Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Het schoolleven tijdens de Bezetting




Liep Aad tegen een boek op waarin deze foto stond.... wel uit 1951, maar Aad herkende er meteen een aantal van. Uit welk boek ?

Van Zorg en Zegen
1901 - 1951
Gedenkboek 1e Chr. HBS
Rotterdam

gaan we op deze en andere pagina's uit voorlezen op onze site

lerarenhbs

College van leraren der Chr. H.B.S. in 1951

Nieuwgierig hoe al die leraren heetten, klik dan even op deze
Reunie HBS link, misschien even zoeken, maar de bovenstaande foto staat er ook in en daaronder....





Op deze pagina 3 verhalen :

Verhaal 1 :

Het is niet verwonderlijk, dat, nadat in Mei 1940 ons land onder de voeten was gelopen door onze Oostelijke buren, velen zich afvroegen, hoe het zou gaan met onze instellingen en organisaties, opgebouwd naar vaderlandse aard.
Met name waren niet weinigen zeer beducht voor onze kerken en onze bijzondere scholen. Te goed immers wisten zij, die kennis hadden genomen van de geestelijke stromingen in Duitsland, hoe daar tenslotte alles genormaliseerd moest worden naar N.S.B.-trant, en wat verzet bleef bieden opgesloten werd in concentratiekampen. Toch zullen zeer weinigen dadelijk doorzien hebben met welk een sluipende en taaie energie getracht zou worden onze scholen geestelijk te benadelen. Ware dit enigermate het geval geweest, dan twijfel ik niet of eerder dan thans geschied is, zou er ,,neen" gezegd zijn tegen de overweldiger, toen hij met zijn schijnbaai weinig zeggende maatregelen kwam, b.v. inzake loyaliteitsverklaring en verklaring van Joodse afstamming.

Het duurde echter niet zo heel lang of de ogen gingen open, dat de vijand welbewust en weloverwogen het voornemen had de eigen Nederlandse aard te breken, onze cultuur te vernietigen en beslag te leggen op onze jeugd om haar naar Nazi-model te vormen.
Om deze laatste reden behoeft het ons niet te verwonderen, dat het verzet tegen deze maatregelen, wier strekking gaandeweg duidelijk werd, ook in de kringen van het bijzonder onderwijs ontstond en zelfs leiding kreeg. De usurperende bevelen van de vijand drongen hier door in de consciëntie van de belanghebbenden, daar én de Besturen én de onderwijzende krachten spoedig geplaatst werden voor de keus van óf aan de vijand gehoorzamen óf zich verzetten.
Deze beslissing kon niet worden genomen zonder dat de betrokken personen in hun geweten gevoelden, dat zij nu voor de keus werden gesteld: "Moet ik de vijandige potentaat of moet ik God gehoorzamen?"

Geen twijfel was hier mogelijk, daar de usurpator niet alleen de rechten der persoonlijkheid, maar ook de wet Gods aantastte, door de opvoeding der kinderen op te eisen voor zijn doel. Gelukkig dat velen in de lande niet geaarzeld hebben Gode meer gehoorzaam te zijn dan mensen en hierdoor meegewerkt hebben om onze instellingen in stand te houden.

Aanvankelijk waren de Rooms-Katholieke en de Protestant-Christelijke groep gelijk gestemd en bestond tussen beide nauw contact.
Inzake het volgen van een gemeenschappelijke gedragslijn in de organisatie van het verzet en leiding ontstonden langzamerhand echter vrij aanzienlijke verschillen. Dit schoolverzet is langzaam aan gegroeid.

Toch werd vóór 1942 reeds stelling gekozen tegen verschillende Duitse maatregelen. Bijvoorbeeld, in September 1941 werd gedecreteerd, dat alle scholen binnen korte termijn op moesten geven of zij Joodse leerlingen hadden en hoeveel. Deze opgaven zijn niet aan het Departement verstrekt, ook niet de negatieve.

