Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De tramwegen en stoombootveren van de RTM rondom Rotterdam




En toen dook Aad een boek op van zijn Geschiedenis leraar (
link)

verseputfoto

Dr. J. Verseput

Kamer van Koophandel en Fabrieken van Rotterdam, 1928 - 1953
Gedenkboek in opdracht van de Kamer, geschreven door Dr. J. Verseput
voor de Kamer uitgegeven door W.L. & J. Brusse N.V., Rotterdam, 1955

en daar maak je natuurlijk wat samenvattingen uit, bijvoorbeeld het onderstaande verhaal, want geschiedenis blijft Aad's afwijking.





rtmnetverseput

De RTM reed in 1953 vanuit Rotterdam naar Oostvoorne, Hellevoetsluis, Goudszwaard, Numansdorp, Strijen.

Met het stoombootveer kon je dan van Hellevoetsluis naar Middelharnis of van Numansdorp naar Willemstad, Den Bommel, Galathese Sluis en naar Zijpe.

Van Middelharnis kon je dan weer verder naar Ouddorp of Ooltgensplaat.

En van Zijpe naar Zierikzee en Haamstede. Of evt naar Steenbergen in West-Brabant.

En natuurlijk duiken we even wat foto's op van de RTM oftwel het Moordenaartje, allemaal her en der te vinden op onze site :

rtmwinterdienst

stoomtramretro



Citaat uit dit verhaal :

Daar stond de stoomtram, die ons met fiets en al naar de Rosestraat in Rotterdam-Zuid zou brengen.

De stoomtram, later het Moordenaartje genoemd, reed van Hellevoetsluis naar Rotterdam-Zuid en werd geëxploiteerd door de Rotterdamsche Tramweg Maatschappij (RTM) niet te verwarren met de Rotterdamse Electrische Tram (R.E.T.).

En dan nu even Alex die op zijn beurt ook weer een aantal ooggetuigen aan het woord laat:

Even verder lopen we onder het Poortgebouw door. Vroeger zetelde hier een aantal Gemeentelijke Diensten. Ook heeft er geloof ik nog een bordeel gezeten, maar daar kan ik U niets over vertellen. Wij komen nu op het Stieltjesplein. Aldaar vinden we (een klein stukje de Rosestraat opwandelend) het hoofdkantoor van de Rotterdamse Tramweg Maatschappij (RTM). Vanaf de vroege jaren 1950 kampeerden wij op het "Van Itersonkamp" in Rockanje, een veertig kilometer van Rotterdam, aan zee. We gingen daar elk zomerweekend op de fiets (later met hulpmotor) naar toe. Als het héél slecht weer was, reden wij wel met de Rotterdamse Tramweg Mij over de (oude) Spijkenisserbrug naar Oostvoorne. Vandaar verder met de bus van Vermaat naar Rockanje. Want gekampeerd moest er worden, weer of geen weer!!
De RTM niet te verwarren met de Rotterdamse Electrische Tram (R.E.T.). De RTM verzorgde vervoersdiensten naar de omliggende eilanden via Rotterdam-Zuid. De R.E.T. uitsluitend stadsdiensten. De één reed met stoomloco's en motorwagens; de ander met electrische trams. Nevenstaande kaart laat het net van de RTM zien. Stoomloco's? Jawel. Voor die tijd was het vervoer door de RTM zeer goed, temeer omdat het mensdom niet zo gehaast was als tegenwoordig.
De RTM stoomtram had wel een lugubere bijnaam. In verband met de vele ongelukken in de druk bevolkte wijken in Rotterdam-Zuid werd hij al snel "het moordenaartje" genoemd. Dat die naam terecht was, kan ik persoonlijk onderschrijven. Van 1945 tot 1947 was ik agent, c.q. hoofdagent van politie te Rotterdam. Mijn bureau was aan de Nassaukade; en aan de grens van onze wijk heb ik toen eens een ongeval meegemaakt, althans de ravage, nadat een vrouw was aangereden door het moordenaartje. De details zal ik U besparen, (GRAAG) maar ik ben er goed overstuur van geweest.


rtm ongeluk


vandaar de naam RTM Moordenaar

En dan nu Dr. J. Verseput :

Aad heeft de afkorting R.T.M. en R.T.M, vervangen door RTM, anders vindt niemand dit verhaal.

