Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Wel of niet een Moerdijkkanaal en hoe het verder ging met België




En toen dook Aad een boek op van zijn Geschiedenis leraar (
link)

verseputfoto

Dr. J. Verseput

Kamer van Koophandel en Fabrieken van Rotterdam, 1928 - 1953
Gedenkboek in opdracht van de Kamer, geschreven door Dr. J. Verseput
voor de Kamer uitgegeven door W.L. & J. Brusse N.V., Rotterdam, 1955

en daar maak je natuurlijk wat samenvattingen uit, bijvoorbeeld het onderstaande verhaal, want geschiedenis blijft Aad's afwijking.





Aad : na WOI stelde Belgie enkele eisen aan Nederland, bijvoorbeeld de annexatie van Zeeuws-Vlaanderen en de aanleg van het Moerdijkkanaal, zoals te zien op het kaartje uit het boek :

moerdijkkaart

Wanneer in die dagen werd gesproken over de wenselijkheid van het beschikbaar stellen van Rijnvaartpremies werd van regeringswege telkens naar voren gebracht, dat men de Belgische Regering niet wilde tarten en de onderhandelingen, die werden of zouden worden gevoerd, niet wilde schaden. Het is derhalve gewenst de verhoudingen tussen Nederland en België in onze beschouwingen te betrekken. (LINK)

Nadat op 24 Maart 1927 het op 3 April 1925 tussen beide buurlanden ontworpen verdrag door de Eerste Kamer was verworpen, was de verhouding tussen beide staten enigszins verstoord.

Onderhandelingen tussen beide landen over de herziening van het verdrag van 1839 waren in 1928 weer op gang gebracht. Het sprak vanzelf, dat tijdens deze besprekingen het kanalenplan door Noord-Brabant weer ter tafel was gekomen, maar op 7 Mei 1929 verklaarde de Nederlandse Regering in een memorandum aan die van België o.a., dat "het toestaan aan België van een (Moerdijk) kanaal met dezelfde kenmerken als dat voorzien in het verdrag van 1925, een politieke onmogelijkheid (was) en dat voortgaan met het vragen van een zoodanig kanaal het najagen van hersenschimmen zou zijn".
De Nederlandse Regering bleek alleen bereid tot verbetering van bestaande of/en ten tijde van de scheiding bestaan hebbende waterwegen, een oplossing waarmede de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam zo nodig accoord kon gaan.

België ging daarna over tot de bouw van het "zilveren Moerdijkkanaal", nl. het verlenen van de Rijnvaartpremies (1 September 1929).

Kort tevoren n.l. in de eerste maanden van 1929 was de verstandhouding minder goed geworden door de publicatie in een Nederlands dagblad van zogenaamde geheime documenten, waaruit het bestaan van militaire afspraken tussen de Regeringen van België en Frankrijk, waarbij ook Engeland betrokken zou zijn, om in geval van oorlog tegen Duitsland met een leger over Nederlands grondgebied te trekken, viel af te leiden. Was in Nederland de verontwaardiging groot over de, naar men meende, overtuigend gebleken snode voornemens van de Belgische Regering, in België toonde men zich niet minder ontstemd over het in ons land tegenover België gebleken wantrouwen, dat was gebaseerd op documenten, die de Belgische Regering als falsificaties kwalificeerde.

In 1930, het jaar waarin België het eeuwfeest van zijn onafhankelijkheid vierde, greep geleidelijk een ommekeer plaats. Van Belgische zijde werd met grote tact alles vermeden, dat voor Nederland onaangenaam kon zijn en van Nederlandse zijde werd een ruim standpunt ingenomen, dat o.a. bleek uit het zenden van een eskader oorlogsschepen naar Antwerpen tijdens de herdenkingsdagen in Augustus.

De toenadering tussen de staten bleek eveneens uit de samenwerking op economisch gebied, die op 22 December 1930 tot de ondertekening van de conventie van Oslo leidde.

