(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
We gaan terug naar de jaren 1525, we gaan het hebben over de Wederdopers, een stroming die de zaak van de Kerkhervorming qua beeldvorming meer kwaad dan goed heeft gedaan. Een beweging met apocalyptische denkbeelden.
We vatten het even samen : Wederdopers (die geloofden dat je je voor de tweede keer moest laten dopen) trokken op naar de Westfaalse stad Münster en stichten daar een Nieuw Jeruzalem, althans dat vonden zij...Onder leiding van o.m. Jan van Leiden. De inwoners die het niet eens waren met de denkbeelden van Jan van Leiden werden de stad uitgezet.
Jan van Leiden (1509 - 1536)
Koning der Wederdopers te Münster
Honderden gewapende Wederdopers trokken vervolgens naar Münster, de stad werd als reaktie al spoedig belegerd door de "autoriteiten" en binnenin de stad ontstonden steeds extremere toestanden, naaktloperij en veel wijverij, zoals dat toen genoemd werd, polygamie noemen we dit nu.
De stad werd weliswaar fanatiek verdedigd, maar tijdens de 18 maanden durende belegering ontstonden overal in de Nederlanden opstandjes van achtergebleven Wederdopers, de zaak dreigde uit de hand te lopen. Het beleg van hun Nieuw Jeruzalem werd gezien als het begin van een grote en gewelddadige apocalyptische verandering, een Nieuwe Aarde zou ontstaan nadat de Oude Aarde ten onder zou zijn gegaan, alleen zij van het Ware Geloof zouden deze overgang overleven, aldus, samengevat, Jan van Leiden. De uiteindelijke inname van de stad Münster had uiteraard een ontnuchterend effekt. En in deze roerige dagen speelt onderstaand verhaal :
Onder den naam Wederdooperij worden verschillende extreme richtingen samengevat, die echter gemeen hebben hun geloof in de op handen zijnde komst van het duizendjarig rijk, dat een herstel van den schuldeloozen toestand van voor den zondeval zal brengen onder de heerschappij van Christus zelf en in de verwerping van den kinderdoop.
In Zwitserland, Zuid-DuitschIand en Tirol doen deze denkbeelden in allerlei schakeeringen opgeld. De meest gezaghebbende onder hun profeten is de Zwabische pelswerker Melchior Hofmann, een autodidact, die zijn door bijbellezing verworven overtuiging sedert 1524 in woord en geschrift verkondigt. Ziin omzwervingen voeren hem ook naar het hof van koning Frederik I van Denemarken, van wien hij een officieele aanstelling tot Luthersch predikant te Kiel weet te verkrijgen.
Maar gaandeweg begint hij zich van het Lutheranisme af te wenden en in 1529 ziet hij zich genoodzaakt na een twistgesprek met rechtzinnige theologen over het avondmaal, naar Straatsburg, een centrum van de doopersche beweging, de wijk te nemen. Daar krijgt hij al spoedig onder gelijkgezinden een leidende positie en vandaar breidt na zijn vestiging de Wederdooperij zich snel over Neder-DuitschIand uit.
Te Emden sticht hij een gemeente en vertrouwt die toe aan de herderlijke zorgen van Jan Volkertsz , genaamd Trijpmaker. Als in 1530 dezen en den zijnen bevolen wordt Oost-Fnesland te verlaten, vinden zij een gastvrij onthaal in Holland, waar zij verschillende gemeenten stichten, met Amsterdam als middelpunt. Maar nauwelijks is hun stijgende invloed ruchtbaar geworden, of de landsregeering begint ook hier tegen hen op te treden en enkele voormannen, onder wie Trijpmaker, moeten op het schavot voor hun dwalingen boeten.
Hun volgelingen, de bondgenooten, zooals zij zich noemen, omdat zij de wederkomst des Heeren afwachten en als bondsteeken den doop ontvangen, krijgen van Hofmann een wenk om zich voortaan van openbaar vertoon te onthouden en in het geheim de leer van de naderende vervulling der tijden, van het aanstaande wereldgericht en van het nieuwe Jeruzalem te verbreiden.
Als Hofman in 1533 te Straatsburg gevangen gezet wordt en de vervulling van zijn apocalyptische voorspellingen achterwege blijft, treden uit de kringen der bondgenooten meer revolutionaire figuren naar voren, als Jan Matthijsz., de profeet der wraak, die door goddelijke openbaring verkoren heet te zijn, de goddeloozen door wapengeweld van de aarde te verdelgen. Niet Straatsburg, maar Munster in Westfalen zal deze rol toebedeeld worden.
Terwijl de gebeurtenissen in Munster hun tragi-komisch verloop hebben en zijn bedreigd koningschap Jan van Leiden tot steeds dollere bezetenheid opzweept, beginnen de wederdoopers ook in de Zuid-Hollandsche steden vasten voet te krijgen, hoewel het daar nooit tot die excessen komt, die zich te Amsterdam voordoen.
Jan Beukelsz. van Leiden, Gerrit de Boekbinder en Comelis Pietersz. stichten in 1533 gemeenten te Brielle en Rotterdam, waarvan de eerste door het verschijnen van den revolutionairen ijveraar Meynert van Emden voor de openbare orde gevaarlijk begint te worden, zoodat de overheid ingrijpt; Cornelis Pietersz. wordt gedood en zijn bezittingen verbeurd verklaard en de bondgenooten kunnen zich slechts door de vlucht redden.
