Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Eijgelsheim, de kermis, theater en andere vermakelijkheden in Rotterdam in de 2e helft van de 19e eeuw

Onderzoek door: Eric Eijgelsheim ( geb. 's-Gravenhage 22-03-1958 )

Het verhaal gaat over mijn oudouders ( Generatie 6 ): Philippus Jacobus Eijgelsheim ( geboren te Leiden: zondag 20/5/1804 - overleden te Rotterdam: vrijdag 25/10/1872 in het Gemeente ofwel Stedelijk Ziekenhuis aan de Coolsingel No. 63 ) en Gerritje Pfijffer ( geboren te 's Gravenhage: zondag 04/05/1806 - overleden te Rotterdam: zaterdag 24/04/1880 ).

Het was winter 1869, donderdag 9 December. Vandaag staat de verhuizing van de Penssteeg 8-58 naar 't Haagscheveer 18-1 hoog ( in 1869 nog als Kaarsenmakersgang 6-381 geregistreerd ) voor Gerritje en Philippus ( Flip Sr. ) op het programma.
Enkele kinderen helpen vandaag mee en als alles overgebracht is, is het wachten op de huisbaas Jan Ariens Rijshouwer.
Flip Sr. dood de tijd met zijn verhalen over de vermakelijkheden in Rotterdam, zoals de Kermis en theaters.

Het hele pand, aan 't Haagscheveer, met drie ramen, liep erg diep naar achteren, met uitzicht op de tuinen van de Doele ( de vroegere ' Doelen ), grenzend aan Sociëteit de Harmonie en vanaf het Haagscheveer gezien, links grenzend aan het straatje " Gedempte Doelwater ".

De Doelenzaal was een concertzaal. De eerste concertzaal in Rotterdam bevond zich sinds 1806 in het concertgebouw aan de Bierstraat 71, waar tot 1874 - in het voormalige statige huis van oud-burgemeester Hugo Cornets de Groot - concerten werden gegeven.
Zowel de Doele als de Sociëteit de Harmonie hadden hun entree aan de Coolvest. Daar was ook de Schouwburg Tivoli ( waar Louis Davids zijn eerste successen behaalde ), aan de andere kant van de Coolvest, schuin tegenover waar nu, anno 2008, het Stadhuis staat.


Als je daar het comediebruggetje over ging ( genoemd vanwege de diverse schouwburgen; theaters en zalen, die rond deze plek lagen ) kwam je meteen in het Zandstraatkwartier, dat er tegenover lag. … de rosse buurt van Rotterdam.
Het comediebruggetje knarste daar al 16 jaar, sinds 1853, in het roest van het tandenrad.



Dan was er nog de oude " Groote Schouwburg ", tegenover het huidige Stadhuis, van 27 december 1774. Het gebouw was van hout en stond toen op de plaats waar later " Place des Pay Bas " zou komen.
Na de grote verbouwing, werd het op zaterdag 13 augustus 1853 ingewijd als de Schouwburg " Groote Komedie ''.


Het gebouw zou er tot 1887 blijven staan ( het bood plaats aan 1120 zitplaatsen en 80 staanplaatsen ).


De latere Schouwburg werd in 1887 geopend aan de Aert van Nesstraat. Schouwburg Tivoli bleef sindsdien aan de Coolsingel gevestigd. Eind van de 19de eeuw waren er 8 theaters, inclusief de " Groote Doelezaal ".
De Coolsingel was het centrum van de variété geworden, ook voor wie zelf wilde dansen.

De Zandstraat, halverwege de Raamstraat ( schuin achter 't Haagscheveer ), die tegenover het comediebruggetje lag, was de belangrijkste straat in deze Zandstraatbuurt ( Zandstraatkwartier ) van ontucht en misdrijf.
Het Rotterdamse publiek voelde zich echter wel aangetrokken tot de vermaarde Zandstraatbuurt, zoals reeds besproken.
Daarom was ook het vermaak van de theaters e.d. er nabij geconcentreerd ( van de Coolsingel tot de Hoogstraat).
Op de Coolvest het bruggetje over - vanaf Schouwburg Tivoli, welke in 1903 elektrische verlichting kreeg en waar in december 1902 de cabaratier Koos Speenhoff ( in dit jaar 1869 geboren ), begon als straatzanger - en je kwam in de Zandstraatbuurt.
Koos Speenhoff debuteerde tijdens een gemengde middagvoorstelling en zong o.a. over de meisjes uit de rosse buurt van het Zandstraatkwartier en andere volksliederen.

Na het bruggetje kwam je in de Raamstraat ( ongeveer halverwege naar rechts was de Zandstraat ). Daar op de hoek van de Raamstraat en Zandstraat werden de sterren van cabaret en revue geboren: Louis en Heintje Davids.
De mensen aan de overzijde van de Coolvest wisten weinig van de Zandstraatbuurt; ze hadden geen flauw benul van hoe de lieden in die doolhof er eigen wetten op nahielden.


De Sociëteit de Harmonie lag links van het bruggetje, dan verder naar het Hofplein lag ''de Doele '' en later na de Doele, Café Pschorr, waar cabaretier Louis Davids op 7 april 1919 zijn 25-jarig jubileum vierde.
De naam Coolvest verdween, toen de Coolsingel in de jaren 1913 - 1922 werd gedempt.
Nadat ook nog eens vanaf maandag 1 Januari 1912 met één raadsbesluit, onder leiding van Burgemeester Zimmerman, de Zandstraatbuurt werd afgebroken, kwam er ( rechts van de Doele ter oriëntatie ) aan de Coolsingel het nieuwe Stadhuis ( wel eens genoemd: het onRaadhuis ) en het postkantoor.
De Coolsingel moest een singel met allure worden. Op 12 augustus 1914 werd de eerste van 8.336 palen voor het nieuwe Stadhuis geslagen. Tot dan was de Coolsingel een wat rommelige singel met een molen, de Doelen, de Melkmarkt, de Academie, enkele vermaaksinrichtingen en vanaf 1884 tot 1937 het Gymnasium ' Erasmianum' ( Erasmus ), op de plaats waar het 'Oude Kerkhof ' lag.
Erasmus ( eigenlijk Gerrit Gerritsz ) werd geboren te Rotterdam. Zijn vader was Gouwenaar.
Erasmus woonde slechts korte tijd in Rotterdam, kwam er in zijn jeugd een enkele keer, maar toen hij een beroemd man geworden was nooit meer. Toch noemde hij zich steeds '' Erasmus Roterodamus '', Erasmus van Rotterdam.
In 1555 werd er een houten standbeeld op de Groote Markt van hem geplaatst met het opschrift " Hier rees die groote zon en ging in Basel onder ".
Het was het eerste standbeeld van ons land. Helaas bleek het hout niet tegen weer en wind bestand. Er kwam een stenen beeld, die door de Spanjaarden, tijdens de tachtig jarige oorlog 1568 - 1648, toegetakeld werd en in het water werd geworpen De Spanjaarden kwamen op 9 April 1572 Rotterdam binnen. Zij bleven er tot 22 Juli 1572.
Later is een mooi bronzen beeld van Erasmus gemaakt, met het boek in de hand, waarvan Erasmus volgens het populaire gezegde een blad omslaat, wanneer hij de klok twaalf hoort slaan.
Vanaf 1592 was het gymnasium gevestigd in het vroegere Cellebroeders-kloosters. Hier werd o.a. Griekse en Latijnse vakken gegeven. De inwonende leerlingen huisden in de monnikscellen. Omstreeks 1815 waren er nog maar vier leerlingen. In 1842 werd de oude Latijnse school herdoopt in Stedelijk of Erasmiaans gymnasium.
In de meidagen van 1940 functioneerde het Erasmiaans Gymnasium als centrum van de, uit alle delen van het land, naar Rotterdam gezonden goederen.


