(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Gerard Scholtenstraat
Op onze site hebben wij heel wat over de Gerard Scholtenstraat, type maar eens Gerard Scholtenstraat in in Aad's Search Engine :
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerard Scholtenstraat en klik op ENTER
Het begon met een vraag van Kees Bestebreurtje, waarop Alie antwoordde met :Ik heb jouw vraag gelezen en ik geef je een antwoord. De familie Bestebreurtje heb ik heel goed gekend. Zij woonden in de Gerard Scholtenstraat 86b. De kleermakerij was van J. Bestebreurtje. Op de buitendeur was een bord bevestigd en daarop stond:
En prompt kwam er een reaktie terug van Kees:J. Bestebreurtje Kleermakerij
Mijn meisjesnaam is Boogaard en mijn ouders woorden op het Pijnackerplein. Jouw grootouders en mijn ouders behoorden aan dezelfde kerk (Chr.Geref.Kerk in de Jonker Fransstraat) dus, ze kenden elkaar goed.
Mijn moeder ging wel eens jouw grootmoeder bezoeken. Jouw grootvader had astma en had het vaak benauwd. En mijn broers waren bevriend met de zoons Arie, Gerrit, Coren Maarten. Broer Jaap is geëmigreerd, ik geloof naar Zuid Afrika. De dochters heten Ma, Catrien en Ans.
En nu de kleermakerij!! In voor en najaar kwam jouw grootvader met stalen van stof, want hij maakte altijd de pakken voor mijn vader. Dat noemden wij vroeger een aangemeten pak. En ik weet ook nog goed toen mijn broers in de kerk hun belijdenis deden (18 à 20 jaar) dan werd hen door de heer Bestebreurtje voor hen ook een driedelig kostuum aangemeten, dus zagen zij er keurig uit.
Ik weet ook nog, dat er voor mijn zusje en mij, wij waren toen 10 en 12 jaar, een kort jasje is gemaakt. Nu noem je het een blazer, het was van bruine stof. Dat moesten wij dan aan doen en naar onze grootouders om te laten zien en dan werd er gezegd: prachtig hoor!!!, zeker bij Bestebreurtje gemaakt.
Ik ben getrouwd geweest met Piet Engelfriet (overleden 1997) en dat gezin woonde in de 2e Jerichostraat en weet je wie er ook woonde in die straat? Ans Bestebreurtje, vlak tegenover mijn schoonouders. Zij was getrouwd met ene Elbers (ik hoop, dat ik het goed heb). Ik geloof, dat zij zes kinderen hadden. Mijn schoonmoeder praatte wel eens met Ans.
Nu Kees, ik hoop, dat je blij bent met deze herinneringen van mij. Ik ben de enige nog van het gezin Boogaard en bijna 82 jaar. Als je soms nog iets wilt weten, laat het mij maar weten hoor!!Ik ben een zoon van Cor. Ans, Arie, Siem, Jaap, Gerrit, Catrien, Maarten waren ooms en tantes van mij. Ze zijn inmiddels allemaal overleden.
Waarop Alie weer antwoordde met :
Van Siem heb ik leuke beschrijvingen van familieleden (Bestebreurtje) die allemaal in het Oude Noorden woonden.
Mijn zuster is getrouwd met Dick van Kley. Zijn grootvader (van moeders kant) heette ook Engelfriet en moet familie van jullie zijn. Hij woonde tot op hoge leeftijd bij zijn dochter Jans in de Violenstraat.
Arie van Kley, een kleinzoon van hem heeft tot twee jaar (?) geleden een winkel gehad in het oude Noorden, de "Leder- en Rubbercentrale". Arie weet veel van de buurt en kent veel mensen. Hij weet ook nogal wat familieverhalen te vertellen. Ik zal Arie op het spoor van deze engelfrietensite brengen.Ik heb met aandacht je reactie op mijn brief over de familie Bestebreurtje gelezen. Ik herkende alles ook de foto's, ik vond het enig. Ben jij nu de zoon van Cor? Ik weet nog dat zijn vrouw ook Cor heette. Arie Bestebreurtje was getrouwd met Marie Hoogenboom. Maarten was bevriend met een broer van mij, die heette ook Maarten. Die twee konden samen veel praten, wij noemden dat "bomen".
En dan nu de foto's waar Alie het over heeft :
Ook Dominee Gerrit Molenaar heb ik goed gekend, ik zie hem nog op de preekstoel staan in de Jonker Fransstraat kerk. Hij was niet moeilijk in zijn preken, hij preekte eenvoudig, ik was nog kind, maar ik weet nog goed hoe hij preekte, eenvoudig en liefelijk.
Zijn dochter Maartje was met Jacob getrouwd, de kleermaker en zijn dochter Pietje was getrouwd met Jan van Dam. Die was ongelukkig en zat in een invalidenwagentje en zij hadden een kruidenierswinkel in de Snellemanstraat en hadden drie jongens en die moesten goed meehelpen. Eén van de jongens bracht 's morgens altijd vier liter melk bij ons thuis op het Pijnackerplein 7b.
En nu de familie van Kleij. Arie van Kleij was getrouwd met een zuster van mijn schoonvader. Hij heette Johannes en zijn zus was Jansje Engelfriet. Ik heb haar goed gekend.
O ja, Ds. Molenaar had naast Maartje en Pietje nog een dochter Neeltje en die zorgde voor haar ouders, een keurige fijne dame was dat.
Grootvader (de kleermaker) Jacob Bestebreurtje met zijn vrouw Maartje Molenaar
Grootvader (de kleermaker) Jacob Bestebreurtje met zijn vrouw Maartje Molenaar en hun gezin
De ouders van Maartje Molenaar
hebben ook in het Oude Noorden gewoond
Gegevens vader :
G. Molenaar
[lerend ouderling te Delft 1906, Maasluis 1909, Den Helder 1915, predikant te Den Helder 1916, Baarn 1920, Oud-Beijerland 1925, emeritus 1932]
Gegevens moeder :
geb. Winkel 18-12-1853, overl. 6-3-1944.
En toen doken ook nog de reisbrieven op van Jaap Bestebreurtje, op weg naar Zuid-Afrika, een zeer goed geschreven verslag dat een uitstekend tijdsbeeld oplevert en dat we met toestemming van Kees Bestebreurtje op onze site mochten plaatsen. In een iets kleiner font dan gebruikelijk, met natuurlijk de vraag om reakties, misschien zijn er mensen die Jaap en zijn vrouw Jo hebben gekend.
Ons email adres staat bovenaan deze pagina, alle reakties zullen we op deze pagina, onderaan, bijplaatsen :
Aad voegt er nog even aan vooraf : Alie heeft een verhaal waarin zij beschrijft hoe destijds een schip naar Afrika vertrok, klik maar eens HIER. Een klein citaat :
Het was vroeger de gewoonte als een boot een verre reis ging maken, dan kwam de Marinierskapel en die speelde dan enkele versjes. Alles en iedereen was dan al aan boord, de loopplank al naar binnengehaald, zodat je je niet meer kon bedenken, en dan heeeel langzaam voer de boot dan weg, met muziek van de Mariniers.
En weet je wat de Mariniers als voorlaatste lied dan inzetten, o, ik weet het nog zoo goed, en ik kan het nog zoo meezingen :
Vaarwel mijn Dierbaar Nederland
Lief Vaderland vaarwel
'k verlaat U, dierbaar duin en strand
Lief Vaderland vaarwel
Maar 'k ga met opgewekt gemoed
Volle levenslust en goede moed
Lief Vaderland VAARWEL !!!!
En Piet en ik maar ondertussen zwaaien, hoor, met allebei onze armen. De boot voer dan nog heel langzaam en dan werd heel plechtig tot slot het Wilhelmus ingezet, twee verzen natuurlijk.
En zoo ging Cor naar Afrika. Nou, op Schiphol doen ze dat niet meer zoo
Op zondag 27 september 1936 stapte Jaap Bestebreurtje in Rotterdam op de trein. Hij had een lange en spannende reis voor de boeg. Op weg naar Zuid-Afrika om werk te zoeken. Zijn gezin liet hij achter, dat zou hem later volgen.
In Genua, waar de treinreis eindigde, vertrok de Majella. Een Italiaans schip waarmee behalve de groep Hollanders die Jaap trots beschrijft ook een aantal Duitsers reisde. Joodse vluchtelingen op zoek naar een beter bestaan. In een aantal brieven brengt Jaap verslag uit aan familie en vrienden.
1 October 1936
Beste allemaal,
Meerderen hebben mij verzocht een reisbeschrijving te zenden. Dit is natuurlijk een heel karwei, doch ik zal mijn best doen.
Gaat men een grote reis maken, hetzij voor plezier, of om je kostje te verdienen, moet men zich behoorlijk voorbereiden. De reisroute moet worden uitgestippeld, de pas moet in orde gemaakt worden. Wat voor kleeren zullen wij meenemen, wat wel en wat niet, het financiële gedeelte moet voor elkaar komen, enz. enz.
Ook ik heb dit moeten doen, en veel is er gedaan voordat ik vertrok. De toestand in ons land noopte mij het immigratievraagstuk onder oogen te zien. Na alles onderzocht te hebben, was ik besloten, met g r o o t e medewerking van familie en vrienden te emigreren naar Zuid-Afrika om te trachten een stuk brood te verdienen voor mij en mijn gezin. Veel en heel veel moeilijkheden hebben zich voorgedaan van allerlei aard, voor ik op Zondag 27 September 1936 het Station D.P. te Rotterdam betrad om daar de groote reis te aanvaarden.