De besprekingen tussen beide buurstaten werden in 1931 officieus hervat. Uit mededelingen, die de Minister van Buitenlandse Zaken Jhr Beelaerts van Blokland op 14 October 1931 naar aanleiding van de interpellatie van Jhr Mr B. C. de Savornin Lohman in de Eerste Kamer deed, kon opgemaakt worden, dat de Regering niet afwijzend zou staan tegenover het denkbeeld van een nieuwe vaarweg tussen Dintelsas en Bath achter een gesloten dam door de slikken van Hinkelenoord tot aan de Belgische grens, welke vaarweg, zoals men wel mocht aannemen, door België ongetwijfeld tot aan de Antwerpse dokken zou worden verlengd. Dit plan herinnerde in alle opzichten aan het Moerdijkkanaal en op 3 November 1931 bracht de Kamer van Koophandel haar bezwaren ter kennis van de Regering en de Staten-Generaal.

Hoewel de onderhandelingen werden voortgezet, leidden zij toch niet tot een bevredigend resultaat en men zal niet ver mis zijn, wanneer men de verhoging van de Belgische Rijnvaartpremies in verband brengt met het mislukken dezer besprekingen.

Onder de indruk van gebeurtenissen buiten de landsgrenzen, vooral van het aan de macht komen van Adolf Hitler, werden verlangens tot toenadering wakker. Zowel van Nederlandse als van Belgische zijde werd naar een oplossing der scheiding brengende geschillen gezocht en Koning Leopold III werd de grote bezieler van deze gedachte.

In Nederland werd het zeer gewaardeerd, dat de Belgische koninklijke familie de beide oudste kinderen in de zomer van 1935 met vacantie naar ons land zond. Veel aandacht trok ook het informele bezoek dat Koningin Wilhelmina en Prinses Juliana in die tijd aan Brussel brachten.

In de Belgische pers werd de toenadering tussen beide buurstaten gepropageerd. In het "Handelsblad van Antwerpen" van 13 October 1935 lezen wij bijvoorbeeld: "Indien ooit dan is het in dezen beroerden tijd, dat kleine buurstaten, zooals Nederland en België, malkaar de hand moeten reiken, althans niets onbeproefd mogen laten om de meest hartelijke betrekkingen van vriend- en buurschap te doen heerschen tusschen beiden".

Aan deze ontwikkelingen waren ook niet vreemd de anti-Franse gevoelens, die vooral tot uiting kwamen in het critiseren der militaire betrekkingen met Frankrijk. Meer en meer ontstond bij de Vlamingen en een groot gedeelte der Walen de mening, dat een streng doorgevoerde onafhankelijkheids-politiek naar Nederlands voorbeeld ook voor België de meest aangewezen weg was. Nadat Duitsland op 7 Maart 1936 het verdrag van Locarno opgezegd had en tevens was overgegaan tot de bezetting van de gedemilitariseerde linker Rijnzone, kwam het vraagstuk in een acuut stadium.

Koning Leopold III achtte een militair samengaan met Frankrijk, waardoor België bij een botsing in het Westen onherroepelijk het slagveld zou worden, onverantwoord en op 11 Maart 1936 werd het Frans-Belgische accoord met alle clausules opgezegd.

De toestand ontwikkelde zich snel en op 14 October 1936 bevestigde de Belgische koning de onafhankelijkheidspolitiek van zijn land. In België werd deze koninklijke verklaring toegejuicht, maar in Frankrijk, waar men de militaire verdediging van de noordgrens had verwaarloosd, gaf zij aanleiding tot felle critiek.

Oriëntering van België naar het Noorden vond ook in Nederland waardering en de Minister van Economische Zaken Ir Gelissen richtte reeds op 6 Juni 1935 tot de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam het verzoek haar standpunt met betrekking tot alle Belgische vraagstukken in een nota uiteen te zetten. In antwoord hierop schreef de Kamer, dat iedere gesloten vaarweg tussen de Antwerpse haven en het Hollandsch Diep of het Volkerak h.i. onaanvaardbaar was. Zij voegde hieraan toe: "Onze Kamer kent niet en kan zich ook niet voorstellen een Belgische tegenprestatie, die als compensatie voor het toestaan van een Moerdijkkanaal zou kunnen gelden. Met name mag zeker als zoodanig niet worden beschouwd het eventueel terugnemen door België van tegen ons land gerichte protectionistische maatregelen, die bedoeld zijn om een zoodanige verbinding af te dwingen (b.v. Rijnvaartpremies, vrij sleepen)".





Klik hier voor de overige verhalen van Dr. J. Verseput





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

12 November 2002