De oude Melkmarkt aan de Coolvest ( Coolsingel ) bevond zich vlak voor de Doele. Als de Melkmarkt er was, was het heel erg druk met varende schepen en met, aan de wal merende, schuiten.
Een deel van de met melkbussen en tonnetjes geladen schuiten werden naar de kade geduwd door middel van een zogenaamde loop- of duwstok. Andere werden getrokken door een man in een jaaglijk, een brede lederen riem om zijn middel. Ook werden er wel schuiten getrokken door spannen trekhonden.
De Melkmarkt verdween toen de Coolsingel werd gedempt, de Polder werd afgebroken en het Stadhuis en postkantoor werden gebouwd.

De Sociëteit ' De Harmonie ' met haar binnentuin en concertzaal '' de Doele ", waar Gerritje Pfijffer en Flip vanaf de achterzijde aan het Haagscheveer 18 op uitkeken, was een (heren)club, waar onder andere concerten, een bal of toneel werden opgevoerd.
Het Sociëteitsgebouw werd in 1811 gebouwd, de muziekkoepel in 1814. Ook kon men er, vanaf 1817, kegelen en had men er een kolfbaan die, bij gebrek aan belangstelling bij de doorgaans oudere leden, in 1832 al werd gesloten.

In de zomer stond de tuin ( '' de Plaats '': 56 bij 53 meter ) vol stoelen ten behoeve van muziekliefhebbers, die naar de concerten kwamen luisteren en speciaal voor de concerten van het, in 1888 opgerichte, Amsterdams Concertgebouworkest.
Van de Sociëteit 'de Harmonie ' waren velen uitsluitend lid om de concerten in de Doelezaal te kunnen bijwonen.
Voordat de gasverlichting algemeen in gebruik was gekomen, waren alle lokalen van de Sociëteit met olielampen en kaarsen verlicht.
In 1890 heeft 'de Doele '', ten einde tegemoet te komen aan de talrijke klachten over de ondragelijke hitte, welke bij uitvoeringen in de " Groote Zaal " heerste, de gasverlichting uit 1856, door een elektrische installatie vervangen.

Er traden ook harmoniekapellen op. Rotterdam had genoeg harmoniekapellen en dat bleef nog wel even zo.
Er werden concerten met vuurwerk gegeven. Langs draden die tussen de bomen waren gespannen, sisten de vurige slangetjes, terwijl de muzikanten hun instrumenten nog aan het uitpakken en aan 't stemmen waren.


In de eerste tijd van zijn bestaan huurde de Sociëteit de lokalen en terreinen waarover de heer Dreessens, die " een koffijhuis " exploiteerde in de Doele, de beschikking had.
De groei van het ledental en de grote opkomst bij de concerten en de festiviteiten brachten het bestuur tot het bestuderen van de mogelijkheid een nieuw gebouw met een grote concertzaal te doen verrijzen.
Op donderdag 17 november 1842 werd de eerste steen gelegd. Ingewijd werd de '' Groote Doelezaal ". Dit was op dinsdag 23 Januari 1844 en bood plaats, volgens oude rapporten, aan ongeveer 2000 plaatsen, hoewel dit betwijfeld wordt. In 1888 kwam er een houten feestzaal bij.
Op zaterdag 22 november 1930 werd 't door de Bouwpolitie afgekeurd. In 1931 is het afgebroken en werd er na enige tijd aangevangen met de bouw van een nieuwe zaal.


De concertzaal werd ook wel gebruikt voor grote ontvangsten met diner, zoals in 1899 ter gelegenheid van het bezoek van de 18-jarige Koningin Wilhelmina en Koningin-moeder Emma.
Flip vertelde; buiten de Kermisweken om, is er nooit iemand van Eijgelsheim binnen geweest, hoewel een smalle doorgang bij nummer 22, twee pandjes verderop en rechts van het Gerechtsgebouw, wel naar een poortje leidt dat weer toegang geeft tot de binnenplaats ( de Plaats van het voormalige St. Joris Doelen; het gebouw, dat voor het gilde van de hand- en voetboogschutters begin 1400 was opgericht en in 1418 uit veertig leden bestond ) van het gebouw van de Sociëteit '' Harmonie ".
Is er een feest op " de Plaats " afgelopen dan perst de massa zich door het poortje naar een gang, die hier op het Haagscheveer uitkomt, naast het Gerechtsgebouw ( later Hoofdbureau van politie ).

Weet jij eigenlijk hoe die deftige Sociëteit 'de Harmonie ' hier achter is ontstaan, vroeg Sjors aan zijn vader.
Ja, maar dan mot ik eerst nog effe wat over de hand- en voetboogschutters zegge, zei Flip.

Hierachter op 'de Plaats ' was altijd het domein van de voetboogschutters. Zij kwamen voor oefening en ontspanning naar hier. Als oefening plaatste ze een houten papegaai, versierd en wel, op een zogenaamde schutsboom of mast.

Dat was het zogenaamde gaaischieten. De meest behendige ontving als prijs een zilveren gaaitje of een ander voorwerp van hetzelfde metaal.
De handboogschutters hadden in 1510 hun domein vlakbij waar we hebben gewoond, bij de Penssteeg; op de hoek van de Lombardstraat en de Meent, nabij de Botersloot.
Zij schijnen daar de oude rechten te hebben gehad op de middeleeuwse St.Sebastiaanskapel ( het latere Schotsekerkje, waar de Schotten van 1658 tot 1697 kerkte, hetgeen al besproken is ).
In 1579 werd er een burgerwacht ( de schutterij ) gevormd, die het gilde van Sint Joris verving. Hun St. Sebastiaansdoelen is in 1582 afgebroken.
De St.Jorisdoelen aan de Coolvest, hierachter het Haagscheveer, werd in 1622 vervangen door een nieuw gebouw aan het Haagscheveer. Hier dus, zei Flip en hij wees met zijn korte, kromme, gespierde wijsvinger, die uit een gerafelde vinger van z'n handschoen stak, richting het gangetje dat uitkwam op 'de Plaats '.
Tot 1796 was dat gebouw in gebruik voor de activiteiten van deze ordebewaarders. Dit was het jaar nadat de Fransen ons land binnentrekken ( 1795, het begin van de Bataafse Tijd, nadat in 1789 in Frankrijk de revolutie was uitgebroken ).
Halverwege 1907 werd genoemde burgerwacht / de schutterij opgeheven. Politie en leger namen hun taken over.


