijn venduzaal en daarmee tevens een onderbreking in de rooilijn, die de gemeente voor de Meentdoorbraak wilde aanhouden, opruimde.
Callenbach, die er zelf nog diensten geleid had, schreef achteraf wat verte­derd over de armen die er met hun palmendoeken zoo stemmig konden zitten en met hun oude verweerde stemmen zoo hartelijk beverig konden zingen - en dat is eigenlijk alles, wat ons in honderd jaar over de gang van zaken tijdens de diensten is meegedeeld.

Maar nog juist voor hun ver­dwijnen werd het uitgaan ervan vastgelegd in de fascinerende foto's van Henri Berssenbrugge, die ons hun sfeer laten zien in al haar barre pri­mitiviteit en tegelijk weemoedige schoonheid.

Op 19 september 1909 werd de laatste preek in de armenkerk gehouden, over de tekst 1 Johannes 2 : 18a

Kinderkens, het is de laatste ure.

De diakenen stonden nu voor de vraag, wat zij met de armendiensten aan moesten. Het meest lag voor de hand een verplaatsing naar het Lidmaten­huis, waar bij een verbouwing in hetzelfde jaar een nieuwe kerkzaal was in­gericht. Voor alle bedeelden was die echter te klein; kon men hun langza­merhand niet de vrijheid laten om naar een kerk van hun eigen keuze te gaan? Om dat mogelijk te maken, werd voorgesteld, de ook elders wel voorkomende kerkpenning in te voeren. Dit was een soort munt, voor­zien van een nummer, die bij de bedeling werd uitgereikt en tijdens de kerk­dienst weer in de collectezak van de diaconie moest worden gedaan. Men zag meteen het bezwaar, dat die penning door anderen in de collectezak­jes kan worden gebracht, waardoor van controle over kerkbezoek geen sprake kan zijn, maar men zag geen betere oplossing en zo kwam de kerkpenning er toch.

Een succes werd het niet. Regelmatig fulmineerden diakenen tegen die ondervonden onzedelijken en huichelachtigen toestand dat bijvoor­beeld kinderen meerdere penningen in de zak doen; een boze diaken rapporteerde in 1914 dat hij vijf penningen van kinderen had afgepakt.
Mondelinge overlevering kent een fraaiere editie van deze verhalen: kinde­ren zamelden in de buurt zoveel mogelijk penningen in en posteerden zich aan het einde van een bank, waar de diaken met de zware hengelstok zo ver mogelijk reiken moest en de meeste kans liep, door het plotselinge gewicht van een handvol penningen uit balans te raken. In 1918 werden de pen­ningen weer afgeschaft.





Klik hier voor de overige Kerk verhalen op onze site





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

7 Januari 2006