Had de Kamer van Koophandel in het algemeen succes gehad bij haar werkzaamheden ten gunste van een verbetering van de toegangswegen naar Rotterdam, zulk een resultaat was haar ontzegd bij haar streven naar betere verbindingen met het zuidwestelijk gedeelte van ons land, met name Goeree Overflakkee.

De verbindingen tussen dit eiland en zijn randgebieden waren omstreeks 1920 onvoldoende. Er bestond een veerdienst tussen Ooltgensplaat en Dintelsas, maar deze was slechts geschikt voor voetgangers en rijwielen; die tussen Ooltgensplaat en Numansdorp kon slechts worden onderhouden wanneer waterstand en weersomstandigheden dit toelieten en die naar Schouwen en Duiveland kon slechts met groot ongerief voor de gebruikers worden uitgevoerd.
De enige behoorlijke verbinding was die tussen Middelharnis en Hellevoetsluis, die werd geëxploiteerd door de R(otterdamsche) T(ramweg) M(aatschappij), die ook geïnteresseerd was bij de eenmaal daagse bootverbinding tussen Middelharnis en Rotterdam.

Tegen de wijze van exploitatie van de veerdienst Middelharnis-Hellevoetsluis bestonden grote grieven. Men had sterk de indruk, dat de RTM het concurrerende autoverkeer tegenwerkte door het heffen van uitzonderlijk hoge tarieven voor het overzetten van een auto over het Haringvliet. Zo moest bijvoorbeeld voor het vervoer van een vrachtauto ongeveer / 1,35 per 100 kg worden betaald. Het gevolg van deze hoge vrachtprijzen was, dat het verkeer met vrachtauto's zeer bemoeilijkt werd, hetgeen ook in de hand werd gewerkt door de geringe vervoerscapaciteit der schepen, waardoor automobilisten vaak genoodzaakt waren uren te wachten.

De verkeersmoeilijkheden waren onderzocht door een staatscommissie en deze had in haar rapport van 16 December 1920 o.a. geschreven: "Van de RTM is niet te verwachten, dat zij uit eigen beweging tot uitvoering der . . . verkeersmaatregelen zal medewerken. De RTM is het voorbeeld van een onderneming, die ongeschreven plichten niet erkent, haar gedragslijn is om alleen datgene te doen, waartoe zij kan worden genoodzaakt".

Het is dan ook niet te verwonderen, dat op Goeree-Overflakkee een Vereeniging tot Verbetering van de verbinding van Goeree-Overflakkee met den Vasten Wal, waarvan de zetel in Ooltgensplaat was gevestigd, was opgericht. Deze vereniging streefde naar een betere verbinding met Rotterdam via Numansdorp, waardoor men gebruik zou kunnen maken van het betere wegennet in de Hoeksche Waard en op IJsselmonde.
Naast deze vereniging ijverde de Vereniging Goedereede en Overflakkee's Belang voor verbetering van de verbinding tussen Ooitgensplaat en Dinteloord, die daardoor ongewild een oriëntering op Antwerpen propageerde. Om het geheel echter nog ingewikkelder te maken werd van Stad aan 't Haringvliet uit een actie gevoerd ten gunste van een nieuwe verbinding tussen deze gemeente en Beierland.

