Een e-mail sturen naar de Engelfrieten? Het e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Deze bijvoorbeeld van Kees Van Vliet

Wil je terug naar de pagina met de kortere reakties, klik dan op deze link

Het is helaas ondoenlijk om alles wat Kees van Vliet hieronder zo boeiend en minitieus vertelt, te linken naar informatie op onze site, maak dus gebruik van onze zoekmachine als je meer wilt weten over iets:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Roderijselaan en klik op ENTER

wittehuis1912

1912

Naast het Witte Huis nog een heel klein stukje Hotel Weimar

Rechts de Jan Kuitenbrug

LINK

De inspiratie om iets te schrijven over mijn jeugdtijd in Rotterdam, kwam na de ontdekking van een website van de familie Engelfriet over Rotterdam en omgeving. Ik ben zeer onder de indruk van deze website met prachtige oude foto's en ook emails van andere Rotterdammers, die de website bezocht hebben.

Voordat ik verder ga, eerst even verklaren, dat ik sinds 1952 niet meer in Nederland woon, dus mijn taal is nog van een knaapje van 11 jaar.

Ik ben geboren op 1 februari 1941 in het ziekenhuis op de Henegouwlaan, naast de HBS in die tijd. Ik was de eerst geborene van later vier kinderen en toen ik tevoorschijn kwam woonde mijn ouders, Leendert en Henderina (Rien) in de Talmastraat op de hoek van de Noorderhavenkade. Ik weet niet precies of ik dit werkelijk gezien heb, of later van moeder gehoord, maar er was een veerpontje, dat voer over de Noorderhaven vlak onder onze flatwoning, voordat die met de puin van de bommenschade gedempt werd. Ik herinner mij nog goed, dat naast de deur in de Talmastraat een waterstoker was, hij heette Beene en hoewel ik erg jong was, ik zie hem nog met water sjouwen en de geur van de water stokerij was zeep, kolen en natuurlijk lucifers enz.

Ik weet niet precies meer wanneer wij verhuisden, maar het moet in voorjaar van 1943 geweest zijn, alles ging op een handwagen en ik liep naast mijn vader naar onze nieuwe woning op de Berkelselaan nummer 106. Wij keken richting noord, rechts was de verhoogde spoorbaan, die parallel loopt met de Insulindestraat en de Voorburgstraat. Net onder het spoor konden wij de fabriek van Peek & Cloppenburgh zien, waar later in de oorlog een gaarkeuken was, waar mijn moeder met een potje en een bon eten ging halen. Ook ik ging vaak mee. Links was de achterkant van het kinderziekenhuis te zien.

Om de hoek van de Insulindestraat was een dameskapperszaak van twee zusters. De familie St Anneland (hoe ik nog op die naam kan komen, mag Joost weten?) waren onze buren. Boven ons woonde een zekere familie Spangen met een dochter Tinie en links naast ons een ouder echtpaar; die hadden een kleine ronde visbak met een goudvis daarin, die voor het raam stond. Ik kreeg weleens van deze heer een sigarenbandje, die ik toen verzamelde, maar dat zal wel na de oorlog geweest zijn.

In mei 1943 werd mijn zus Joke geboren, deze keer thuis. Anderhalf jaar later zus Rieny in oktober 44 ook thuis, dus werdt het huisje aardig vol. Er was een kleine huiskamer, een achterslaapkamer, waar onze ouders en de twee zusjes sliepen en een heel klein kamertje, waar ik sliep. Ik weet, dat er een raam in zat, want toen een V2 per ongeluk in de Treubstraat ontplofte, werd ik wakker van het gebroken glas op mij bed. Met mijn hoofd, dat ik toen door het raam kon steken, zag ik dat alle ramen in de hele buurt gebroken waren. Ik geloof, een dag later, nam mijn vader mij mee om naar de schade te kijken. Ik zie nog een badkuip aan een pijp hangen in de ruïne.

Datums weet ik niet precies, maar wij hadden honger; mijn moeder op de fiets naar de boeren om wat eten de kopen. Eindelijk kwam er een beetje meer ruimte in het kleine huiskamertje, toen een boer met paard en wagen mijn moeders lievelings piano weg kwam halen en dat alles voor een zak graan. s'Avonds zat mijn vader de graan in een koffiemolen te malen om brood te maken. Ik heb ook nog een paar keer gedraaid maar het was zwaar werk.