Overigens is er ooit een luchtballon vanaf de Plaats Doelen opgestegen; '' in de tuin van het Doelen-complex dus '', zei Flip. Dat was op 29 september 1804 door Abraham Hopman, die de eerste Nederlandse luchtreiziger was.
Hier lukte wat hem tevoren in Amsterdam mislukt was, nu met steun van de ondernemer H. van Coert van de zaak De Unie aan de Coolsingel, lukte het wel.
Duizenden Rotterdammers schijnen er op de daken gestaan te hebben, terwijl hij boven de stad - in de wolken - zweefde, zei Flip.
Uiteindelijk ging de ballon er in zijn eentje vandoor, want bij de daling werd de luchtschipper in een sloot geworpen.
Hij had besloten te landen, omdat hij alleen een barometer bij zich had, die niet functioneerde en een kompas die dol was geworden en bevreesd was voor een landing in zee. Het bleek Schiedam te zijn ! Het was zijn eerste en laatste keer.
Ik weet dat zo goed, zei Flip, omdat mijn vader zich mijn geboortejaar alleen maar kon herinneren, als ie zich dit verhaal voor de geest haalde. 1804, dus !
Gerritje zei: "Oh die van mij kon 't onthouden, omdat ik - als geboren Haagsche - ben geboren in het jaar dat Den Haag stadsrechten kreeg van Koning Lodewijk Napoleon. Hij had Den Haag in 1806 tot stad verheven ! "

Maar, ging Flip verder, Hopman was niet de eerste die boven Rotterdams gebied de eerste luchtreis maakte; dat was Jean-Pierre Blanchard, die aan de Schie op 30 Juli 1785 om zes uur 's avonds van het exercitieterrein even buiten de Delftsche Poort, opsteeg.
In dat jaar gaf hij ook in Den Haag een demonstratie, achter het Noordeinde en stak hij ook het Kanaal over.
Door het slechte weer waren er - in Rotterdam in 1785 - moeilijkheden met de vulling van de ballon. Een schaap, dat per parachute neergelaten moest worden, kon niet meegenomen worden. De ballon bestond uit een met vernis bestreken zijde, en voor een lek was weinig nodig. Blanchard landde in IJsselstein tijdens een onweersbui. Gelukkig stond de schutterij klaar om hem te helpen.
Dat is alweer 84 jaar geleden, toen was mijn vader: ook 'n Philippus Jacobus
( gedoopt op 02-01-1775 te Nijmegen en overleden op 26-01-1839 te Leiden ) tien jaar oud en mijn moeder: Johanna Adriana Wardenaar ( geb. 1777 te Leiden - ov. 16 Juli 1834 te Leiden ) acht jaar oud, zei Flip.

Later, vertelde Flip door, '' ln de winter van 1825-1826 bracht een aantal trouwe bezoekers van het '' koffijhuis " van ene W.H. Dreessens, dat in het gebouw van de voormalige St. Joris Doelen gevestigd was, de mogelijkheid ter sprake een Sociëteit op te richten, waar men niet alleen kon roken en kaartspelen, maar waar ook concerten en toneelvoorstellingen gegeven konden worden ''.
'' De kastelein zag er iets in; hij werkte de plannen uit, die hij op zaterdag 1 april 1826 tijdens een bijeenkomst, die door vijfentwintig vooraanstaande Rotterdammers bijgewoond werd, voorlegde ''. Eén er van kende Rijshouwer, onze nieuwe huisbaas, … en zo weet ik dat !, zei Flip.
Nou en op die avond werd de Sociëteit de Harmonie opgericht. Het ledental van de sociëteit groeide zó snel dat de bovenzaal al gauw niet meer genoeg ruimte bood voor de concerten en bals.

Er werden vijf concerten per seizoen gegeven voor de leden van de sociëteit en hun genodigden. Bovendien speelde op zondagavond in de zomer de harmonie-kapel op de Plaats Doele. Daarom werd er in 1844 een nieuwe zaal gebouwd, de Groote Doele, die voor muziek, opera en toneel werd gebruikt.

De nieuwe Doelenzaal kwam er op maandag 9 oktober 1933 en werd in 1934 in gebruik genomen. Op 10 mei 1940 werd het gebouw gebruikt voor het herbergen van, in de stad opgehaalde Duitse burgers, totdat 't op dinsdag 14 mei 1940 bij het bombardement van Rotterdam in vlammen opging en werd verwoest.

Genieten van de feestjes en muziek in de Doelen en van de Sociëteit de Harmonie deden Eijgelsheim indertijd - zolang ze er gewoond hebben - gratis en voor niks. Het was zo dichtbij. " Alleen een Groene Rotterdammer ontbreekt er nog aan, hè Flip "… zei Gerritje lachend.
Een Groene Rotterdammer is een oude Sociëteitsdrank, bestaande uit een flinke scheut jonge jenever met spuitwater, maar doe je jonge jenever met Angostura bij spuitwater dan had je een Rode Rotterdammer.
Flip zei, toen ze 't er zo wachtend op Rijshouwer over hadden; " Tja, ook dat, maar voordat je die deftige sociëteitzaal naar binnen mag mot je eerst je jas, je hoed, je wandelstok en je handschoenen in de garderobe afgeven. " Nou een hoed heb ik niet; behalve een vingerhoed dan, een wandelstok heb ik ook niet en deze handschoenen zullen ze wel niet bedoelen, wijzend naar een paar gaten waar de knokken uitstaken ", en dit zal ook wel niet moge zei Flip, …en stopte een stuk pruimtabak achter de kiezen …dus voor mij geen jolijt in de Sociëteit.

Eén keer per jaar was de Doelen een openbare Vermakelijkheid en dat was tijdens de veertien dagen in Augustus als 't Kermis was.
De, sinds 1826, besloten Sociëteit organiseerde dan in zijn zalen en in zijn tuin voor het publiek toegankelijke varièté-voorstellingen.
Men sprak echter niet over varièté, maar over Vauxhall, genoemd naar de Vauxhall Gardens in Londen. In de versierde en verlichte zaal en op de binnenplaats werd dan '' Vauxhall " gehouden.
De tuin, de bomen, de beplanting van de Plaats Doelen hebben het bestuur van de Sociëteit aanleiding gegeven dit woord Vauxhall te kiezen voor zijn privé-kermis.


