Een e-mail sturen? Het e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Versjes, versjes, versjes........481 - 490

Alie (* 28 - 07 - 1920  † 15 - 09 - 2006) kende er zoo veel ....








T.g.v. de geweldig stijgende populariteit van onze versjes (dank, dank, dank!) worden de financiële lasten per maand voor onze Engelfriet site ook steeds hoger.....

En dus zijn we op zoek naar sponsors: zakelijk of privé.

Interesse?

Graag kontakt opnemen met

hans@engelfriet.net

Iedere bijdrage is van harte welkom !!







Wil je weer terug naar het overzicht, dan klik je op

Terug naar het liedjes lijstje

Leuker kennen we het toch niet maken..........




Liedje 481

Het regent, het regent, het regent dat het giet
Wat zou ik graag naar buiten gaan
Om in m'n blote bol te staan
Maar moeder wil het niet.
Dan krijg ik natte voeten
'k Zou ziek naar bed toe moeten
Het regent, het regent het regent dat het giet
Wat zou ik graag naar buiten gaan
Om in mijn blote bol te staan
Maar moeder wil het niet.


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 482

Handje Plak, ga naar de markt
koop een koe
een stukje toe
een stukje van de longen
voor de zieke jongen
een stukje van de pens
voor 't zieke mens
een stukje van de lever
voor den zieke wever
kiele, kiele, kiele


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 483

Ik had een keurig mooie
Een keurig mooie pop
Met fijne stoffen laarsjes
En een porceleinen kop
Ze had een rok met strookjes
Een hoedje met een veer
Een zonnescherm, een ketting
Ik weet al wat niet meer.
Maar ik heb haar laten vallen
Die keurig mooie pop
En wel in duizend stukjes
Is nu die poppenkop
Wat moet ik nu beginnen
Ik schrei mijn oogjes blind’
Ik heb mijn pop verloren
En nu heb ik geen kind.


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 484

De knaap zat over zijn boek gebogen
Met diepe tranen in zijn ogen
Zijn moeder vroeg: Wat scheelt eraan?
Hij zei: Er valt een prijs te winnen.
Maar ik, ik zal maar niet beginnen.
De moeite is toch vergeefs gedaan.

Hij ging de eerste regels leren,
Herhaalde die zes, zeven keren
En leerde de tweede en derde toen
Zo stapvoets verder alle dagen
Kon toch ons knaapje eind’lijk slagen
Voor wat hem eens onmoog’lijk scheen.

De grote dag was aangebroken
En vader had tot hem gesproken:
Zo goed als gij is er geen één.
De knaap ging met zijn prijsje heen.


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 485

Wat pikt er tegen het vensterglas,
Alsof het vroeg: doe open?
Zoo 't eens die kleine vogel was...
Die ik op de plaats zag loopen!
Och ja! daar zit hij, koud en stram:
Hoe sjilpt hij om wat eten....
Och, dat ik nu mijn boterham
Maar niet had opgegeten!

Of had ik al de krummels maar,
Die moeder weg moest vegen,
Dan was het arme diertje klaar
En ik stond niet verlegen!
Och, moeder, help mij uit den nood
En ik zal het nooit vergeten,
Dat ook geen krummeltje van brood
Mag worden weggesmeten.


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 486

Een vissersknaapje speelde
Zoals het dikwijls dee
In het bootje van zijn vader
Aan de oever van de zee.

De boot, goed vastgebonden
Wiegde echter heen en weer
Het kind lei als in ’t wiegje
Zich daar te slapen neer

Hoe lang het heeft geslapen
Dat weet ons knaapje niet
Terwijl het bij ’t ontwaken
Verbaasd rondom zich ziet

’t Ontwaart geen strand, geen huizen
maar de zee slchts om zich heen
En het verneemt ook geen geluiden
Dan het golfgeklots alleen.

Het touw was losgeschoten
Waar ’t bootje straks aan lag .
…………
En niemand die het zag (??)

Op zee zijn alle vissers
Want gunstig was de wind
Die nu het bootje wegvoert
Hoort niemand nu dit kind?

Ja, wel hoort men hem roepen
Vol vrouwen is het strand
Die angstig handen wringen
…………….. (??)