De Verordening van 1941 gaf aan de Secretaris-Generaal de bevoegdheid om schoolbesturen uit hun functie te ontzetten en de scholen onder een beheerder te plaatsen. Aan het personeel werd het advies gegeven onmiddellijk het werk neer te leggen, wanneer een Beheerder werd aangesteld. Het overgrote deel van het personeel ging hiermede accoord.

Het grote conflict kwam in Januari 1942 door de zogenaamde benoemingsverordening. Deze verordening beoogde het recht van benoeming en ontslag aan de besturen te onttrekken en aan de staat te brengen om zodoende in de vrije scholen de leerkrachten te krijgen, die de overweldiger voor zijn doel nuttig achtte.
De besturen van vrijwel de meeste Christelijke scholen, zoals ook te Rotterdam, schreven aan de Secretaris-Generaal, dat deze Verordening niet zou worden nageleefd om der consciëntie wille. Verschillende benoemingen geschieden daarna op illegale wijze.

Thans volgt nog een, wel is waar niet volledige, maar toch vanwege het grote belang der zaak, korte vermelding van maatregelen van Duitse zijde gevorderd met daarbij het standpunt door de Besturen en ook door het Rotterdamse bestuur genomen.

18 Maart 1941:

Request aan de Secretaris-Generaal van het Departement van Opvoeding, Wetenschappen en Cultuurbescherming inzake de onbillijkheid om de ouders der leerlingen te belasten voor de kosten van de losse wijzigingsbladen voor leerboeken, ingevolge het vanwege het Departement ingestelde onderzoek.

25 Juli 1941:

Verordening van de Rijkscommissaris, inhoudende maatregelen op het gebied van het bijzonder onderwijs (aanwijzing van een gemachtigde, schoolsluiting voor bepaalde of onbepaalde tijd). Advies aan het personeel bij benoeming van een gemachtigde onmiddellijk het werk in de school te staken.

1 Mei 1942:

Het Bestuur ontvangt een brief van de Secretaris-Generaal om de afwijzende houding prijs te geven en de genoemde benoemingsverordening van Januari 1942 na te leven. Bij handhaving van de afwijzende houding zullen sanctie-maatregelen niet uitblijven. Deze brief werd voor kennisgeving aangenomen.

15 December 1942:

werd een vragenlijst gestuurd door de Secretaris-Generaal om hem in te lichten aangaande hen, die in 1941 en 1942 voor het eindexamen geslaagd waren. Hierop werd niet geantwoord, omdat geen handlangersdienst verricht werd in verband met op te leggen arbeidsdienst in Duitsland.

30 Juli 1943

werd een circulaire ontvangen van de Secretaris-Generaal van het Departement van Opvoeding om een opgave in te zenden van de leerlingen, die de school in verband met de Arbeidsinzet ontijdig hadden verlaten en een opgave van hen, die om andere redenen de school hadden verlaten. Er werd besloten deze opgaven niet te verstrekken.

4 September 1943

werd bericht, dat het onderwijs in de Hebreeuwse taal voor subsidie afgeschaft werd. Het Bestuur besloot de Hebreeuwse taal als een normaal onderdeel voor de opleiding tot de dienst des Woords te handhaven en de uitgaven hiervan zelf te bekostigen.

Verhaal 2 :

10 Mei 1940, de laatste schooldag voor de Pinkstervakantie :

De drommen Duitse bommenwerpers, begeleid door gierende jagers, de salvo's van het plaatselijk afweergeschut, de ontploffende bommen en springende granaten vormen met het rikketikken der mitrailleurs een helse cacophonie, die ieder hoort maar weinigen aanvankelijk verstaan, todat de radio de ongelooflijkste berichten doorgeeft: de Duitsers zijn Nederland binnengevallen, ze hebben de vliegvelden gebombardeerd. Waalhaven is in Duitse handen, de vijand zit in heel Rotterdam-Zuid, is in het bezit der Maasbruggen en is al tot Beursplein en Boompjes doorgedrongen. Ieder wrijft zich de ogen eens uit om de berichten tot zich te laten doordringen en zich af te vragen: ,,Wat nu?"