Het leende er zich goed voor en had een bijzondere aantrekkingskracht op de Rotterdamsche kermisgasten en op de plattelandsbewoners uit de wijde omtrek. Sinds 1853 stond er, jaarlijks, een groot circus, omgeven door wat kermis-kleingoed zoals draaimolens, schiettenten, hoofden-van-jut, waarzegsters, enz.
In de grote en kleine zalen traden, soms gelijktijdig artiesten op met de meest 'Extraordinaire Kunsten ". In de salons werd opgetreden door koorddansers, zangers, slangenmensen, goochelaars en dierendresseurs , zoals die van de beeldschone Miss Helena uit Londen met de grote leeuwen en leeuwinnen; een gespierde Atlas en onbegrijpelijke vertoningen als 'De Levende Doorschijnende Man " en " Electra, het elektrische wonder ".
De Doele was een middelpunt van de feestvreugde. Op de " Plaats " concerteerden de infanteristen uit Bergen op zoom of de grenadiers of de schutters.

Het werd een vast gebruik de laatste uren van de kermis, de zogenaamde Zaterdagnacht, vooral in de Doelen door te brengen.
De Doelen kende vele tradities. Een daarvan betreft enkele dranken.
Op Nieuwjaarsdag biedt het bestuur 'advocaat' aan en op Koninginnedag: Oranjebitter.
Gedurende de matinée, die op de middag van de " Zaterdag van de Kermis " werd gegeven, was bessenjenever de traditionele drank voor de leden.
De alebessenhos zette zich dan voort tot in de morgen. Daar wervelde een menigte, opgehitst door alebessenjenever, bekriebeld met pauwenveren, besneeuwd met confetti, samengebonden in guirlanden van serpentines, zingend, hossend, drinkend…jongens en meisjes… mannen en vrouwen.
Bezadigde dames en heren zagen toe, gezeten op het gereserveerde terras van de Sociëteit Harmonie en - later vanaf 1904 - onder toeziend oog van achter de tralievensters, van de gevangenen, toen het Paleis van Justitie, het Hoofdbureau van de Plisie ( politie ) was geworden.

Alle takken van dienst verdwenen uit het Paleis van Justitie in 1900 naar het nieuwe Gerechtsgebouw aan de Noordsingel.
Het centrale bureau van politie vertrok daarna van de Kaasmarkt naar het Haagscheveer.
De gevangenen zaten hier driehoog-achter, bij de snorrenbaarden, op het Bureau van de Plisie, ingesloten.
Tijdens een buitenevenement in de tuin van de Doele zongen de gevangenen steevast, door de tralies, het bajeslied:
'' …. en waarom zullen wij treuren, de Bajes is zo groot… van voren met twee deuren en van achter met een sloot " of zij zongen de mars 'Rotterdamse Vlag " en trachtten de aandacht voor zich te winnen van het publiek in 'de Tuin '.
Het Bureau van Politie zat van 1900 - 1938 op nummer 23. Gerritje en Flip gingen op Nr. 18 wonen, drie panden verderop in noordelijke richting.

De zogenaamde Pa's op het terras van de Sociëteit hadden maar wat graag hun tafeltje gedeserteerd met het glas Rijnwijn om onder te duiken in die menselijke draaikolk, wanneer niet hun standing, hun naam op de Beurs, hun vrouw, hun plaats in de Gemeente- of de Kerkenraad, het hadden verboden.

Dit Vauxhall van de Sociëteit de Harmonie is een langzame dood gestorven, wat aanving met de opheffing van de kermis in 1911, door de Gemeenteraad.

Flip spuwde nog maar eens zover hij kon, de Delftschevaart in. Een beetje van dat bruine 'sap '' viel niet op. '' Pas maar op dat je je laatste twee rotte tanden niet mee spuwt '', zei Gerritje. " Da's dan in ieder geval nog twee keer zoveel as dah jij heb ", antwoordde Flip terug, want jij heb er nog maar één !

. Verderop de Delftschevaart af, richting de Steigersgracht, gebruikten de bewoners jammer genoeg de gracht vaak als vuilnisstortplaats, vooral tijdens de grote schoonmaak kon men hier de meest vreemdsoortige dingen in het water zien drijven. Het werd dan ook niet voor niets het Steigerse rattenwater genoemd.


Om de tijd te doden ging Flip verder met zijn verhaal, totdat Rijshouwer op zou komen dagen. Hij klapte eerst even in zijn koud geworden jatten ( handen ) en vertelde over de Doelen, de Sociëteit de Harmonie en andere vermakelijkheden.

Tja, tja tja en dan de kermis, '' en vervolgde zijn verhaal door met het kermislied in te zetten;

En dan weer:

Flip zei; De Kermis bracht opschudding teweeg. In de loop van de negentiende eeuw werd de kermis verplaatst van het Hofplein naar de rand van de stad en uiteindelijk naar het Veemarktterrein.
Het gehele Veemarktkwartier, ten Noorden van de Goudschesingel, stond vanaf de tweede Maandag in Augustus dagenlang op z'n kop en uiten zich, na 9 uur 's avonds op de dolle Zaterdagavond ( de tweede Zaterdag in Augustus; de laatste Kermisdag), in een staat van stuwdansen bijv. in de alom gevreesde 'alebessen-hos '' ( vanuit het Middeleeuwse duivelbannerij en dansbezetenheid ontstaan ) of in een agressieve knokpartij.
De Kermis hier in Rotterdam was verre van deftig als je 't vergelijk met de " Hofkermis " rondom het binnen- en buitenhof in Den Haag; de zogenaamde Haagsche of Bamis-Kermis, die acht dagen duurde en tot 1887 is blijven voortbestaan.

Vanuit Leiden ben ik eens met vijf kameraden naar de kermis in Rotterdam geweest, zei Flip en zongen onderweg: "We ganen met ze zessen; … en drinken alebessen "; ik ben weer present;…we ganen naar de worsteltent "… " hop, hop, hop, de kermis op ".
De Kermis werd bij haar geboorte met alebessen-jenever gedoopt en als het vrolijk werd, dan hosten er lange slierten door de straten en stegen onder het zingen van het refrein van de alebessen-hos: " alebessen, alebessen, hi, ha, ho, tot in het oneindige, nu en dan afgewisseld door de deun van het jaar ".
Er waren branieschoppers, maar ook brave eerzame huisvaders die deze losbandige zwelgpartij een paar dagen verruilden om achter hun buro, werkbank of koeien vandaan te komen.
Ook kinderen wierpen zich, weliswaar flink gesuikerd, vol overgave op de rode drank.

De eerste Zaterdag was 't het drukst. Het was dan de dag waarop de mensen van de eilanden, en uit Gouda en Delft kwamen.
Alle 'klassen'' waren door waanzin aangetast. Tot in de Grote Schouwburg werd men gek, … en de politie ?; … die deed mee, ook al hadden die ordelievende Hermandadders 't 's zomers onder hun hoge hoed, en later helm, ontzettend warm.


