Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Een anekdote over iets uit Rotterdam, geschreven in 1941 :

En van je hela, hola....

Prachtige OCR verhalen uit een van onze boeken, Aad vindt het heerlijk om ze te lezen, hopelijk jullie ook ....enne let niet op kleine OCR foutjes

Als "men" den Rotterdamschen "volkszang" wilde typeeren, vooral dien, welke bij openbare feestelijkheden werd ten beste gegeven, dan herinnerde die "men" altijd met een zekere voorliefde aan den steeds maar herhaalden drensdeun:

"En van Je héla, hola, houdt 'r de moed maar in,
houdt *r de moed maar in,
houdt *r de moed maar in!"

Of aan het eeuwig-gerepeteerde:

"We gaan nog niet naar huis,
nog lange niet, nog lange niet.
We gaan nog niet naar huis:
m'n moeder is niet thuis!..."

Ik geef toe: in het zingen van volksliederen zijn onze brave Rotterdammers nooit bijzonder sterk geweest. Zelfs in de jaren, dat de sport meer en meer de velden en de jonge harten begon te veroveren, kreeg men weinig of niets te hooren, dat op een fiksch en frisch sportlied leek. Het uit den treure herhaalde:

"Laat de klok maar luie en laat de klok maar slaan.
Er is geen club in Nederland,
die Sparta kan verslaan,
't zal niet gaan!"

kon men moeilijk als een bijzonder geslaagde hymne aan de sport kwalificeeren.

Maar, al waren in onze jonge Jaren inhoud, melodie en voordracht onzer straat- en volksliedjes ook al niet altijd even hartverheffend, er zat toch wel iets méér in. Ze waren, over 't algemeen, niet alleen langer, maar ook meer verhalend. Wat er in ontbrak aan bezieling, werd door een harten trommelvliezen-verscheurende klankontwikkeling aangevuld. Hetgeen men zonder moeite kon constateeren wanneer bijvoorbeeld een troep straatjongens, die in optocht achter een bokkenwagen aanliep, onver -droten bleef zingen:

En me vader had twee bokkies,
Twee bokkies zonder staart.
Hij ging er meer uit rije
Al in de Paardestraat.
Er kwamme twee agentjes,
Die namme de bokkies mee.
M'n vader begon te Janke
En de bokkies jankte mee:
Van je bokkie, bokkie, bokkie, bokkie bè! (4 maal)

Vooral het "bè!" van de bokkies werd altijd op de meest gevoelvolle wijze nagebootst en het allerlaatste "bè!" werd tot in het oneindige gerekt.

Van ouderen datum was, naar het ons voorkomt, het liedje op de hondenbelasting, dat niet van zekeren humor verstoken was:

De heere van de stad,
Die hebbe altijd wat:
Ze hebbe uitgevonde
Belasting op de honde.
Twee gulde is de prijs
Dan krijg je een bewijs.
En as je niet betaalt,
Dan wordt je hondje weggehaald.
Juffrouw, pas op je hondje!
Pas op je hondje, pas op je hondje!
Juffrouw, pas op je hondje!
Anders wordt Je hondje weggehaald!

Sarcastischer klonk het dichtwerk, gewijd aan den ambtenaar, wien de taak te beurt viel, de zonder belastingpenning rondloopende honden op te vangen en dat eindigde met de woorden:

De rooie die is dood;
We zullen 'm gaan begrave:
Twaallef achter 't lijk,
En de rooie in de wage.
Rooie, rooie, rooie hondjesdief!
Rooie, rooie, rooie hondjesdief!

Met een dronkemansachtigen, langgerekten "uithaal" werd gewoonlijk het "lied van den koloniaal" gezongen. Men proeve eens de volgende hartroerende regelen:

Moeder, Je heb 't zellef gewild:
Je zoon wordt ko-lóóó-niaal!
Moeder, Je zoon Dirrik sterreft as ko-lóóó-niaal!
Moeder,... enz.

Bijzonder "indrukwekkend" was het onstilbaar dronkemansverdriet, dat in het eindeloos slepend gehouden "lóóóó" van "koloniaal" tot uiting kwam.

Opgewekter intusschen klonken de versregelen, die de gevoelens van Rotterdams minnende jonkheid moesten vertolken, welke oplaaiden bij de gedachte aan de genoegens en dartelheden, die haar wachtten in de nooit volprezen theetuinen van "vrouw Romein" en van "Freriks", in het Hillegersbergsche.
Van een dichterlijke verlokking om naar laatstgenoemde gelegenheid te trekken, spelen ons nog de woorden door het hoofd:

Welnee, meneer, dat is te ver,
Dat is toch niets gedaan!
Kom, laat ons heel gezelligjes,
Laat ons naar Freriks gaan.
En, Freriks, Freriks, Freriks
Kiele, kiele, Freriks,
Kiele, kiele, hopsasa!