Er was ook een periode, toen er geen elektriciteit was dit moet de winter van 44-45 geweest zijn en ook de tijd, dat mijn vader ondergedoken was. Twee dingen zijn van belang. Mijn vader ontdekte, dat onder in de kruipkelder een elektrische leiding liep met stroom, waarschijnlijk omdat het ziekenhuis stroom van de Duitser kreeg en toevallig, dat de hoofdkabel net onder ons huis liep, want wij woonden op de begane grond.
Ook zag vader, dat hij onder de trap van de bovenburen kon komen door een opening te zagen tussen twee binten in de kruipkelder, dus had hij een schuilplaats. Hij kon ook onder deze trap komen via een klein schuifdeurtje, dat hij gemaakt had door de muur van het achterkamertje en verborgen was onder het ledikant van mijn zus.

Dus met twee spijkers in de hoofdkabel en wat draad hadden wij electriciteit. Natuurlijk niet door een meter. Niemand mocht het natuurlijk weten, dus om te voorkomen, dat iemand niet per ongeluk de lichtknop omdraaide, had mijn vader de enige lamp, die boven de eettafel zat, los gedraaid. Op een zekere avond, toen mijn moeder bezig was mij uit te kleden voor bed, zat ik boven op de tafel onder de lamp en draaide ik voor de aardigheid de lamp om en voilà het licht ging aan en de verduistering zat niet voor het raam Een Duitse soldaat, die aan de overkant om de hoek stond, vond dit blijkbaar ook vreemd en na een paar minuten werd er op de deur geklopt. Vader snel de schuilplaats in, ik in mijn blootje zat toen in een stoel, terwijl moeder de deur opendeed. Ik weet nog zo duidelijk, dat de soldaat aan mij vroeg: waar is je Papa? Ik denk, dat op dit moment mijn moeder een kleine hartaanval kreeg, maar ik wist genoeg om niets te zeggen. In ieder geval is zij met een smoesje er van af gekomen.

Gedurende de wintertijd, terwijl iedereen het koud had, zaten wij allemaal in het achterkamertje, waar wij een elektrisch kacheltje stookten en er ook op kookte, want de twee spijkers in de hoofdkabel deden het nog prima. Mijn vader had ook nog een kennis in de buurt, die ook stiekem stroom had. Een keer liep hij langs en drukkte op de bel, de bel luide en Nico, familie naam vergeten op dit moment , deed de deur open. Zo, jij hebt elektriciteit zei mijn vader. "Ik ? helemaal niet" zij Nico. Nou, dan zou ik de bel maar af zetten zij mijn vader.

Op deze leeftijd, dus ongeveer 4 jaar, leerde ik de familie kennen. Oma en Opa van Vliet woonden in de Willebrordustraat numer 73 tweede verdieping. Opa was de oudste van 10 kinderen en zijn ouders en nog wat broers en zussen, woonden in de Hillegardesstraat .

De familie van mijn moeder ( van der Waag) woonde oorspronkelijk in Kralingen, ik dacht in de Jericholaan of Naaldwijkstraat of daar in de buurt. Ik denk dat mijn moeder ongeveer 5 of 6 jaar was, dus 1917-1918 toen de familie naar Overschie verhuisde. Opa en Oma van der Waag woonden, zo ver ik mij herinner, op de Oude Kleiweg. Aan de andere kant was een sloot en de volkstuinen. Mijn oom Bep was een horlogermaker en had een zaak in de Dorpstraat (Overschie).

Ik herriner ook nog, dat de jonste broer van mijn moeder, Frans van der Waag met zijn net getrouwde vrouw Nans, nog even aan klopten om gedag te zeggen voordat zij naar Duitsland moesten. Frans zat ook in het Leger van 1939 tot hij gevangen werd bij de Duitse grens, maar het was allemaal niet zo georganizeerd en ontvluchte hij nog op een makkelijke manier terug naar Rotterdam.

Eindelijk kwam de bevrijding en was het feest op de Berkelselaan Een voetbalwedstrijd aan de overkant, wat nu een plantsoen is waar ook in de oorlog een schuilplaats of bunker gebouwd was; dus hoek Berkelselaan en Insulindestraat tegenover de kappers zaak en ons huis. Al de buren waren spelers in kostuum; mijn moeder was de scheidsrechter, vader verkleed als Erasmus, een tante als boerin met een mandje.

keesvanvliet1

Net voor het einde van de oorlog vlogen een paar Amerikaanse of Canadese vliegtuigen heel laag over de Gordelweg, waar zij eten in blikken lieten vallen. Ik was daar naartoe gehold op een paar houten plankjes met een leren riempje. Schoenen had ik geloof ik niet meer. In ieder geval vond ik een groot blik met wat deuken erin en was trots op weg naar huis, toen een grote kerel het van mij afpikte.

