Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Eijgelsheim, Philippus Jacobus en Gerritje Pfijffer, 35 jaar getrouwd (1863)

Onderzoek door: Eric Eijgelsheim ( geb. 's-Gravenhage 22-03-1958 )

Het verhaal gaat over mijn oudouders ( Generatie 6 ): Philippus Jacobus Eijgelsheim ( geboren te Leiden: zondag 20/5/1804 - overleden te Rotterdam: vrijdag 25/10/1872 in het Gemeente ofwel Stedelijk Ziekenhuis aan de Coolsingel No. 63 ) en Gerritje Pfijffer ( geboren te 's Gravenhage: zondag 04/05/1806 - overleden te Rotterdam: zaterdag 24/04/1880 ).

Het werd Flip Sr. in zijn leven nogal eens door Gerritje verweten dat hij thuis als enige jongen met vier zussen teveel verwend is geweest.
Zijn jongste zusje Maria Petronella Eijgelsheim ( dinsdag 22-04-1806 / maandag 10-09-1866 ) is drie jaar geleden overleden.

Haar man heette Machiel Knol ( geb.: zaterdag 10-02-1810 / overleden na 1866 ) en was nota bene nog koetsier ook.
Daar zijn wat grappen in de familie over gemaakt, wanneer hij de naam Eijgelsheim weer eens verbasterde en kreeg dan meteen de bal terug gekaatst ….
'De knol zit op de bok van de koets '' en " ze had beter een sleperspaard kunnen trouwen, … daar heb je meer aan ". Hij moest er zelf ook altijd om schaterlachen en Gerritje nog altijd, wanneer dit wordt opgehaald.

Eén keer had Machiel aan Gerritje en Flip Sr. een ritje aangeboden met een rijtuig naar de ' nette ' omgeving van het Park en de Parklaan aan de Maas.
Het was ter gelegenheid van hun 35-jarig huwelijk op vrijdag 30 Oktober 1863. Het Park ligt er dan elf jaar.
Zijn 'meneer' had het goed gevonden dat Machiel het rijtuig kosteloos een dagje leende; hij had die dag het rijtuig niet nodig.
Gewoonlijk kostte een ritje met een rijtuig van Rotterdam naar Leiden bijna twee gulden. Onbetaalbaar, dus.
Een ritje van Rotterdam naar Delftschhaven ( dat toen tot het land van Hoboken liep; een landgoed vanaf de 17e eeuw tot 1924 - toen het gebied in handen kwam van de gemeente Rotterdam - van 56 ha. tussen de Nieuwe Binnenweg, de Westersingel, de Westzeedijk en de Coolhaven, ongeveer tot de huidige Rochussenstraat ) kostte twee dubbeltjes met de paardenbus of diligence, maar daar was dan wel het geld voor de tol in Delftschhaven en het drinkgeld voor de postiljon bij inbegrepen.
De tarieven voor de tol bedroegen twee cent voor een paard of ezel, een halve cent voor een kalf, schaap of varken en een stuiver voor een rijtuig met passagiers.

Het Park, dat tussen de Westzeedijk en de Nieuwe Maas ligt, is het oudste openbare park. Het heeft een 18e eeuwse tuin en is 23 ha. groot.

Het Park is ontstaan uit twee oude buitenplaatsen. De ophoping: " de Parkheuvel / Bellevue-Park met café-restaurant Bellevue ", is ontstaan van het, bij het graven van de 2e Katendrechtsehaven, vrijgekomen slib in 1895-1896, die in de volkmond de naam '' de Bult van De Jongh '' kreeg.
Met de Jongh wordt de directeur Gemeentewerken van 1879 - 1910, G.J. de Jongh bedoeld, in de wandeling '' brutale Gerrit ''.
Met de overige grond werd de Parkkade verbreed. De Rotterdammers flaneerden graag langs die kade.
Met de aanleg van het eerste deel van het Park werd in 1852 aangevangen; met het later eraan toegevoegde deel, in 1875.
Machiel kwam er speciaal voor over uit Leiden. Hij reed ze er naar toe, betaalde de tol voor het Park en sprak met ze af om vijf uur bij de Westerhaven.