De drie laatste regels van dit opgewekte liedje werden herhaald.
Het was heel wat prettiger om te hooren dan bijvoorbeeld het, ook wel als straatlied uitgegalmde, lied van Laura, die achter de "kloostertraliën" te versmachten zat en die men op wee-ig-sentimenteele wijze aan minnepijn liet verkwijnen in de volgende hoogdravende regelen:

En een zucht van het maagdelijk wezen
Kwam vanachter de traliën uit
En een stem, die sprak vol tranen:
Nooit, nooit, nooit
Zal Laura worden uwe bruid!

Een ander versje, blijkbaar gewijd aan een verkiezingspropagandist, gerecruteerd uit de rijen der geheelonthouders, oftewel "blauwe knoopen", deed het beter:

Daar hebble Pietje
Daar hebbie Pietje Puk!
Hij lust geen klare,
Dat is z'n ongeluk!
Maar in z'n boddie zit
Een ware kiezerspit:
Hij loopt zich warrem
Voor 't fijnste lid!

Een niet-ongeestig spotliedje op het vroegere Delftsche bootje mag niet onvermeld blijven. Het klonk frisch en vroolijk. Hoor maar:

O, dat zeemansleve, vare is m'n lust!
Op die wilde bare voel ik mij gerust.
Ben ik oud geworde, dan word ik kapitein
Op 't Delftsche bootje: zeeman wil ik zijn!
Vare, vare, dat is je ware!
Vare, vare, over die zee!

Met de schutters werd de draak gestoken in het, in vrije "overzetting", aan
Speenhoff ontleende:

Daar hebbie de schutters:
Ze loope zich lam!
De mannetjesputters Van Rotterdam!
Kijk ze maar is loope:
Wat hebbe ze 'n lef!
Dat komt van de bitter
En 't plichtsbesef!

En als een hekeldicht op het bedriegelijk verkoopen van onfrissche schelvisch kennen de ouderen onder ons nog wel:

En je blaast de schelvisch op
En je vraagt twee stuivers meer
En dan zal 't wel gaan!
Lei-doe-de-lie, lei-doe-de-la!
En dan zal 't wel gaan!

Sommige negotiemenschen hielden er liedjes van geheel eigen makelei op na, om hun waren aan te bevelen, welke versjes soms door de straatjeugd werden overgenomen.
Wie herinnert zich niet de koopvrouw met vitrage, die haar goed al zingend volgenderwijze aanprees:

'k Heb mooie vitrage van twee el breed.
Juffrouw, dat is me kwaliteit!
Geneer je niet, pak ze maar beet:
Profiteer van de gelegenheid!
Van de failliete winkel in Amsterdam.
Juffrouw, Je doet 'r een koopie an!
Voor achttien stuivers bij de winkelier,
Voor achttien centjes is dat hier!
Voor je salonkamer en voor je zijkamer,
Voor je achterkamer en voor je slaapkamer...
Enz.

De in forsche klanken vertolkte aanbeveling door den groenteman van z'n:

"Aardappele, peen en uie, knolrapeee!
Savooie en rooie kool!
Tien kroppe sla om 'n dubbeltjeee!"

completeerde de niet minder luide stem-ontwikkeling van de vitrage-madam, wier zangerige lofprijzing van weer andere zijde geaccompagneerd werd met het monotone

"Vossaibó assaam!"

welke Abessijnsche klanken eenvoudig beteekenden:

"versche IJbokking, als zalm"

of met het weemoedig-klinkende:

"Zeelandsche moes-seleee!
Twintig cente 'n emmer moesseleee!
Grooteee!"

Of het meer opgewekte:

"Sprot,
Engelsche sprot,
drie cente de dertien!"

Terwijl een koopman in versche visch galmde:

"Nou kè je bakkeee!"

En op een winteravond hoorde je soms nog vrij laat den opgewekten lokroep van den voor z'n wagen met kacheltje staanden kastanje-man:

"Heet, heet, ze piepe nog!"

We hebben indertijd een met veel geestdrift gevoerde anti-lawaai-campagne gehad - prachtig!

Maar, wat hebben ze ons voor het lawaai teruggegeven?





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

1 Juni 2002