Tegen het eind van de oorlog mocht ik naar kleuterschool, dat was ook op de Berkelselaan, net even voorbij de Rodenrijselaan. Ik heb ook nog een half jaar in de eerste klas gezeten op de tweede verdieping. Dezelfde school, waar ik eerder samen met mijn moeder onze radio aan de Duitsers moesten in leveren. In 1947 zijn wij verhuisd naar de Navanderstraat, tussen Statenweg en Vroesenlaan. Het Vroesenpark was toen nog helemaal kaal; geen bomen, want die waren omgehakt in de oorlog, meestal midden in de nacht voor brandhout. Ook in 1947 kwam ik op de Delfgauwstraatschool terecht, mijn vader had daar ook op school gegaan. Mijn zus Joke ging later naar de meisjesschool om de hoek in de Ackersdijkstraat.

Zoals je wel kunt lezen, schrijf ik dit niet precies in chronologische volgorde, want zo nu en dan herriner ik weer iets. Ik heb nu al sinds gisteren zitten piekeren over de naam van Nico, hij woonde in de Talmastraat een paar deuren van uit de Schieweg aan de Noorderhavenkade kant. Ik denk nu, dat hij Nico de Jacht heette, maar het klinkt niet helemaal zeker.

Onze periode in de Navanderstaat van 1947 tot 1952 is iets, waar ik mij veel meer van herinner. Wij woonden op nummer 10, op de eerste verdieping. Op de derde verdieping woonde de familie Boelee en Ruud was van mijn leeftijd, en ging daarna ook met mij naar de Delfgauwstraatschool, wij waren beste vriendjes. Op nummer 8 woonden onze tweeling vrienden Jaap en Boudewijn Breedveld, een oudere broer heette Ad. Verder hadden wij nog een beste vriend, Martijn Seip; hij woonde op de Statenweg op de hoek van de van der Horststraat; hij had een oudere zus Steintje en nog een oudere zus en een grote broer Dick , die net zoals zijn vader bij het Rotterdamse Nieuwsblad werkte. Dus waren wij met z'n vijven vaak met elkaar en liepen wij haast iedere woensdagmiddag naar de Maas om naar de schepen kijken. Later op de fiets naar Hoek van Holland of Kijkduin en Delft. Wat een tijd was dat, onze ouders zaten helemaal niet in de rats en wij waren pak weg 9 of 10 jaar oud. Soms gingen wij regelrecht van school op een woensdagmiddag naar het strand in Scheveningen op de fiets.

Ik denk nu aan de Maas, waar wij het meestel naar toe gingen en de dagen na de oorlog toen mijn vader mij mee nam om de Nieuw Amsterdam te zien binnenkomen voor het eerst na de bevrijding. Ook een keer, toen een Engels Oorlogschip aan de Wilhelmina kade lag en wij jongens met het heen- en weer bootje er naar toe gingen en met een groepje weeskinderen, die uitgenodigd waren, net doen als of wij er bij hoorden. Wat een belevenis dat was, Het schip heette HMS Vanguard, ik zal het nooit vergeten Wij kregen een lunch op het achterdek, waar wij onze ogen op uit keken en hebben zelfs een stukje film gezien; een neger stond te zingen "Old Man River", wat natuurlijk de film Porgy and Bess" moest zijn. Wij gingen dol gelukkig naar huis om dit avontuur te vertellen.

Nu nog iets over de familie van Vliet en van der Waag.

Mijn overgrootouders van Vliet woonden in de Hillegardesstraat en na de oorlog ging ik wel eens met mijn Opa van de Willebrordustraat mee op zondag voor de koffie. Haast alle 10 kinderen, waar mijn opa de oudste van was, waren daar dan op bezoek, het was toch wel een scenario van de laatste eeuw, oude opa (Leen) was een beetje doof en had nog zo'n trompet een luisterhoorn. Ook hadden zij een papegaai in een typisch kleine kooi, dan nog de ouderwetse bruin kleur in de kamer, maar misschien was dat wel van al de sigarenrook op zondag. De broers, een paar heb ik nog leren kennen. Oom Bram, die later een auto ongeluk kreeg, hij reed op de fiets en door het ongeluk was hij niet goed meer bij zijn hoofd. Saam woonde boven in de Hillegardesstraat en had postduiven. Leen heb ik pas ontmoet op de begrafenis van Opa in 1966 en woonde in Spangen. Karel de jongste was een paar jaar jonger dan mijn vader en woonde in 1952 in een nieuwe flat op het Stadhoudersplein. De zus van Opa, Marie, woonde ook in het zelfde huis in de Hillegardesstraat op de tweede etage. Jans was nooit getrouwd en woonde in bij opa en opoe. Riek woonde dichtbij op de Soetendaalseweg en was getrouwd met Bart Schlosse. Alie heb ik nooit gekend en was getrouwd met een binnenvaartschipper en woonde op het schip. Ik geloof dat Alblasserdam de thuis haven was.

