Een e-mail sturen? Het e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Versjes, versjes, versjes........101 - 110

Alie (* 28 - 07 - 1920  † 15 - 09 - 2006) kende er zoo veel ....








T.g.v. de geweldig stijgende populariteit van onze versjes (dank, dank, dank!) worden de financiële lasten per maand voor onze Engelfriet site ook steeds hoger.....

En dus zijn we op zoek naar sponsors: zakelijk of privé.

Interesse?

Graag kontakt opnemen met

hans@engelfriet.net

Iedere bijdrage is van harte welkom !!







Wil je weer terug naar het overzicht, dan klik je op

Terug naar het liedjes lijstje

Leuker kennen we het toch niet maken..........




Liedje 101

Te Rotterdam ben ik geboren
onder de adem van de Maas
en liep ik met mijn eigen stilte
temidden van het straatgeraas
van zwaar bespannen sleperswagen
ben ik er passagier geweest
door heel de stad heb ik gezworven
maar aan de kaden toch het meest
daar lag de stoet uit alle streken
de Klipper en de Keulenaar
het driemastschip zijn tuig ten hemel
de ertsboot, vol en breed en zwaar
de Lloydvloot met provincienamen
alle elf als ik me niet vergis
de Caland en de Lady Tyler
de Scholtens die gebleven is
daar lagen zij voor alle verten
gereed elk in zijn eigen pracht
´t is of ik nog hun stem hoor loeien
ten afscheid in die winternacht

Maar dit ook is wat uit die jaren
het weerzien mij te binnen brengt
dat alle geuren uit de wereld
daar met elkaar waren vermengd
naar koffie rook het bij de Draaisteeg
aan het Oude Hooft naar teer en touw
naar copra langs de spoorweghaven
naar reuzel bij het Poortgebouw
naar huiden op de Terweakker
en aan het Haringvliet naar kaas
dan was de geur van gist en olie
dan van jute weer de baas
dan waren het de specerijen
uit Bombay of Batavia
naar schapen rook het aan de Boompjes
naar uien op de Spaanse Ka
aan het Nieuwe Werk geurden citroenen
en bij het entrepôt tabak
kortom, er valt geen reuk te ruiken
die aan dit havenbeeld ontbrak

Maar later toen ik op mijn tochten
in alle Heren landen kwam
kon het mij dikwijls overvallen
"hier ruikt het als in Rotterdam"
en daarmee kwam dan in zijn volheid
dat ene beeld mij voor de geest
waartegen zich ons leven tekent
de stad waar men is kind geweest
het is of vanuit deze haven
iets over heel de wereld drijft
waardoor, waar U het lot mag voeren
ge toch binnen haar omtrek blijft
het is of met haar lucht en water
en wind zij ons heeft opgevoed
in ruimte in vergezicht en kusten
van onze toekomst tegemoet
vaart ge naar Sidny of naar Kaapstad
naar Kobe of naar Baltimore
vaart ge onder alle hemelsbreedten
vaart ge alle wereldzeeën door
nooit voelt gij U geheel verlaten
als hier uw menszijn aanvang nam
door wat van kindsbeen af uw eigen
en lief was, dat is ROTTERDAM


Ontvangen van Leo Karreman

Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 102

Alles in de wind, alles in de wind.
Daar loopt een schipperskind.
Alles in de wind, alles in de wind.
Daar loopt een schipperskind.

Kom hier, Rosa,
je bent mijn zusje, je bent mijn zusje.
Kom hier Rosa,
je bent mijn zusje, ja, ja.

O wat spijt, o wat spijt.
Nu ben 'k mijn zusje kwijt.
O wat spijt, o wat spijt.
Nu ben 'k mijn zusje kwijt.

Kom hier Rosa,
je bent een ander, je bent een ander.
Kom hier Rosa,
je bent een ander, ja, ja.

Op die brug, op die brug.
Vond ik mijn zusje terug.
Op die brug, op die brug.
Vond ik mijn zusje terug.

Kom hier Rosa,
je bent mijn zusje, je bent mijn zusje.
Kom hier Rosa,
je bent mijn zusje, ja, ja.


