Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De huisvestingsproblemen aan de Jonker Fransstraat




Liep Aad tegen een boek op waarin deze foto stond.... wel uit 1951, maar Aad herkende er meteen een aantal van. Uit welk boek ?

Van Zorg en Zegen
1901 - 1951
Gedenkboek 1e Chr. HBS
Rotterdam

gaan we op deze en andere pagina's uit voorlezen op onze site

lerarenhbs

College van leraren der Chr. H.B.S. in 1951

Nieuwgierig hoe al die leraren heetten, klik dan even op deze
Reunie HBS link, misschien even zoeken, maar de bovenstaande foto staat er ook in en daaronder....





jonker fransstraat


De Jonker Fransstraat in 1938

in het grijze gebouw rechts van de tram, was de HBS gevestigd.

hbsjonkerfrans

Het schoolgebouw in de Jonker Fransstraat vanaf 1910

Op de bestuursvergadering van 13 februari 1902 werd meegedeeld dat van de ervan C.B. Parqui een bovenhuis gehuurd was aan de Jonker Fransstraat 71 tegen f 575,- 's jaars en zoo begon het.

Terwijl tot hiertoe de koster der Hoveniersstraatkerk als conciërge fungeerde, tegen een vergoeding van f 3.- per week, werd nu omgezien naar een conciërge.
Vereisten: echtpaar zonder kinderen, de man moet tegenwoordig zijn bij het begin en het eind der schooltijden; het salaris wordt vastgesteld op f 3.- per week, terwijl voor schoonmaakartikelen f 25.- wordt toegestaan.

In Mei 1902 verhuist de school naar de Jonker Fransstraat en wordt besloten de Gereformeerde Kerk f 150.- te geven voor het gebruik der lokaliteit in de Hoveniersstraat.

Het bestuur kreeg een financieel buitenkansje, toen het in September voor een elftal uren per week lokaliteit kon verhuren aan het bestuur van de Cursus tot Opleiding van Christelijke Onderwijzers voor de hoofdacte tegen een vergoeding van f 250.- 's jaars en f 50.- voor de conciërge, terwijl het licht voor rekening van genoemd bestuur kwam.

Tegen de tijd, dat het Marnix-Gymnasium geopend zou worden, was het nodig naar meer ruimte uit te zien. De eigenaar van het schoolpand was bereid het bovenhuis naast de school ook te verhuren, als over een jaar de huur van de bewoner was afgelopen en wilde het hele pand ook wel voor f 56.000,- verkopen. Het bestuur besloot alvast het bovenhuis te huren tegen Mei 1904. Voorlopig konden de klassen van het gymnasium bij de H.B.S. onderdak vinden, als de conciërge een andere woning zocht. Zijn tractement werd in verband hiermee op f 400.- gesteld.

Wanneer het mogelijk zou zijn, wilde men het gebouw ook kopen. Het bewuste pand Jonker Fransstraat 69 en 71 bood inderdaad vele mogelijkheden, afgezien van de vraag, of het bijzonder geschikt was voor school. Het was een dubbel pand: gelijkvloers waren twee winkels; tussen deze was in de wijde portiek de ingang van het bovenhuis op de eerste verdieping van het hele pand; een gang beneden gaf toegang tot een grote tuin achter het pand, die ook te bereiken was langs een buitentrap vanaf de eerste verdieping.

De kamers op de 2e en 3e verdieping en de grote zolderruimte waren als twee vrije bovenhuizen verhuurd. Toen in Sept. 1903 het gymnasium bij de H.B.S. introk, waren er juist 7 lokalen voor de 7 klassen beschikbaar, terwijl er in alkoven en op de gangen ruimte was om de kleren te bergen en er nog twee kamertjes overbleven, waar met enige goede wil rector, directeur en conciërge konden zitten.

Twee lokalen waren op de zolderverdieping onder de hanebalken. Eén ervan werd amphitheatersgewijs ingericht en moest ook voor tekenzaal dienst doen.

De eigenaar van het pand was nu bereid het geheel voor f 52.000,- te verkopen en toonde zich genegen om het later eventueel terug te nemen tegen de geschatte waarde. De ledenvergadering hechtte in Nov. 1903 haar goedkeuring aan een eventuele aankoop van het pand. Wél was de vraag gesteld, of een bovenhuis wel de meest aangewezen plaats was voor een school, terwijl er ook een bezwaar in gezien werd, dat er twee winkels onder de school waren, die misschien 's Zondags open zouden zijn.

In Oct. 1903 werd een huurcontract aangegaan voor de beide bovenhuizen Jonker Fransstraat 69 en 71 met een clausule omtrent de aankoop van het geheel en hierbij bleef het voorlopig. Uit de notulen blijkt niet, waarom de aankoop van het pand niet is doorgegaan, maar vermoedelijk zal het bestuur wel hebben opgezien tegen het aanvaarden van de financiële verplichtingen, die deze aankoop meebracht.