Thuis en meerdere keren erna vertelden Gerritje en Flip breed uit over wat ze hadden gezien en beleefd.
Ze waren eerst even gaan kijken bij het zwembad, dat in 1854 was aangelegd en waarmee men hoopte dat men het illegaal zwemmen in de Vesten, zodoende in betere banen kon leiden. Uiteraard was 't nu gesloten. Het was immers eind Oktober. Via het Park kwamen ze aan de kade en genoten die dag van de boten en schuiten.


De schippers kwamen breed aan zakken op de loswal. Van de boten kwamen nooit haastige mensen, wel nerveuze koeien, karren en lieden die spijt hadden dat de watertocht voorbij was; zij droegen vaak boezeroen-blauwe bundels aan een stok over de schouder ( men zei toen tegen zo'n loswerkman: Jan Boezeroen; een 'Jan met de Pet ' ) en hielden altijd hun petjeszonen en vlechten-dochters aan een hand, klemvast…
Op de kade zag je de slepers, die hun zweep opstaken, handkarren knoersten scheef tegen de blauwe stoepranden op, paarden namen het er van om even hun hoeven te gaan wassen op paardenmanier, trekhonden kwijlden, hoestten en hijgden; de voerlieden en zakkendragers, die de 50 kilo wegende balen meel ' op het ruggetje ' uit het ruim worden gehaald.


Ondertussen wrong alles wat schip was zich door elkaar heen. Aan de wal geurde het naar kopra, teer, touw en naar hop en gist, waarschijnlijk komt de wind van de bierbrouwerij. Het rook er naar olie en specerijen uit de Oost; zoals aan 't Nieuwe Werk de citroenen geurden en bij het Entrepôt, naar tabak.


Wat een lekker sleepbotengedoe, hè … zei Gerritje tegen Flip. Dat puft en knort en trekt en draait en deint, en dat maakte het water, dat door heel de Nederrijnse Laagvlakte-dalen gestroomd komt, tot schuim… Tot ver over de rivier klonk het klagend geloei van de misthoorns van de talrijke grote en kleine schepen op de Maas.

Elf jaar eerder, in 1852, waren de Veerhaven en Westerhaven gereed gekomen en dat was sindsdien te merken aan de drukte op het water. Er waren in dat jaar 2.040 schepen de haven binnen gelopen, waarvan 1.342 uit Groot Brittannië.
Daar in de verte bij de Willemskade had je 'de platluis ', zei Flip; de bijnaam van de veerboot Rotterdam die de eerste met stoom aangedreven veerpont was, die van 1824 tot 1844 de verbinding met Katendrecht onderhield.
Ze liepen er heen, richting Westerkade, Nieuwe Werk en de Veerkade waar voor het laatst, acht jaar eerder, in 1855 arrensleewedstrijden op de Nieuwe Maas voor de Willemskade werden gehouden.
Stevige vorst, stevig ijs, dat je niet alleen naar de slootjes en plassen in Kralingen en Hillegersberg lokte, maar zelfs naar de bevroren Maas.
Als de rivier dichtvroor was het ook " Kermis op de Maas ". Heel Rotterdam liet zich dan op het ijs zien. Prachtig gesneden en vergulde arrensleden, versierd met wimpels en getrokken door glanzende paarden met rinkelende bellen op het hoofd; kolfspelers, kegelaars, hardrijders, kinderen met priksleetjes, deftige dames en sjofele boeren, alles krioelde door elkaar en vermaakte zich opperbest.


" Aken die leken slagzij te maken, je zag en hoorde het lawaai en hoorde een toet over het water dreunen ".
Als je blik de rivier afging werd je je bewust dat al dat water weer naar zee liep en leken de woeste golven, die van alle kanten kwamen, op de Rotterdamse daken, kriskras, onregelmatig over en door elkaar heen... "
Gerritje kon het zo mooi vertellen.