Ontvangen van Gerard Martens

Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 103

Kent gij het land, der zee ontrukt
Door d'arbeid van een voorgeslacht
Dat nooit verwonnen heeft gebukt
Of 't hief zich op met groter kracht?
Dat land, bekend aan 't verste strand
Is 't ons zo dierbaar Nederland
Dat land, bekend aan 't verste strand
Is 't ons zo dierbaar Nederland

Kent gij het land, waar eer en trouw
Bij vorst en volk een woonplaats vindt
Waar eendracht steunt het staatsgebouw
En liefde vorst en volk verbindt?
Dat land, bekend aan 't verste strand
Is 't ons zo dierbaar Nederland
Dat land, bekend aan 't verste strand
Is 't ons zo dierbaar Nederland

Kent gij het land, dat overal
Zijn schoonste driekleur wapp'ren deed
Dat helden kweekte zonder tal
En tachtig jaar voor vrijheid streed?
Dat land, bekend aan 't verste strand
Is 't ons zo dierbaar Nederland
Dat land, bekend aan 't verste strand
Is 't ons zo dierbaar Nederland

O, Nederland, gezegend land
Klein stipjen op de wereldkaart
Behoed' u steeds des Heren hand
En blijf der vaad'ren voorbeeld waard!
Dan rijst voor u het schoonst verschiet
Want God verlaat de Zijnen niet
Dan rijst voor u het schoonst verschiet
Want God verlaat de Zijnen niet


Ontvangen van Gerard Martens

Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 104

Jarig Jetje zou tracteren
Alle meisjes van de klas
Jetje had wat uitgekozen
Waar ze zelf zo dol op was
Ulevellen bracht ze mee
Ieder kreeg er minstens twee
Ulevellen bracht ze mee
Ieder kreeg er minstens twee

Maar jawel, een stroom vriendinnen
Kwam ons Jetje tegemoet
Met de allerbeste wensen
Werd de jarige begroet
En ze vroegen, nog al glad
Wat of Jet in 't zakje had
En ze vroegen, nog al glad
Wat of Jet in 't zakje had

Ulevellen, even proeven
Eentje kwam er niet op aan
Nog één, Jetje's ulevellen
Gingen zoetjes naar de maan
En de klas, een gek geval
Kreeg warempel niemandal
En de klas, een gek geval
Kreeg warempel niemandal


Ontvangen van Gerard Jager

Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 105

We zaten met een zucht
Al boven in de lucht
We zaten zoo gezellig met z’n tweeen
En niemand kon ons zien
We hadden pret voor tien
LEVE DE ZEPPELIN !!


Met hulp van Aline

Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 106

Ketelbinkie

Toen wij uit Rotterdam vertrokken
Met de Edam, een oude schuit
Met kakkerlakken in de midscheeps
En rattennesten in het vooruit
Toen hadden wij een kleine jongen
Als ketelbink bij ons aan boord
Die voor de eerste keer naar zee ging
En nooit van haaien had gehoord
Die van zijn moeder op de kade
Wat schuchter lachend afscheid nam
Omdat hij haar niet durfde zoenen
Die straatjongen uit Rotterdam

Hij werd gescholden door de stoker
Omdat hij al de eerste dag
Toen wij net de pier uit waren
Al zeeziek in de foc'sle lag
En met jenever en citroenen
Werd hij weer op de been gebracht
Want zieke zeelui zijn nadelig
En brengen schade aan de vracht
Als-ie dan sjouwend met zijn ketels
Uit de kombuis naar voren kwam
Dan was het net een brokkie wanhoop
Die straatjongen uit Rotterdam

En als-ie 's avonds in zijn kooi lag
En moe van 't sjouwen eind'lijk sliep
Dan schold de man die wacht te kooi had
Omdat-ie om zijn moeder riep
Toen is-ie op een mooie morgen
't Was in de Stille Oceaan
Terwijl ze brulden om hun koffie
Niet van zijn kooi goed opgestaan
En toen de stuurman met kinine
En wonderolie bij hem kwam
Vroeg hij een voorschot op zijn gage
Voor 't ouwe mens uit Rotterdam

In zeildoek en op rooster baren
Werd hij die dag op 't luik gezet
De kapitein lichtte zijn petje
En sprak met grafstem een gebed
En met een één twee drie in Godsnaam
Ging 't ketelbinkie overboord
Die 't ouwetje niet dorst te zoenen
Omdat hij niet bij zeelui hoort
De man een extra mokkie schoot an
En 't ouwe mens een telegram
Dat was het einde van een zeeman
Die straatjongen uit Rotterdam


Ontvangen van Marieke Boogaard

En deze andere (?) versie kwam van Yoka McLoad

DE STRAATJONGEN UIT ROTTERDAM

Toen wij uit Rotterdam vertrokken
Met de 'Edam', een ouwe schuit
Met kakkerlakken in de midscheeps
En rattennesten in 't vooruit
Toen hadden wij een kleine jongen
Als 'Ketelbink' bij ons aan boord
Die voor de eerste keer naar zee ging
En nooit van haaien had gehoord
Die van zijn moeder aan de kade
Wat schuchter lachend afscheid nam
Omdat ie haar niet durfde zoenen
Die straatjongen uit Rotterdam.