De voorziening in de lopende uitgaven baarde het bestuur reeds zorgen genoeg. In de loop van 1904 werd het bovenhuis Jonker Fransstraat 69 bij de school getrokken en in 1905 het bovenhuis op de eerste verdieping.

Op de vergadering van 2 Febr. 1905 was een brief van de eigenaar van het pand ingekomen, waarin deze meedeelde, dat hij een aanvraag tot verhuring van het benedenhuis ontvangen had voor een vishandel. Het bestuur besloot hem te berichten, dat het daarin berustte in de hoop, dat het niet schadelijk voor de school zou werken. Het andere benedenhuis was reeds in gebruik bij een slager, zodat het gymnasium, dat op no. 71 zat en de H.B.S., die op no. 69 geïnstalleerd was, elkaar niet hoefden te benijden. Toen later de viswinkel plaats maakte voor een bloemenwinkel, kon dit wel als een vooruitgang genoteerd worden. De materialistische en sterk geurende onderbouw der scholen kwetste meer het gevoel dan dat het de scholen in hun werk enigszins stoorde.

Voorbijgangers in de Jonkerfransstraat zullen zich wel eens afgevraagd hebben, hoe dat ene pand al die leerlingen kon verzwelgen. maar zij hadden ook geen idee van het volume van het gebouw. De ruimten, die aanvankelijk door drie gezinnen bewoond waren, werden door het doorbreken van scheidingsmuren, zoveel mogelijk tot één geheel gemaakt, waarvan elke school een helft gebruikte. Verder werd het huis zoveel mogelijk in zijn oorspronkelijke staat gelaten, met vertrekken in de meest verschillende afmetingen en donkere alkoven, die voor bergruimte konden dienen, maar niet minder geschikt waren om voor verberging te dienen, als leerlingen uit een klas verwijderd waren en zich wilden onttrekken aan het gezicht van de straffende gerechtigheid.

De kleinere kamertjes konden ook nog een bestemming vinden, daar de B-klassen van het gymnasium en de handelsklassen van de H.B.S. slechts enkele leerlingen telden. Het is onnodig te zeggen, dat het geheel voor een vreemde een ware doolhof was. Niet alleen de nieuwe leerlingen raakten vaak de kluts kwijt, waardoor ze in de verkeerde school terecht kwamen, maar ook officiële bezoekers moesten voortdurend tegen verdwalen behoed worden om niet buiten hun ambtsgebied te gaan opereren.

Wie het schoolgebouw ook mochten bewonderen om zijn kwaliteiten, de leiders der scholen zeker niet. Voor een school, die behoefte heeft aan goede vaklokalen, mankeerde er veel aan de huisvesting, terwijl het geheel weinig overzichtelijk was. Ook waren er zeer aanwijsbare gevaren voor het geval het gebouw overdag door brand getroffen werd.

Gedurende drie jaar werd over geen (verbouw)bouwplannen meer gesproken. maar als in 1909 de subsidie ook voor de H.B.S. in zicht komt, duurt het niet lang, of een eigen nieuw gebouw komt aan de orde. Reeds op de ledenvergadering van 24 Juni 1909 verzocht een der leden, dat het bestuur zou uitzien naar een nieuw gebouw. Het bestuur beloofde dit ernstig te zullen overwegen en toen dan ook aan een commissie uit het bestuur was opgedragen te rapporteren over de financiën en deze commissie voorstelde een lening te sluiten (met regelmatige aflossing) om daarmee diverse oude crediteuren te voldoen, kwam meteen de vraag naar voren, of nu niet het ogenblik gekomen was om de lening zo groot te maken, dat hieruit ook een nieuw gebouw kon bekostigd worden.

Verschillende bouwterreinen werden in overweging genomen, met B. en W. van Rotterdam onderhandelingen aangeknoopt, zelfs een architect-aannemer in de arm genomen om deskundige voorlichting te geven, maar toen er spijkers met koppen moesten geslagen worden, kwamen er grote financiële bezwaren naar voren.

In de bestuursvergadering van 2 Febr. 1910 kreeg een commissie van vier uit het bestuur de opdracht in de volgende vergadering te komen met een begroting voor scholenbouw en een overzicht van de financiële gevolgen voor de exploitatie. De genoemde commissie rapporteerde op de vergadering van 2 Maart 1910; ze kwam met heel wat cijfers - de bouwkosten werden b.v. begroot op f 130.000,-, namelijk f 96.000,- voor de bouw en f 34.000,- voor het bouwterrein - het jaarlijks tekort werd geraamd op f 5.000,- en de commissie kwam tot haar leedwezen tot de conclusie, dat onder zulke bezwarende omstandigheden voorlopig niet tot schoolbouw mocht worden overgegaan.

