Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Eijgelsheim en het Koninklijk Huis van Oranje-Nassau

Onderzoek door: Eric Eijgelsheim ( geb. 's-Gravenhage 22-03-1958 )

Het verhaal gaat over mijn oudouders ( Generatie 6 ): Philippus Jacobus Eijgelsheim ( geboren te Leiden: zondag 20/5/1804 - overleden te Rotterdam: vrijdag 25/10/1872 ) en Gerritje Pfijffer ( geboren te 's Gravenhage: zondag 04/05/1806 - overleden te Rotterdam: zaterdag 24/04/1880 ).


Zij kregen 12 kinderen en 58 kleinkinderen, waarvan Philippus de geboorte van 19 en Gerritje de geboorte van 41 kleinkinderen meemaakte tijdens hun leven. Zij hebben dus een belangrijk aandeel gehad in de uitbreiding van onze naam: Eijgelsheim.

Het was winter 1869, donderdag 9 December. Het had weer de hele nacht gesneeuwd, zoals het de laatste acht dagen ook had gedaan.
Gerritje Pfijffer en Philippus Jacobus Eijgelsheim ( Flip Sr ) moesten, dit keer, op hun oude dag nog verhuizen van de Penssteeg 8-58 naar de Kaarsenmakersgang 6-381 ( 't latere Haagscheveer 18-1 hoog ) in de Rotterdamse wijk nr. 6, aan de Delftschevaart.
De Penssteeg was naast de Vleeschhal gelegen en in 1618 / 1620 onder de naam Vrouwensteeg aangelegd; in de periode dat de Vleeschhal werd gebouwd.



Het verhuistraject ging van het oude adres de Penssteeg 8-58 ( vanaf 11-02-1896 wederom Vrouwensteeg geheten; deze naam is bij besluit van B&W d.d. dinsdag 30 Juni 1942 ingetrokken ) en bevond zich links van de Vleeschhal aan de Kaasmarkt, richting de Zandstraatbuurt / Zandstraat-kwartier naar de Kaarsenmakersgang / 't Haagscheveer 18/1 hoog.
Eigenaar van het perceel aldaar was, tot zijn overlijden in 1851, Jan ( Johanneszn. ) Rijshouwer, die in 1832 al als eigenaar geregistreerd stond.
In de eerste helft van de negentiende eeuw waren er twee Jan Rijshouwers te Rotterdam bekend, t.w. Jan Johanneszn. en Jan Arienszn.
Deze Jan Johanneszn. Rijshouwer was een grote man, voor die tijd ( 1.69 m. ), een ovaal gezicht, rond voorhoofd, bruine ogen, een grote neus, bruin haar en bruine wenkbrauwen en kon schrijven.

De familie J.(Jan) Johanneszn. Rijshouwer, brander / distilleerder had daar aan 't Haagscheveer, vanaf 1838 tot ca. 1882 het kantoor van de branderij / distilleerderij.
Met het overlijden van Jan Johanneszn. ( geb. 10-01-1797; overleden op 17-10-1851) bleven de panden in eigendom van Rijshouwer & van Vollenhoven, branders. Ook het kantoor aan het Haagscheveer werd aangehouden, welke tot 1873 werd voortgezet door een neef van Jan Johanneszn., t.w. Jan Arienszn. ( geb. 1803 en overleden op 14-12-1872 ).
Dit was een zoon van Arij Pieterszn Rijshouwer ( geb. 03-03-1762 - 1842 ) en Catharijna Cornelisdr. de Hoog ( geb. 22-07-1766 ).
Deze Arij Pieterszn. Rijshouwer was de broer van Johannes Pieterszn. geb. 07-11-1770 en overleden 27-11-1851, de vader van Jan Johanneszn.
Johannes Pieterszn. overleed dus ruim een maand na zijn zoon.
Vooral Jan Johanneszn.'s vierde dochter, Cornelia ( 1833 - 1904 ) had het er zeer moeilijk mee in 1851. Na ruim een maand was ze haar vader en opa verloren en ze was net de schok van het overlijden van haar moeder Johanna van Vollenhoven op 29-06-1850, het jaar ervoor, een beetje te boven.