Hij werd gescholden door de stokers
Om dat-ie van den eerste dag
Toen wij maar net de pier uit waren
Al zeeziek in het 'foc-sie' lag
En met jenever en citroenen
Werd hij weer op de been gebracht
Want zieke zeelui zijn nadelig
En brengen schade aan de vracht
Als die dan sjouwend met zijn ketels
Van de kombuis naar voren kwam
Dan was het net een brokkie wanhoop
Die straatjongen uit Rotterdam.

Wanneer hij 's-avonds in z'n kooi lag
En van het sjouwen eind'lijk sliep
Dan schold de man die 'wacht-te-kooi' had
Om dat-ie om zijn moeder riep
Toen is- ie, op een mooie morgen
't Was in den Stillen Oceaan
Terwijl ze brulden om hun koffie
Niet van zijn kooigoed opgestaan
En toen de stuurman met kinine
En wonderolie bij hem kwam
Vroeg hij een voorschot op z'n gage
Voor 't ouwe mensch in Rotterdam.

In zijldoek en met roosterbaren
Werd hij dien dag op 't luik gezet
De kapitein lichtte zijn petje
En sprak met groc-stem een gebed
En met een 'Eén-twee-drie-in-Godsnaam'
Ging 't ketelbinkie overboord
Die 't ouwetje niet durfde zoenen
Omdat dat niet bij zeelui hoort
De man een extra mokkie 'schoot-an'
En 't ouwe mens een telegram
Dat was het einde van een 'zeeman'
Die straatjongen uit Rotterdam.



En deze opmerkingen en versie ontvingen we van Lucienne:

Veel mensen die het lied zingen maken al in de eerste zin de fout "Toen wij uit Rotterdam vertrokken".

De correcte tekst is echter "Toen wij van Rotterdam vertrokken."

Immers: wie vertrekt uit een plaats komt niet meer terug, wie van een plaats vertrekt (hopelijk) wel. Vandaar dat zeelieden altijd "van" zeiden. Ook wordt nog wel eens gezongen: "Toen wij uit Rotterdam vertrokken, vertrokken wij uit Rotterdam", als grap of als men de tekst is vergeten.

Trouwens, de straatjongen van Rotterdam, beter bekend als Ketelbinkie is een smartlap uit 1940. De tekst werd geschreven door Anton Beuving voor het hoorspel Vrouw aan boord en de muziek werd gecomponeerd door Jan Vogel.

Op de kade bij het Buizenpark (Katendrecht) in Rotterdam staat sinds 1994 een standbeeld van Ketelbinkie, in 1973 ontworpen door de Rotterdamse kunstenaar Huib Noorlander, op initiatief van de Nederlandse Hartstichting ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de Holland-Amerika Lijn. Dit beeld stond oorspronkelijk op de Wilhelminakade.

Een tweede standbeeld van Ketelbinkie staat sinds 1998 in het Maritiem Museum aan de Leuvehaven in Rotterdam. Ook dit beeldje is door Huib Noorlander gemaakt.

Toen wij van Rotterdam vertrokken
Met de Edam, een oude schuit
Met kakkerlakken in de midscheeps
En rattennesten in het vooruit
Toen hadden wij een kleine jongen
Als ketelbink bij ons aan boord
Die voor de eerste keer naar zee ging
En nooit van haaien had gehoord
Die van zijn moeder aan de kade
Wat schuchter lachend afscheid nam
Omdat hij haar niet durfde zoenen
Die straatjongen uit Rotterdam

Hij werd gescholden door de stokers
Omdat hij al de eerste dag
Toen wij maar net de pier uit waren
Al zeeziek in het foc'sle lag
En met jenever en citroenen
Werd hij weer op de been gebracht
Want zieke zeelui zijn nadelig
En brengen schade aan de vracht
Als-ie dan sjouwend met zijn ketels
Uit de kombuis naar voren kwam
Dan was het net een brokje wanhoop
Die straatjongen uit Rotterdam

