Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Werd de oorlogsschade van Mei 1940 vergoed ?




En toen dook Aad een boek op van zijn Geschiedenis leraar (
link)

verseputfoto

Dr. J. Verseput

Kamer van Koophandel en Fabrieken van Rotterdam, 1928 - 1953
Gedenkboek in opdracht van de Kamer, geschreven door Dr. J. Verseput
voor de Kamer uitgegeven door W.L. & J. Brusse N.V., Rotterdam, 1955

en daar maak je natuurlijk wat samenvattingen uit, bijvoorbeeld het onderstaande verhaal, want geschiedenis blijft Aad's afwijking.





Aad heeft zich altijd afgevraagd, hoe is dat toch gegaan en dan na al die jaren een uitleg, van Verseput nog wel :

Onmiddellijk na de ramp van 14 Mei 1940 begonnen de Rotterdamse getroffenen te berekenen hoe mateloos groot de schade was, die hun, naar hun vaste overtuiging, voor het volle pond zou worden vergoed.

Op 24 Mei 1940 was door generaal H. G. Winkelman de Commissie Oorlogsschade onder voorzitterschap van Ir W. H. van Leeuwen uit Delft en waarvan o.a. Mr K. P. van der Mandele (de voorzitter van de Kamer van Koophandel) lid was, geïnstalleerd. Deze zou de richtlijnen vaststellen krachtens welke een tegemoetkoming in de geleden schade zou worden gegeven en zij zou tevens nagaan op welke wijze het herstel der materiële oorlogsschade zou worden gefinancierd.

Mede dank zij de hulp van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam, die de door haar verzamelde globale gegevens omtrent de omvang van de schade, die aan handelsvoorraden was toegebracht, ter beschikking van de Commissie stelde, was reeds op 19 Juli 1940 haar eindrapport gereed. Op 14 December 1940 kon de Commissie Oorlogsschade worden ontbonden. Ook al was de "Stichting Rotterdam 1940" haar zegenrijk werk reeds begonnen, dan kon niettemin het bedrijfsleven zijn vleugels niet uitslaan zolang niet bekend was of er een schadeuitkering zou worden toegekend en hoe groot deze zou zijn.

Het eerste lichtpunt was de instelling van de Rotterdamse Schade-Enquête-Commissie op 14 Juni 1940, die op 1 Juli d.a.v. officieel werd geïnstalleerd. Zij kreeg de fabelachtige opdracht de schade van de te Rotterdam door oorlogsgeweld getroffenen te enquêteren en de Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën te adviseren omtrent het bedrag, dat door het Rijk als tegemoetkoming in de oorlogsschade moest worden verleend.

Hoezeer de Kamer van Koophandel ook overtuigd was van de vele moeilijkheden, waarvoor de Overheid was gesteld, toonde zij voldoende begrip voor de nood der gedupeerden, die met kleine uitkeringen en krappe credieten de overgangstijd moesten doorkomen en die onrustig werden onder het langzame tempo waarmee de schaderegeling ter hand scheen te worden genomen.
Op 9 October 1940 schreef zij dan ook aan de Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën:



De ontevredenheid bestond vanzelfsprekend ook buiten Rotterdam en op 5 November 1940 werd een vereniging opgericht welker doel voldoende wordt omschreven door haar naam de

Nederlandsche Stichting tot Behartiging van de Belangen der Getroffenen door Oorlogsschade

maar die meer bekendheid verwierf onder de naam

Stichting Oorlogsschade

Eindelijk werd op 2 December 1940 door Den Haag het verlossende woord gesproken. Op die dag verscheen in Verordeningenblad 1940, 221, het Besluit op de Materiële Oorlogsschaden, krachtens hetwelk de schade zou worden bepaald door het verschil tussen de waarde van het goed vóór en na de beschadiging, waarbij de eerste in het algemeen zou worden gesteld op de verkoopwaarde op 9 Mei 1940 en voor onroerende en kapitaalgoederen op de boekwaarde op die datum, terwijl voor huisraad de schade zou worden geschematiseerd aan de hand van de huurwaarde der verwoeste woning.

Met betrekking tot de schade aan onroerend goed kwam in het besluit zeer duidelijk uit, dat de bijdrage van het Rijk moest worden gezien als een maatregel ter bevordering van de wederopbouw. Deze uitgekeerde gelden immers zouden niet worden uitbetaald, maar worden ingeschreven op een Grootboek voor de Wederopbouw, een regeling, die ook voor verloren gegane schepen werd toegepast.

De verschijning van dit Besluit had een zucht van verlichting doen opstijgen, maar na nauwgezette studie daalde de stemming zienderogen.

Reeds in December 1940 schreef de heer G. J. Schras, secretaris van de Neder-landsche Middenstandsbank: "Vast staat wel, dat niemand kan hopen na ontvangst van de schadevergoeding zijn zaak op denzelfden voet als vóór 14 Mei 1940 te kunnen inrichten en bevoorraden; daarvoor ligt er een te groot verschil tusschen de vergoeding voor oud en den aanschaffingsprijs van nieuw". Zo deed het begrip "vervangingswaarde" zijn intrede, welk woord men bij bevoegde instanties liever niet hoorde.

Het heeft binnen het kader van dit Gedenkboek weinig zin de verschillende onderhandelingen betreffende de regeling der schadeloosstellingen uiteen te zetten. Volstaan moge worden met de mededeling, dat in de loop der tijden wel het een en ander is veranderd. Zo werd, mede tengevolge van de arbeid van de Kamer van Koophandel, op 1 Augustus 1942 de regeling van de bouwpremie van kracht. Deze premie zou 25 % bedragen van de Rijksbijdrage, terwijl bovendien in uitzicht werd gesteld een premie van 25 % van het verschil tussen de bouwkosten op het ogenblik, dat gebouwd werd en de bouwkosten op 9 Mei 1940.

Een uitzondering wil ik nog maken met betrekking tot de vergoeding van de schade aan huisraad.
De Rijksbijdrage in de door oorlogsgeweld veroorzaakte schade aan huisraad zou afhankelijk worden gesteld van de huurwaarde. Na een desbetreffende enquête kwam de heer J. Melles op 19 Februari 1941 tot de conclusie, dat deze regeling volkomen onbruikbaar was, een opvatting, die meer en meer gemeengoed werd.

Reeds op 27 Februari 1941 werd de heer Van der Mandele als contactcommissaris door de Overheid gemachtigd tot soepelheid in gevallen, waar een kennelijk te lage vergoeding zou worden toegekend.

Op 29 Juli 1941 gingen de heren Mr W. F. Lichtenauer en G. J. Schras naar het Departement ter bespreking van het nog steeds niet opgeloste probleem van de schadevergoeding voor verloren gegaan huisraad. Zij vernamen, dat deze kwestie nader was geregeld. Op grond van een persoonlijke enquête zou de werkelijke schade aan huisraad worden bepaald. De te suppleren bedragen zouden dan direct ter beschikking van de belanghebbenden worden gesteld. Deze uitkeringen zouden evenwel niet in contanten worden gedaan, maar worden ingeschreven op een spaarbankboekje van de Nederlandsche Middenstandsbank. De ingeschreven rentegevende bedragen zouden op fl 25,- na, waarover vrij zou kunnen worden beschikt, moeten worden besteed voor de aanschaffing van gebruiksgoederen.

Deze regeling, die spoedig daarop van kracht werd, gaf een aanzienlijke verbetering van de schadevergoeding en zij droeg dan ook de goedkeuring van de Kamer van Koophandel weg.





Klik hier voor de overige verhalen van Dr. J. Verseput





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

18 December 2002