Bep de jongste zus van opa,woonde in Overmaas op de Wolphaertsbocht en was getrouwd met Dirk de Bije. Dus ben ik er een kwijt uit de tien. Ik hoop, dat misschien via internet één van de familieleden nog iets weet. Ik weet, dat Bep een dochter had van ongeveer mijn leeftijd.; zij heette Nellie geloof ik. Jammer genoeg heb ik nooit meer contact gehad met de laatste generatie van de van Vliet's. Mijn vader had ook een zus, mijn tante Mary, zij was getrouwd in de oorlog denk ik met Jan v. Lambaart. Hij woonde neem ik aan, waar zijn ouders toen woonden in de Ackersdijkstraat, net om de hoek van de Willebrordustraat.

Mijn vader Leendert, genoemd naar zijn opa, woonde als kleine jongen in de Bloklandstraat. En is toen verhuisd naar de Willebrordustraat. Daarna getrouwd met mijn moeder in 1937 en hun eerste woning was in de Heemskerkstraat, daarna de Talmastraat ,waar ik geboren ben.

keesvanvliet2

Hij werd lid van een zeilvereeniging op de Kralingse Plas met de naam VZOD en had zelf een BM gebouwd, dit was voor mijn tijd. Later ik geloof ik in 1938, had hij een klein staal kajuits jachtje, waar je in kon slaapen, dus waren wij 's zomers vaak op zondag aan de plas. Wij fietsten dan langs de Gordelweg richting Rotte en over de Heer Frankenstraat met een veerpontje naar de Crooswijksebocht.
Dan langs de begraafplaats naar de Boezemlaan tot het sluisje en dan links naar beneden aan de Plas.

Nog even terug naar school, ik zag op de website van Hans Engelfriet een naam, die me bekend is, Petimezas. Theo Petimezas zat bij mij in de klas in de Delfgauwstraat. Zijn vader had een winkel in de Roderijsenlaan tussen Willebrordustraat en Bergwegc.Ik geloof een soort ijzerwinkel. Ook zat de zoon van Willy van Ghent bij ons op school, maar in een klas hoger. Hij heette geloof ik ook Willy. Rinus Bazuin zat ook in de klas. Zijn vader was ook horlogemaker op de hoek van de Bergselaan en Noordsingel. Toen ik éénmaal een fiets van mijn vader kreeg, ging ik vaak boeken lenen bij een bibliotheek net om de hoek bij de motorzaak van Willy van Ghent, Ik dacht dat dat de Gerard Scholtenstraat was.

Ik kon het niet geloven, dat mijn vader een fiets voor mij zou kopen, want het woord cadeaux stond niet in zijn woordenboek. Niet allen dat, maar wat een fiets: het was een Simplex, één speciaal kleiner gemaakt door een vriend, die fietsenmaker was, ik dacht in de Tollensstraat een zijstraat van de Zwart Jan straat. Wat was ik toch blij, een Engelse fiets, die veel sneller was, dan die van mijn vrienden. Het was toen met de fiets naar school en alle andere reisjes ,die we maakte.

Een zomer, het kan 1949 geweest zijn, had moeder een zogenaamd zomer huisje gehuurd via een advertentie in de krant. Wij met de fiets, mijn vader met Joke achter op, mijn moeder met Rieny en ik met nieuwe fiets met potjes en pannen en dekens op weg naar Camperduin in Noord Holland. Wij gingen om vier uur in de morgen weg. Via Delft, Wassennaar, Haarlem, oversteken met het veer over het Noordzeekanaal bij IJmuiden, waar we haring gegeten hebben van een viskraam. Ongeveer 5 uur in de middag kwamen wij op het campeerterrein terecht, waar onze zogenaamde bungalow zou staan. Wij waren niet veel gewend, maar zelf ik zag wel, dat het niets bijzonders was, een vierkante bak met wat doek er over als dak. Mijn vader vloekte, had het over de goede heer , verdomme, en ook het woord gloeiende zat er ergens bij. Mijn moeder was aan het huilen en de baas van het kamp vroeg wat hij met de zak aardappelen moest doen, die mijn moeder besteld had. Het antwoord weet ik niet precies, maar de baas werd ook kwaad. Het resultaat was, dat wij de zelfde avond nog een heel leuk pension vonden vlak achter de duinen wat wij prachtig vonden. Na de week en de dag van vertrek regende het pijpenstelen en vader besloot om met de trein van Almaar naar huis te gaan, nadat wij nog even naar de kaasmarkt geweest zijn en het bekende speelsklok hebben gezien .