En als-ie 's avonds in zijn kooi lag
En na het sjouwen eind'lijk sliep
Dan schold de man die wacht te kooi had
Omdat-ie om zijn moeder riep
Toen is-ie op een mooie morgen
't Was in de Stille Oceaan
Terwijl ze brulden om hun koffie
Niet van zijn kooigoed opgestaan
En toen de stuurman met kinine
En wonderolie bij hem kwam
Vroeg hij een voorschot op zijn gage
Voor 't ouwe mens in Rotterdam

In zeildoek en met roosterbaren
Werd hij die dag op 't luik gezet
De kapitein lichtte zijn petje
En sprak met grogstem een gebed
En met een één twee drie in Godsnaam
Ging 't ketelbinkie overboord
Die 't ouwetje niet durfde zoenen
Omdat dat niet bij zeelui hoort
De man een extra mokkie schoot-an
En 't ouwe mens een telegram
Dat was het einde van een zeeman
Die straatjongen uit Rotterdam


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 107

Neem Hollands boer zijn guldens af
Zijn centen en vierduiten
Dan houdt hij nog zijn vette klei
En staat erbij te fluiten

Neem Hollands boer zijn landen af
Dan houdt hij nog zijn water
Dan maalt hij toch weer land uit op
Wat vroeger of wat laer

Neem Holland al zijn dijken weg
En laat het onderlopen
Geen nood: elk kaasboerinneke
Gaat visschersnetten knoopen

Neem Holland al zijn boomen weg
Zijn wilgen en zijn peppels
Dan ruist nog Hollands windezang
Door 't riet van sloot en greppels

Maar neem je Hollands water weg
Zijn plassen en zijn vaarten
Dan is mijn land geen Holland meer
Al staat het op de kaarten

Dan wordt het duin een woestenij
Dan dorren al de weiden
Dan gaat mijn mooie Holland dood
Omdat het dorst moet lijden!!!.


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 108

Holland ze zeggen: je grond is zoo dras
Maar mals zijn je weiden en puik is je gras
En vet zijn je glanzende koeien
Fris waait de wind door je wuivende riet
Groen zijn je dorpjes in 't nevelig verschiet
Rijk staan je gaarden te bloeien
Blank is je water en geurig je hooi
Holland, mijn Holland, ik vind je zoo mooi!

Holland, ze zeggen: je bent maar zoo klein
Maar wijs is je zee en je lucht is zoo rein
En breed zijn je krachtigen stroomen
Goud is je graan op je zand en je klei
Purper het kleed van je golvende hei
Stoer zijn je ruischende boomen
Holland ik min je om je heerlijke tooi
Holland mijn Holland ik vind je zoo mooi!!!.


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 109

Wakkere mannen, Hollands trots
Waar ons hart van kan verdragen
Als gij 't rappe lijf durft wagen
In het woedend golfgeklots
Die gevaren vreest, noch dood
Als gij redden kunt uit nood

't Is een stuk Oud-Holland waard
Brave mannen in den lande
Trouwe wachters op de stranden
Moog je lang nog zijn gespaard
Of geen mens je namen weet
'k Denk dat God ze niet vergeet!!!.


Terug naar het liedjes lijstje



Liedje 110

het had een nacht gevroren, maar het ijs was nog niet goed,
toch stapt' een aardig ventje al met zijn ene voet, zijn ene voet
hij dacht, ik zal het wagen, het ijs kan mij wel dragen,
het ijs kan mij wel dragen, o ja, o ja.

hij ging toen an het stampen, en stampte uit alle macht,
maar het ijs van pas twee nachten, bezweek voor zulk een kracht, voor zulk een kracht
krik krak, daar ging hij onder, daar ging hij kopje onder,
daar ging hij kopje onder, o wee, o wee.

help! help! ik voel mij zinken, wie redt mij uit den nood?
help! help! ik ga verdrinken, wie redt mij van den dood, mij van den dood?
een boer, die aan kwam rijden, had met hem medelijden,
had met hem medelijden, o ja, o ja.

hij pakte hem bij zijn buisje en redde de kleine guit
het water liep met stromen zijn mouw en broekspijp uit, zijn broekspijp uit
en thuis in vader's hoekje, daar ging 't op 't natte broekje,
daar ging 't op 't natte broekje, klets klats, klets au!


Ontvangen van Marieke Boogaard

Terug naar het liedjes lijstje



Enne we gaan gewoon door, want zoo zou Alie (* 28 - 07 - 1920  † 15 - 09 - 2006) het gewild hebben.....



Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

22 Januari 2010