Een e-mail sturen? Het e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Versjes, versjes, versjes........471 - 480

Alie (* 28 - 07 - 1920  † 15 - 09 - 2006) kende er zoo veel ....








T.g.v. de geweldig stijgende populariteit van onze versjes (dank, dank, dank!) worden de financiële lasten per maand voor onze Engelfriet site ook steeds hoger.....

En dus zijn we op zoek naar sponsors: zakelijk of privé.

Interesse?

Graag kontakt opnemen met

hans@engelfriet.net

Iedere bijdrage is van harte welkom !!







Wil je weer terug naar het overzicht, dan klik je op

Terug naar het liedjes lijstje

Leuker kennen we het toch niet maken..........




Liedje 471

Heidewitzka

Vroeger ging alles even kalm en bedaard
wagen met paard, matige vaart
of in de trekschuit bij een pijpje tabak zat men op zijn gemak
't ging maar niet fijn, zo aan de lijn
kwam je netjes waar je moest zijn
nu komt het leven als een stormwind geraasd
en heeft men altijd maar weer haast

Heidewitzka vooruit geef gas
dat oude getreuzel komt niet meer te pas
geen afstand is vandaag een hindernis
als er maar bezine in mijn tankie is
Heidewitzka vooruit geef gas
dat oude getreuzel komt niet meer te pas


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 472

Kip Kakelaar heeft kuikens
hier vindt ge alle zes
en ied're morgen krijgen zij
een uurtje kakelles

Dan klimt de kippenmoeder
heel deftig op een steen
en 't kleine grut staat luist'rend
dan om de moeder heen

Maar èèn van het zestal kuikens
het was een vreemd geval
scheen vrees'lijk dom te wezen
want het leerde niemandal

Het had mogelijk geen oren
ofwel een spraakgebrek
want het zei nooit tok, tok, tok
maar altijd kwek, kwek, kwek

Toen dat een poos geduurd had
werd moederkip heel kwaad
en vroeg op zek're morgen
aan koning haan om raad

De haan kwam toen eens luist'ren
naar het onderwijs der zes
en toen hij was gezeten
begon de kakelles

Kwek, kwek riep weer de domme
toen sprak de haan gezwind
dat beest leert nimmer kakelen
dat is geen kippenkind

Kip Kakelaar verschrikte
en zei toen vol verdriet
wat ik nu aan moet vangen
ik weet, ikweet het niet

Ach kom weest niet zo droevig
zo sprak nu koning haan
we zullen het beest verdrinken
dan is uw leed gedaan

Voort ging het naar de vijver
mars, riep kip Kakelaar
en wierp het jong in 't water
mars beest, verdrink jij maar

Maar het kuiken kwaakte vrolijk
en het zwom op de effen plas
zo dapper rond alsof
er een partijtje was

Dat kan ik niet begrijpen
riep juffrouw Kakelaar
ik zeg het is een wonder
een wonderkind zie daar

Maar koning haan zei kraaiend
nee vrouw dat heb je mis
ik zeg je dat die kwaker
een eendenkuiken is.


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 473

Tineke van Heule, ons maartje,
kan werken gelijk een paardje,
kan melken, kan mesten,
kan schuren gelijk de besten.
Tineke van Heule, ons maartje,
staat hoog in de gunst van mijn vaartje,
en als moederken haar prijst,
dat mijn zuster er om krijst,
dan lach ik een beetje in mijn baardje.

Refrein

Liever dan een vis, die in een goudzee zwemt
liever dan een vogel, die geen sparen kent
liever dan een freule
Tineken van Heule, Tineken van Heule
Tineken, ons maartje in haar hemd.

Tineken heeft geld noch goedje,
noch landeke, noch pandeke, noch koetje,
noch huisje, noch kruisje,
noch een lappeken voor mijn buisje.
Tineken heeft geld noch goedje,
maar een hemel is haar lach en haar groetje,
als ze trippelt, naar de bron
met haar emmer in de ton,
en haar klompeken aan haar voetje.

Refrein

Tineken van Heule mijn minneken,
op U staat mijn zoetste zinneken,
U lust ik, U kus ik
op uw harteken bouw, en rust ik.
Tineken van Heule mijn minneken,
mijn poezelig dubbel kinneken,
leg uw handeken in de mijn,
en een bruiloft zal het zijn
van een boer en een schoon boerinneken.

Refrein


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 474

In het land der blonde duinen en niet heel ver van de zee
woonde eens een dwergenpaartje en dat heette Piggelmee.
het waren heel, heel kleine mensjes en ze woonden vrees'lijk lot
want ze hadden heel geen huisje in een oude Keulse pot.