Onder hen bevindt zich ook een door Meynert gedoopt echtpaar, de barbier Adriaen Jansz. en zijn vrouw Anneke Jansdr. wier huis tot vergaderplaats van de geloovigen gediend heeft.
Zij vluchten naar Engeland, vandaar schrijft Anneke een brief aan een meer gematigden geestverwant van Meynert, David Jorisz., met wien zij in Holland in aanraking gekomen is en wiens mystieke dweeperij een diepen indruk gemaakt heeft op haar ontvankelijk gemoed.
Hij heeft de leer verkondigd van de drie tijdperken in het Godsrijk, die van Mozes, Christus en David, en Anneke weet hem in haar brief te suggereeren, dat hij, de "ridderlijke voerman Israëls", de "beminde des Heeren", van die drie de grootste is. "O, gij geheyligde des Heeren", schrijft zij, "doet mannelijk, laet het U niet verdrieten, 't is noch om een weynig te doen dat Hij komen sal om een proeve zijnder heerlijkheyd te toonen in ons tot een oordeel der weereld en tot Sijnder en onser glorie ... die Heer sal uwe kracht vermeerderen en tot meer wijsheid toedoen, want Hij een lust tot u heeft, u, seg ik, dien Hij een wachter in sijn huys gesteld heeft . . ."
Kort na de ontvangst van Anneke's brief krijgt David door een visioen de overtuiging, dat hij, zoo al niet de beloofde David, dan toch in ieder geval een wegbereider des Heeren is; als daad van piëteit geeft hij dan ook later Anneke's testament en het door haar gedichte bazuinlied uit.
Het is de zevende bazuin, welke de komst van het Koninkrijk Gods aankondigt, die zij in haar extase hoort:
lek hoer die basuene blasen
Zeer vern hoert men haer geschall
In Jerusalem in Edom unde Basan
Die boden roepen over all
Haer gheluyt is nae mijn versinnen,
Maeckt u totter brulofft bereyt
Alle die den Koeninck beminnen,
Die poert is open, gaet binnen
Verciert u, doet an u bruloftskleyt
Verderop laat zij een opstandigen toon hooren :
Versampt u alle, wilt U van der landtsheeren vleysch voeden
Soe sij deden wort hem gedaen!
O gij knechten des Heeren sijt vrom van moede,
Wascht u voeten in der Godlosen bloede,
Dit loen sullen unse roevers ontfaen!
Misschien is het wel dit lied, dat zij op haar doortocht door Rotterdam in haar overmoed zingt en waardoor zij haar gezindheid verraadt.
Uit Engeland is zij overgestoken om den profeet in Delft te ontmoeten en op het oogenblik, dat zij op de Delftsche schuit wil stappen, wordt zij met haar reisgenoote Christina door de dienaars van den schout gegrepen.
Een gerechtelijk verhoor van beide vrouwen leidt tot een onderzoek naar de toestanden in Delft en het gevolg is, dat vrijwel de heele op niets voorbereide doopersche gemeente aldaar in het begin van 1539 wordt gevangen genomen.
De recente gebeurtenissen in Munster en Amsterdam hebben de noodzakelijkheid van een krachtig optreden in dergelijke aangelegenheden aangetoond.
Plakkaten van 2 Januari en 26 Februari 1539 bepalen dan ook, dat soo wie Davidt Joris ende Meynart van Embden, herdopers, logeren, sonder die aen te brengen, levendich in haer deur gehangen sullen worden ende diese aenbrengen van elck genieten sullen 100 gulden
Aan David heeft niemand die hooge premie kunnen verdienen, hij heeft kans gezien naar het buitenland te ontkomen en vestigt zich te Bazel, waar ziin geestverwanten in Holland hem in staat stellen onbekrompen te leven.
Met onze Anneke loopt het minder goed af.
Zij wordt veroordeeld tot den dood door verdrinking en vindt op weg naar de plaats, waar dit vonnis zal voltrokken worden, een bakker bereid haar zoontje als kind aan te nemen, een treffend moment, dat later door Jan Luyken in beeld wordt gebracht.
Anneke Jansdr geeft haar zoontje Esaias de Lint aan een bakker
De pleegvader heeft geen berouw gehad van zijn goede daad; de kleine Esaias (de Lint) brengt het later ver in Rotterdam, hij wordt brouwer in het Anker en bekleedt als burgemeester een eervolle plaats in het stadsbestuur.
Anneke Jansdr vlak voor haar verdrinking in de Schie bij de Delftsche Poort
1670
De Delftse Poort met links de Hofpoort
LINK
In uw pagina over de verdrinking van Anneke Jansdr lees ik het één en ander over de wederdopers die volgens u terecht een slechte naam zouden hebben. Uit het Geuzenboek van Louis Paul Boon komt een heel ander beeld naar voren.
De hele opstand in de Nederlanden komt in een heel ander daglicht te staan dan we gewend zijn in het Calvinistische Nederland en het Katholieke België. Daar kan men het mee eens zijn of niet het is zeker de moeite waard eens een andere visie dan de gangbare te horen.
Met vriendelijke groeten,
Bosz de Kler
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|