Bij deze besprekingen was ook de vraag naar voren gekomen, of er geen mogelijkheid was, dat het Rijk in de een of andere vorm de bouwkosten restitueerde en dit onderwerp zou besproken worden met de oud-Ministers Kuyper en de Savornin Lohman. Het nieuwe gebouw was dus van de baan en daarom wendde het bestuur zich thans tot de eigenaar van het gebruikte gebouw met de vraag, hoe en op welke voorwaarden het gebouw kon worden veranderd en uitgebreid.

Op de volgende vergadering deelt de voorzitter mee, dat de eigenaar in beginsel bereid is tot verbouwing over te gaan, tegen hoger huur over 10 jaren en dat de verbouwingsplannen ingewacht werden, die daarna ter goedkeuring aan de inspecteurs van het gymnasiaal en middelbaar onderwijs zouden voorgelegd worden. Aan deze plannen werd nu met spoed gewerkt.
De goedkeuring van de inspectie werd verkregen en op de ledenvergadering kon de voorzitter meedelen, dat de eigenaar in de vacantie f 18.000,- aan de verbouwing zou ten koste leggen.

De verbouwing betrof voornamelijk de zolderverdieping. Deze werd radicaal veranderd, doordat op het pand een nieuwe kap verrees, waardoor op de vierde verdieping een gang ontstond met twee grote lokalen aan elke kant, die de vereiste hoogte bezaten. Van deze lokalen werden er twee gebruikt voor het onderwijs in de natuurwetenschappen - leslokaal en practicum Scheikunde -, de beide anderen werden grote leslokalen.
Bovendien werd in de tuin achter de school een gebouwtje gezet, waarin een lokaal voor handtekenen en een voor lijntekenen werd ingericht.

Een grote verbetering werd ook bereikt door het uitbreken van de donkere tussenkamertjes. Hierdoor ontstond op elke verdieping over de gehele breedte van het pand een brede lichte gang. In de lokalen aan de straat werden dubbele ramen aangebracht om minder last van het hinderlijke straatrumoer te hebben. De conciërge, die tot hiertoe ook in de school woonde, moest ergens anders onderdak zoeken en kreeg daarvoor f 240,- huur-vergoeding.

Het gymnasium kreeg de eerste en tweede verdieping toegewezen met de ingang op no. 71, de H.B.S. de derde en vierde verdieping met ingang no. 69. Op de eerste verdieping was verder nog een flinke kamer voor de rector, een klein kamertje voor de leraren en een kamertje voor de gemeenschappelijke conciërge, terwijl op de tweede verdieping een kamertje werd bestemd voor directeurskamer (de vroegere rectorskamer). Hoewel er grote verbeteringen waren aangebracht, bleef het voor de leraars toch een grote teleurstelling.

In 1910 was het aantal aangiften voor de H.B.S. echter zó groot, dat een parallelklas moest gevormd worden. Ook was dit geen toevallig verschijnsel, want in 1911 moest eveneens de eerste klas gesplitst worden, terwijl bovendien de tweede klas nu een parallel-afdeling had en in 1912 kwam er nog een klasse-afd. bij. Deze snelle uitbreiding bracht nieuwe moeilijkheden mee.

Er waren niet voldoende leslokalen meer in het gebouw en er moesten zgn. wandelklassen gevormd worden, d.w.z. de vaklokalen voor handtekenen en natuurwetenschap werden voor leslokaal gebruikt met dien verstande, dat de klassen, die in deze lokalen zaten, van lokaal moesten verwisselen, zo vaak een andere klas van het vaklokaal moest gebruik maken. Meestal vormde de kleinste afdeling deze mobile colonne.
De ligging der beide vaklokalen - het ene in de tuin en het andere in de nok van het gebouw - was hierbij een handicap en werkte demoralisatie der klas in de hand.

De ligging van het schoolgebouw was op zichzelf gunstig met het oog op de vele buitenleerlingen. De school was niet zo ver van de stations, de boten en de Maasbruggen. De betekenis hiervan voor die tijd moet niet onderschat worden, want gedurende het eerste dozijn jaren telde de school meer buitenleerlingen dan leerlingen uit de stad zelf.

Onverdeeld gunstig was de ligging ook weer niet, want de Jonker Fransstraat was een niet brede maar drukke verkeersweg en het onderwijs in de kamers aan de straatzijde ondervond veel hinder van het straatlawaai.

Enige verbetering kwam hierin, toen de straat voor het schoolgebouw met geluiddempend materiaal werd geplaveid.





Klik hier voor de overige HBS Henegouwerplein verhalen





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

20 December 2002