Op een mooie zomermorgen lazen ze in de dwergenkrant
dat er was ... een Tovervisje komen zwemmen naar het strand
het visje dat met staart en vinnen vlug zich door de golven sloeg
kon je alles, alles geven, als je het hem maar need'rig vroeg.

"Ja ik! Ja ik!" riep het ventje en hij trilde van genot;
visje, ach geef mij een huisje, ik woon maar in een stenen pot
altijd wonen in de duinen, nooit de wijde wereld zien ...
het Piggel-vrouwtje wil op reis gaan en neef Piggelmanus zien.

Van de Mosselfee kreeg hij een schelpje, dat verandert in een schip
als je het gewoon omhoog werpt en je roept dan: "Eun Deun Dip!"
Kijk, aan stuurboord zwemt een zouteharingkleuterschool
op een fijn vakantiereisje van IJmuiden naar de pool.

Voor het schip verscheen een walrus met een witte zeilpet op.
voorrang geven aan scholieren! riep hij met een basstem, stop!
Canada? Dat is niet ver meer, en u vindt het met gemak!
Eerst rechuit! en dan rechts afslaan bij een diep gezonken wrak!

En zo was het, want even verder zagen ze toen recht vooruit
hoe een zaagvis plankjes zaagde uit een oude vissersschuit.
Piggelmanus? zei de vleermuis, die heb ik op de maan gezien,
maar je kunt hem niet bereiken, of heb je soms een vliegmachien?

En zo na vele weken reizen, hadden zij het wel gezien.
zij verlangden naar hun huisje, of de Keulse pot misschien?
het vrouwtje lachte en verklaarde: ik heb me werkelijk best vermaakt,
maar ik vind nog heus'lijk altijd dat thuis de koffie het beste smaakt!


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 475

De lente is gekomen
Met vogels vliegensvlug
Die fluiten in de bomen
Het paradijs is terug;
De bloemen, rode, gele,
De tulp, de hyacinth,
Voorzeggen met zovele
Het voorjaar dat begint.

De lente is gekomen,
De narcis kondigt aan:
De zon zal bij ons wonen
Het licht is opgestaan.
Bespeur het in de struiken:
Daar geurt een groen seizoen
De aarde zal ontluiken,
Één hemelsblauwe bloem

De lente is gekomen,
De zomer is in zicht
Een oogst om van te dromen,
De wereld één gedicht,
De velden zullen zingen,
Het bos een loflied zijn,
Elk carillon zal klinken;
De stad vol zonneschijn.

De lente is gekomen,
Wij zijn de winter moe;
Wij trekken als de vogels
Naar zon en zomer toe.
En wat er ook gebeure,
De vrieskou van verdriet
Zal rood van vreugde kleuren,
De winter wint het niet!!


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 476

Juffrouw, wil je mijn marmotje eens zien?
't Is zo'n aardig beestje.
Het kan dansen op de lier,
en huppelen in zijn kotje.
Had ik het hier, had ik het daar,
had ik mijn lief marmotje maar!


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 477

Hoog op een berg woont kabouter Wouter
Lee holilee holilee hiho
Hij is geen lieve, maar stoute kabouter
Lee hodilee hodelo
Loopt door 't bos en grauwt'r en snauwt'r
Lee holilee holilee hiho
En heel 't woud kent de fouten van Wouter
Lee hodilee hodelo

Hoho, lediledilee hoho, hoho ledilodijee
Hoho, lediledihiho, ledilodeli hohe

Een elf in 't dal, zo lief en zo louter
Lee holilee holilee hiho
Iedereen kent en bemint en vertrouwd'r
Lee hodilee hodelo
Dacht op een dag: kom, ik klim en klauter
Lee holilee holilee hiho
Hoog naar 't woud van kabouter Wouter
Lee hodilee hodelo

Hoho, lediledilee hoho, hoho ledilodijee
Hoho, lediledihiho, ledilodeli hohe

Daar vindt ze dan onze stoute kabouter
Lee holilee holilee hiho
Vraagt: Waarom grauw je en snauw je zo Wouter
Lee hodilee hodelo
Woutertje schrikt en kijkt en aanschouwt'r
Lee holilee holilee hiho
Verandert op slag in een lieve kabouter
Lee hodilee hodelo

Hoho, lediledilee hoho, hoho ledilodijee
Hoho, lediledihiho, ledilodeli hohe

Nu zingt en springt ons Woutertje louter
Lodilie, lodele hiho
Dat is 't sprookje van 't elfje en Wouter
Lee hodilee hodilo
Lodileehi, lodeleji, lodeleji, lodeleji