Aad : De onderstaande foto's komen uit ons spoorwegen verhaal :
Op de bovenstaande foto staan we op het Slagveld, de tram rijdt op de Stationsweg, links de ingang naar de Diergaardelaan.
Terug naar het reisverslag :
Doch moeilijkheden zijn er om te overwinnen.
De zaak was voor elkaar gekomen, zij het op het nippertje. De tijd was kort, er moest nog veel gebeuren. Het afscheid nemen heeft veel tijd gevergd. Daar de familie groot en de vriendenkring uitgebreid was, hebben wij, (mijn vrouw en ik) het grootste gedeelte met spoed afgewerkt (twee en twintig bezoeken op een middag).
Maar het zwaarste kwam: afscheid nemen van vrouw, kinderen en ouders. Ik wist niet dat dit zoo zwaar was. Dan pas gevoelt men wat het zeggen wil banden te verbreken, voor wie weet hoe lang.
Maar ja, ook daar komt men overheen, omdat men gevoelt: er is geen anderen uitweg.
Zondag 27 Sept. was de dag van vertrek. Wel een vreemde dag, doch daaraan was niets te doen.
Door een groote schare werden wij (die "wij" waren mijn vriend Henk Blancquire en ik) uitgeleide gedaan. Gelukkig was de tijd tot afscheid nemen kort omdat de trein slechts enkele minuten stopte.
Even de kiezen op elkaar. Even de tranen met geweld binnen behouden.
De trein vertrok, nagezwaaid door zo'n dertig of veertig man.
De reis was aangebroken met als voorlopig doel: Kaapstad. Zal het ons lukken? Zullen wij het vurig verlangde werk vinden?
Voorlopig blijft het bij een vraagteeken. Al spoedig maakten wij kennis met een zevental Hollanders. Ook met het doel: Kaapstad. Wij kropen met elkaar in een coupé en al spoedig waren wij dikke vrienden.
De oudste van ons is een Rotterdammer, de Heer van Bakel. Wij noemen hem steeds "Opa". Het is een aannemer aan lager wal geraakt, maar vol energie en hij hoopt werkt te krijgen als tegelzetter. Dan volgt mijn maat Henk, daarna een Amsterdammer Trim, een fijne vent, maar we weten niet of hij het wel redden zal. Hij tobt nu al over huis. Dat is fout. Daarna 2 Hagenaars, 20 en 21 jaar oud. Namen zijn: Kleinloog en Scholtens. "Fènne jongens". Dan nog een steenhouwer uit Amersfoort en ten laatste ik, zei de "gek". Alzoo 5 getrouwden en 2 vrijgezellen.
Van het eerste gedeelte der treinreis valt niet veel te vertellen. Maar als we in Zuid België gekomen zijn en in Noord Frankrijk, dan wordt het mooier. Maar het mooiste gedeelte is Luxemburg, Zwitserland en Italië. Dat deel was overweldigend mooi. Het Zwitsersche gedeelte spoorden wij in den nacht door. Al zal het op den dag mooier wezen, wij zijn toch niet gaan slapen. Ieder oogenblik moesten wij opstaan en passen en bagage controleren. Een onzer moest beslist een doos bisquits open maken, of hij hoog sprong of niet. Het zou gebeuren. Wij hebben eens vrolijk gelachen en een lekker kaakje gepakt.
Zondagavond te elf uur kwamen wij in Luzern. Daar hadden wij even tijd om koffie te drinken. Toen weer ingestapt, door den St.Gothard-tunnel op Italië aan. In den nacht om 3 uur bereikten wij den Italiaanschen grens. Daar was de controle zeer scherp. Onze passen werden afgestempeld. Het aanwezige geld daarin genoteerd, enz. Nu nog enkele uren in den trein en de dag brak aan. Daar zagen wij niets anders dan heuvels, bergen en daar tegen niets anders dan sneeuwwitte huizen.
Om zes uur bereikten wij Milaan en na drie uur sporen hadden wij onze havenplaats Genua bereikt. Dit laatste gedeelte was wel het mooiste. Tusschen de bergen, door de bergen en langs de spoorbaan een bergstroom, alles was als een schilderij. Wij hebben op dit gedeelte druk gefotografeerd. Om 9 uur bereikten wij Genua. Stapten met onze bagage (en dat was niet weinig) uit en met een Gids door Genua heen naar de haven. Daar kregen wij ons passagebiljet met de mededeeling dat ons schip eerst Dinsdagavond om 5 uur zou vertrekken. Dus brachten wij onze koffers aan boord, hebben daarna gegeten en toen op stap.
Als je vanaf het schip de stad ziet liggen is het een sprookje gelijk. Vooral tegen den avond met zonsondergang, en vooral niet te vergeten als het avond is, als alle lichtjes branden tegen de berg. In den middag hadden wij nog een klein incident. We waren op weg naar een hoog punt der stad en waren zoowat boven, waar wij een foto van onze groep wilden maken, maar jawel hoor: in no time zes soldaten met een officier om ons heen, die ons met drukke gebaren bekend maakten dat onder geen voorwaarde gekiekt mocht worden. Het is daar trouwens toch een en al militair wat men ziet. Ik geloof niet dat iemand ongemerkt het land binnenkomt of verlaat, want bij elke boot staat een militair, zelfs rijdt er een in de trein mee.
Dinsdagmorgen 29 september kwamen onder veel gefluit van alle zee- en sleepboten twee schepen met troepen binnen. Het was enerzijds een fijn gezicht al die geharde en gebruinde mannen te zien marcheeren, toegejuicht door duizenden, als helden geëerd. Maar ja ... hoevelen zijn niet gebleven in Afrika? Hoeveel tranen zullen ook op dit moment gelaten zijn?
Dinsdagavond om 5 uur vertrok de boot. Wij gingen zee in met als eerste aanlegplaats Livorno. Wij hebben als de "Zeven Hollandsche Jongens" op een ouwe schuit het beroemde lied gezongen als de tros wordt losgegooid.
Om zes uur eerst aan tafel waar prima, prima voor ons gezorgd wordt. Al is de kost even vreemd, het went wel terwijl de laatste dagen meer met onze kost gerekend wordt. Wij krijgen nu al wat aardappelen met erwtensoep en … wijn zooveel men lust. Wij hebben toen kennis gemaakt met de overige passagiers, ongeveer een 30 Duitschers, allen gevluchte Joden, met nogal veel drukte, erg brutaal en net als wij, geen cent op zak.
Na het diner naar de rooksalon. Daar was het feest. Piano. Grammofoon. Spelen, en voor de liefhebbers een dansje natuurlijk. Wij zijn naar dek gegaan. Een Hollander is wat rustiger en meer bezadigd. En dan, voor het eerst op zee, en dan binnen? Neen hoor! Een wondermooie avond. De maan scheen als zilver, zoo helder, op het water, met de kust in de verte. Een sprookje gelijk. Om elf uur gingen wij naar onze hut met zeven man. Daar hebben wij gesproken, foto's bekeken, een vroolijke mop verteld en . . lest best, twee liter wijn om zeep gebracht voor den prijs van 9 Hollandsche centen de man. Toen naar bed en heerlijk maffen.
's Morgens op woensdag 30 september vroeg op en naar dek waar wij op korten afstand Livorno zagen. Reeds blakend in de zon. Om 9 uur lag de boot voor anker en wij aan wal. Wij hebben gezamenlijk overlegd om eens naar Pisa -wat op een afstand van 25 K.M. van ons lag- te gaan om de beroemde scheeve toren te bezichtigen.
Onze "Opa", dat is de aannemer, stelde ons voor om op zijn rekening te gaan. Dit aanvaardden wij dankbaar. Wij namen een taxi en stoven op Pisa aan. Tyjpisch was het vrouwen aan den ploeg te zien, waarvoor twee sterke ossen liepen. Even later zagen wij druiven plukken en tegelijk persen. Klaar terwijl je wacht! Italië lijkt wel een heel arm land. Men doet een moord voor een Hollandsche sigaar. Ieder bedelt daar om.
Met een uur waren wij te Pisa waar heel wat moois te zien was. Allereerst zijn wij een kerk wezen bezichtigen. Nu: overweldigend. Figuren, ingelegd in allerlei kleuren marmer, plafonds beschilderd dat het "af" was. In heel Nederland is geen kerk met deze te vergelijken. Daarna zijn wij de scheeve toren opgeweest. Deze is 64 Meter hoog en staat 4.20 M. uit het lood, en wij moesten 300 treden beklimmen om boven te komen. Maar we kregen waar voor ons geld. Een zeer ruim uitzicht en alles blakend van zonlicht. Mettertijd zal ik wel eenige foto's sturen want we hebben er heel wat genomen. Na een uur of anderhalf zijn we teruggekeerd naar Livorno. Aan boord gegeten en toen weer op stap.
We hebben een moeilijkheid en dat is, wij kunnen met geen geweld onze Hollandsche Guldens kwijt en dat is erg lastig. Maar onze "Opa", onze geldschieter is in het bezit van Engelsche Ponden. Hij kan ons helpen.