De traditie wilde dat de eerste kermisdag veel lieden van buiten trok. Dan waren er veel kermisbruiden te vinden. "'Nette heren '' en '' nette meisjes '' of dames die zich in de lange reeksen van advertenties in plaatselijke bladen, tot het maken van afspraken voor kermisviering uitnodigden. Uiteraard werd er dan aan de ander een kermiskoek geschonken. Dat was een soort liefdesbrief met opschriften als " Voor u Kermis "; "Uit liefde "; " Uit het hart " en dergelijke, maar dan van een smakelijke platte, brede en soms ovaal gebak: prachtig roze gesuikerd met daar omheen een krans van kandijklontjes, wat er aanlokkelijk uitzag. Je moest zo'n koek bewaren tot de tweede zondagavond na afloop van de Kermis.


In geen enkele maand, dan Mei, werden er zoveel onechte kinderen geboren.

De Rotterdammers zijn er verzot op, verheugen zich erop, sparen ervoor. Het potte een jaar lang, het stelde al zijn uitgaan, al zijn pret hebben uit tot de Kermistijd er was.
De stad was dan doordrenkt van het begrip kermis, met de Nieuwemarkt en de Varkensmarkt achter het Schielandshuis als concentratiepunten.
Als het kermis was, werden aan het dienstpersoneel kermisfooien gegeven en sloegen proeflokaalhouders ( caféhouders ) enorme voorraden in. Ik was er, voordat we de eerste keer van Leiden naar Rotterdam verhuisde, zei Flip.
De hele Rotterdamse bevolking deed zich in de kermisweken van haar meest opgewekte kant kennen. Kinderen uit alle standen verdrongen zich op de Veemarkt. Slechts tijdens de laatste Zaterdag, de zogenaamde Kermis-Zaterdag bleef het '' nette publiek " op een afstand.
Indrukwekkend, bijna beangstigend was dan de samengepakte, tierende, joelende, zwetende menigte,. Men kon over de hoofden lopen.
We slenterden dan langs de kermiskramen. We dronken de kermisdrank, zei Flip, zongen het kermislied en aten kermiskoek of een Hollandsche- of Friesche knappende, lichtbruine wafel van de wafelkraamvrouw.
Bier werd natuurlijk, om in de stemming te komen, bij sloten gedronken en er werd zure haring, zure augurken, kroten ( rode bietjes ) en gedroogde schar genuttigd.

En met kermisdrank en kermiskoek in de hand gingen we bevend verder met de bezienswaardigheden op de Rotterdamse Kermis: daar waren de monsterprentboeken, de uit de kluiten gewassen Eva's van 300 pond en meer … er waren zeemeerminnen bij en man-dames met een golvende Barbarossasik. Dwergjes, zogenaamde Siamese tweelingen of Prins Colibrie waren te bezichtigen in een zaaltje aan de Hoogstraat.

Er waren heksenkeukens, waar je alles kapot mocht gooien en allemaal bouwsels om te draaien, glijden, vallen, suizen en te gillen. De wonderdieren met twee koppen of vijf poten; het dwalen door griezelige doolhoven langs geraamten.

Wat te denken van het vlooientheater of de tent " Derin, deruit "; een paar clowns lokten de menigte voor een paar cent naar binnen om door twee krachtpatsers hardhandig beetgepakt te worden en aan de achterzijde uit de tent te worden gesmeten op het moment dat zij binnentrad. Het maakte niet uit wie er daar naar binnen ging of hoe je er uit zag. Iedereen, van hoog tot laag, kreeg dezelfde opzwieper.
De poppenkast trok ook altijd veel publiek; een volkstheatertje op wielen met de eeuwige ruzies tussen Jan Klaassen en Katrijn.

Het aanbod van attracties was overweldigend tijdens de kermisdagen. elke instelling of horecaondernemer die de beschikking had over een zaaltje zorgde er wel voor dat daar iets te beleven viel.
De Tivoli-wintertuin exposeerde een ' levende, doorschijnende graaf '' en liet als toegift de zwaarste negerin ter wereld, Prinses Lelia, zien. Overal in de stad kreeg men foldertjes in de hand gedrukt.
De eigenlijke kermis, met zijn stoomcarrousels, de kop van Jut, de vrouw met de baard en de danssalons was te vinden aan het Veemarktterrein.

Niet alleen op de Veemarkt, doch door de hele stad had je gezellige kramen met vertier, rumoer, getier en tumult. Het kind had zijn lekkernijendromen.

De buitenlui, het landvolk, kwamen bij drommen opzetten uit de omringende gemeenten en met verglaasde blikken. Brullend en hossend betaalden zij de tol van hun illusies en stortten zij zich op de kroegen, de spullen en de tenten, op de koekkramen, hikkend van de rode alebessenjenever en de ogen zeer klein.
"Heet, heet ze piepen nog";, klinkt 't me nog na in de oren. ''Ze", dat waren de ingesneden tamme kastanjes, die in de openlucht werden gepoft.
Reclameborden probeerden als het ware hun zoete producten onder je neus te drukken; machtige stoepiers ( portiers ) die ons willen overtuigen; een groepje zangers die ons de laatste centen uit de zak staan te zingen. Ginds is een straat- acrobaat bezig en aan de overkant staat de altijd aanwezige koopman in opwindbaar speelgoed, tussen de man met molentjes in.

Dat was Rotterdam in al zijn schakeringen, geuren en snaterende, onrustige gezelligheid en op de achtergrond kijkt de St.Laurens op het gewriemel en het levendige spel in de stegen neer.

Als we hier in de Zandbuurtkwartier rondliepen kwamen er natuurlijk excessen voor, dat begrijp je.
Er werd gebrast, men vocht en molesteerde de politie wel eens. Maar wie het leven in de Zandstraat kende die wist, wat daar toen alle avonden aan feestelijkheden, rottigheid en misdadigheid gebeurde, die schrikt niet zo erg van de buitensporigheden, die de kermis éénmaal per jaar opleverde. Het hele jaar door gebeurde er hier rumoerigheden.

De Zaterdag voorafgaande aan de eerste kermisdag om 12 uur werd het festijn ingeluid en dan stak de Zandstraat de vlag uit.
Ik liep eens na zeven uur 's avonds door " de afvalmarkt " van de Zandstraat en om de zoveel meter was er wel een handtastelijkheid en die moest je juist proberen te vermijden, zei Flip.
De ene keer was het één van 'de dames '', die bij een afwijzing bijzonder vaardig bleken in het hanteren van haarspelden, breinaalden en scharen; bovendien gilden zij en trokken aan de veerkracht van je haren …. dan weer vreemd zeevolk, die je bij woede, dronkenschap en 'n meningsverschil stevig vastgreep … of kijklustigen die groepsgewijs aangerend kwamen onder dreigende kreten … of met inheemsen, die hun mes of kris vaardig wisten te hanteren.

De Zandstraat-etablissementen waren op feestdagen mooier dan een plaatjesboek. Gevels en vertrekken gingen schuil onder de slingers van papieren blommen, vlaggetjes en huldeschilden. Over de straat werd een oosters dak gespannen van kruislijnen vol met feestversieringen. Van overal vandaan sleepte de feestlustige Zandstraat-populatie vaatjes met palmen en jeneverbessen aan en zij verwerkte karrenladingen aan guirlandegroen.