Ei, zie, daar springt een zwemmer
In het schuimend nat terneer
Hij stort zich in de golven
Soms duikt, dan rijst hij weer

Zie, hij bereikt het bootje
Hij pakt het kind, hoezee!
Hij grijpt het bij de kleertjes
En zwemt naar het strand ermee.

Maar hij lei kalm en rustig
Zich neder op de grond
Die het ouders’ kindje redde
Dat was… de trouwe hond.


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 487

Ons Jantje was eens jarig
Moeder gaf de kleine man
Een boterham met muisjes
Wat smulde hij daarvan

Maar toen hij de andere morgen
Een droge boterham zag
Vroeg hij aan moe wéér muisjes
Net als de vorige dag

Welnee, zei moe, die krijg je
Alleen wanneer je jarig bent
Dan wil ik jarig wezen
Dat gaat niet, kleine vent

Toen werd ons Jantje ondeugend
Hij trok een lip en zei
Toch wil ik jarig wezen
En muisjes wil ik erbij

Niets hielp er aan zijn dwingen
Jan werd naar school gebracht
Moe zette Jantjes boterham
Bedaard weer in de kast

Maar Jantje, vroeg de juffrouw
Waarom heb jij verdriet
Ik wou graag muisjes hebben
En toch kreeg ik ze niet

De juffrouw en de kinderen
Ze lachten allen luid
Wie kreeg er muisjes, vroeg ze
Wel, niemand, zei een guit

En wie van onze kinderen
Heeft wel gehuild daarom
Natuurlijk ook weer niemand
Jan vond zichzelf heel dom

Al heel gauw kreeg hij honger
Maar ach, zijn brood stond thuis
De juffrouw had geen boterham
Wat wou hij graag naar huis

Daar sloeg het eindelijk twaalf
Wat draafde kleine Jan
Hij vroeg, zodra hij thuiskwam
Aan moe zijn boterham

Wel zeker, zei toen moeder
Die staat nog in de kast
Maar steeds nog zonder muisjes
Dat weet je, wis en vast

Dat kan me heus niets schelen
Hij hapte nu terdeeg
En in één ogenblikje
Was 't hele bordje leeg


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 488

Eén twee drie vier vijf zes zeven
Anne met de bochel kwam mij tegen
Op het houten bruggetje
Viel zij op haar ruggetje
Het ruggetje kon het niet verduren
Toen ging zij naar de buren
De buren waren niet thuis
Toen ging zij naar het stadhuis
Het stadhuis dat was gesloten
Toen ging zij naar de poorten
De poorten waren toe
Toen ging zij naar de koe
De koe die wou haar schoppen
Toen ging zij naar de poppen
De poppen wilden haar slaan
Toen ging zij naar de baan
De baan die was zo glad
Toen viel zij op haar gat
Die gat die was zo rood
Als koekenbakkers krentenbrood.


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 489

Tien, dat zijn je kinderjaren
Twintig vang je aan te paren / moet je gaan sparen
Dertig moet je zijn getrouwd
Veertig ben je al te oud
Vijftig vang je aan het zakken
Zestig krijg je ongemakken
Zeventig kan je nog wat
Tachtig is ons toegegeven /of andere versie: daal je in je graf
Negentig neemt ons in krachten af / kan je ook nog beleven
Honderd brengt ons in het graf / is je door God gegeven


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 490

Aan d'oever van de IJssel staat een veerhuis
Daar woond' een meisje, Greetje was haar naam
Men zal haar daar helaas niet meer onmoeten
Want Amor heeft ook hier zijn werk gedaan
(2 laatste regels 2 maal)

De hele dag voer zij de mensen over
Zij deed haar werk met opgewekt gezicht
Haar heldre lach klonk vrolijk over't water
En iedereen hield van dat lieve wicht
(idem)

Een schipper die geregeld daar voorbij voer
Heeft met zijn lied het blonde kind bekoort
Op zeekre dag liet hij het anker vallen
En nam zijn Greet voor altijd mee aan boord
(idem)

Nu vaart ze blij met hem langs verre kusten
Zij naam voor altijd afscheid van de pont
In 't veerhuis woont nu weer een ander meisje
Dat wacht tot ook voor haar een schipper komt


Terug naar het liedjes lijstje



Enne we gaan gewoon door, want zoo zou Alie (* 28 - 07 - 1920  † 15 - 09 - 2006) het gewild hebben.....



Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

25 Augustus 2005