De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam had vanzelfsprekend belangstelling voor dit probleem en zijn eventuele oplossing en toen dan ook in de herfst van 1928 van verschillende zijden een beroep werd gedaan op haar hulp, besloot zij het probleem "Flakkee" op haar agenda te plaatsen, daarbij wel bevroedend, dat zij haar hand in een wespennest stak.
Dit bleek reeds onmiddellijk nadat zij op 20 November 1928 contact had gezocht met Ir A. J. Kuiper, directeur van de RTM. Deze toch verklaarde, dat de RTM prioriteitsrechten bezat en haar toestemming voor de indienststelling van elke nieuwe veerverbinding was vereist. Wat uitbreiding der diensten of verlaging der tarieven op de bestaande veerdienst betrof, bleek hij slechts bereid te zijn hiertoe over te gaan, wanneer Rijk of Provincie subsidie aan de RTM zouden verlenen. Een gelukkige omstandigheid was, dat de actie van Stad aan *t Haringvliet werd uitgeschakeld, omdat een veer verbinding van die gemeente uit niet rendabel geacht kon worden. Deze toch zou slechts kunnen dienen voor passagiers die de beschikking hadden over een automobiel, omdat Stad aan 't Haringvliet niet aan de trambaan van de RTM op Goeree-Overflakkee lag.

De Kamer moest derhalve nog rekening houden met de beide overblijvende comité's, waarmee ook voorbesprekingen werden geopend, die echter weinig tastbare resultaten opleverden. Wel werd het duidelijk, dat, in verband met het ontbreken van behoorlijke verbindingen tussen Dintelsas en de rest van Noord-Brabant, de verwezenlijking van de plannen voor de indienststelling van een veerdienst OoItgensplaat-Dintelsas dubieus moest worden geacht, hetgeen door de Kamer van Koophandel nu niet direct werd betreurd.

Op 16 Januari 1929 werd in Rotterdam een gecombineerde bespreking gehouden. De voor- en nadelen van de verbindingen tussen Hellevoetsluis-Middelharnis en Numansdorp-OoItgensplaat werden tegen elkaar afgewogen en men kon het tenslotte eens worden over de verzending van een adres, waarin in de eerste plaats zou worden aangedrongen op verbetering van de bestaande veerdienst, maar waarin ook zou worden gepleit voor het in dienst stellen van een tweede verbinding: Numansdorp-OoItgensplaat.

Een concept-adres aan de Tweede Kamer was op 22 April 1929 gereed, maar het is nooit verzonden, omdat in die dagen bekend werd, dat de Regering een studiecommissie inzake de verbindingen wilde instellen. Op 2 Juli d.a.v. vond de installatie van deze commissie, waarin de Kamer van Koophandel was vertegenwoordigd door de heer Van der Lugt, plaats.
Op 6 Mei 1930 vroeg de Kamer van Koophandel kwansuis inlichtingen betreffende de werkzaamheden van deze Commissie-Van Rijckevorsel. Dit bleek voorbarig te zijn geweest, want op 14 Juni van dat Jaar verscheen het eindrapport, waarin een vernietigend oordeel werd geveld over de bestaande verbindingen, die op elk terrein onvoldoende moesten worden genoemd. De Commissie meende een pleidooi te moeten houden ten gunste van een goede verbinding tussen Goeree-Overflakkee en Noord-Brabant.

De Commissie-Van Rijckevorsel zou niet het laatste woord spreken, want toen er in 1931 sprake was van het staken van de tramdienst op Goeree-Overflakkee, werd een nieuwe studiecommissie geïnstalleerd. Deze Commissie-Van Boeyen kwam tot de conclusie, dat opheffing van de tramdienst geenszins als een ramp zou mogen worden beschouwd, omdat het verkeer beter zou zijn geholpen door een goede dienst met autobussen. Zij drong echter wel aan op verbetering van de veerdienst Middelharnis-Hellevoetsluis en daarnaast op de instelling van een nieuwe dienst tussen Galatheese-haven en Dintelsas.

De tram verdween echter niet, want de financiële moeilijkheden der RTM konden weer met hulp van de Regering uit de weg worden geruimd. De Kamer van Koophandel kon deze ontwikkeling niet waarderen. Een en ander gaf haar een scherp adres aan de Minister van Waterstaat, Jhr Ir O. C. A. van Lidth de Jeude, in de pen, dat op 27 Juni 1935 werd verzonden. De laatste zinsneden van dit stuk luidden: "Het ligt niet op den weg van onze Kamer zich uit te spreken over de oplossing van de moeilijkheden, waarin de Rotterdamsche Tramweg Maatschappij zich thans bevindt. Maar wel acht zij het haar plicht er met nadruk voor te waarschuwen, dat niet een oplossing wordt aanvaard, waarbij de verkeersbelangen van dit gedeelte van Zuid-Holland ondergeschikt worden gemaakt aan de belangen van de Rotterdamsche Tramweg Maatschappij. Onder die verkeersbelangen neemt een afdoende verbetering van het veer Middelharnis-Hellevoetsluis een zeer voorname plaats in en het komt ons voor, dat daarin thans allereerst voorzien moet worden".