In 1870 kwamen er 2.973 zeeschepen Rotterdam binnen ( 100 jaar later, in 1969 waren dat er 32.033 ).
Later die middag, in Oktober 1863, hebben ze nog langer dan een uur, op een bankje, ( in de buurt waar later de Parkheuvel bij het Belvédère Park en het Bellevue Park kwam ) over de Westerhaven uit zitten te kijken totdat het tijd was om weer opgehaald te worden door Machiel, vergezeld - dit keer - door hun dochter, Maria Petronella, die de dag winkelend op de Hoogstraat had doorgebracht, om met z'n vieren bij het nabij gelegen Hotel Leygraaff een maaltijd te nuttigen in het vermaarde restaurant.

" Kijk is wat d'r op me jassie zit; d'r heeft een vogel zitten te schijten, toen we daar zaten. Wel goooohhhvvvrrrrr….", zei Flip. " Kom maar ik heb hier een zakdoek en water is er genoeg in de buurt ", suste Gerritje '' … " trouwens over vocht gesproken, er zit nog wat in je mondhoeken van al dat gevloek ". ''Kom hier, want da's geen ponum ( gezicht ) ''.
'' En denk er om, Flip zei Gerritje vermanend met haar wijsvinger omhoog; let 'n beetje op je woorden als we dalijk binnen zijn ''.
''As of jij zo goed Nederlands ken spreke !'', zei Flip. Je weet niet eens het meervoud van een bal, of wel soms, vroeg Flip ?
Het was weer zo'n grapje van Flip. Gerritje moest bij voorbaat al om de vraag lachen. Ze wist namelijk al wat hij zou gaan antwoorden.
Als je namelijk ballen zei, dan zei hij: fout, ik bedoel bal als in dansen en het meervoud daarvan is bals … en zei je bals, dan zei hij ook: fout, ik bedoel een bal waar kinderen mee spelen en het meervoud daarvan is ballen. ''Je had het dus altijd fout ''.

Machiel wist, zoals iedere koetsier, iets van beschaafde omgangsvormen. Tijdens zijn werk droeg hij een 'hoge zijden ' en was gekleed in een goed gesneden koetsiersjas, al dan niet voorzien van tressen en galons van goud- of zilverdraad. Zo'n man moest bereid zijn om dag en nacht voor 'de familie ' beschikbaar te zijn.
Het was dus logisch dat Machiel, met z'n nette manieren, met Gerritje en Flip en zijn vrouw Maria Petronella meeging uit eten, na afloop van deze dag.


Alle kinderen hadden geld bij elkaar gelegd om dat te kunnen bekostigen. Het was de meest sjieke maaltijd die zij ooit hadden gegeten, vertelde zij later tegen de andere kinderen en Flip had zowaar een zakhorloge met ketting kunnen lenen om enigszins aanzien te krijgen van de medegasten.
Hij was ook speciaal naar de barbier Botermans in de Leeuwelaan geweest; maar van z'n snor moest ie afblijven.
In een wolk van sterk reukwater zat Flip om zich heen te kijken, alsof hij van alle kanten aangevallen zou worden.
Die Botermans zei tegen me: " Zeg Flip, as ik je mot schere mag je die pruim achter je kerkhof houwe '', waarop een wachtende klant hartelijk moest lachen.
Het was Appie zag ik later. Ik zei met het afrekene: " Ha, die ruige Ap, nog steeds vrijgezel, jongen ? " Jij laat je toch zeker wel krabbe, want met die stekels is d'r geen meissie die je wil kusse ". '' Laat mij maar lekker pierewaaie zo, die wijfe hebben mij allemaal teveel spats '', had Appie geantwoord.

Flip voelde zich, ondanks de gehuurde kleding, die paste in het beeld van het restaurant, allerminst op zijn gemak.