Dit doet mij ook weer denken aan een paar jaar later. Wij waren met z'n allen op de fiets naar Rockanje geweest op een zondag. Op de weg naar huis zouden wij via Den Briel met een boot oversteken naar Vlaardingin of Maassluis.

Wij reden over een zandweg in Nieuw Hellevoet. Het was al laat en mijn moeder, die nooit om woorden verlegen zat, stapte af bij een grote boerderij en vroeg of wij er soms die avond konden overnachten.
Vrouw en Boer Langeveld hadden dit nooit gedaan, maar toch was het antwoord: ja. Mijn vader moest de volgende dag werken, dus hij fietste naar huis. Wij vonden het zo fijn, dat mijn moeder een afspraak maakte om nog twee weken te blijven. Ik heb daar jaren niet over nagedacht, maar nu ik dit schrijft komt het allemaal weer te voorschijn.

Wij kregen twee kamers boven de grote keuken, één kamer was van de zoon, die toen op een Holland Amerika lijn vrachtschip werkte. Het water werd nog in de keuken met een handpomp opgepompt. Wij vonden het een beetje vies, want er zaten een hoop kleine zwarte vliegjes of muggen in. Er stond een losse wasbak in de slaapkamer en het water kwam natuurlijk uit de keuken.

Mensen, wat was ik gelukkig. Een jongen uit de stad Rotterdam op zo'n mooie boerderij, want je moet weten dat dit inderdaad één van de rijkste boerderijen was in de omgeving. Boer Langeveld had velden met graan, koeien, varkens, kippen, en ja een bok, die het melkkarretje trok.Ook paarden, die de wagens trokken. Een melkwagen met motor kwam elke dag de melkbussen ophalen. De kippen liepen vrij rond en wij kinderen gingen iedere dag eieren zoeken. Ik mocht s'morgens heel vroeg met de bokkekar mee om de koeien te melken. Ook speelden wij in de grote schuur in de hooibergen en nog mooier op het zandweggetje van de boerderij langs het veld van Langeveld liep je na 800 meter tegen de duinen aan en aan het strand kon je aan de overkant van Goeree en Ouddorp zien. Ik geloof, dat de boerderij precies stond, waar nu een dijk naar Zeeland loopt. Dus dit was voor ons zeer zeker de beste vakantie ooit. Ik heb 20 jaar geleden de plek proberen te vinden, maar het is niet gelukt.

In augustus 1952 (vader was al vooruit naar Amerika vertrokken om werk te vinden) en mijn moeder met wat meer vrijheid wat de portemonnaie betreft en de zekerheid, dat dit de laatste vakantie in Nederland zou zijn, huurde een paar kamers bij een boer in Oostvoorne. Mijn grootouders van der Waag, kwamen inderdaad met een mooie zwarte taxi voor een week, hoewel wij op de fiets gingen. Ook een leuke tijd gehad daar.

keesvanvliet3

Als jongens gingen wij natuurlijk vaak, naar "de Stad" Wij hebben het Bouwcentrum zien bouwen en het Groothandelsgebouw, maar veel lag nog een beetje plat en speelden wij ook in de puinhopen, die voorheen de huizen van oud Rotterdam waren. Wij gingen wel eens naar de Cineac op de Coolsingel met mijn moede. Ik ging niet graag met haar statten, zoals zij dat noemde, want elke 50 meter kwam zij een bekende tegen en stond dan lange tijd te kletsen. Bij de Cineac stond ook het stambeeld van Erasmus en daar naast het Beursgebouw met een paar grote hoge pilaren aan de voorkant, die met kleine tegeltjes gemaakt waren Zo dacht ik altijd aan mijn vader, die dat werk als tegelzetter gedaan had Hij heeft ook aan de Maastunnel gewerkt en het tegelwerk in Diergaarde Blijdorp.