De wegen, die de Overheid bewandelde, waren ondoorgrondelijk, want zij hield steeds de RTM de hand boven het hoofd en men bleef doorsukkelen met het verouderde materieel.

De wens van de bovengenoemde Commissie-Van Boeyen betreffende de instelling van de veerdienst Galatheese-haven-Dintelsas werd in Mei 1935 vervuld, doordat de N.V. Reederij Van der Schuyt deze veerdienst opende. Haar grote veerboten boden voldoende ruimte voor vrachtauto's en de oriëntatie van Goeree-Overflakkee op Antwerpen scheen niet tot de onmogelijkheden te behoren. Het tot stand komen van de brugverbindingen bij Moerdijk en Dordrecht zou deze ontwikkeling kunnen voorkomen.

In de kringen der Kamer van Koophandel nam men in het begin van Juli 1935 met belangstelling kennis van het voorstel der zelfde rederij de veerdiensten tussen Hellevoetsluis en Middelharnis te moderniseren, doch om onnaspeurlijke redenen werd te bevoegder plaatse niet op dit project ingegaan. Wel gelukte het in April 1938 aan deze onderneming een nieuwe veerdienst tussen Den Bommel en Numansdorp te openen, waardoor de belangen van Rotterdam weer werden gebaat.

Op het ogenblik, waarop de Duitsers ons land binnenvielen, werd door de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam weer gedebatteerd over de verbinding tussen Rotterdam en de Zuidhollandse- en de noordelijke Zeeuwse eilanden. In Maart 1940 had de Kamer zich in een nota aan de Minister van Waterstaat uitgesproken voor liquidatie van de Vennootschap R(otterdamsche) T(ramweg) M(aatschappij) en oprichting van een nieuwe onderneming, waarin meer ruimte voor het particulier initiatief zou zijn.

Op 24 April was zelfs een vergadering belegd, waaraan behalve vertegenwoordigers van de Kamers van Koophandel te Dordrecht, Middelburg, Rotterdam en Vlaardingen ook afgevaardigden van burgemeester-comité's van de eilanden deelnamen. In deze samenkomst was eveneens het besluit genomen een verzoekschrift, waarin verbetering der verkeerstoestanden en opheffing van het monopolie van de RTM zouden worden gevraagd, aan de Minister van Waterstaat te zenden.
De verzending werd tengevolge van de oorlogshandeling uitgesteld, maar op 31 October 1940 kon het stuk aan de Secretaris-Generaal van genoemd Departement worden verzonden. Door Den Haag werd er niet op gereageerd. Men sukkelde voort.

Toen in 1942 de RTM wederom in financiële moeilijkheden was geraakt, won het Departement van Waterstaat op 11 Augustus 1942 advies in bij de Kamer van Koophandel over een eventuele exploitatie der diensten door de R(otterdamse) E(lectrische) T(ram). Op 28 Augustus zond de Kamer het gevraagde advies in, dat hierop neerkwam, dat men zich gedurende de oorlogsjaren slechts zou moeten beperken tot het moderniseren van het bestaande vervoersapparaat, om daarna de stoomtram te laten verdwijnen en te vervangen door een ander vervoermiddel, waarvan "de keus (zou kunnen) worden uitgesteld tot een duidelijker inzicht verkregen (zou zijn) in de verhoudingen, welke na den oorlog (zouden) ontstaan".

Aan dit advies werd gevolg gegeven en zo bleef het "trammetje" gehandhaafd.

Op onze site hebben we nog veel meer over de Rotterdamse Trammen, klik maar eens HIER bijvoorbeeld.





Klik hier voor de overige verhalen van Dr. J. Verseput





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

9 Mei 2003