Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Een anekdote over iets uit Rotterdam, geschreven in 1941 :

Zenuwen, niets dan zenuwen....

Prachtige OCR verhalen uit een van onze boeken, Aad vindt het heerlijk om ze te lezen, hopelijk jullie ook ....enne let niet op kleine OCR foutjes

krankzinnigenstoelkistpaal

Niet om te lachen :

vlnr : kist, paal en stoel
voor de behandeling van 'krankzinnigen'

krankzinnigenstoel

De krankzinnigen stoel wordt gedemonstreerd...

LINK

Ik heb nog een prettige herinnering bewaard aan zoo*n ouderwetschen, degelijken practicus, dien ik eenigszins intiemer kende. Een paar maanden vóór de oorlogsgebeurtenissen van Mei 1940 had hij de praktijk neergelegd en ik zocht toen den rustenden medicus eens op, die nog altijd in de binnenstad was blijven wonen, waar hij tientallen jaren geleefd en gedokterd had. Hij stond juist klaar, om een wandeling te maken en ik excuseerde me derhalve. "Wandel u een eindje met me op, dan kunnen we nog wat praten", stelde hij voor. Gaarne nam ik z'n aanbod aan, want hij had altijd iets interessants te vertellen.

Langs een drukke winkelstraat kuierend, passeerden we een, op een hoek van een zijstraat gevestigden, grooten boekhandel, met aangrenzend armzalig klein kantoortje, dat in het nauwe straatje uitkwam en waarin een stuk of vijf menschen werkten.

Reeds vroeg in den middag zag je er op zonlooze dagen het personeel bij kunstlicht arbeiden.
"Moet u voor de aardigheid eens even kijken!" wendde de oude medicus zich tot mij. Ik zag een sousterrainachtig vertrekje met twee vensters, die, ofschoon het stil en zacht weer was, angstvallig werden dichtgehouden. Aan tegen elkaar geschoven schrijftafeltjes zaten vis-a-vis een drietal heeren en twee dames, de heeren dapper sigaretten rookend.
Rondom tegen de muren stonden allerlei boeken en paperassen tot het plafond toe opgestapeld, dat iets hooger dan onze hoofden reikte, terwijl de vloer van het kantoortje nog een stuk beneden het straatpeil lag. Er bleef, alles bij elkaar genomen, voor het vijftal een ruimte over, kleiner dan die van een behoorlijke huiskamer.
"M'n jongere collega's noemen me een ouwe sok, die altijd graag allerlei stokpaardjes berijdt", merkte mijn metgezel, zonder eenige verdere inleiding op. "Maar ik verzeker u: als ik wat te vertellen had, ging de man, die z'n personeel in zulke omstandigheden liet huizen en werken, de kast in! Zie me die prachtige, ruime, modern-verbouwde winkel eens en daarnaast dat ongelukkige werkhok! Dat is nog één van de slechte overblijfselen van den ouwen tijd, die gelukkig steeds zeldzamer worden."
"Ik weet wel: al m'n collega's, van oud tot jong zijn het met me eens, dat dit ongezonde toestanden zijn!" ging hij voort. "Maar laat me één van die nerveuse, bleekzuchtige dametjes, die u daar ziet zitten nu eens bij één van hen op het spreekuur komen. De arme schepseltjes, die maar van den eenen naar den anderen dokter blijven loopen, moeten telkens weer vertellen van haar migraine, haar gebrek aan eetlust, haar zenuwen en slapeloosheid.
Haar wordt gevraagd, welk beroep ze uitoefenen, en na het antwoord op die vraag, klinkt het min of meer aanmoedigend: - want iedereen heeft het graag moordend druk - "zeker altijd jagen en jachten?" "Ja, dokter, nogal", beaamt de patiënte, voor de zooveelste maal hopend, een medicus te hebben getroffen, die het geval "door" heeft. En na afloop van het consult verklaart de stumper, waarachtig nog erg opgelucht door die "diagnose", aan haar vriendinnen:

De dokter heeft me heelemaal onderzocht, maar ik mankeer niets bijzonders.
Zenuwen, niets dan zenuwen, zegt hij.
En een beetje bloedarmoede.

Het arme kind is weer voor een dag gelukkig met haar hoofdpijnpoeders, haar zenuwdrankje, haar staalpreparaat, of eetlustopwekkend middeltje, om zich echter spoedig even ellendig te voelen, als tevoren.
En het zit voort te zieken, temidden van de bedorven uitademingslucht van haar collega's, van sigarettenrook, van de muffige, stoffige lucht van boeken en paperassen. En er is geen enkele arts, die haar vraagt, onder welke omstandigheden van ruimte, licht, lucht en ventilatie ze leven en werken moet.

De stakkers van meisjes blijven intusschen maar slap, zijn erg bevattelijk, ieder oogenblik verkouden en bijgevolg als de dood zoo bang voor zoogenaamden tocht, terwijl ze 's avonds te moe en te lamlendig zijn, om nog wat aan gezonde lichaamsbeweging in de frissche lucht te doen. Ze poetsen d'r tanden, zijn uitermate zindelijk op lichaam en voedsel. Ze houden haar hand zorgvuldig voor den mond bij hoesten en niezen. Ze vinden het, terecht, zeer onfrisch, als iemand een ander in het gezicht ademt.
Maar, inmiddels ademen ze allergretigst de vieze afvalproducten in, door een andermans ademhalingsorganen op nog geen meter afstand uitgescheiden. Met geweld moesten ze een eind maken aan die verouderde opvattingen en toestanden, die, ondanks de nieuwere hygiënische begrippen, toch nog maar links en rechts blijven voortbestaan!"

Weinig vermoedde de goede man, evenmin als ikzelf, hoe spoedig aan een onhoudbaren toestand, in dit speciale geval althans, met geweld een einde zou worden gemaakt... op 14 Mei 1940....





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

31 Juli 2002