Vijf maanden voor het overlijden van Jan Johanneszn. Rijshouwer ( op 17-10-1851 ) had hij zijn dochters, waaronder Cornelia en woonachtig te Moordrecht, op 7 Mei 1851 een briefje geschreven wat begint met Lieve Kinderen:


Jan Johanneszn. Rijshouwer zegt in dit briefje dat zijn vader, de opa van de kinderen, Johannes Pieterszn. Rijshouwer beter wordt. Echter hij overlijd ruim een half jaar na dit briefje op 27-11-1851. Jan Johanneszn. geeft aan doodverkouden te zijn. Hij overlijd ruim vijf maanden na dit briefje, op 17-10-1851.
Verder heeft Jan Johanneszn. het over Mama, zijn vrouw Johanna van Vollenhoven, bijna een jaar eerder overleden ( geb. 15-02-1806 en overleden op 29-06-1850 ) , waarvan hij een portret heeft laten maken en waarmee hij door zijn vriend geluk gewenst wordt. Het portret lijkt sprekend, zo is de mening. Kennelijk heeft Rijshouwer iemand een klusje laten doen - of 't is de maker van het portret -, waar hij zeer tevreden over was en als fooi / tip een Bankje ( briefje ) van 25 gulden gaf. De man vroeg naar de familie in Moordrecht waar deze brief aan geadresseerd is. Rijshouwer zou wel meer willen schrijven, maar krijgt nog bezoek.

Overlijdensannonce van Johanna van Vollenhoven 29 Juni 1850

Overlijdensannonce van Jan Johanneszn. Rijshouwer 17 Oktober 1851

Van de vele aanwezigen bij de uitvaart hoorde o.a. de Baron W. van de Borgh te Zevenbergen; Majoor Oudemans uit Arnhem; de weduwe van Vollenhoven, Huize Heijdensteijn bij Renkum; Jan ( Janszn. ) Boogaard te Leijden ( vader van zijn latere schoonschoon Johannes Adrianus Boogaard ( geb. 13-06-1823 en gehuwd op 07-07-1853 te Rotterdam met Jan Johanneszn.'s eerste dochter Adriana Johanna Rijshouwer geboren 12-08-1828 ) en ook aanwezig was de weduwe Rijshouwer Knops uit Nieuwkuik, de weduwe van Pieter Rijshouwer ( 1809-1848 ) Anna Pietronella ( Pitronella ) Knops ( 1791-1864 ).

Genoemde Jan Janszn. Boogaard ( geb. 16-09-1790 en overleden op 07-02-1866 ) was gehuwd met Teuntje Elisabeth Rijshouwer ( 1802 - 1858 ), de zus van Jan Johanneszn. Rijshouwer.
Hun zoon, Johannes Adrianus Boogaard ( geboren 13-06-1823 ) huwde op 7 Juli 1853 met de eerste dochter van Jan Johanneszn. Rijshouwer en Johanna van Vollenhoven ( 1806 - 1850 ) Adriana Johanna Rijshouwer, in feite neef en nicht en kregen vijf kinderen, waaronder: Maria Elisabeth Boogaard ( 23-02-1860 / 24-04-1919 ) en Louis Jacob Cornelis Johan Boogard ( geb. ca. 1863 ) en een tweede zoon! Twee kinderen zijn op jeugdige leeftijd overleden.

Een korte levensschets van deze Dr. Johannes Adrianus Boogaard, de schoonzoon van Jan Johanneszn. Rijshouwer is de volgende:

Johannes Adrianus Boogaard werd op 13 Juni 1823 te Rotterdam geboren en was het enige kind uit het huwelijk van Jan Boogaard, doctor in de geneeskunde, en van Teuntje Elizabeth ( of: Elisabeth ) Rijshouwer.
Hij bezocht in Rotterdam het Erasmiaansch Gymnasium en werd op 30 Augustus 1841 op de meest eervolle wijze tot de academische lessen bevorderd en op 18 September daaraanvolgend als student in de geneeskunde aan de Leidsche Hoogeschool ingeschreven. Op 9 Oktober werd hij met de meeste lof tot doctor in de geneeskunde bevorderd en begaf zich in dezelfde maand voor een wetenschappelijke reis naar Berlijn, waar hij tot 1847 bleef. Hij vertrok naar Praag en in maart 1848 naar Wenen. Na enige dagen keerde Boogaard naar Praag terug, waar hij tot midden Juni vertoefde.
Na Dresden en Leipzig bezocht te hebben ging hij andermaal naar Berlijn en Heidelberg.
Omstreeks begin Augustus 1848 kwam hij in Rotterdam terug met het stellige voornemen om, zo mogelijk, te trachten een wetenschappelijke werkkring te verkrijgen.
Na ruim een jaar in Rotterdam te hebben doorgebracht, greep hij de gelegenheid aan opnieuw een wetenschappelijke reis, ditmaal naar Londen, te ondernemen. Na Londen werd Parijs voor vier maanden bezocht. Eind Februari 1850 keerde hij weer terug naar Rotterdam, omdat zijn vader ziek was.
Op 24 Mei 1850 kreeg hij de graad van doctor in de heelkunde. Tien jaar lang bleef zijn positie onveranderd.
In het begin van 1863 hebben zich onderhandelingen voorgedaan voor hoogleraar in de ontleed- en dierkunde aan het Athenaeum Amsterdam.
Bij Koninklijk Besluit werd hij op 3 Mei 1863 hoogleraar en conservator der anatomische verzameling te Leiden.
Dr. Johannes Adrianus Boogaard overleed op 2 Juni 1877 op zijn buitenverblijf Vreewijk bij Leiden.

Gerritje Pfijffer en Philippus Jacobus Eijgelsheim ( Flip ) verhuisden dus naar de Kaarsenmakersgang 6-381 ( het latere Haagscheveer 18 ).
Als het lot wilde dat je in een van de krotwoningen, in één van 'de gangen ' huisde
( wat het pand van eigenaar en distilleerderij Rijshouwer niet was, maar in de meeste ''gangen" waren 't wel krotwoningen ) , dan bestond je voor de buitenwereld nauwelijks.
In de adresboeken stonden de gangbewoners niet vermeld, of je moest toevallig een winkeltje of waterstokerij of iets dergelijks drijven.
Wij nemen aan, dat Jan Arienszn. Rijshouwer, vanwege het aanzien van brander ( distilleerder ) en nu ook huisbaas van Eijgelsheim de registratie van zijn huurders wel heeft geëist, want Flip Eijgelsheim stond in 1869 en 1870 bij de Gemeente wel geregistreerd aan de Kaarsenmakersgang.
J. ( Jan Johanneszn. ) Rijshouwer, brander / distillateur, woonde - zo registreert het Gemeentearchief Rotterdam - op vele plekken in de stad: van ca. 1835 tot 1847 aan 't Haagscheveer F-286 / 296 ( tevens in 1838 aan de Baan C 607 en in 1844 aan de Goudschesingel, wijk O, nummer 55 ) en van ca. 1847 tot aan zijn overlijden in 1851 aan de Goudschensingel op nr. 13-812. Enkele van de erven Rijshouwer bleven er, na zijn overlijden, in 1851, tot ca. 1856 wonen.
De Goudsche(n)singel ( Goudsesingel ) is een oude, inmiddels gedempte, singel en vormt de noordoostelijke zijde van de Stadsdriehoek. De geschiedenis van de Gouschesingel gaat terug tot ongeveer 1360 toen deze gegraven werd als de Goudsche Vest, en in het verlengde de Oostvest. De Goudschesingel liep in 1481 van de Oostpoort naar het kleine Goudse poortje en na 1505 door van de Goudsche Poort tot Couwenburghseiland.
De Goudsche Vest was de scheiding tussen de stad Rotterdam en het ambacht Rubroek. De Goudsche Vest en de Oostvest zijn gedempt tussen 1886 en 1905. Het eerste gedeelte van de Oostvest werd in 1871 gedempt. Dit gedeelte heette sindsdien Gedempte Oostvest. In 1888 volgde de demping van het tweede gedeelte. Op deze plaats ontstond het Oostvestplein. Ook de Goudschevest en Lutherse Vest werden gedempt. Nadat de demping was voltooid, ontving de nieuw gevormde brede weg vanaf het Boschje tot aan het Oostplein de naam Goudschesingel.