De kleding was gehuurd van Kraal aan de Delftschevaart 6-320, pal tegenover waar Gerritje en Flip in 1869 aan 't Haagscheveer zouden komen te wonen, maar toen nog niet wisten.
In één zaal met waarschijnlijk lui, die Rotterdam bestuurde vanuit het Stadhuis of met bedrijven die van Rotterdam een echte stad hadden gemaakt. Ze hadden deze nooit gezien, maar het leek alsof het hun ogen waren die, door de te strak zittende mouwen,bij Flip onder de oksels priemde.
Die man daar zei Flip een beetje te hard tegen Machiel, zou best eens Flip van Ommeren kunnen zijn; scheepsmakelaar en zoon van Jan van Ommeren, ook scheepsmakelaar. Die moet nou 56 jaar zijn, drie jaar jonger dan ik.
En die daar zou de consul van ….. " Ja rustig nou maar, zei Gerritje strakkies krijg je geen hap door je keel en daarvoor is 't allemaal een beetje te duur, " con sulletje " van me. '' En zit niet zo te plukken aan je snor …''.
Alle vier schoten in de lach.
" Als dat zo is, dat ik niks door mijn keel zou krijge, komt dat door dat strakke knopies" , zei Flip. " Ken ik dat niet effe uitgooie ? "

…en kijk daar, ging Flip verder, aan één tafel de Rijshouwers met Jan Arienszn. van de branderijen en distilleerder samen met de President van de arrondisementsregtbank Pieter van Vollenhoven's en Dr. Johannes Adrianus Boogaard die dit jaar, in Mei hoogleraar te Leiden is geworden.
Het was allemaal familie, bijna-familie of aangetrouwd van elkaar, aan die tafel, merkte Flip op.
En verrek de ouwe Willem Ruys ( Jan Daniëlszoon ) zit er ook bij, ''de grondlegger van Ruys & Co'' ( de voorloper van de Rotterdamsche Lloyd ).
Allemaal belangen joh, want Willem Ruys nam wel eens een vrachtje suiker mee op één van zijn zeilschepen uit Java mee voor de branderij en distilleerderij van de familie Rijshouwer en van Vollenhoven.

Het Hotel was een voormalige stadsherberg uit 1717 en later naar het Westplein verplaatst en van 8 november 1826 tot 1914, toen het gesloopt werd, in handen van de familie Hendrik Wilhelmus Leygraaff, die het voor tienduizend Hollands klinkende guldens had gekocht.
Het had een grote feestzaal '' de Maas ". In het restaurant konden de gasten gewaarschuwd worden voor het vertrek, via Hoek van Holland, van de Harwichboot, die aan de Parkkade lag. Vanaf 1829 was er echter al een vaste lijn met ' de Batavier ' op Engeland.
Vanaf dit jaar, 1863, wordt de dienst tussen Harwich en Nederland onderhouden via de zeehaven Hellevoetsluis en het Kanaal door Voorne, voor het vervoer van voornamelijk vee naar Rotterdam. Een lange omslachtige route, waar verandering in kwam door de aanleg van de nieuwe Waterweg, die in 1885 gebruiksklaar was voor schepen met behoorlijke diepgang, terwijl de plannen er al sinds 1858 lagen en de eerste spade op 31 oktober 1866 in de grond werd gestoken door Kroonprins Willem.

Nadat ze klaar waren met het voorgerecht zei Gerritje tegen Flip: " As je nog meer trek heb in soep, dan zit er nog genoeg aan je mouw.
Verrek, ja, ik dacht al '' Ik heb twee verschillende kleuren manchetten ". " 't smaakte beter dan die Rumford soep ", was het antwoord.

" Rumford " was een filantroop uit München, die een soepkokerij had gevestigd, voor de armen, aan het Grote Kerkplein aan het begin van de negentiende eeuw. Nog altijd bestond het recept en menigeen in 'het stadsdeel de Stadsdriehoek " brouwde het nog wel eens thuis. Het bestond uit gort, erwten, aardappelen, witbrood, azijn, water, selderij, uien en als je 't je goed veroorloven, vlees er in.

Na een uurtje of twee keek Flip eens al te enthousiast en te hardhandig op zijn zakhorloge, die hij ruw uit een klein zakje probeerde te peuteren.