Alles is hier wel duur in Italië. Sigaretten zijn slecht te bekomen en sigaren zijn heelemaal niet te koop. Als je ergens in de donker een Italiaan tegenkomt, die weet dat je een paar sigaren op zak hebt, dan geloof ik niet dat je er levend afkomt. Wij hebben daar wat flesschen wijn gekocht voor onze hut, voor het echte Hollandsche uurtje, 's avonds in ons eigen home. Die uurtjes van 11 tot 12 zijn goud waard. Daar bespreken wij onze moeilijkheden, die er ongetwijfeld zijn, dan wordt hier ernst en luim afgewisseld.
's Avonds hebben wij weer aan boord gegeten, wat in de rooksalon gezeten en toen naar bed. Donderdagmiddag werd andermaal de tros los gesmeten en gingen wij weer zee in. Daarna heerlijk gegeten en de zee bewonderd. Zulk een kleurenpracht. Diep blauw is het water, en als je achter naar het schroefwater gaat zien, dan zie je allerlei kleuren blauw door het draaien van de schroef. 's Avonds tegen dat de zon onderging zijn we naar het sloependek gegaan en daar hebben wij het "Kun je nog Zingen" zoowat uitgezongen. Zulke momenten zijn niet te beschrijven, die ondergang der zon. Als je daarvan een schilderij ziet dan zeg je: nu wel mooi, maar zoo mooi zal het wel niet weezen, maar het haalt niet bij de werkelijkheid. Bij het zingen voel je toch dat je Nederlander bent. Het "Wilhelmus" wordt uit vollen borst gezongen.
Wordt het donker, dan gaan wij naar binnen, in de rooksalon en hebben daar ons Hollandsche Hoekje. Met de Duitschers laten wij ons niet veel in. Dit is ook een aparte groep. Erg luidruchtig, veel drukte en spelen. Dansen. Vreeselijk kwebbelen. Erg opzichtig aangekleed. De dames na een half uur een andere japon of toilet en veel drinken. Waarvan weten wij niet want zij zijn zoo arm als mud. Maar ja: drukte genoeg.
De eerste dagen waren zij niet zo vriendelijke tegen ons maar de laatste dagen is het niet anders dan Holland voor en Holland na. Bij elk gesprek aan de tafel, kortom als de Duitschers bij elkaar zijn, wordt er niet anders dan over ons gesproken en, dat moet ik er bij zeggen, onze naam wordt met eere genoemd. We doen ons best de naam van Nederland hoog te houden, wat niet zoo moeilijk is, daar wij van nature (onze volksaard is nu eenmaal niet anders) dat automatisch doen.
Vooral onze kameraadschapgeest treft hen. Zie je er één, dan zie je er zeven. Wij leven en deelen alles samen en dat vinden zij vreemd, omdat elke Jood niet anders dan aan zichzelf denkt. Dit komt bijvoorbeeld heel erg uit aan tafel. We zitten met z'n tienen aan tafel, dus met drie moffen. De borden worden "geplamuurd", als het betaald moet worden dan deden ze het gerust niet. Fruit stoppen ze in hun zakken om vooral toch niet te missen. Daar ergeren we ons aan.
Nu ik het toch over de tafel heb, dan kan ik daarover niets anders dan lof spreken. Alles is er volop. 's Morgens tusschen 8 en 10 uur ontbijt zoveel men wil, met gebakken eieren en biefstuk, jam, thee in overvloed. Om 11 uur koffietafel. Een warm "prakje" wat brood en fruit na. Wijn teveel! Om drie uur thee met cake of kaakjes en 's avonds na zes uur diner. De eerste dagen was het al maar macaroni, maar ze zagen wel dat wij daarvan niet erg gediend zijn en zeide de Kapitein: die Hollanders moeten weer aardappelen hebben. Eerst krijgen we soep vooraf, groentensoep of tomatensoep. Daarna aardappelen met sperziebonen of zuurkool of peultjes. Daarna brood met kaas, dan fruit en koffie. Trouwens bij elke maaltijd is er koffie na.
Donderdagavond 1 oktober hebben wij wat zitten schaken. Wat gekletst en toen naar de hut. Het uurtje. Daar hebben wij wat wijn gedronken. Wat vroolijke Amsterdamsche moppen gehoord van onze Mokumer en toen naar kooi.
Onze vierde hutgenoot is een klein kereltje, zoowat 45 jaar. Hij vertelde ons dat hij in de "Krieg" geweest is. Zijn litteekens hebben wij gezien. Hij had drie grootkruisen gekregen voor zijn moed en trouw en nu was hij als een hond uit Duitschland getrapt. Diep tragisch zoo iets. Wat leven wij dan in het door ons vaak gesmade Holland toch gelukkig. Want het zijn toch maar verschoppelingen. Ze werden geholpen door den Nederlandsch Joodsche Vereeniging voor Vluchtelingen.
Die nacht hebben wij weer heerlijk geslapen. Maar wee wie 's morgens wakker werd en opstond. De beruchte "zeeziekte" had de meesten te pakken. De zee stond hol. Golven circa 5 tot 6 M. hoog, en de schuit is niet zoo groot, een 800 ton. Hij slingerde hevig. De meesten hingen over den reeling en waren dien dag hard ziek. Aan tafel zag je maar een enkeling. Maar onze ploeg hield zich kranig. Van de zeven was er één ziek en wel ons "stuiverblad", heer Mokum. Hij heeft het kwaad gehad en alles ondergesp… Wij waren er erg trotsch op. Zelf heb ik niet de minste last gehad. Ik heb dien dag nog meer gegeten dan de andere dagen. Ik was de favoriet. Dat erkende de heele ploeg. Ook daar waren de Duitschers niet over te spreken. Dat konden ze niet verkroppen. Op een enkele na waren ze allen doodziek en wij zongen en aten dat het een lieve lust was.
's Avonds hebben wij weer lustig gezongen wat natuurlijk de grootste bewondering wekte bij de overige passagiers. Wij waren werkelijk trotsch op onszelf!!!
's Avonds nog een potje schaak gespeeld en toen naar de "soos", jammer genoeg zonder "Mokum". Maar de flesch kwam toch wel leeg hoor.
's Zaterdag 3oktober vroeg op. De zee was zoo glashelder en glad als de Bergscheplas. Alle passagiers waren weer in orde. Ook onze kameraad.
's Morgens wat geschreven en 's middags voor de thee wat spelletjes gespeeld. Met ringen op een bord gooien. Al spoedig kwamen de Duitschers en vroegen ons een partijtje te spelen: Holland - Duitschland. Nu dat was koren op onze molen. Met zeven tegen zeven gooiden wij en ja hoor, Holland won met 262 punten tegen 122. Dat konden zij niet verkroppen. Toen moesten de Duitschers wat anders. Zij vroegen een Hollander te spelen tegen één hunner. Dat was natuurlijk in orde. Ik was de tegenpartij. Ik won met 63 tegen 32 punten. Wat waren wij blij. Maar ridderlijk kreeg ik een hand. Ze hebben daarna wat getraind en toen hebben we het nog eens geprobeerd. Weer zeven tegen zeven. Ook deze partij wonnen wij. Maar, als je die partij gezien had. Zoo hartstochtelijk zij gooiden! Dan komt de landsaard toch goed uit. De volgende partij wonnen zij en toen hadden ze veel praats. Wij wilden revanche nemen, doch geen kans.
In den middag hebben wij een "tijdbriefje" aan onzen aannemer van Bakel aangeboden. Wij hebben ingevuld: 20 uur slapen, 12 uur eten, 6 uur wijn, enz. Een geintje natuurlijk waarom hij hartelijk lachte. Daarna zijn wij allen in bad geweest. Als spiegels kwamen we aan tafel. Op zijn Zondags uitgedoscht natuurlijk. Ook toen maakten wij een gunstigen indruk. Ik schrijf dit niet als een opschepper, maar als je aan boord bent, dan zou je zeeker dit ook schrijven omdat de Duitschers zoo vreeselijk jaloers zijn en omdat je niets anders hoort dan Holland en nog eens Holland. Na het diner nog eens het oude recept, zingen, zingen en nog eens zingen. Wij kregen toen een pluimpje van de Duitsche Dames die vroegen of wij hen Zondagavond mee lieten zingen. Wij hebben natuurlijk "ja" gezegd.
Om tien uur hebben wij op aller gezondheid een glaasje bier gedronken. Toen naar onze hut en nog weer een gezellig uurtje gehad. Dat houden we vol. Het sterkt de band en wij hebben het noodig. Dat is wel te begrijpen. Het was in de kooi erg warm. Trouwens op den dag ook. We konden het goed merken dat we zuidelijker gekomen waren.
De Zondag 4 october hebben wij rustig doorgebracht. Veel geschreven. Lekker geluierd. We koomen zoo zoetjes aan bij de Spaansche Wateren. Door den kijker zien wij de kust en passeeren zoo-even (om half twee) twee Engelsche oorlogsschepen. De eerste stuurman vertelde ons dat deze schepen een 60 K.M. per uur loopen (de onze ongeveer 16 - 17 K.M.) en dat hij veel geschut aan boord heeft van 25 c.M. Wij zijn nu in het drukke vaarwater en veel schepen passeren ons. Wel een aardig gezicht.