Alle zintuigen kregen hun zin: het oog verlustigde zich aan een verzameling van bonte papieren flodders, de neus snoof geuren van allerlei baksels, de tong proefde maagzuurverwekkende heerlijkheden, en het oor hoorde een kakofonie van hels lawaai.
Het toppunt van de feestroes werd op '' Dolle Zaterdag " bereikt. Op de Veemarkt was er 's middags al geen doorkomen meer aan. Enorme hoeveelheden alebessen-jenever werden aangedragen. De Rotterdamse Kermis was berucht in het hele land. Op dolle zaterdag mocht iedereen dronken zijn, aaneengesliert tot lange zwabberende slingers, zwaaiden schreeuwend en zingen door de stad, al brullend.
De hele nacht duurde het feest voort en de volgende week konden de huisbaas, de bakker en de kruidenier of waterstoker op hun geld wachten, de centen waren verbrast.
De grote fatsoenlijke massa vind er een uitbundige maar eenvoudig vermaak, zo eenvoudig als alles eenvoudig is in Rotterdam ( in de 19e eeuw ), zei Flip. De Kermis werd ieder jaar groter van omvang. Het slokte de hele Veemarkt en omgeving op.

Op den duur kwamen er klachten over wilde uitspattingen tijdens de kermisdagen. De Franse schrijver Hippolyte Durand schreef in 1892 dat op de Rotterdamse kermis '' de mens een redeloos dier " werd. Er ontstond een lange strijd over de vraag of de kermis afgeschaft moest worden.
" Uiteindelijk werd de Kermis voor het laatst in 1908 bij de Veemarkt gehouden ".
De welbekende druppel was echter de moord op een politieagent, wat een enorme deining in de stad teweegbracht.
Op vrijdag 29 mei 1908 kregen de tegenstanders hun zin; na een urenlang debat schafte de gemeenteraad met 23 tegen 17 stemmen de kermis af. Het was afgelopen met de losbandigheid, het drankmisbruik, het geld verbrassen.

Behalve de Kermis, in de tweede helft van de 19e eeuw, waren er nog drie belangrijke openbare vermakelijkheden in Rotterdam; deze drie-eenheid waren: 't Feestgebouw, Doon of Place des Pays-Bas en Salon des Variétés.

Het Feestgebouw is op woensdag 15 September 1875 ontstaan, gediend hebbende voor het 72e Nederlandsche Nationaal Zangersfeest.
Het verkreeg een vergunning om het houten gebouw tijdelijk te verplaatsen naar de Linker Rottekade, ten einde daarin tentoonstellingen enz. te doen plaats hebben.
Er werden concerten en circusvoorstellingen gehouden, er waren later panorama's te zien en er was gedurende enige tijd een rolschaatsbaan.
Het kon 300 toeschouwers bergen als de stoelen aan rijen werden geplaatst, zoals ook bij zangwedstrijden het geval was.
Bij de variétévoorstellingen zat men er als in een proeflokaal ( café ) gezellig aan tafeltjes op Wener stoelen.
In de vergunning was een beding opgenomen dat het voor zaterdag 1 September 1877 moest worden weggeruimd. Dit werd echter tien jaar later, in 1887.

Als we 't vergelijken met de huidige schouwburgen, dan waren het maar schamele noodwoningen voor de vermakelijkheid.

Het Feestgebouw was niet meer dan een lelijke houten tent met een terrasje, verlicht door een guirlande van een paar witte ballonnen, waarin gas-vleermuizen brandden.
De voortuin met tafeltjes en stoelen was beplant met een paar magere kastanjeboompjes en werd 's avonds verlicht door een stuk of wat gewone straatlantaarns, eveneens met gaspitten, want zelfs de gloeikousjes moesten nog uitgevonden worden.
In 1878 werd er door de directie aangekondigd dat er voor sterkere verlichting gezorgd zal worden van het toneel. Die kwam er in 1879. Het heeft echter tot 1886 geduurd eer er elektrische verlichting werd aangebracht.
In de grote zaal werden vijf, in de foyer één en in de tuin twee lampen gemonteerd, elk van 2000 Nederlandsche kaarsen sterk.
Behalve dat het er ook nog eens koud was, het er tochtte en dat het doorgaans slecht verlicht was, deugde ook de akoestiek niet.
In een kritiek uit 1881 werd desondanks gesproken over '' Het geheel leverde een genotrijken avond ".
Het Feestgebouw werd in overeenstemming met zijn naam vaak verhuurd voor feesten, zoals in 1879 bij de opening van de Rotterdamse Paardentram, bij uitvoeringen en zangwedstrijden. Er werden concerten gegeven en op Nieuwjaarsdag 1880 heeft men in het feestgebouw zelf een kopie van de kermis gegeven.
Het Feestgebouw bracht minder variétévoorstellingen: ( " een afwisselend programma van muziek, zang van chansonnieres en chansonniers, clownerie, acrobatiek, dans slangenmensen, goochelen enz. " ), dan dat later het Casino Variété op de Coolsingel en het Circus Variéte aan het stationsplein, wel iedere avond brachten.
Als het publiek verbaasd was, was alles ' kedin ' ( hoe bestaat 't ).

Eén van de nieuwe vermakelijkheden in het Feestgebouw werden de Panorama's. In vier afdelingen werd hier in Oktober en begin November 1879 het 'Panorama van de Parijsche Tentoonstelling " getoond.
( Het Panorama Mesdag te 's-Gravenhage is een der laatste Panorama's, die het hebben uitgehouden ).
In 1887 vond de afbraak van het Feestgebouw plaats.

Een ander varièté theater en grote concurrent van het Feestgebouw was Doon ( van J. Doon, koffijhuishouder, Kruiskade 35 ) oftewel Place des Pay-Bas ( later ook wel Zomertheater genoemd), welke op woensdag 5 Augustus 1874 toestemming kreeg gedurende de aanstaande kermis, een houten tent te plaatsen op de grond, waar vroeger de houten schouwburg heeft gestaan, tot het geven van voorstellingen met honden en apen. Het was te bereiken vanaf de Kruiskade en de Diergaardelaan.

Het had een tuin met wat bomen er omheen. Daar was het Koffijhuis Doon, uitgebreid met een klein houten theater, dat hij tot 1883 exploiteerde.
Het floreerde niet zoals het Feestgebouw. Men had te kampen gehad met de onverschilligheid van de Rotterdammers, net zoals het Feestgebouw dat had. Dagelijkse uitvoeringen schijnen niet in de smaak te vallen.