In 1853 / 1854 werd een firma Rijshouwer & van Vollenhoven opgericht, waarin genoemde neef, Jan Arienszn. deelnam tezamen met L.J. van Vollenhoven t.b.v. enig onroerendgoed en de branderij / distilleerderij.
Vanaf ca. 1852 woonde Jan Arienszn. bijna tien jaar lang aan de Goudschensingel 13-1001d en vanaf 1863 tot 1872 ( het jaar van zijn overlijden ) aan de Schiekade 14-401.
De erven van hem, waaronder een zoon Jan Janszn. ( geb. 13-11-1860 en overleden in 1919 ). woonden vanaf 1873 tot 1894 op Schiekade nr. 114. en behielden het pand aan 't Haagscheveer 17 tot ca. 1882 als kantoor.

Tussendoor, in 1862, woonde Jan Arienszn. ( o.a. de opvolger van de activiteiten van de branderij Rijshouwer ) een jaartje aan de Schiedams. Hoog. Zeed., zo registreert het Gemeentearchief Rotterdam, ( waarschijnlijk Schielands Hooge Zeedijk ) 15.663a, waar ook de Hoogstraat en de Korte Hoogstraat deel van uitmaakte, die in Gouda begint en tot Schiedam doorloopt.

Aan de eerder genoemde '' de Baan C 607 '', waar Jan Johanneszn. Rijshouwer in 1838 woonde, was vanaf 1854 de smederij van Bartel Wilton ( 1828 - 1898 ) gevestigd, oprichter van Wilton's machinefabriek en scheepswerf ( het latere Wilton-Feyenoord ). Dit met behulp van o.a. de reder Willem Ruys van de latere rederij Willem Ruys & Co.
Bartel Wilton werd, vanwege die relatie, meer scheepssmid, dan huissmid.

De grondlegger van de branderij / distilleerderij Rijshouwer, genoemde Jan Johanneszn. Rijshouwer is geboren in Zegwaard ( nu een deel van Zoetermeer ) en komt uit een molenaarsfamilie. Ook in Rotterdam hadden de Rijshouwers een aantal molens in ( deel ) bezit.

Zijn grootvader, Pieter Arienszn ( geb. 11-04-1728; gedoopt 11-01-1728 en overleden na 1790 ) was molenaar in Goidschalxoord ( Heinenoord ) en kwam uit een gezin met 12 kinderen. Op 10-06-1759 trouwde hij met Teuntje Ariensd de Jong ( 18-08-1726 / overleden na 1790 ). Pieter Arienszn en Teuntje Ariensd. kregen 6 kinderen.
Eén er van was Johannes Pieterzn., de vader van Jan Johanneszn. Rijshouwer, geboren op 07-11-1770 en overleden op 27-11-1851.
Johannes Pieterszn. trouwde op 10-05-1795 met Adriana Jansd. van der Sijde ( Zijde of Seijden ), geboren op 04-09-1767 en overleden op 20-04-1841 te Rotterdam.
Ze kregen 8 kinderen, waaronder de Jan Johanneszn. Rijshouwer, Teuntje Elisabeth Johannesd. ( 07-03-1802 / 11-08-1858, gehuwd met Jan Janzn. Boogaart op 07-07-1853 ) en Pieter Rijshouwer ( 1809 - 1848 ), gehuwd met Anna Pietronella ( Pitronella ) Knops ( 1791-1864 ), woonachtig te Nieuwkuik.

Adriana Jansd. van der Sijde had vier broers en vier zussen. Eén er van was Geertruij Jansd. van der Sijden ( geb. 07-09-1756 en overleden op 29-09-1842 ).
Zij huwde op 1 Juni 1777 te Heineoord met Johannes Corneliszn. Boogaard ( geb. 1751 en overleden op 13-07-1799 ) en kregen tien kinderen, waaronder Jan Janszn. Boogaard ( geb. 16-09-1790 en overleden op 07-02-1866 ) gehuwd op 7 Augustus 1822 te Rotterdam met de eerder genoemde Teuntje Elisabeth Johannesd. Rijshouwer ( geb. 07-03-1802 en overleden op 11-08-1858 ), zus van Jan Johanneszn. Rijshouwer.