Ook twee Hollandsche schepen gingen langs ons heen. Om 6 uur luidde de klok weer om te bikken. Dat gaat maar den geheelen dag door. Alles steeds prima in orde. Wij zeiden thuis nog al eens: niet zo prettig met een Italiaansch schip, maar we nemen onze woorden terug. Het is hier opperbest, alles glashelder, elke week schoon beddegoed en tweemaal per week handdoeken. De bedienden zijn geloof ik uitgezocht. Alle vier knappe kerels met gitzwart haar. Hun werken geschiedt geruisloos. Je hoort hen niet. Behalve wanneer hen een sigaar wordt aangeboden dan is het vier of vijfmaal: dank U, dank U! natuurlijk in hun eigen taal wat wij in het geheel niet verstaan. Alleen kwebbelen de Italianen veel en druk. In Livorno bijvoorbeeld hadden eenige mannen -wat wij buurtschippers noemen- ruzie wie het eerst gelost zou worden. Maar berg je. Hooren en zien vergaat je. Het is ook veel geschreeuw en weinig wol. Als ze in Holland zoo'n ruzie hadden waren ze elkaar allang in de haren gevlogen. Dan zie je het verschil van ras, de Hollander of de Italiaan.
Na het diner zijn we naar de brug gegaan om de zon onder te zien gaan. Die kleurenpracht was overweldigend. Eerst de roode vuurbal geheel, daarna achter een wolk waar zij vandaan kwam om onder te gaan in zee. Een schilderij gelijk. Alle kleuren aan de lucht en het water: donkerblauw. Zooiets is niet te beschrijven. Dat moet je zelf zien.
We zitten nu allen in de salon te pennen omdat morgen de brieven gepost moeten worden: dat zijn er niet weinig, dat beloof ik je. Als we Gibraltar verlaten hebben dan begint de groote trip pas, 22 dagen zonder land te zien. Enkel water en nog eens water. Wat zal dat op den duur gaan vervelen. Dan ligt de boot stil om te lossen ( 4 dagen) te Walvisbaai. Dan nog 5 dagen en dan .. ja wat dan? Dan is het luie leventje afgeloopen. Dan moeten wij een baas opduikelen en trachten ons kostje te verdienen. Daar is het tenslotte toch om begonnen. Dan kunnen onze gezinnen spoedig volgen. Maar ik zal niet te ver vooruit loopen.
Ja, nu moet ik toch nog iets van de Duitschers vertellen. Ge zult wel zeggen daar heb je hem weer. Maar ja, daar maken die lui het dan ook naar. Het is hier al lekker warm. Echte Zomersche dagen zoals bij ons midden Augustus. Maar nu liggen en loopen die lui direct in zwemcostuum en de Heeren in hun bloote body, behalve dan een broek. De dames natuurlijk ook op z'n "Schevenings" en dat doet niet prettig aan. Dat doet de Hollander niet zoo gauw. Zooals 's morgens ook. In het badhok staan zij allen in hun Adams costuum en welke Heer ook binnenkomt, dat geeft hen niet. Wij zouden ons geneeren. Maar zij niet. Ik begrijp die lui niet.
Morgen hopen wij Gibraltar te bereiken en zal ik deze brief posten. Doet zich nog iets bijzonders voor dan vermeld ik dit nog, anders vertel ik het vervolg een volgende maal.
Verder veel groeten van ons allen, inzonderheid van Jaap.
Beste Allemaal,
Ik heb beloofd dat ik U verder op de hoogte zoudt houden omtrent het verdere verloop der reis. Mijn eerste brief eindigde even voor Gibraltar. Maandag 5 Oktober zijn wij 's morgens om half vijf opgestaan, natuurlijk om wat te zien.En onze moeite om op te staan werd rijkelijk beloond door het prachtige schouwspel wat wij te bewonderen kregen.
In de verte werden de hooge rotsen zichtbaar die, toen wij dichterbij kwamen, allen zijn ingericht als forten, die nu, vanwege de oorlog in Spanje, extra bewaakt werden. Overal lagen oorlogsschepen. Andere patrouilleerden in de Straat. In de haven van Gibraltar lagen wel 25 onderzeeërs, torpedojagers en mijnenleggers en kruisers, enfin van alles wat. Ook veel watervliegtuigen. Wij voeren langs een Spaansche stad welke j.l. Zaterdag nog door vliegtuigen der Nationaal Socialisten gebombardeerd was. Momenteel wordt er om Madrid hevig gevochten (hetwelk later door bootwerkers werd bevestigd). Onze Majella werd door een eere "escorte" binnengehaald hetwelk bestond uit Dolfijnen. Dit zijn groote visschen van 1.50 tot 2 M. lang. Een gewicht van 60 tot 120 K.G. zeker. Dat was een leuk gezicht. Vlak voor de boeg der schuit gingen zoo'n 25 tegelijk. Ze speelden. Want hoepla plotseling zag je er een 20-tal boven water springen met groote sprongen wel 20 M. ver. Dat was een reuze leuk gezicht. Wij konden er niet genoeg van krijgen. Ook zagen wij vliegende visschen die wel 100 M. over het water weg scheerden en 2 M. boven den waterspiegel.
Om 8 uur lagen wij voor den wal waar de schuit 550 ton kolen moest bunkeren en wij mochten een paar uur aan wal tot 12 uur uiterlijk. Wel wat kort daar wij zeker een uur moesten lopen om de stad in te komen. Intusschen regende het zoals wij het noemen "pijpesteelen". Allereerst gingen wij naar het postkantoor om brieven te posten en te zien of er post was. Maar jammer genoeg niet. Daarna moesten wij naar de Bank om geld te wisselen. Wij moesten daar f. 9.50 betalen om £ 1 -/- te krijgen. Dus kregen wij daar een beeld hoe het met onze gulden gesteld staat. In Italië konden wij met ons geld niet terecht. Daarna hebben wij wat inkoopen gedaan, voornl. wat cigaretten die daar goedkoop zijn. Voor Gold Flake betaalden wij 1 Shilling per 50 st. dus naar de nieuwe munt gerekend nog geen cent per stuk. Daarna hebben wij Gibraltar bezichtigd en toen weer naar boord. Om 3 uur voeren wij weg de groote Oceaan op. 22 dagen varen zonder land te zien. In de Straat van Gibraltar weer hetzelfde beeld. Niets dan oorlogsschepen en dolfijnen. Uren hebben wij gekeken naar allebei, terwijl langzaam de kust zich aan ons oog onttrok. Ik geloof niet dat er schuit doorkomt zonder den wil van Engeland. Niets als forten en oorlogsschepen. Een zeer sterk punt voor Engeland.
's Avonds hetzelfde liedje weer. Zingen van Sarie Marijs enz. Een potje schaak en een cigaretje.
En Dinsdagmorgen 6 october toen wij de oogen openden voelden wij het alweer. De schuit kreeg weer zulke rare duwen en jawel hoor! De helft der passagiers lag weer in bed vanwege de zeeziekte. Van ons 7-tal lag alleen vriend Trim weer. Die jongen is te bang en dan krijg je het juist te pakken. Maar de rest had zich kranig gehouden, en wij hebben geen van allen last. Er staan weer flinke golven , zoo'n meter of 6 hoog. En telkens slaat er een over dek. Wij speelden een spelletje met de golven maar wij moesten iedere keer vluchten. Een keer kon "Opa" niet wegkomen (dat is van Bakel) en kreeg hij een zeetje over. Hij was tot zijn middel nat. Wat hebben wij gelachen. Dat begrijp je! Wij hadden toch al zoo'n schik in hem. Hij was bezig te visschen. Daarvoor had hij broodjes noodig. Maar hoe daaraan te komen? Hij wist raad. Bij het diner kreeg hij altijd een broodje. Als hij dat nu opgegeten heeft legt automatisch Bino (dat is onze boij) er weer een op je bord. Zoo ook bij Opa. Maar eer hij weg is, is het in Opa's zak verdwenen. Direct legt Bino er weer een op. Dat ging tot vijf keer toe en toen kreeg hij het in de gaten en een groot gelach ging op.
Nu heb ik nog niet verteld dat wij dagelijks een uur Engelsch krijgen van dien Hagenaar. Daar schieten wij lekker mee op, als wij in Kaapstad aankomen spreken wij vloeiend Engelsch. Wie lacht daar?
Verder valt er dien dag niet veel meer te beleven. Het oude recept: eten, slapen, luieren, wijndrinken en rooken. Een leventje als een prins. Dat begrijp je.
Er valt den eersten dag op de Atlantische Oceaan niet veel te beleven.Elke dag is gelijk aan den voorgaanden. Om den tijd wat te korten spelen wij wat op het mooie sloependek. Ringengooien of kegelen. Een der Duitschers kwam met een voorstel een competitie te beginnen met de heele ploeg. Met 4 Hollanders schreven wij in. Henk en ik, met de twee Hagenaars Max en Piet. Deze laatsten maakten er niet veel van. Wij waren erg gelukkig. Zelfs dat wij den eersten prijs wonnen. Welke bestond uit een flesch wijn. Ge begrijpt dat was een feest in het Hollandsche kamp. Dat viel den Joden niet mee. Ik weet zeker dat wanneer zij den eersten prijs konden koopen zij het zeker gedaan hadden. Maar de Hollandsche ploeg was trots op ons. Wij hadden "de eer gered en de vlag hoog gehouden".
De zee was de laatste dagen spiegelglad. Geen golfje te bekennen. Schitterend mooi. Intusschen gaat het zonnetje lekker branden. Het is toch zoo'n raar idee, begin October en hier hartje zomer. De warmte is niet zoo benauwd als in Holland. In de schaduw zowat tusschen de 95 en 100 Graden (F). Dus je begrijpt wij krijgen ons portie. In onze hutten is het haast niet te harden. De ventilatoren draaien de geheele nacht door. De patrijspoort staat open. Ook de deur en nog is het snikheet. Maar dat moeten wij voor lief nemen.