De directeur en verschillende leraren gaan op de gewone tijd naar school om eens poolshoogte te nemen en naar bevind van zaken te handelen. Tegen schooltijd komen nog heel wat leerlingen opdagen. Ze worden terstond naar huis gezonden met de boodschap, dat er voorlopig geen school is en krijgen de raad langs de kortste weg zo vlug mogelijk naar huis te gaan. Na korte samenspreking gaan ook de docenten huiswaarts. Dit laatste is gemakkelijker gezegd dan gedaan, daar de overtrekkende eskaders vliegtuigen telkens het luchtalarm wakker roepen en de overscherende Jagers met hun mitrailleurs het lopen over pleinen gevaarlijk maken.

De Rotterdammers, die in groten getale op straat liepen, kenden nog de gevaren niet en politie en militairen hadden alle moeite om de mensen te dwingen de eenvoudigste veiligheidsmaatregelen in acht te nemen bij luchtalarm.

Het is onnodig hier in te gaan op de droeve gebeurtenissen in onze stad gedurende de Pinksterdagen en op de rampvolle Dinsdag 14 Mei.

Toen de directeur *s Woensdags door rook en as, langs de nog rokende en smeulende puinhopen, op verkenning uitging om te weten, hoe het er voorstond met het schoolgebouw, bleek hem, dat het gebouw gelukkig gespaard was bij het bombardement, maar dat de school in beslag genomen was voor het onderbrengen van zieken, gewonden en daklozen. Daar onze stad niet in staat was blijvend deze getroffenen onderdak te geven, werden de schoollokalen spoedig weer ontruimd en de slachtoffers naar Den Haag en elders getransporteerd.

Na een grondige reiniging was het gebouw weer geschikt om de leerlingen te ontvangen.

Op Donderdag 23 Mei, als de gemoederen wat tot rust gekomen zijn, begint de school weer, nadat de leerlingen door een radiobericht gewaarschuwd waren, en kunnen we ook een overzicht krijgen van de lotgevallen van allen, die bij onze school betrokken zijn. Het blijkt, dat Aart van Vliet, leerling der derde klas, op 14 Mei overleden was als slachtoffer van het bombardement en dat verschillende leerlingen van huis en have beroofd waren en ten dele naar elders geëvacueerd waren. De lessen worden begonnen met een samenkomst in de aula, waarin de directeur spreekt over de jongste gebeurtenissen, deelneming uitspreekt met de slachtoffers van oorlog, bombardement en brand en in het bijzonder onze leerling van Vliet herdenkt.
Hij spreekt een ernstig woord tot de leerlingen om hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid nu Nederland bezet gebied is en waarschuwt hen zichzelf en de school niet in moeilijkheden te brengen door onvoorzichtige handelingen en provocerend optreden.

Werd vroeger reeds het dragen van politieke insignes verboden, de leerlingen worden nu aangemaand om alle insignes thuis te laten. Deze preventieve maatregel heeft niet voorkomen, dat, toen later een officieel insigne-verbod kwam, de leerlingen toch meenden uiting te moeten geven aan hun vaderlandslievende gevoelens en inwendig verzet tegen Duitse terreur door zich te sieren met de meest uiteenlopende artikelen van meestal onschuldige aard.

De schoolwereld was benieuwd naar de reactie van één der leraren, die bekend stond als pro-Duits en verdacht werd van N.S.B.-sympathieën, op de invasie der Duitsers. Het bleek, dat zijn verontwaardiging minder gewekt was door de verraderlijke en gruwelijke handelingen der Duitsers dan wel door het optreden der autoriteiten in Overschie, die hem gedurende de oorlogsdagen van zijn vrijheid hadden beroofd en huiszoeking bij hem gelast hadden, omdat hij N.S.B.-er was, terwijl hij nooit N.S.B.-er geweest was naar zijn zeggen.