De foto's op het website van de familie Engelfriet van de oorlog zijn zeer indrukwekkend voor mij en precies, zoals ik het mij nog herinner toen wij als jongetjes naar "de Stad" gingen. Wij liepen dus over de Statenweg over de Stadhouderweg naar de Bentincklaan, waar toen de Nenijto sport hal stond. Net voor de looptunnel onder de spoorweg stonden houten gebouwen met één of twee restaurants, waar de rijke lui" zaten te eten aan tafels met wit tafel kleed. Hoek Bentincklaan was ook de HEMA, waar je zo'n beetje alles kon kopen, ook stroopwafels.

Aan de overkant, hoek Walenburgweg, was de Franse Bazaar, ook een speelgoedwinkel, waar wij altijd naar de speeltreinen keken en enkel maar dromen over eigenschap van zo iets geweldigs.
Daarna was de tunnel het links; er stond niet veel maar het heet nu Weena.
Er was ook eens circus in Rotterdam, dat stond natuurlijk in de krant en wij gingen kijken om te zien, hoe die tent omhoog ging. Het was dicht bij het Hofplein aan de kant van het Haagseveer in een veld. Ook op die plek was er eens kermis.

De familie van der Waag, dus moeders familie zoals ik al gezegd heb, woonde in Overschie sinds 1918 of zo iets. Mijn grootmoeder hield veel van verhuizen, zij woonde in de Parallelstraat en is drie keer verhuisd in die straat en heeft twee keer in het zelfde huis gewoond. Toen naar de Dorpsstraat tussen de Hogebrug en de nieuwe Kerk aan de Schie kant Later naar Dorpsstraat 39b schuin tegenover het Gouden Leeuw Bar restaurant. En de zaak van Daan Kooy. Daarnaast was een levensmiddelwinkel Unie, eigenaars de familie Scheefhals, die hadden een dochter Lenie. Deze winkel staat op één van de foto's op de website; de foto was genomen voor de deur van Bep. Mijn oom Bep van der Waag heeft daar haast zijn hele leven gewoond tot ongeveer 1992-1993. Ik was vaak bij hun op bezoek, want zo'n huis langs de Schie en een huis vol met klokken enz. was hartstikke fijn. Hij was horloger en klokkenmaker en opticien en ik speelde graag met mijn neef Bert, hoewel die 4 jaar ouder was.

Bep was de oudste, dan kwam Riek, getrouwd met Bart Monsma en woonde in de oorlog boven mijn grootouders op de Oude Kleiweg en later op de 2de Hogebanweg. Oom Bart was een roeier en werkte als schipper by de RVE Roei vereeninging Eendracht op de Waalhaven.. Soms mocht ik mee en reed ik dan achter op de DKW motor. Ik vond het geweldig, want ik mocht zelf de boot sturen, ik stond dus op een kistje en voer ik door al de grote havens. Daarna kwam mijn moeder en nog een zus Jo en de kleinste was dus Frans. Jo was getrouwd met Henk van den Brande. Hij werkte toen als brillenmaker in de Zwart Jan straat. Ik geloof zijn ouders woonde ook op de Berkelselaan tegenover de school, waar ik als kleuter zes maanden in de eerste klas zat. Het was ook de school, waar ik met moeder onze radio aan de Duitsers moest inleveren. Jo en Henk zijn geëmigreerd naar de Amerika in 1948. Frans ging twee jaar later in 1950 met zijn twee kleine kinderen Robert en Ellen, ook met de Veendam.

Nog een paar dingen, die misschien wel leuk zijn voor de mensen uit de buurt van de Willebrordustraat. Er waren natuurlijk nog niet veel auto's, maar de beneden buurman van Opa van Vliet aan de Willebrordustraat 73, had toen een grote slee van een auto van rond 1928, een Packard of zo iets met nog een losse koffer achterop met riemen, die daar voor de deur stond. Wie herinnert zich rond om 1948 een grote Amerikaanse Buick, die altijd in de Roderijsenlaan stond aan de westkant tussen Willebrordusstraat en de Bergselaan? Je moet het weten, want er stonden niet veel auto's geparkeerd in de straten. Gek dat je zo iets nooit vergeet. Wij waren natuurlijk gek op auto's sinds wij er ooit ingezeten hadden. Tot mijn Oom Jan van Lambaart, die nog al handig in zaken was, vlak na de oorlog een twee deurs BMW had, zeker niet nieuw maar wat een rijkdom, ik mocht eens een keer mee naar Den Haag en moest ik om 9 uur bij hem zijn op de Noorderhavenkade net om de hoek van Bijlwerfstraat. Ik had al vaak gehoord van mijn vader om altijd op tijd te zijn, dus ik was 10 minuten te vroeg en ik bleef om de hoek staan en toen de klok van de kerktoren (dit moet de kerk op de Statensingel geweest zijn) precies op negen uur stond, klopte ik bij hem aan.