De kost kan ons niet zoo heel erg meer bekooren. De versche groenten zijn op en nu is het nogal "Spagetti", dat is macaroni. Bij elke maaltijd. Gebakken of gekookt in de olijfolie. En daar ben ik zeer zeker niet aan gewend. De aardappelen komen ongeschild op tafel, net veenpiepers, zoo glad en zonder zout gekookt. Wie van Italiaanschen kost houdt heeft het beslist goed, maar geef mij maar ons eigen potje. Ik heb een smoesje gemaakt met den Hofmeester en die zorgt wel voor mij. Die geeft mij wat boter en brood en heeft veel gein om mij en lacht me uit. En wat ons niet smaakt spoelen wij flink weg met wat krotenwater en dat spul is magnefiek. We drinken zoowat anderhalve Liter daags. Het is maar goed dat het onschuldig is.
Zaterdag 10 october was onze steenhouwer jarig. En dat werd feest, dat begrijp je. Hij tracteerde ons op 2 lekkere pilsjes en een fijne sigaar. Het was feest in de Hollandsche Kolonie en daar, ik geloof dat ik het wel meer geschreven heb, staan de moffen van te kijken. Dat zijn ze niet gewoon. Het is typisch maar het is en blijft altijd: "Die Hollanders" en "O, dat Holland".
Zondag 11 october hebben wij niet veel uitgevoerd. Die dag benutten wij om brieven te schrijven en je begrijpt dat we heel wat te pennen hebben.
Zondag zagen wij land, en wel Dacar, een havenplaats. Daar zagen wij zwartjes in prauwen. Een leuk gezicht Voor de boeg om de schuit zwommen de Dolfijnen weer. Dat is toch zoo'n fijn gezicht! Dat speelen dezer visschen. Met heele scholen komen ze plots opzetten van alle kanten en dan als kwajongens naast elkaar even zwemmen en dan meters hoog boven water springen. Wij hebben geprobeerd ze te kieken. Of het gelukt is weten wij pas wanneer de film ontwikkeld is te Kaapstad. Ik heb trouwens toch veel gekiekt en zal zoo spoedig mogelijk kiekjes sturen.
Maandag 12 october passeerde ons een stoomschip van dezelfde Mij. Dat was even aardig. De stoomfluiten gierden. Wij zwaaiden wat en voort ging het weer. Vandaag een leuke dag omdat Opa z'n dochter jarig was tracteerde hij ons op een lekker glaasje bier. De bediende waar hij dit rondje aan bestelde zeide hij dat hij en zijn drie collega's ook mee mochten komen drinken. Maar dezen ook niet gek, kwam met een mannetje of 8 ook in onze hut. Dus waren wij met z'n 15. En daar hadden wij plezier. Dat was voor de Italianen een feest, mee te deelen in onze feestvreugde.
Maar er kwam nog meer dien dag. 's Avonds was er een Duitscher die ruzie had met eigen landgenooten en meende zijn woede te koelen door ons een dronk te offreeren welke wij beleefdheidshalve niet konden weigeren. Wij zongen er lustig op los wat de Kapitein nogal leuk vond, zelfs zoo dat hij bij ons kwam zitten en ook hij gaf een rondje. Om 10 uur zijn we naar het voordek gegaan met onze Italiaansche bedienden en hebben daar tot één uur zitten zingen. Dan zij, dan wij weer een nummer. Die jongens zingen keurig. Zoo hartstochtelijk. Ze leggen zoo hun ziel in hun lied. Dat was een fijne avond.
Maar er gebeurde nog meer. Toen wij van het voordek kwamen, muisstil natuurlijk om de passagiers niet te storen, kwamen we langs de rooksalon waar zoowat alle passagiers nog op waren. Wij vroegen wat er aan de hand was en toen hoorden we dat een stuk of vier Duitschers stomdronken langs het dek liepen en nogal lastig waren. Wij zagen ze waggelen in hun pyjama's langs het dek. Hier stond er één te spuwen. Daar één te zingen totdat er plots een kwam vertellen dat een hunner weg was. Wij schrokken ons naar, dat begrijp je. Stel je voor dat hij over boord was gevallen. Maar neen hoor. Na eenig zoeken vonden wij hem in een hoekje op het dek, al knorrende. Achteraf was het een koddig gezicht. Toen zij eindelijk naar hun hutten waren getransporteerd zag je in de gang geregeld een kop verschijnen, door de patrijspoorten om wat te spuwen. O, wat hebben wij in die gang gelachen, vooral omdat één der moffen nogal vol moppen zat die hij ons vertelde. Maar wij zijn eindelijk dan toch naar bed gegaan.
Dinsdag 13 october was het weer feest, want 's avonds werden de prijzen der spelen uitgereikt. Daar wij de kampioenen waren, Henk en ik, kregen wij een lekkere flesch wijn. Alle passagiers waren aan het dek. Ook de Kapitein met zijn officieren. Ons werd de flesch met een toepasselijk woord overhandigd, waarna de Duitschers zoo vriendelijk waren het Wilhelmus voor ons te zingen, wat wij op zeer hoogen prijs stelden. Maar ja, wij keken eens naar die flesch en nog eens en kwamen tot de conclusie dat we met z'n zevenen niet veel kregen van die eene flesch. Dus spraken wij af, Henk en ik, dat wij hem aan de Kapitein zouden geven en dan zou het wel heel raar moeten loopen, wilde hij niet een paar flesschen er bij geven. En jawel hoor, zoogezegd zoo gedaan. Henk overhandigde hem met een keurige speech aan den Kapitein maar deze wist zich er geen raad mee en onze opzet lukte. Twee Duitsche Dames die ook een flesch hadden gewonnen zetten hun flesch er bij en de Kapitein wist niet anders te doen dan er ook zes felsschen bij te zetten. Zoo dronken alle 40 passagiers mee. Wij kregen van hen ook menig complimentje dat wij dit zoo keurig hadden gedaan. De avond werd verder gevuld met voordrachten en wat zingen totdat een tropische regenbui de pret verstoorde en wij om elf uur naar de kooi gingen.
Op woensdag 14 October was er niet veel te beleven. Dien dag besteedden wij goed door flink wat Engelsch aan te pakken. De temperatuur dien dag was fijn. De lucht was den geheelen dag bewolkt en nu en dan plast de regen flink neer. Ik verzeker U dat ze dat kunstje hier goed verstaan en ik geloof van zijn leven dat Prof. Veraart hier aan het proefstoomen is.
Het is hier 's avonds al vroeg donker. Om half zes is het pikdonker. Dat is wel typisch niet? De klok is tijdens de reis 3 uur achteruit gezet. Als het in Holland 12 uur is, dan hebben wij het hier 9 uur. Aanstaande vrijdag bereiken wij den Evenaar. Dan is het feest aan boord. Dat is nu eenmaal gewoonte. Dan komt de z.g. God der zee Neptunes de passen controleren. Neptunes is dan een der matrozen en wij krijgen toestemming om de zee te bevaren. Het personeel krijgt dan zooveel mogelijk vrij. Er worden spelen georganiseerd. Mastklimmen. Eieren loopen enz. er zijn mooie prijzen door den Kapitein uitgeloofd Ook de passagiers hebben 's avonds feest. En wij moeten daaraan meewerken. Het zal erg leuk worden.
Donderdag 15 october beleefden wij het feest dat er twee visschen werden gevangen. Achter de boot wordt een lijn gehangen, 150 M. lang. Deze lijn is zeer sterk. Maar nu hebben ze tusschen deze lijn een dun touwtje gebonden. Breekt nu dat touwtje dan zit er een visch aan. Dan worden alle passagiers gewaarschuwd en we hollen naar het achterdek. Dan wordt er met een mannetje of 10 de lijn binnengetrokken wat een zwaar karwei is als je rekent dat de lijn zonder visch met 4 man binnengehaald moet worden. Zooveel druk oefent het water uit. Wij trokken met z'n tienen zo'n jongeheer binnen en spoedig was hij op het dek. De eerste was ongeveer 1.60 M. lang en de tweede zeker 1.90 M. De haak wordt met een bijl uitgehakt terwijl vier man op zijn body staan. Vreselijk sterk zijn die visschen. Dan wordt hij in optocht naar de kok gebracht die hem met behulp van een paar mannen schoonmaakt. Het zijn net reuze groote makreelen. Prachtig uitgetekend met een bek met tanden als een zaag zoo scherp. Dan gaat ze naar de koelkamer waar ze bewaard worden tot Vrijdag waarna ze gegeten worden door de passagiers. Men zegt dat het een der fijnste vischsoorten moet zijn.
De geheele bemanning is reuze aardig voor ons. Alles doen ze voor je. Je hebt maar te kikken en ze staan klaar. Vandaag hebben wij onder leiding van de tweede machinist de koelinstallatie bezichtigd. Daar heerschte een temeratuur van 17 graden onder 0. Een vreemd idee op de evenaar en dan zoo'n kou. Wij moesten beslist daarvan vluchten.