Jan Johanneszn. Rijshouwer's overgrootvader, Arie Corneliszn. ( 11-01-1699 / overleden na 1762 in Goidschalxoord ) huwde op 13-08-1719 met Antonette Hendricksd. Hertgoedt ( 05-04-1699 en eveneens overleden te Goidschalxoord ) en kregen 13 kinderen.

De ouders van deze Arie Corneliszn. waren Cornelis Leendertszn. ( 19-03-1672 / 22-02-1719, zoon van Leendert Corneliszn Rijshouwer ) getrouwd met Barbara Ariensd. Houtin ( geboren in 1670 ) op 08-11-1694. Het nieuw te bewonen pand door Gerritje en Flip Sr. Eijgelsheim ( mijn oud-ouders ) aan de Kaarsenmakersgang / 't Haagscheveer lag boven een winkelruimte, nu - in 1869 - kantoorruimte van Jan Arienszn. Rijshouwer.



In 1832, had Jan Johanneszn. Rijshouwer nummer 18 in gebruik als huis en pakhuis.
Nu hadden de Rijshouwers op nummer 17 ( in 1869 als nummer 379 geregistreerd ) tot ca. 1882, hun kantoor, toen vond de familie en opvolgers 't daar na bijna 50 jaar als brander / distilleerder wel welletjes en verhuisde het kantoor naar de Schiekade 114, waar de familie van Jan Arienszn. Rijshouwer vanaf 1873 woonde.

Het Gemeentearchief te Rotterdam registreert o.a. de volgende notariële aktes:
De " Jan Johanneszn. Rijshouwer, zijn zus Teuntje Elisabeth Rijshouwer en Pieter Rijshouwer ( 1809 - 1848 ) - de nog drie in leven zijnde kinderen van acht - verkrijgen op 26 Februari 1844 een vierde gedeelte van de nalatenschap, waaronder een aantal panden uit erfenis van hun moeder, Adriana van der Sijde ( Seijden / Sijde ), geboren 04-09-1767 en overleden op 20-04-1841, sinds 10-05-1795 echtgenote van korenwijnbrander Johannes Pieterszoon Rijshouwer ( geboren op 07-11-1770 en overleden 27-11-1851 ). Notaris was ene Reinier Borderwijk.
Gemachtigde voor Pieter Rijshouwer was Kornelis Boogaard, Burgemeester van en Notaris te Oud-Beijerland.
Johannes Pieterszn. Rijshouwer woonde in het jaar 1844 aan het Slagveld, wijk R, Nummer 167 te Rotterdam.

Eerste bladzijde van de Akte van 26-02-1844 van de erfenis van wijlen Johanna Adriana van der Sijden

Johannes Pieterszn. had eerder in 1829 al drie huizen verkregen van de erfgenamen van ene Franciscus Marinus Netscher; een huis aan de Stadssingel buiten de Goudsche Poort en twee huizen met loods, tuin en plaats aan de Stadssingel NZ, buiten de afgebroken Goudsche Poort wijk O, 55.
Franciscus Marinus Netscher, koopman, en zijn vrouw Elisabeth van der Gon hadden enorme schulden, waaronder zelfs bij hun familie o.a. bij Margaretha Catharina Netscher, voor een bedrag van 3200 gulden, met als onderpand de drie huizen. Hun schuld, ook met de huizen als onderpand, aan Johannes Rijshouwer was echter vele malen groter.
Met het overlijden van Netscher is bij ene notaris Woutherus de Prill het transport gepasseerd voor de overdracht.
Jan Johanneszn. Rijshouwer had nog een ( jongere ) zus: Teuntje Elisabeth Johannesd. geboren op 07-03-1802 en overleden op 11-08-1858 en een broer Pieter Rijshouwer ( 1809-1848 ). Later zouden ook deze huizen hen toekomen. '' Het eerste kind van Johannes Pieterzn. Rijshouwer en Adriana van der Seijden heette Theuntje ( 1795 - 1800 ) en werd slechts vijf jaar oud " en werd geboren in het jaar van hun huwelijk ( 10-05-1795 ); Jan Johanneszn. was het tweede kind; Elisabeth Rijshouwer werd slechts twee jaar oud ( 1798 - 1800 ); het vierde kind noemde ze ook Teuntje Elisabeth ( 1801-1801 ); het vijfde kind was de eerder genoemde Teuntje Rijshouwer ( 1802 - 1858 ); het zesde en zevende kind werd Pieter Rijshouwer genoemd resp. 1804-1805 en 1807-1807 en genoemde Pieter Rijshouwer ( 1809-1848 ) was het achtste kind van Johannes Pieterszn. Rijshouwer en Adriana van der Sijde.