De heer Doon overleed in 1886. Er kwamen vanaf 1883 veelvuldig wisselingen van directie, die het in 1891 - na de brand op 4 maart - moesten opgeven.
Op de dag van de brand liep het, in het welbekende uitspanninggelegenheid Place des Pay-Bas ( een houten honden- en apentheater of ook wel boerenherberg genoemd, maar toch een ontspanningsgelegenheid uit 1874 ), tegen de pauze.
De artiesten waren in het kostuum waarin zij optraden en moesten, door paniek - van de brand - bevangen, zo de straat op rennen.

De directeur, sinds 1883 de heer Carl Pfläging, liet zich niet door de tegenslag, van de brand in 1891, uit het veld slaan en opende op zondag 29 maart 1891 de Tivoli Wintertuin aan de Coolsingel, een volslagen theater met een ruim podium, een grote zaal en een galerij.

Tot zijn dood op zaterdag 14 Mei 1904 exploiteerde hij ook, acht jaar lang, het Circus Variété aan het Stationsplein, dat daar op zaterdag 13 mei 1893 onder de naam Circus Schouwburg was geopend, onder directie van Sam. Lockhart.

Toen het geopend werd, was er een echt circus, met paardenhoofden als versieringen, met een piste en stallen voor 90 paarden. Er waren 1750 zitplaatsen en een loge voor de Koninklijke familie.
Op 17 november 1897 werd daar - in de Circus Schouwburg - voor het eerst in Rotterdam, een aanvang gemaakt met het eerste filmprogramma, na afloop van het variétéprogramma.
Alle films waren in die tijd slechts 25 meter lang, waardoor de duur tot enkele minuten beperkt bleef. In het programma van de variétévoorstellingen werd het publiek gewaarschuwd dat tijdens de vertoning het licht in de zaal verduisterd werd. Verder werden de dames verzocht de volumineuze hoeden af te zetten.

Voorts waren er nog de openbare vermakelijkheden van Samuel Soesman zoals: 'Salon des Variétes ( 'n werkmanszaaltje ) in de Bagijnenstraat en het Casino Variété ( de zogenaamde " Kleine Komedie " of Nieuwe Rotterdamsche Schouwburg ) op de Coolsingel, welke één van de meest geliefde ontspanningsoorden van Rotterdam werd, die op 24 november 1866 werd geopend. Eerst onder directie van Judels en Van Biene en sinds Augustus 1898 onder leiding van genoemde Samuel Soesman.

In de winter van 1899-1900 ging de Kleine Komedie er ook toe over films te vertonen. Na het overlijden van Soesman in 1911, nam zijn broer Philip de directie over.
Vaak hadden kleine kooplieden, vaak orthodoxe joden, uit de Raamstraat entreekaartjes voor de drukbezochte Schouwburgen en het Casino Variété opgekocht. Behalve dat deze opkopers veel op marktdagen op de Goudschesingel en de Binnenrotte te vinden waren, konden de teleurgestelde mensen dus ook bij hen terecht.
Louis Davids werd in 1922 directeur van het casino. In 1930 sloot het zijn poorten.


En dan was er ook nog het 'American Dancing Pavilion " en sinds 1918 Dancing Pschorr op de Coolsingel, die vanaf 1883 aan de Korte Hoogstraat had gezeten.
Het was een '' Bierhalle " met orkest. Blaasmuziek zorgde voor vrolijkheid. Op donderdag 19 februari 1931 sloot Pschorr-Varièté zijn deuren, tot groot verdriet van de trouwe bezoekers, omdat een gunstige exploitatie ten slotte niet mogelijk bleek.

Behalve de Openbare Vermakelijkheden en de Kermis in Augustus was er in die maand, vanaf zaterdag 31 Augustus 1889, ook nog de Koninginnedag ( toen nog Prinsessendag geheten ).
Pas met de troonsbestijging van Koningin Juliana in 1948 werd Koninginnedag gevierd op 30 April.

In 1869 had Nederland nog een mannelijk staatshoofd: Koning Willem III, van 1849 tot zijn overlijden op zondag 23-11-1890.
Koningin Wilhelmina was toen tien jaar. Tot haar achttiende jaar; dinsdag 06-09-1898 was Koningin-moeder Emma, regentes.
Met Koninginnedag … kwamen wederom de bedelaars, wonderdokters en venters, met hun venters- en kramerskreten tevoorschijn.
Kwakzalvers met het nieuwste middeltje: '' Haarlemmerolie "; voor diverse uit- en inwendige kwalen. Menigeen nam een flesje mee en het stond daarom in hoog aanzien bij de kwakzalvers.
" Wat zegt u, lieverd hebbie hoofdpijn ? Wacht effe, ben je zo vanaf. Drie druppies van dit in wat schoon water, smaakt wel smerig, maar geef niks, je bent van de pijn af en helpt ook tegen buikpijn en kiespijn en je man is blij dat ie van dat gezeur af is ''. Voor jou geen twee duppies of 19 cent en ook geen vijftien cent … maar voor twee stuivers is 't van jou en dan mag je 't flessie nog houwen ook ".
" Wil je wedde dat 't bij mij niet tegen kiespijn helpt, zei de vrouw ''. De venter, die gewoonlijk nooit commentaar kreeg van de omstanders, keek verschrikt. De vrouw zei: ' want die heb ik al lang niet meer klojo ! " en gaf 'm tien centen. Hou de rest maar, grappemaker.

Koetsiers beleefden op Koninginnedag 'gouden tijden '.
Er was op Koninginnedag geen mooier, bonter versieringen dan in de sloppen en stegen tussen Goudschesingel, Kipstraat, Lombardstraat e.d., de stegen en straten van Rotterdam's visdames-rijk.


" Je kunt er in geen knipje komen ", ' in geen danszaal ', op geen gestoffeerde kamer of tweehoog achter in een slopje, of er hangen de gekleurde portretten van de koninklijke familie. '' Snij je 't hart van de Polder open ' dan is 't één bonk oranje wat er uit stroomt !
Menige oude madam, die wie weet hoeveel onschuldige meisjes het afgericht heeft, sprak met tranen in de ogen over Wilhelminaatje. Overal was het één deinende Oranjezee.



Tot 1918 hadden de arbeiders weinig gelegenheid tot ontspanning, hetgeen begrijpelijk maakt hoe men nu en dan - in de kermisweken en op Koninginnedag - explosieve vormen van amusement zocht, waarin men enkele dagen de teugels kon laten vieren. In de volksbuurten werden de cafés druk bezocht. En op straat vond men ook genoeg, dat de belangstelling prikkelde en de volkshumor activeerde.


Vele Koninginnedagen later mochten sportieve wedstrijden niet ontbreken en het steeds populairder wordende zwemmen had een overweldigende belangstelling, zo ook in de Schie (de latere Schiekade, na de demping in 1940, …), ter hoogte van het Sint Franciscusgasthuis. Op donderdag 31 Augustus 1922 werd een 2 kilometer race gehouden.


