Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Het gesticht Bethesda in Rotterdam

Nadat de gereformeerden de beschikking hadden gekregen over Eudokia

villawelbehagen

Villa Welbehagen, het latere Eudokia

en de Rooms-Katholieken reeds langer beschikten over het St.-Antoniusgesticht,

anthoniusoud

St Anthoniusgesticht

LINK

kon "de Grote Kerk" van Rotterdam niet achterblijven.

laurens1676

1676

Gezicht op de Binnenrotte bij de St. Laurenskerk.

Achter de kerk was het Amsterdamse veer, de vertrekplaats van de trekschuitdienst op Amsterdam.

Aan de overzijde van de Binnenrotte was het Leidse Veer

LINK

Initiatiefnemer werd diaken D. J. Schrauwen, die in maart 1892 bij het college der diaconie het voorstel indiende om een commissie te installeren, die zich zou moeten buigen over de volgende vragen:

Nadat de diaconie op 30 maart 1890 aan dit voorstel had voldaan en een commissie had ingesteld, volgden de gebeurtenissen elkaar snel op.

Reeds op 6 april werd de commissie attent gemaakt op een "buitenverblijf met erf, fraai aangelegde tuin om het huis heenloopende, met koepel en schuur of loods, aan het einde van de Oostmaaslaan nabij de plantage no. 12 te Rotterdam". Na een prompt gedane inspectie achtte men het gebouw "goed, nuttig en doelmatig", en men sprak over "de buitengewone gezonde ligging aan de Maas". Dit werd daarna nog eens bevestigd door een deskundige die rapporteerde "dat het Buitenverblijf zijne verwachtingen verre overtroffen" had. Aangezien het gebouw spoedig in veiling zou worden gebracht, was snel handelen geboden en werd, nog vóór de commissie met de overige diakenen had vergaderd, besloten tot aankoop van het pand ten Oosten van het Maasstation.

Mochten er al financiële bezwaren aan de aankoop en het exploitatieplan verbonden zijn geweest, dan waren deze van zeer korte duur. Reeds op 27 april 1890 kon de commissie aan de broeders diakenen berichten "dat de koopprijs en kosten van het buitenverblijf voor gemeld doel bestemd ten geschenke is gegeven door een lid der Gemeente die onbekend wenscht te blijven". Dankzij andere giften en inkomsten (o.a. van een bazar) was een eerste exploitatiejaar zonder meer mogelijk. Hoewel er verscheidene diakonieleden waren die zich sceptisch uitlieten over de mogelijkheden van exploitatie op langere termijn, werd toch besloten op l juli 1892 de inrichting te openen.

Men stelde voor een vrouw tot hoofd van het nieuwe gesticht te benoemen "en verder al naar mate de behoeften tot opname zich voordoet te trachten geschikte suppoosten te bekomen, die meer uit liefde dan om geld te verdienen, hulp zouden willen verleenen".

De vraag wie het personeel mocht aanstellen, het college van diakenen of de commissie, werd na ampele discussie beslist ten gunste van de diakonie.
Daarop werden Johanna van Ravesteyn tot directrice benoemd, Herminus C.G.L. Ribbink (1865-1939) tot geneesheer en "tot man en vrouw in het Gesticht de echtelieden zonder kinderen Van Rongen en huisvrouw, tegen f 200,- salaris, vrij kost en inwoning en desnoodig geneeskundige hulp".

Wat later dan verwacht werd op 17 augustus 1892 het Gesticht voor Chronische zieken aan de Oostmaaslaan officieel door diakenen geopend. Drie vrouwen waren toen al in verpleging.

In de eerste maanden waren de ontwikkelingen allerminst hoopgevend. In november 1892 waren er nog slechts vijf opnamen geweest, terwijl aanvragen van mensen die tegen betaling wensten te worden verpleegd tot dan toe alle waren afgewezen. Het bestuur wenste het gesticht vóór alles een diaconale instelling te doen zijn waar alleen bedeelden onderdak geboden werd.
Slechts onder druk van de zware financiële lasten die de exploitatie van een onderbezette inrichting met zich bracht, waren diakenen bereid betalende patiënten op te nemen. Deze opnamen waren echter wel gebonden aan de eis dat de patiënt ten minste zes jaar belijdend lidmaat der Nederlands Hervormde kerk moest zijn. Als restrictie gold bovendien dat niet meer dan een derde deel der beschikbare plaatsen door betalende patiënten mocht worden ingenomen.

Voor de gewone "diaconie-klantjes" waren de eisen in zoverre lichter dat men ten minste twee jaar als lidmaat moest zijn ingeschreven, onderstand moest genieten van de diaconie, door een medicus chronisch ziek moest zijn verklaard, en "een getuigen-bewijs moest hebben van goed zedelijk en godsdienstig gedrag". Afgezien van het medisch attest, dat overigens een slechts adviserend karakter droeg, beslisten dus diakenen over al of niet opnemen.

De mogelijkheid ook betalende patiënten op te nemen, is voor het voortbestaan van het gesticht van doorslaggevende betekenis geweest. Zelfs uitbreiding werd noodzakelijk. Het gebouw bestond oorspronkelijk uit twee etages, met op de begane grond twee ziekenzalen, een bestuurskamer, een eet-en conversatiezaal en de keuken, en op de eerste etage nog drie ziekenzalen, een "zitzaal" en een viertal kamers voor het inwonend personeel.

Besloten werd om in de moestuin naast het oude pand een bijgebouw voor 60 extra bedden te plaatsen. Na een inzamelingsactie kon begin 1895 de bouw worden aanbesteed, waarna op 9 april 1896 het nieuwe onderkomen werd geopend. Bij die gelegenheid kreeg het gesticht de naam

Bethesda, Huis voor Chronische Lijders

Tot nieuwe directrice werd Alberdina van der Linde Huizinga benoemd.

bethesdaachterzijde1895

1895

Bethesda, Huis voor Chronische Lijders
achterzijde






Klik hier voor de overige zorg verhalen





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

16 Augustus 2002