Hoho, lediledilee hoho, hoho ledilodijee
Hoho, lediledihiho, ledilodeli hohe

Daar vindt ze dan onze stoute kabouter
Lee holilee holilee hiho
Vraagt: Waarom grauw je en snauw je zo Wouter
Lee hodilee hodelo
Woutertje schrikt en kijkt en aanschouwt'r
Lee holilee holilee hiho
Verandert op slag in een lieve kabouter
Lee hodilee hodelo

Hoho, lediledilee hoho, hoho ledilodijee
Hoho, lediledihiho, ledilodeli hohe

Nu zingt en springt ons Woutertje louter
Lodilie, lodele hiho
Dat is 't sprookje van 't elfje en Wouter
Lee hodilee hodelo
Lodileehi, lodeleji, lodeleji, lodeleji
Lodileehi, lodeleji, lodeleji, lodeleji


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 478

Jantje was een lief klein ventje
Jantje wou met vader mee
Als de vader vis ging vangen
Op die grote wijde zee
Maar het lieve kleine ventje
Kon niet lopen, want was lam
En hij wacht al in zijn bedje
Op zijn vader die niet kwam

Ook nu was de tijd gekomen
Dat vader weer naar zee moest gaan
Jantje was zo blij die morgen
Vader keek hem droevig aan
En terwijl hij kust zijn jongen
Op zijn ingevallen mond
Voelt hij dat het voor het laatst zal wezen
Dat hij weer thuis zijn Jantje vond

En het schip waarop zijn vader
Schipper was, verkeerd in nood
Woeste golven beukten het scheepje
En ze wachten op de dood
Plotseling een kraak, sloeg op de klippen
Een schorre kreet van zeven man
En daar thuis wacht ons lief Jantje
Op zin vader die niet kwam

Toen de storm kwam tot bedaren
Lijken der schippers dreven aan wal
Zat ons Jantje voor het raampje
Met een scheepje in zijn hand
Plotseling valt hij achterover
Grote god, wat zag hij daar?
Het zeevolk brengt het lijk van vader
Huiswaarts op een houten baar

Jantje was een lief klein ventje
Jantje wou met vader mee
Als de vader vis ging vangen
Op die grote wijde zee
Maar toen Jantje's vader thuis kwam
Die het leven liet al op die zee
Sloot hij ook zijn kleine oogjes
Jantje was met vader mee


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 479

Als de koning gaat marcheren
met zijn honderdduizend man
honderdduizend man
honderdduizend man.

Als de koning gaat marcheren
met zijn honderdduizend man
honderdduizend man !
Oh Roos Maria oh Roos Maria
Jij bent mijn kleine RoohoosMarie !!!


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 480

Woutertje kaboutertje, wiebel wiebel wiebel woep.
Piepklein kaboutertje komt als ik roep.
Woutertje kaboutertje, wiebel wiebel wiebel woep.
Piepklein kaboutertje komt als ik roep.

Ik heb 'm al jaren en nooit geeft 'ie last.
Hij woont in een trommeltje onder de kast.
En 's morgens om zeven uur hoor je geluid,
Dan roept 'ie om eten, dan wil 'ie eruit.

Woutertje woutertje, wiebel wiebel wiebel woep.
Piepklein kaboutertje komt als ik roep.
Woutertje woutertje, piepklein kaboutertje,
wiebel wiebel wiebel woep, komt als ik roep.

Ik zag 'm voor 't eerst op de mat in de gang,
Ik zei goeiemorgen ben jij hier al lang.
Hij zei nou ik denk een minuutje of vijf,
Ik vind je wel aardig, ik denk dat ik blijf.

Oh die

Woutertje woutertje, wiebel wiebel wiebel woep.
Piepklein kaboutertje komt als ik roep.
Woutertje woutertje, piepklein kaboutertje,
wiebel wiebel wiebel woep, komt als ik roep.

Hij is reuze aardig we hebben veel pret,
Maar 's avonds om zeven uur moet 'ie naar bed.
Hij trekt een pyamaatje aan van katoen,
Dan bindt 'ie zijn baard op en krijgt nog een zoen

Oh die

Woutertje woutertje, wiebel wiebel wiebel woep.
Piepklein kaboutertje komt als ik roep.
Woutertje woutertje, piepklein kaboutertje,
wiebel wiebel wiebel woep, komt als ik roep.
wiebel wiebel wiebel woep, komt als ik roep.

HOI!


Terug naar het liedjes lijstje



Enne we gaan gewoon door, want zoo zou Alie (* 28 - 07 - 1920  † 15 - 09 - 2006) het gewild hebben.....



Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

24 Juni 2005