Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Gastenboek

Naar beneden 

Gerard Martens kreeg een aantal mooie gedichten over Rotterdam toegestuurd ....

Rotterdam

 

Hoe vreemd ligt deze stad nu open,

hoe is zij wonderlijk en licht;

de huizenlooze straten loopen

van niets naar niets, toch niet ontwricht.

 

De hemel straalt als nooit te voren

op waar der eeuwen trouw verdween,

de zomer heeft geen glans verloren,

de zon schijnt, zoals ze altijd scheen.

 

Men gaat, in innerlijke afzond'ring

herdenken, hoe het is geweest,

en vindt zichzelf tot zijn verwond'ring,

geschokt veel minder dan bedeesd.

 

Klaag niet. Steeds bloesemen de tuinen,

boven vergangklijkheid en wee;

een herder rust thans op de puinen

van Babylon en Ninivé.

 



Het gedicht komt uit "het vrij Nederlands liedboek" uitgegeven op 5 mei 1960.

Inmiddels staan er 11 gedichten op het internet gelinkt via de portaal van John Soeters :

http://members.fortunecity.com/soeters/verzetsliteratuur/




GEBOORTESTAD

 

Is dit mijn stad? De welvaart is voorbij,

de schepen liggen rustend in de haven

en door het touwwerk vliegen zwarte raven:

het is gedaan met vloot en visscherij.

 

Waar is het volk van dit verloopen rij?

Men zag het vroeger langs de kaden draven,

het is vergeten nu of reeds begraven.

prooi van zijn laatst, onheelbaar averij.

 

Voorgoed gedaan? Vergeefs gekalefaat?

Daar ligt een schip waarop 'Vertrouwen' staat,

ik zie een jongen turend over 't water.

 

Vertrouw, mijn stad: nňg stroomt de Maas voorbij

en dit is sterker dan uw averij:

de trek naar zee, een jongensdroom voor later.

 





 

VLIEGERS DIE GENADE KENNEN

 

Door middel van aanplakbiljetten tracht men ons te suggereren: Engelse vliegers kennen geen genade, zij werpen bommen op vreedzame burgers. Neen, dan de Duitsche vliegers! Die kennen genade! DENK MAAR EENS AAN ROTTERDAM!

 

Er kwamen vliegers aangevlogen.

Haast als lammetjes zo zacht,

die hebben vol van mededoogen,

een bezoek aan Rotterdam gebracht.

Zij lieten daar hun bommen vallen,

door liefd' en teederheid bezield.

De vliegers, die genade kennen,

die hebben Rotterdam vernield.

 

Daar werd een ziekenhuis getroffen,

waarop een Roodekruisvlag stond!

Daar was het dat men alle eischen

van Recht en van Beschaving schond.

Daar stonden duizendtallen huizen

in weinig tijds in vuur en vlam....

De vliegers, die genade kennen,

die bombardeerden Rotterdam!

 

Daar werden vrouwen, grijsaards, kind'ren,

door het GENADIGE geweld,

bij 't ijdel vluchten door de vuurzee,

door vallend steen terneer geveld.

Daar vluchtten angstig opgejaagden

over de vuur'ge straten voort.....

De vliegers, die genade kennen,

die hebben duizenden vermoord!

 

Vanuit de Rotterdamsche puinhoop

stijgt fel en rauw de schelle kreet; :

"Zie en onthoud, wat hier geschied is,

wie hier genade gelden deed!"

Die kreet weerklinke allerwege,

door ons geknechte Nederland:

De vliegers, die genade kennen,

die hebben Rotterdam verbrand!

 

 

Dit gedicht werd in de oorlog verspreid en het was levensgevaarlijk het in bezit te hebben.

Het liet zich gemakkelijk zingen op de wijs van Zilvr'en draden tussen 't goud.

De tekst werd door velen uit het hoofd geleerd en op veilige bijeenkomsten vaak gezongen.

 

 

 





Jan Prins
en
Frits Bom
 

Te Rotterdam ben ik geboren,
onder de adem van de Maas.
Hier liep ik, met mijne eigen stilte,
temidden van het straatgeraas.

In zwaar beladen stukgoedschepen
ben ik er havengast geweest.
Door heel de stad heb ik gezworven,
maar aan de kaden toch het meest.

Daar lag die stoet, uit alle streken,
Teringwerk, niet zonder gevaar,
duizend schepen, balen, tot in de hemel,
of in die ertsboot, vol en breed en zwaar,

Bij bedrijven met verloren namen,
meer dan elf, als ik mij niet vergis,
Thomsen, Blauwhoed, Pakhuismeesteren
of Muller, dat gebleven is

Dat waren ze, daar in de verte
vertrouwend in hun eigen kracht.
Ze wilden onafhankelijk blijven
Het lukte niet, ze zeejen overmacht.

Maar wat gebleven is in al die jaren
en 't weerzien mij tot vreugde brengt.
dat alle geuren uit de wereld
hier met elkaar waren gemengd.

Jan Prins rook koffie bij de Draaisteeg.
Ik snoof bij 't Boerengat de teer en touw.
Een zwavellucht wees naar de SpoorWeghaven;
't was Tapioca bij het Poortgebouw,

Naar huiden rook het aan de Keilehaven,
een kade verder: vis en kaas.
Soms was de lucht van gist of olie
en dan van jute weer de baas.

Daaro waren het de specerijen
uit Bombay of Batavia.
Citroenen die we snoven op de Veerlaan,
Of uien aan de Spaansche ka.

Pier 6: dat was de lucht van houten balken
bij het Entrepot geurde tabak.
Kortom er viel geen reuk te ruiken,
die aan dit havenbeeld ontbrak.

Maar later, toen ik voor heel ander werk
in veel Vakantielanden kwam,
kon het mij dikwijls overvallen;
dat ik dach: het ruik hier as in Rotterdam!

En daarmee kwam dan in zijn volheid
dat eene beeld mij voor de geest,
waartegen zich ons leven tekent:
de stad, waar men is kind geweest.

Het is, of vanuit deze haven
iets over heel de wereld drijft,
waardoor, waar je het lot mag voeren,
je toch binnen haar omtrek blijft.

Want als je later komt te werken
om 't even: in Hilversum of Gelderland
Steevast ga je toch bemerken
Die roep om terug naar Rotterdam, houdt stand, want...

Reis je naar Sidney of naar Kaapstad,
naar Spanje of naar Baltimore,
vlieg je over alle hemelsbreedten,
vaar je alle wereldzeen door,

Nooit voel je je geheel verlaten,
als hier je mensch-zijn aanvang nam,
door wat van kindsbeen af je eigen en lief was.
Dat is Rotterdam.
 

********

Een heel mooi gedicht over Rotterdam :

Het beroemde gedicht van Jan Prins, met een heel nieuwe eigen tekst van Frits Bom





Klik hier als je terug wilt naar het Gastenboek


Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

5 April 2002