Teuntje Elisabeth Rijshouwer was, hier in 1844, gehuwd met Jan ( Janszn. ) Boogaard, Medicinae Doctor, beide woonachtig aan de Leuvehaven wijk G, nummer 303 ( zie eerdere vermelding over Jan Janszn. Boogaard en zijn zoon Dr. Johannes Adrianus Boogaard ).

Over de zoon van genoemde Netscher zijn talloze boeken geschreven.
Deze zoon, Pieter Marinus Netscher ( geboren vrijdag 04-06-1824 - overleden op maandag 12 Januari 1903 ) ging met zijn moeder Elisabeth van der Gon in 1833 naar Nijmegen en werd opgenomen op de Departementale School van het Nut van het Algemeen, om in 1837 over te gaan naar de kostschool van ene heer Stuart te Vianen.
Hij nam, als veertienjarige , deel aan het toelatingsexamen voor de Koninklijke Militaire Academie te Breda met gunstig gevolg. Hij werd bij beschikking van het Departement van Oorlog van donderdag 5 Juli 1838 tot cadet bij de infanterie benoemd. Op 18 jarige leeftijd was hij tweede luitenant.
Hij werd een zeer vooraanstaand man; erelid en voorzitter van de Vereniging ter beoefening van de krijgswetenschappen, met meer dan tweeduizend officieren en burgers als leden; meerdere buitengewone verdiensten tegenover het Leger en Maatschappij; drie jaar gedetacheerd in West-Indië in 1852; in 1857 Kapitein 3e klasse; op dinsdag 31 augustus 1897 Luitenant Generaal. Pieter Marinus Netscher kreeg vele decoraties zoals: Ridder der orde van de Roos; Officier der Luxemburgsche orde van den Eiken Kroon; Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw en commandeur der orde van Simon Bolivar ( Venezuela ). Het werd een van Jan Rijshouwer's vooraanstaande vrienden.

Jan Arienszn. Rijshouwer had het 3-verdiepingen tellend pand aan 't Haagscheveer 17 - 18, waar Gerritje en Flip kwamen te wonen, voor de verhuur aan particulieren opgesplitst.
De '' Kaarsenmakersgang '' in gelopen, bevond de deur naar de eerste verdieping zich, zoals gezegd, om de hoek aan de achterzijde ( 'n achterom ).
Twee jaar later werd dit adres bij het Haagscheveer 18 getrokken en ontstond er voor hetzelfde pand nummer 16; 17, 18 en 18 I-hoog.
Flip en Gerritje hadden daar één woonruimte gehuurd. Er was een prachtig uitzicht vanuit deze verdieping aan de voorzijde, over de drukke Delftschevaart en 't Haagscheveer, zodat je uren achter het raam kon zitten mijmeren zonder je te vervelen.


Toen alles door vier kinderen overgebracht was, was het wachten was nog op Rijshouwer, die hier om 1 uur zou zijn met de loper.
Het begon inmiddels te schemeren aan het Haagscheveer. Een grappig vriendelijk gezicht met een rooie neus, net boven de kraag uit, kwam tegen half vier aangesjokt. Het was Jan Arienszn. Rijshouwer, de huisbaas.