Mijn vader had nog een vriend, Floor Wierks. Hij was fietsenmaker in de Sonmansstraat en had ook een fietsenstalling. Hij woonde boven de zaak en gek dat ik dit ook weer zo voor mij zie, hij hakkelde een beetje. En zijn vrouw heette Sjaan. Ik moet nog geen 5 jaar geweest zijn, want het was in de oorlog en mijn vader kon niet over de straat lopen, in ieder geval niet overdag en ik moest heel stiekum een briefje naar hem toe brengen, dus liep ik op m'n eentje van de Berkelselaan naar de Sonmansstraat. Ik denk, dat mijn vader iets te maken had met de ondergrondse en dat ik de "messenger" was; het briefje was binnen in mijn jasje met een veiligheidsspeld vastgemaakt. Ik weet ook dat bij Oom Bep in Overschie op de Dorpsstraat met revolvers geoefend werd en ook nog een Amerikaanse vlieger geholpen werd te vluchten naar Engeland.

Ik heb al verteld, dat onze buren in de Berkelselaan, St. Anneland heetten en toen de mannen opgeroepen waren om naar Duirsland te gaan, stonden al de vrouwen en kinderen langs de stoep, waar de mannen door de Duitsers op een rij waren gezet. "Zij",van St Anneland, zoals mijn moeder zou zeggen, stond met haar kinderen en mijn moeder met ons ook aan de stoep. Haar zoon, toen 8 of 9 jaar, riep toen " Ik zie meneer van Vliet niet in de rij staan", waarna hij snel een draai om z'n oren kreeg van z'n moeder en hem werd verteld om zijn mond dicht te houwen. Dat zijn nou echte vrienden, werd mij later verteld, want mijn vader had zoals je al weet niet veel zin om voor de Duitsers te werken en was dus van dat moment ondergedoken. En meneer St Anneland stond wel in de rij op weg naar Duitsland. Hij kwam gelukkig na de oorlog weer thuis.

Mijn vader wilde wat extra geld verdienen, hij had iets van jenever stoken geleerd en dus werd onze badkamer, ja, wij hadden een bad in de Berkelselaan ingericht als een mini BOLS fabriek. Op een zekere dag kregen wij een tip van een vriend, die hoorde, dat de politie of de Duitser er iets van wist, dus hij was door de één of ander verraden. Mijn moeder heeft snel al de jenever uit de kuip laten lopen en de koperen ketel en wat pijpjes gingen de kinderwagen in. De ketel kreeg een baby mutsje op en ik moest naast de kinderwagen lopen met moeder mee om de ketel naar een vriend te brengen, die in de hoge flat in de Abraham Kuyperlaan woonde.
Dit was Wim Mason een musikant en piano stemmer, die ook een soort Bohemian was zo als ik mij herinner. Hij woonde aan de Savornin Lohmanlaan haast op de hoek van de Bergeselaan. Ik was aardig bang, want mijn moeder bracht mij er wel naar toe, maar ik moest alleen terug naar huis lopen.

Ook in die tijd stond ik voor het eerst op een paar houten schaatsen op de Bergsingel, daar stond ook altijd een Studebaker auto, te herkennen omdat de voorkant haast net op de achterkant leek.

Na de oorlog leerden wij wittebrood eten, bananen was ook iets nieuws en kregen wij elke zondag een ei, het was wel een verbetering van de oorlog, maar toch aten wij niet elke dag vlees en er werd nooit iets weggegooid, want je weet wel al die mensen in China? Op zaterdag haalde mijn moeder vis bij een visboer uit Scheveningen, die stond op de hoek Statenweg-Stadhoudersweg met een wagentje. Aan de overkant op de hoek was de winkel van C.Jamin. Nu ik er aan denk stonden Jaminwinkels haast altijd op een hoek? Wij woonden toen in de Navanderstraat en om de hoek van de Statenweg was de sigarenzaak van de fam. Boon, waar ik vaak voor mijn vader sigaretten moest halen. Ook mijn zusjes kregen deze gelegenheid zo nu en dan.