Ik zal U nu eerst eens wat vertellen van mijn Hollandsche Vrienden en zal ze één voor één even voor- stellen. Ik zal beginnen met de oudste: mijnheer van Bakel,oud 53 jaar. Hij is aannemer en huiseigenaar maar moet van armoede hierheen. Hij heeft in Holland van alles geprobeerd maar alles zat hem tegen. Hij heeft o.a. nog een garage gehad aan de Rotte waar ik nog wel eens een auto van hem gehuurd heb. Jo zal het nog wel weten. Het was die wagen waar we op een avond nog mee naar Meiendal zijn geweest. Henk kent hem ook goed. Die heeft in Spangen nog bij hem gewerkt. Het is wel een aardigen vent, maar nogal opvliegend en we moeten hem bij gesprekken nogal ontzien. Dit komt door de tegenslag. Hij is van een geheel andere richting en is het met de politiek van onze huidige regeering in het geheel niet eens, vooral nu de Gulden is gedevalueerd. Hij zit nu in duizend angsten hoe het thuis gaat met zijn 100 panden. Als hij het geweten had was hij niet weggegaan. Hij was tenminste op den dag van vertrek al aardig overstuur toen hij in den trein het Ochtendblad las.
Dan volgt onze Henk. Daar kan ik kort mee zijn. Hij is een trouwe kameraad. Als een broer. Wij kunnen het goed vinden samen. Het is geen praatje maar wij zijn zeer op elkaar gesteld.
Dan volgt onze Freek Trim. 39 jaar oud. Een Amsterdammer. Hij zal het niet gemakkelijk krijgen.
Hij piekert nu al veel over huis. Hij zal het wel redden als wij met z'n zevenen bij elkaar blijven. Maar ja, hoe zal dat gaan. Hij is stucadoor dus ... Overigens is het een leuke vent. Als hij het op zijn heupen heeft en bakken gaat vertellen, wat hij op zijn Amsterdamsch doet, dan lachen wij ons bijna blauw.
Nu krijgen wij Henk Kroes. 34 jaar oud. Uit Amersfoort. Steenhouwer van zijn beroep en die werk krijgt te Bloemfontein. Een aardige stille vent. Je kunt over hem loopen als je maar niet op hem trapt.
Dan krijgen wij Max Scholtens een jongen van 26 jaar. Vrijgezel. Maar dit is een echte Haagsche Windhapper. Veel drukte, wat hem in Afrika wel afgeleerd zal worden. Wij zijn geen van allen vriend van hem. Hij is een klaplooper. Alles ik en nog eens ik. Maar wij hebben hem goed in de gaten.
En dan als laatste stel ik onze baby voor. Piet Kleinloog, wonende te Voorburg. Tegelzetter van beroep. Hij is verloofd met een kleindochter van Koos Groeneveld. Vader en Moeder wel bekend en ja, wat zal ik U van hem vertellen. Hij is onze tolk. Spreekt drie talen. Geeft o.a. Engelsche les en is een ware droogkomiek. Misschien kent Flip hem wel. Hij heeft bij Goedendorp op school gegaan. Hij is ons aller vriend en wij hebben veel gemak van hem. Hij krijgt daar werk als tegelzetter. Dus U ziet het is een bont gezelschap. Maar met elkaar een aardig stel Hollanders. Nu hebt ge eenigszins een beeld van mijn reisgenooten. Maar het is nu tijd om naar kooi te gaan. Zoowat elf uur dus kinderbedtijd. Slaap wel.
Vrijdagmorgen 16 october was het weer vroeg dag want het was dien dag feest. Wij zouden dien dag den Evenaar bereiken welk feit altijd met eenig ceremonie gepaard gaat.
Het begon al vroeg met spelen voor de passagiers. Eierenloopen, zakloopen, touwklimmen, enz. Ik won daarbij een doos sigaretten en Henk een pakje scheermesjes. Alzoo geen slecht resultaat. En wij weer favoriet. Maar het mooiste kwam na den middag. Op het sloependek was alles keurig ingericht. Het geheel werd behangen met vlaggen en er was een speciale feestverlichting aangebracht. Ook de bemanning was zoo veel mogelijk vrij.
En ja hoor! Om twee uur 's middags begon het feest. De stoomfluit gierde. De sirenes loeiden als bewijs dat wij den Equator bereikt hadden. De bemanning stelde zich op en zong uit volle borst het Nationaal Socialistisch Strijdlied. Een groet aan Mussolini. Als je hoorde en zag hoe die lui dat deden, dan kan ik mij eenigszins voorstellen hoe zij hun leven geven voor den Duce. Zoo hartstochtelijk en zoo vol vuur, zoo doet de vurigste Oranjeklant het nog niet.
Er was een soort podium getimmerd, waar Neptunes plaats zou nemen als hij uit zee opkwam. Neptunes was de tweede machinist. Een fijne kerel, waar ik veel mee schaak. Een prachtkop heeft die vent. Hij werd door den Kapitein voorgesteld aan de passagiers, waarna hij plaatsnam op het podium. Daar bewonderden wij hem allen. Hij zag er keurig uit. Zijn gebruinde body, met alleen een zwembroek aan en over de schouders een lange witte mantel welke over de grond sleepte. Zijn hoofd was bedekt met een soort mijter en in zijn hand droeg hij een staf. Eerst las hij een soort formule voor welke wij tot onze spijt niet verstonden. Daarna kwam de groote plechtigheid. Elke passagier welke voor het eerst de evenaar passeerde moest gedoopt worden. Eén voor één werden we voor Neptunes geroepen, welke allen een lepel water in den nek gooide. De dames gilden natuurlijk en sputterden erg tegen. Maar als ze krampachtig de handen in den nek legden gooide hij het netjes in het putje van hun hals en je begrijpt dan gilden allen. Wij allen kregen een doopbriefje met een nieuwe naam. Misschien wil een van allen dit wel even wegbrengen naar de Ammanstraat. Ik zal het hierbij insluiten, bewaar het a.u.b. zeer goed als herinnering Jo. Zoo iets maak je maar eens in je leven mee.
De laatste man, een Duitscher kreeg de mooiste beurt. Hij werd met een witkwast goed ingezeept. Wat niet zuinig ging. Daarna schoren ze hem met een groot houten mes en als klap op den vuurpijl kreeg hij een volle emmer water over zich heen. Drijfnat stond hij op. Dat begrijp je. Oh, oh, wat hebben we gelachen. Geloof dat gerust. Toen deze klucht was afgeloopen zijn we naar het achterdek gegaan waar voor de bemanning spelen georganiseerd waren met mooie prijzen. Van de Kapitein 200 Lire en van de passagiers ook zoo'n bedrag. En nog een 20 tal flesschen wijn waar heftig om gekampt werd.
Vooral het mastklimmen was reuze aardig. Een ingevette mast waar ze met geen geweld in konden konden. Ze probeerden het op alle mogelijke manieren. Zelfs stonden ze vier man hoog. Maar toen de bovenste grijpen wou, vloog onder groote hilariteit het geheele stel omlaag. En toch loerden wij met argusoogen omhoog naar de begeerde prijzen en eindelijk gelukte het hen doordat de kleinste matroos langs een touw waarmede de paal geziept stond omhoog te klimmen. Als een kat vloog hij omhoog en ritste alle prijzen er af. Zoo hielden ze ons tot 6 uur bezig.
Om 8 uur was het feest voor ons welk tot elf uur duurde. Daar werden wij bezig gehouden door een stel Duitschers welke voordrachten deden. De Kapitein tracteerde ons op vruchtewijn en een glas champagne, wat wij op hoogen prijs stelden. Ook zong één onzer op verzoek wat echt Hollandsche liedjes welke zeer in den smaak vielen. Altijd vragen passagiers en officieren of wij wat willen zingen. Zij waarderen dit zeer.
Het is ook echt knus zoo'n avond op het voordek. Om 12 uur gingen allen naar het dek om te dansen, maar wij zijn naar bed gegaan. Dat is geen kost voor ons. Maar alles bij elkaar was het een reuze dag, een fijne afwisseling. Het wordt tenminste erg saai de laatste dagen. Je ziet niets anders dan zee en lucht. We verlangen zoo zoetjes aan wel naar het eind van de reis, vooral omdat we nieuwsgierig worden hoe het zijn zal in het beloofde land. Of wij er arbeid kunnen vinden om ons brood te verdien en dan nog te sparen om vrouw en kinderen ook daar te krijgen. Wat zal dat een toost wezen ons gezin weer bij elkaar.
Het zal de vraag zijn hoe het zal gaan bij aankomst te Kaapstad daar wij dit niet voor 1 November kunnen bereiken. Maar goed dat wij verzekerd zijn. Voor de Joden staat het anders. Zij hebben geen rust nu, want de meesten hebben geen geld genoeg om dat te toonen nu de nieuwe voorwaarden met 1 November ingaan. Twee dagen later komt de mededeeling per telegraaf van de Mij. dat de Kapitein alles in het werk moet stellen om te trachten voor 1 November Kaapstad te bereiken. Hij zal dit ook probeeren door een dag minder te Walvischbaai te liggen en Ludwigsbaai niet aan te loopen, wat oorspronkelijk het vaarplan was. Dit is voor de Duitschers een heele opluchting. Verder gebeurt er dien week niet veel bijzonders meer.
Alleen beleefden wij Zondag 18 october een angstig moment. 's Avonds zaten wij zooals gewoonlijk in den rooksalon te schrijven met z'n zessen Hollanders. Trim, onze Ameterdammer lag reeds te bed. Het was zoowat elf uur, toen plots de marconist binnen kwam met een radiotelegram voor Trim. 0h, wat schrokken wij vreeselijk.