Rijshouwer was geen man zoals alle anderen met een boordjesberoep of huizenbezitters, die maar wat braniede met een dikke sigaar in het hoofd en een maatpak aan.
Jan Arienszn. Rijshouwer kwam uit een hard werkende familie.
Veel van het geslacht Rijshouwer waren immers molenaar geweest, zoals zijn grootvader, Pieter Ariensz.
( geb. 11-04-1728 en ov. na 1790 in Goidschalxoord. )

Goeiemorge meneer Rijshouwer, zei Gerritje onderdanig. Rijshouwer en zij kende elkaar van vroeger. Rijshouwer kwam, als brander / distilleerder, nogal eens in een proeflokaal en had Gerritje wel eens ontmoet toen zij als tapster aan de Delftschevaart werkte.
Kom laten we maar eens een kijkie gaan neme boven, zei Rijshouwer, want ik heb meer te doen vandaag.
Hij was nog vrij fit voor zijn leeftijd, een jaartje jonger dan Flip Sr. en drie jaar ouder dan Gerritje, in 1869, en ging vooruit het smalle gangetje in, de krakende trap op en opende de deur naar de kamer aan de voorzijde.
't Mooiste plekkie aan 't Haagscheveer zei hij trots, alsof ie er zelf in geloofde, … " en zeker voor 75 cent per week ", zei hij er snel achter aan. Maar,… dat is omdat jullie 't zijn !
Hier is de loper, ik heb er maar één, dus wees er zuinig op; en twee sleutels voor de voordeur, maakte wat aantekeningen op een blaadje, want hij kon uiteraard schrijven en zei: '' zo dat was 't.
" Waar kunnen we hier ons gevoeg doen ( nette benaming voor poepen ) ?, meneer Rijshouwer, vroeg Gerritje. " Het best lijkt mij op het privaat ( toilet ) ", lachte Rijshouwer…wees de richting en ging er vandoor.

Rijshouwer had nog wel iets anders aan zijn hoofd op dat moment. Hij had namelijk net dit jaar branderij De Hoop ( opgericht in 1792 ) en het bijbehorende pand overgenomen, nabij de '' wasch-bad-en zweminrichting '' uit 1857, die aan de Baan te Rotterdam haar ingang had.

De branderij de Hoop had in 1852 een achterom naar de branderijen en was gelegen tussen de huisnummers 681 - 718; nabij de Zalmhaven.
Jan Arienszn. Rijshouwer woonde er in de buurt, aan de Schielands Hoge Zeedijk 15.663a.


Het pand verkoopt de familie Rijshouwer, na het overlijden van Jan Arienszn. in 1872, aan de cacao-fabriek van Karstel & co en wordt 't in 1909 afgebroken voor de nieuwbouw van de eerste Rotterdamsche Cacao- en Chocoladefabriek Pax.
Het aardige is dat deze van dinsdag 24-07-1792 gebeeldhouwde gevelsteen van 210 kg. ( br 168 x hg 74,5 cm. ) van branderij / distilleerderij De Hoop, met druivenranken en korenaren, tot aan de dag van vandaag bewaard is gebleven in het Historisch Museum 't Schielandshuis te Rotterdam.

Gevelsteen van branderij / distilleerderij De Hoop aan de Baan

Aan de westzijde van de Baan stonden veel distilleerderijen en in de stegen in de buurt veel krotwoninkjes.
Jan Arienszn. Rijshouwer was tevens vanaf 1853 / 1854 mede-eigenaar van " Rijshouwer en van Vollenhoven ", branders en distillateurs, aan de Oost Vest 11.776.
Deze L.J. van Vollenhoven woonde in 1854 aan de Goudschesingel 13-813; De erven van J. (Jan Johanneszn. ) Rijshouwer woonde er naast op nummer 13-812.

Hoe kwamen de Rijshouwer's in contact met de van Vollenhoven's " had Gerritje ooit eens gevraagd aan Flip Sr. Eijgelsheim, die dat kennelijk wist van Jan Arienszn., die zojuist is vertrokken, toen zij de huur hadden besproken. Mijn neef, had Jan Arienszn. verteld, Jan Johanneszn. Rijshouwer had vooraanstaande vrienden, waar hij mee afsprak in de Societeit de Harmonie ' bij de Doele, hier achter het Haagscheveer.
Eén er van was Jacob van Vollenhoven ( geb. 26-10-1788 / ov. 19-01-1855 ), die mijn neef al van voor 1812 kende, toen hij pas vijftien jaar oud was. Hij was op het huwelijk van Jacob op 9 December 1812 aanwezig.