Het onderwijs kon geleidelijk aan weer op normale wijze gegeven worden.

Verhaal 3 :

Het gebeurde herhaaldelijk, dat overdag luchtalarm gemaakt werd, omdat in Rotterdam of omgeving bommen neerkwamen of omdat bommenwerpers overvlogen, die het afweergeschut in actie brachten.

In verband hiermee hadden de scholen opdracht gekregen een reglement voor luchtbescherming te maken, waarin nauwkeurig omschreven was, welke maatregelen genomen werden bij luchtalarm. Blusmiddelen tegen brand stonden in alle lokalen klaar en de vrijwilligers, die zich verplichtten aan een eventuele brand het hoofd te bieden, waren aanwezig.

Het gehele reglement was een wassen neus, want in het hele gebouw was nergens een plaats, waar de leerlingen bij gevaar nog uitzicht op beschutting hadden.
Gewoonlijk werd dan ook volstaan met de kinderen bij de ramen weg te halen en onder de banken te laten zitten. Als het een serieuse aanval was, kwam de gehele schare in de benedengang en in het gymnastieklokaal om zittende langs de muur daar bescherming te vinden.

Zo o.a. op 31 Maart 1943, toen de Amerikaanse bommenwerpers zo'n ramp veroorzaakten in het Westen der stad. Bij deze gelegenheid vlogen de splinters van een granaatscherf dwars door de dikke buitendeur der school. De onheilspellende berichten, die onmiddellijk op school binnenkwamen en de ongerustheid der leerlingen, die in dit stadsdeel woonden, deden besluiten de leerlingen naar huis te laten gaan om zo nodig ook te assisteren bij het reddingswerk.

Daar de grote brand, die het gevolg was van het ongelukkig bombardement velen dakloos maakte, moest het schoolgebouw meteen ontruimd worden om enkele dagen in reserve gehouden te worden voor het onderbrengen van daklozen.
Het bleek na afloop, dat verschillende leerlingen hun tehuis door de brand hadden verloren, maar wat erger was, van één leerling was het hele gezin buiten hem door bom-inslag verongelukt.

Men kan wel zeggen, dat er geen bombardement was, of één of meer onzer leerlingen waren er bij betrokken, doordat de school-bevolking over een groot deel der stad verspreid woonde.
Zo wekte het algemene deelneming, toen bij twee meisjes van school (zusjes), die in Schiedam woonden, het huis op een morgen getroffen werd, waardoor de vader en moeder en twee der kinderen gedood werden, terwijl onze leerlingen als door een wonder levend, zij het gewond, onder het puin vandaan kwamen.

Toen in de loop van 1942 het gevorderde schoolgebouw aan het Henegouwerplein werd vrijgegeven door de Wehrmacht, bleek het gebouw in een zeer ontredderde toestand te zijn. Hadden de eerste afdelingen, die er gehuisvest waren, het gebouw en het meubilair ontzien, de volgende troepen waren met een zeker vandalisme opgetreden, hadden zich niet gestoord aan de verzegelde deuren en kenden niet het verschil tussen het mijn en dijn. Ook de zorgen van de conciërge Dekker, die als ,,Hausmeister" nog contact met de bezetting had, konden deze dingen niet voorkomen.

dekker

P. Dekker

Concierge van 1919 - ???

Men kan het hun vergeven, dat zij een parapluie van de directeur buit maakten, teneinde op een ontspanningsavond van de troep in de aula een imitatie-Chamberlain beter aan het origineel te doen beantwoorden.

Aan de tekeningen en schilderijen, die met kwistige hand in de leslokalen en de aula waren aangebracht, kon een zekere artisticiteit niet ontzegd worden.

De restanten alcoholica en de overblijfsels van wat eens een keurig meubilair op de leraarskamer was, herinnerden aan de bacchanaliën, die de officieren gewoon waren hier aan te richten.

Als aanvulling nog deze twee dokumenten uit dit verhaal:






Klik hier voor de overige HBS Henegouwerplein verhalen





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

30 December 2003