Lijkwit beraadslaagden wij hoe dit moest met hem. Wij begrepen natuurlijk wel dat het iets ernstigs moest wezen. Het zou voor niemand meevallen maar voor hem juist vreesden wij het ergste. Maar ja, er hielp geen moedertje lief aan. Wij moesten hem wekken. En het hem overhandigen. De oudste zou dit karweitje opknappen. Vreeselijk schrok die arme jongen. Maar eindelijk zeide hij: "Kiet of dubbel". Dit is een uitdrukking, en hij scheurde het open maar hij las: "Je brieven ontvangen, mijn brieven uit Gibraltar retour. Alles wel. Woon bij Niek in".
Dat was voor ons een reuze opluchting, maar voor hem het meest. Wat was nu het geval. Hij vertelde ons dat hij in een brief geschreven heeft: Het zou mij wat waard wezen te hooren hoe het je gaat, mede met het oog dat zijn vrouw bij het afscheid nemen flauw viel terwijl de trein wegreed. Nu heeft die vrouw er wat geld aan besteed en een radiotelegram gezonden. Wat voor hem reuze was maar ons allen een bang kwartiertje bezorgde. Maar hij gaf ons voor de schrik Maandagavond een glaasje Hoffman, bruin van kleur.
De zee is de laatste dagen erg woelig geworden. De schuit slingert raar. Een vier meter op en neer is het geregeld. Maar wij hebben daarvan geen last. De Kapitein vertelde ons dat het de laatste dagen nog erger zou worden, wat wij wel hoopten. Ik heb al zoo dikwijls gehoord van huizenhooge golven en het zou wat waard zijn om zoo iets te zien al was het maar voor een halve dag.
Het is vandaag Maandag 19 october. Werkelijk koud. Echt guur. Typisch he? Op den evenaar waar je toch smoren moest van de warmte loop je nu te huiveren. Maar dit komt volgens de Kapitein door koude zeestromingen.
Ik zou haast vergeten te vertellen dat er Zondag nog een ongeluk gebeurde. De matrozen werken dien dag ge- woon door en één van hen viel van een ladder en kwam op zijn heup en arm terecht. Huilend van pijn brachten zij hem naar zijn kooi waar hij door een der officieren verbonden werd. Zijn heup is ontwricht en zijn arm dat weten wij niet. Hij kan hem niet bewegen. Denkelijk zwaar gekneusd. Wij gaan hem elken dag trouw bezoeken en brengen hem dan wat fruit of cigaretten. Wat hij heel leuk vind. Terwijl ik dit schrijf is de zee erg ruw. Meters hooge golven. Een pracht gezicht. Zware zeeën slaan over het dek, dus hebben wij ons zin.
Wij vorderen zeer slecht. Het is nu Donderdagmiddag 22 october en komen niet op tijd te Walvisbaai aan. Blijft het weer zoo dan kunnen wij onmogelijk voor 1 November Kaapstad bereiken. De Joden zitten in zak en asch. Maar er is niets aan te doen. Wij verlangen allen naar het eind der reis. Een ieder verveelt zich. Wij doen niets anders dan hangen en nog eens hangen. Elke dag een bewolkte lucht en niets als water. Geen schip te bekennen en het wordt saai. De cigaretten raken op. De sigaren zijn allang op. Alles hebben wij uit gelezen. Dus je begrijpt het wel.
In Walvisbaai blijven wij ongeveer drie dagen lossen. Dan kunnen wij daar weer wat passagieren. Het is een heele tour om nu te schrijven. De Majella slingert geweldig momenteel. De boeg gaat zeker wel 10 Meter op en neer. En de schroef staat onophoudelijk boven water. De meeste passagiers liggen weer op kooi. Wij komen er wondergoed af. Niet een onzer hoeft naar bed. En ikzelf heb nog niet een moment last gehad. Gelukkig, want zij die het wel hebben hebben het niet zoo best. Zij spuwen alles onder. Zien er uit als geesten en eten letterlijk niets.
Tegen den avond steekt er werkelijk een storm op. Wij zaten gezamenlijk op het bovendek toen er van lieverlee groote golven kwamen opzetten. Tot over het promenadedek toe. De schuit slingert gewelddig. Zeker wel 10 a 12 Meeter op en neer. Toch kom je wel onder den indruk, van de kracht van het water. Enorm gewoon. Als je in den wind komt moet je je met geweld vasthouden en kom je niet vooruit. Het is een pikdonkere nacht. Nu en dan even een ster te zien, maar voor de rest niets den hooge golven. De machines gaan geweldig te keer. Iedere keer slaat de schroef boven water en dan gaat hij te keer als een gek. Dan heeft hij geen weerstand. Ik had vergeten de patrijspoort dicht te doen en toen ik eens ging kijken stond zoowaar mijn heele bed blank. Drijfdoornat was het heele zooitje. En de anderen maar lachen. Om 12 uur zijn we naar bed gegaan, maar van slapen kwam niet veel. Wij werden door elkaar gegooid op een reuze manier en moesten ons vasthouden om er niet af te vallen. Dat zou voor mij heelemaal een smak maken daar ik met een laddertje mijn bed moet bereiken. Zoowat 1.60 M. boven de vloer. De Majella kraakt en schudt geweldig. Hij schrangt heelemaal. Alles beweegt. In de eetzalen is alles vastgezet. De slingerlatten worden gebruikt en bewijzen goede diensten. Deze latten dienen om te zorgen dat je bord en niet afsukkelt. De tafel is dan in vakken verdeeld.
Vrijdagmorgen 23 october toen wij onze oogen open deden zagen en hoorden wij dat het iets minder met de golven was. Maar niettemin slaat er wel eens een zeetje over
Het laat zich aanzien dat wij niet voor Zondagavond te Walvischbaai aankomen en de rekening was Zaterdagmorgen.
Het is net of de schuit zoo nu en dan stil staat, zoo'n sterke stroom staat er. Donderdagavond was het bar koud. Wij liepen met onze winterjassen aan met kragen hoog op over het dek en nog was het koud. Ja ik zal blij zijn als wij eindelijk voor een vasten grond onder de voeten krijgen. Altijd dat dek maar op en neer. Wij zien niets bijzonders. A.s. Zondag wordt het twee weken geleden dat wij een schip gezien hebben. Wij raken uitgepraat. De passagiers worden lastig. Zij zeuren de Kapitein z'n kop suf of zij het nu wel halen, en hij schut zijn kop maar eens en belooft zijn best te doen.
Vrijdagmorgen hebben Henk en ik besteed om onze kleeren te wasschen en sokken te stoppen. Dat is een heele toer. Want wij hadden geen heet water en wij kliederen maar wat. Alleen de overhemden gaan naar een linnenjuffrouw die ze voor ons wascht voor 2 Lire het stuk, dat kostte zoowat 25 ct. per stuk. Dus dat is niet zoo duur.
Tegen den middag begint het te stormen wel zoo erg als Donderdagavond. Toen was het een beweging recht tegen de golfslag in, maar nu komt de golfslag van opzij. Dan lijkt het wel een Lunapark schots en scheef en bovendien is het bar koud. Wij hebben geregeld onze dikke jassen aan en kragen op. We gaan ten minste van armoe maar vroeg naar bed en maffen spoedig als rozen.
Zaterdagmorgen was de zee heel wat kalmer en de Kapitein vertelt dat als het weer zoo blijft hij Zondagmorgen 10 uur in Walvischbaai hoopt te zijn. Wat zal dat een feest zijn weer eens wat andere te zien dan lucht en zee. Vooral nu voor ons alles nog nieuw is ook. Dat begrijp je. Maar ik zal zoo zoetjes aan eens gaan eindigen. lk geloof dat ik mijn best heb gedaan.
Allen die dit lezen wil ik van harte groeten.
Ouders, broers en zusters enz.
Wat we te Walvischbaai zien beschrijf ik wel eens als wij weer varen.
Dag allemaal
Jaap
Walvischbaai, Zondagavond 25 october
Ik zal daar de post toch nog niet weggaat omdat het Zondag is nog wat verder vertellen.
Zaterdagavond om 5 uur zagen wij voor het weer land. Wel erg ver weg maar wij zagen het toch. Bergen lagen blakend in het zonlicht. Allen waren blij weer iets te zien. We zijn tijdig naar bed gegaan om vroeg te kunnen opstaan om weer wat te zien en ja hoor, heel in de verte doemde de vuurtoren op.
Diverse vlaggen gingen in top. Wij moesten een uur op stroom blijven totdat de Dokter kwam en om 11 uur lag de Majella voor wal.
Men begon direct te lossen, er was ook haast bij om voor 1 November Kaapstad te bereiken. Een leger van kaffers is daarmede bezig. Ze zien hier niet op een mannetje. Ze werken voor 2 1/2 shilling per dag, zoowat F. 6. per week, dus niet te veel. Om half twaalf kwam post aan boord. Van ons zevental kregen er twee post. Tot onze groote teleurstelling Henk en ik niets. Dat was een tegenvaller, maar enfin we hopen op Kaapstad.
Walvischbaai is niets, maar dan ook niets aan. Een groote zandvlakte met zoowat 100 woningen voor blanken en een kafferdorp en dan ben je uitgepraat.