Vijftien jaar later, in 1827, werd Jacob van Vollenhoven de schoonvader van mijn neef Jan Johanneszn. Rijshouwer.
Hij huwde namelijk op 01-08-1827 met Johanna van Vollenhoven ( geb. 15-02-1806 / ov. 29-06-1850 ), dochter van deze Jacob van Vollenhoven en Geertruida Johanna Merck. Jan Johanneszn. Rijshouwer kende Johanna al van kinds af aan.

Trouwakte van Jan Johanneszn. Rijshouwer en Johanna van Vollenhoven 01-08-1827

Johanna was toen nog geen zes jaar oud. Jan Johanneszn. en Johanna kregen elf kinderen, waarvan 8 dochters. Twee er van: Maria Elizabeth, geboren 21-12-1829 te Rotterdam ( overleden ca. 1878 ) en Cornelia, geboren donderdag 18-04-1833 te Rotterdam ( overleden donderdag 25-08-1904 in Bonn ) trouwden met een zoon van Jacob van Vollenhoven.

Maria Elizabeth huwde op 15-03-1865 met Willem Jan van Vollenhoven, geboren in 1822 en overleden in 1865 en Cornelia huwde ( akte jaar 1857; nummer c0008 ) op woensdag 20-05-1857 met Pieter van Vollenhoven, geboren op 29-12-1828 ( akte jaar 1828 nummer b193 ) te Rotterdam ( overleden op 01-04-1896 ).

Deze Pieter van Vollenhoven was de latere President van de arrondisements regtbank:, die Jan Johanneszn. Rijshouwer vanaf 1847 kende toen beide in dat jaar aan de Goudschensingel woonde. Van Vollenhoven was toen pas negentien jaar en woonde op nummer 13-955, Rijshouwer op 13-1001d.
En deze Pieter was een dusdanig ambitieus man die op zijn negenentwintigste al rechter was.
Ook na de verhuizing van Pieter van Vollenhoven, in 1851 van de Goudschensingel 13-955 - in het jaar dat zowel Jan Johanneszn. en diens vader Johannes Pieterszn. Rijshouwer overleden - naar het Westnieuwland 4-94, waar hij tot ca. 1870 - 1875 heeft gewoond ( en na 1875 op nummer 28 ), bleven zij elkaar zien.
Dit was twee jaar voordat het Beursstation bij Westnieuwland in gebruik werd genomen. In 1993 werd dit station gesloopt.

Pieter van Vollenhoven en Cornelia Rijshouwer kregen zes kinderen, waarvan drie zonen.

De middelste van de drie zonen, Willem Jan van Vollenhoven ( geb. 19-12-1862 - ov. 16-01-1920 ) huwde op 11-02-1897 met Auguste Philippine Buck ( geb. 12-07-1869 en overleden op 28-04-1948 ) en zijn de grootouders van Mr. Pieter van Vollenhoven, geboren 30 april 1939 te Schiedam en gehuwd op 10-01-1967 te 's-Gravenhage met Margriet Francisca, prinses van Oranje Nassau, prinses van Lippe-Biesterfeld ( geboren op 19-01-1943 te Ottawa, Canada ).

Het boeltje aan 't Haagscheveer, werd naar binnen gebracht en na een uurtje was de hele kamer ingericht en stond alles op zijn plek. Het werd al donker. Het was tegen vijfen en het duurde niet lang of Gerritje en Flip knapte hun eerste uiltje aan het Haagscheveer. Het was een lange zware dag voor ze geweest.
Spijt van hun vertrek uit de Penssteeg hebben ze nooit gehad, maar wat wil je ook… over ca. 140 jaar kunnen hun nazaten, waaronder Eric Eijgelsheim geboren 22-03-1958 te 's-Gravenhage, zeggen dat zijn oud-ouders, Gerritje Pfijffer en Philippus Jacobus Eijgelsheim huurders waren van een huis dat van ca. 1832 tot 1851 van de betovergrootvader van de echtgenote van een Prinses van Oranje-Nassau, Margriet Francisca, prinses van Oranje-Nassau, prinses van Lippe-Biesterfeld, t.w.: Mr. Pieter van Vollenhoven, is geweest !!!





Klik hier voor de overige verhalen van Eric Eijgelsheim op onze site





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

23 Januari 2008