Met zijn dikke werkmanshanden lukte dat niet al te snel met als gevolg dat hij door het glas heen drukte, waardoor het horloge op de grond uit elkaar vloog. De horloge was ooit bij de Duitse Aron Drescher in de Westewagenstraat ( voorheen gevestigd in de Leeuwenstraat ) gekocht. Hij was een gerenommeerde klokkenmaker en al sinds 1852 in Rotterdam gevestigd.
De veertjes, schroefjes en radertjes lagen her en der verspreid tussen de schoenen van de van Ommeren-heren en dames. " Laa legge ", zei Gerritje tegen Flip, die aanstalten had gemaakt om op de knieën te gaan. " Je bent ook niks waard ", zei Gerritje. " Nee vind je 't gek, het enige wat ik in mijn leven ooit van goud heb gehad was als kind een goudvissie '', was het antwoord en die heeft mijn vader nog opgevrete ook.
Ze liepen schaterlachend van tafel, terwijl Machiel de betaling deed, en verlieten het gebouw.
Flip zette voor de grap Machiel hoed op, die hoog op zijn hoofd bleef steken en trok zijn pet over de oren van Machiel, toen ie naar buiten kwam. " Hebbie zo'n grote kop? ", vroeg Machiel .''Ja, iedere beetje Eijgelsheim heeft een grote kop !", antwoordde Flip.
Iedereen had in die tijd een hoofddeksel op. Zonder hoofddeksel liep je echt voor gek. Het was bijna een vereiste. De hoeden waren voor de heren, de petten voor het werkvolk. En naast de hoge hoed van de aristocraat en van de aapjeskoerier ( koeriers: vaak oude mannen, afgedankte arbeidskrachten ) en de strooien hoeden voor een zomerse wandeling langs het strand, waren er nog tal van andere hoeden.


Na de betaling reden ze rustig terug. Flip zei: " Ik zit zo vol, dat er alweer een knoop af is gesprongen, je zal morgen effe naar de knopehakiesbroekklemmeman motte Gerritje, zei Flip. Ze schoten alle drie in de lach van dat woord. " Wat zei ik nou weer verkeerd ?, je weet wel die ene venter … '' zei Flip.

Het was al laat in de avond en Machiel ontstak de 'petroleumlampen ', die aan weerszijden van de bok hingen. Langs de haven was het bijna geruisloos. De voerlui zijn al lang verdwenen naar hun schamele krotten, hun zeurende vrouwen en hun bekvechtende kinderen. Ze waren waarschijnlijk moe na een lange dag zwoegen en hebben onderweg vast een borreltje gedronken van een paar centjes fooi die ze die dag hebben bijeen gesjacherd. In de stallen van de stad staan de duizenden paarden en genieten van een welverdiende rust.
Er komen nog een paar schippers uit hun roefjes. Ze zoeken een plekje tussen de vaten en kisten, tegen de kou, roken een pijp en keuvelen wat na over de belevenissen van de afgelopen dag.
Gerritje en Flip werden op het toenmalige adres afgezet, waar Hendrik, Sjors en Flip Jnr. op hen zaten te wachten, benieuwd naar alles wat ze die dag hadden meegemaakt.

Het werd een late Oktoberavond en Machiel en Maria Petronella moesten nog terug naar Leiden. Flip vertelde thuis van zijn ongelukjes bij Leygraaff en zei '' ik kon daar nie zeike en scheite '' ( twee dingen tegelijk doen ), want het zweet brak me al uit, toen ik die zaal binnenkwam … maar het was best te narsen allemaal ( lekker ), dat mot ik eerlijk zegge ''. Machiel en Maria Petronella gingen er, na een afzakkertje, vandoor.

De volgende dag, Zaterdag middag, had Machiel ook nog staldienst, zoals iedere koetsier dat had.
Gewoonlijk, iedere dag nadat zijn dienst er op zat, moest hij bij thuiskomst de koets opnieuw onder handen nemen. Want de volgende morgen moest het rijtuig weer als een zonnetje bij meneer voor de deur staan.
Machiel is op een te jonge leeftijd overleden om op zijn oude dag nog een zgn. ''aapjeskoetsier'' te worden.





Klik hier als je meer info zoekt over iets wat Eric noemt over een straat of een naam:
ga naar Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in,
bijvoorbeeld Eijgelsheim (of iets anders) en klik op ENTER





Klik hier voor de overige verhalen van Eric Eijgelsheim op onze site





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

18 Maart 2008