Wij hebben daar wat gekeken en wat gewandeld. De kafferkralen gezien maar dat is verschrikkelijk. Zij wonen allen in, ja wat zou ik zeggen, varkenskrotten. Het zijn kleine ruimten van uitgeslagen benzineblikken enz.
Maar zij allen loopen toch behoorlijk gekleed. Erg potsierlijk. Alle mannen broeken en jassen aan. En de vrouwen jakken of zoo iets. De mannen hebben ringen in de ooren of een zelfs een veiligheidsspeld.
Vreeselijk zoo te moeten leven. Wat zijn wij dan toch ver voor. Bij het werk gingen zij tekeer als gekken.
Schreeuwen en springen en als ze de kans krijgen gooien zij elkaar gerust een vrachtje op het lijf. We moeten hier veel bevroren vleesch laden voor Abessinië en cement uitladen. Ze werken dag en nacht door.
Een herrie van jewelste. Dat begrijp je.
De geheele dag hebben wij visite aan boord. Heel de blanke kolonie komt aan boord wat praten, wat drinken enz. Het is voor hen wel een groote attractie geloof ik. Neen, hier te wonen zou mij niet lijken, zoo'n gat. Het is nog erger dan Warmentuut (Warmenhuizen, waar de schoonzuster van Jaap vandaan komt, KB).
Eens per dag gaat er hier een trein naar het binnenland, en voor de rest niets. De blanken die hier werken zijn wat opzichters van de slachterij, wat spoorwegpersoneel en wat winkeliers. Vooral Duitschers omdat het voor den oorlog een Duitsche Kolonie was.
Ik zal nu eindigen en ga vroeg naar bed. Wij zijn het loopen zeker niet meer gewoon, want ik ben doodmoe. Morgen zullen wij wat geld wisselen, wat inkopen doen en brieven posten. Ook zal ik een kapper opzoeken. want het haar hangt over mijn boordje heen.
Het weer is hier schitterend. Het zonnetje brandt lekker op je huid. Maar de avond in koud. Dan kan ik je gerust een winterjas aanbevelen.
Ik zal weer vervolgen met wat te vertellen en ik hoop dat de andere brieven overgekomen zijn.
Zondagmorgen kwam eindelijk de vuurtoren van Walvischbaai in het zicht. Gelukkig hoor, het was feest aan boord. Allen stonden op do brug te turen.
Toen we zoowat een half uur ver van de kust waren moesten wij wachten op den dokter en de zeeloods. Toen de deze per stoomboot gearriveerd waren werden de ankers gelicht en konden wij de haven binnenvaren. Om 11 uur lagen wij voor wal en om half twaalf zetten wij voor het eerst voet aan wal na zo lang geen land gezien te hebben. Heerlijk gevoel was dat weer. Men begon direct te lossen en een heel leger van kaffers werd op de Majella losgelaten om cement te lossen en vleesch te laden voor Abessinië, 34 uur duurde dat vleeschladen. U begrijpt dat dit een heel koetje was. Een koddig gezicht was dat al die kaffers. Potsierlijk uitgedoscht met afgedragen kleding van blanken. Ze schreeuwen als gekken en als ze de kans krijgen dan gooien zo gerust zoo'n baaltje vleesch op je beenen.
Allereerst zijn we wat gaan wandelen en hebben een kijkje genomen in de city van Walvischbaai. Dat viel erg tegen. Zoowat 100 houten woningen voor blanken en dan een kafferdorp waar een blanke niet mag komen vanwege de besmettelijke ziekten en de angst dat blanken zich te buiten gaan en in handen komen van kaffers.
Nawoord Kees Bestebreurtje :
Hier eindigt de brief die ik heb tamelijk abrupt.
Mijn vader, Cor, heeft de handgeschreven brieven van Jaap overgetikt en waarschijnlijk een paar doorslagen gemaakt. De handgeschreven brieven heb ik niet gevonden.
Wellicht is er ergens in de familie nog een exemplaar van de doorslagen of zelfs van de handgeschreven versie.
En dat exemplaar dook een aantal maanden later op :
Het gaat over de periode 26 - 30 oktober :
We hebben toch stiekem een kijkje genomen, maar als je dat ziet dan schudden we ons hoofd en hebben meelij met die stakkers, die tenslotte ook menschen zijn.
Ik heb wat foto's genomen en zal deze spoedig sturen.
's Middags zijn we een groote wandeling wezen maken langs het strand, prachtig mooi. 's Avonds vroeg naar bed.
Maandag vroeg op en naar wal. Boodschappen doen. Eerst naar de post en dan naar de kapper, wat geloof me heusch, noodig was.
En toen naar de fotograaf die mij beloofde de foto's te ontwikkelen. Hij heeft woord gehouden want 's nachts om half twee kwam hij mij uit bed bellen, dus dat was in orde. Daarna hebben we de dag doorgebracht met wandelen en rusten.
's Avonds was het aan bord feest. Toen kwamen zowat veertig blanken aan boord zingen, drinken en kletsen. Voor de bewoners is het een feest als er een boot binnen loopt, dit geeft hen afleiding. We gingen om half twee pas naar bed en Dinsdagmorgen stonden wij vroeg op en zagen de kust aan ons onttrekken. Voort gingen we, almaar verder van huis.
We varen dicht langs de kust en zien de onmetelijke woestijn zand en nog eens zand. In het water zien wij veel zeehonden, honderden van die beesten. Een leuk gezicht is dat, telkens boven water en dan weer onder.
Dinsdagavond heb ik besteed aan schrijven, al maar schrijven. Ik heb al heel wat afgepend.
Het is nu zoowat elf uur en ik ga maffen. Morgenochtend om zes uur zijn we te Ludwigsbaai, waar we om 12 uur weer vertrekken en daar willen we nog wat zien. Dus slaap wel....
Vanmorgen zijn we vroeg opgestaan omadt we de ankers wilden horen vallen op de reede van Ludwigsbaai. Toen we uit bed kwamen wachtte ons een prachtig schouwspel. We lagen tusschen de zandvlakte in en voor ons lag een prachtig stadje, een bouwdoos gelijk. Links de diamantvelden, rechtsch een groot vogeleiland. Beide zijn voor iedereen verboden. Als men zich per ongeluk begeeft op de diamantvelden en men zich bukt, krijgt men zonder pardon de kogel. De velden worden streng bewaakt door soldaten. De bemanning vertelt dat als je een uur zoekt, je schatrijk bent. We zijn niet aan wal gegaan, het was te duur. Men vroeg voor tien minuten varen 3½ shilling, dat is zowat een retour voor drie gulden vijfenzeventig. Dat kan bruintje niet trekken. De reis was toch al veel duurder dan ik dacht. Het is alles tamelijk prijzig en met het wisselen van geld verspeelt men nogal wat. Om 1 uur zijn we vertrokken voor de laatste trip. Nog drie dagen varen.
Die laatste dagen hebben besteed om kleeren te wasschen en koffers te pakken. We maakten een smoesje met een der dames passagiers die voor ons zes overhemden streek. Dat was een koopje voor ons.
Donderdag was het weer zeldzaam mooi. Op den dag een echt Afrikaansch zonnetje en in den avond een prachtigen maan, die als zilver op het water scheen.
Vrijdag zijn we vroeg opgestaan omdat er land in zicht was. Tegen twaalf uur kwam de beroemde tafelberg in zicht. Nog zowat 3 uur varen, dan zit de zeereis er op. Daarna 36 uur sporen en dan.... zullen we hopen arbeid, werk. Wat tenslotte het doel is van deze reis.
Wij hebben genoten onder de reis en ik zal deze niet licht vergeten. Men krijgt nu eenige indruk hoe groot de wereld wel is. Het is voor de Duitschers een heele opluchting voor 1 November binnen te zijn. De meesten hunner hadden bij aankomst na dien datum niet toegelaten geworden.
Vandaag hebben wij voor een armen Duitscher een collecte gehouden. Deze man had niet één cent op zak, wist niet hoe het gaan moest. Geen werk, geen geld en geen woord Engelsch en niet te weten waar de eerste nacht te slapen.
Ik ben zoo langzamerhand gewoon even voor aankomst in een haven te eindigen om de brieven spoedig te kunnen posten. Zoo zal ik ook nu doen. Als ik op de plaats van bestemming ben aangekomen zal ik het laatste gedeelte van de groote reis nog vertellen.
Ik geloof dat ik mijn best heb gedaan en hoop dat al mijn brieven Holland hebben bereikt. Anders zonde van de tijd. Ik wensch jullie allen veel goeds. De hartelijke groeten en tot wederziens toe.
Jullie broer en zoon JAAP
Op onze site hebben we nog een bijdrage van Kees Bestebreurtje:
Een lange brief van Cor Bestebreurtje aan zijn broer in Zuid-Afrika over de 5 jaren van WO II
Bovenstaand verhaal verscheen op onze site in 2005, Juni 2011 ontvingen we deze aanvullende foto's......:
Kees Bestebreurtje:
En nu, 75 jaar na de reis, duiken er twee foto's op waar Jaap Bestebreurtje en zijn reisgenoten op staan. Vlak voor vertrek uit Genua is het gezelschap, keurig in het pak, op de foto gezet.
Het tweede kiekje is aan boord op weg naar Kaapstad gemaakt. De foto's komen van de zoon van één van de reisgenoten, die tot zijn vreugde het reisverhaal op deze site ontdekte.
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|