Verder speelden wij heel veel in het Vroesenpark en gingen vissen in de vijvers. Ook piepten wij de Diergaarden in. Wij klommen over de achtermuur, hoewel de bovenkant van de muur vol met glas gemetseld zat. Wij gingen natuurlijk regelrecht naar de speeltuin toe. Zusjes Joke en Rieny hadden het makkelijker zo hoorde ik veel later, want zij waren klein genoeg om door het grote hek te klimmen bij de hoofdingang. Het was natuurlijk beter om met Ma naar de Diergaarde te gaan, want dan kregen wij weleens limonade bij het theehuis. Maar liefst hingen wij aan de kabelbaan, die van een paar meter hoog over een vijvertje liep en als je de benen niet optrok, dan ging je door het water heen.

Een van de laatste zomers in de Navanderstraat kochten wij met z'n vieren of vijven ons eerste jacht. Onze droomboot lag op een klein werfje aan het Noorderkanaal. Even voorbij de Kleine Schie kon je daar komen om net voorbij de Ceintuurbaanbrug naar de Schansbrug of Kippenbrug zoals wij die noemden. Dan links langs de woonboten en balken en op de hoek Oude Kleiweg en de borstelfabriek was een veerpontje en het kanaal over bij de hefbrug de rijksweg naar Delft en dan een stukje terug lopen. In ieder geval ons jachtje was van een oude kano en van hout en doek gemaakt Er zaten wat scheuren in maar voor vier gulden was het een koopje. Want in dezelfde tijd waren ze bezig ons dak te teeren, dus wij hebben de kano met wat hete teer gerepareerd. Onze proefvaart duurde enkele minuten en midden in het kanaal eindigde de proefvaart met de kano en brak in tweeën en wij moesten naar huis zwemmen. Wij doken ook vaak van af de kippebrug in de Schie tot dat een jongen, niet van onze ploeg, met zijn hoofd in een emmer glas dook en bloederig naar huis ging.

Tegenover de kippebrug aan de Kanaalweg stond een groot huis en er naast een houten schuurtje, waar onze schoenmaker woonde. Ook de bus D die naar Overschie reed, stopte daar. Daar achter waren volkstuinen.

Voor dat dit een boek wordt , zal dit als laatste blad dienen en komt dit verhaal een beetje tot einde want in oktober 1952 vertrokken wij uit Rotterdam naar New York, eigenlijk Hoboken aan de andere kant van de rivier. Wij kwamen terecht bij de zus van mijn moeder ( Jo), waar wij zes weken logeerden, voordat wij een apartement vonden in Newark. Het was een trieste tijd voor mijn Moeder , die heel wat vrienden en familie achter zich liet. Voor ons als kinderen eerst een heel avontuur en een nieuwe taal leren, maar toch ook misten wij Nederland, want de eerste jaren in Newark was nou niet bepaald een vooruitgang. Qua woning vergeleken met Blijdorp. Enfin in 1954 werd mijn jongere broer Leendert geboren in Newark en kocht mijn vader een nieuw huis in een gezellig klein dorpje in New Jersey en vandaar ging alles er beter uit zien.

Zus Joke woont nu al jaren in Connecticut, waar ook mijn ouders naar verhuisd zijn in 1978. Zus Rieny woont nog steeds in New York, waar zij voor 28 jaar bij de KLM in dienst was. Kleine Len, die in tussen ook al 51 is, is vliegenier bij American Airlines uit Boston. Zelf ben ik sinds 2004 zogenaamd met pensioen. Ik had since 1972 een jachtmakelaars kantoor (Northrop and Johnson) in Cannes en was ook directeur van Cap Camarat Business Jet, een charter vlucht company. Ik doe nog wat werk in de jachten en Jet Biz, maar op mijn gemak en dus heb ik de tijd gehad om zo maar tien pagina's te schrijven.
Ik woon sinds 1972 met mijn vrouw Dorothy in La Roquette, even buiten Cannes. Wij hebben twee dochters; Carina woont en werkt nu ook in New York en Liisa is in haar laatste jaar op Cambridge University .

Ik ben zo juist terug uit de Verenigde Staten, waar wij met z'n allen de verjaardag van mijn moeder gevierd hebben; zij is 93 en nog "oer sterk". Onze vader is in 2000 gestorven. Zijn wens om de nieuwe eeuw 2000 mee te maken is dus gelukt, en hebben wij zijn as gestrooid op zijn lievelingsplekje, de Kralingse Plas. Onze zus Rieny wist daar nog een mooi gedicht te zeggen:

Cornelis Van Vliet
November 2005





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

3 December 2005