Op Zaterdagavonden was het druk in de omgeving van de wagententen, waarop men lever, nierbrood en flessen met zure bommen zag uitgestald. Dan schuifelde men ook graag mee in de drukte van de overvolle Hoogstraat.
Altijd en op iedere hoek van de straat zag je gewoonlijk door de week ook augurkenverkopers. De stadsjeugd was er verzot op; ze groeide er als het ware mee op.
Twee of drie dagen in de week onderging het grote publiek, ook de bekoring van de handdraai-orgeltjes, draagbare orgeltjes met een slinger, zodat straatmuzikanten ermee konden optreden of cylinder-orgels, met een houten rol waar 8 melodietjes op stonden. Zo'n liereman was als clown uitgedost en bracht steunende en zuchtende klanken voort.
Aan het eind van de negentiende eeuw kwamen de boekorgels, die in Parijs werden besteld. Deze boekorgels deden ook op de Kermis haar intrede. Zij gaven het stadsbeeld en het stadsrumoer een extra sfeer, welke men elders buiten de stad tevergeefs zocht. Er dromden altijd kinderen, volksvrouwen en lanterfanters rondom de draaiorgels.

Waar ook altijd een mensenstroom was, was aan de Coolvest; ter hoogte van de Gedempte Doelwater ( een straatje aan de zijkant grenzend van de Doele, zoals eerder gezegd), die uitkwam op het Coolvest / Coolsingel. Daar bevond zich tot 1913 de Melkmarkt.

De melk werd in tonnetjes op lange platte schuiten in de zeer vroege uurtje aangevoerd en tussen 6 en 7 uur verschenen de melkboeren met hun hondenkarren en werd de rust door luid geblaf verstoord. Maar woonde je boven een timmerwerkplaats, dan verging je ook van de herrie en boven een bakkerij werd je weggedragen door de kakkerlakken. En wat te denken van een woning boven een lorre- of een vispakhuis, of boven een slagerij?

De melkmarkt werd eerst in hoofdzaak in de middag gehouden en wel: voorbij het draaibruggetje, aangezien in de ochtenduren de Voorvest bezet was door Westlanders, die groentemarkt vierden '. Ongeveer vanaf de Doele tot op het Hofplein'.

De tijd kon je daar in de buurt gemakkelijk in de gaten houden. Hier bij de Melkmarkt was immers in 1853, door ene J.A.M. Bekking, een door hemzelf vervaardigde elektrische klok geplaatst. Elektrische klokken werd in het proefjaar 1887 door de Gemeente geplaatst, maar werden regelmatig stuk geworpen; vooral bij de Veemarkt.

Het was aan de Vestkant van de Coolsingel ( de rechterstraatkant naar het Noorden gezien ) altijd een drukte.
De vlooiige honden werden daar, via afdalende plankieren en vlonders, afgezwommen en platbodems met faecaliëntonnen ( gierschuiten ) trachten je wijs te maken dat zij evenveel recht hadden op voorrang als de melkschuiten en kregen dat meestal niet. Dan ontstond er, tot groot vermaak van de vele kijkers, een flinke woordenstrijd en werden er over en weer vuisten geschud.
In 1870 mocht een ieder, maar meestal waren dat jonge knapen tot een jaar of veertien, gebruik maken van de paardenwedden, die aan de Coolvest en de Goudschevest waren gemaakt om paarden van slik te reinigen. De wedden hadden een langzaam aflopende bodem.
In de Vest werd ook de was gespoeld en zelfs roetzwarte schoorsteenvegers kneedden en sloegen er hun vette roestpakken uit.
't nabij gelegen Haagscheveer werd door het luidde geblaf van de honden die voor de karren met melktonnen liepen, niet ontzien, maar druk was 't daar toch altijd al. De Vest kwam, in Noordelijker richting, uit op het Hofplein en ook het Haagscheveer, dat parallel met de Vest liep kwam daarop uit.
Daar was vanaf donderdag 1 Oktober 1908 ook de ZHESM ( Zuid-Hollandsche Electrische Spoorweg Maatschappij) gevestigd.
Deze '' Hofpleinlijn "reed, vanaf zaterdag 1 Mei 1909, het traject Rotterdam Hofplein - Pijnacker - Den Haag Hollands Spoor - Scheveningen Kurhaus.


De lijn was vooral bedoeld voor forensen, voor de havenbaronnen die zo comfortabel mogelijk van huis naar werk werden vervoerd.
Vaste reizigers waren de mariniers ( kazerne Oostplein ), die gingen oefenen op de Waalsdorpse vlakte en de dames van lichte zeden, die vanuit het achterland naar Rotterdam reisden, waarmee de bijnaam: '' parfumlijn '' ontstond.

Hier, bij de ZHE Spoorweg Maatschappij, stond ook het marmeladevrouwtje. Zij werd vurig bemind door iedere Rotterdammer. Ze maakte een optreden van haar uitgestalde waar.
Als zij met haar hoge etalageplanken-handkar de straat in kwam, stond je hart stil. Op iedere wiebelplank van haar kar dertien grote akers met marmelade's en jams.

Die akers glommen in de wildste tinten. Er was 'open jam met voorproef' bij het pond, de zes ons, de elf ons, al naar dat je geld en kinderen had.

De voorproef was het recht van de overbrenger(ster) van de bestelling: een dwarslik van de houten spatel om je keuze te bepalen, en een lengtelik bij gesloten koop.
En toen het marmeladevrouwtje stierf, ging men over tot " hygiënische " schroef-dekselpotten met ribbeltjes van de weduwe Rok.



Toen de ZHESM aan het Hofplein een nieuw station realiseerde, werd besloten dat dit station een groot stationsrestaurant moest krijgen.
Er waren op het Hofplein al twee horecagelegenheden, Boneski en het Haagsche Koffiehuis, die door Goosen Loos in opdracht van de ZHESM voor een prikje werden gekocht.
Goosen Loos was zeeman en stapte omstreeks 1860 in Rotterdam definitief aan wal, teneinde daar een nieuw bestaan op te bouwen. Deze man was niet de eerste en ook niet de laatste zeeman die voor de wal koos en zeker ook niet de laatste die een café begon. Hij onderscheidde zich echter van de massa, omdat hij van zijn zaak aan de Korte Hoogstraat een succes wist te maken.
Toen na enige tijd bleek dat zijn zoon, Cornelis Nicolaas Abraham, geboren in 1863 reeds op jonge leeftijd zelfstandig een zaak kon beheren, begon vader Loos slechtlopende cafés op te kopen om ze door zoonlief tot bloei te laten brengen.
Loos mocht het nieuwe stationsrestaurant gaan uitbaten. In 1908 werd het fraaie, door architect Stok ontworpen gebouw, opgeleverd en vanaf het begin was Café-Restaurant Loos een succes.

Rotterdam kreeg haar eerste spoorverbinding en station met de opening van de vierde sectie van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij van Den Haag naar Rotterdam op maandag 31 mei 1847 door Prins Hendrik, die zijn vader Willem de Tweede vertegenwoordigde. De vierde sectie was het laatste deel van de verbinding Amsterdam-Rotterdam. In Den Haag werd het station op 3 Juni ingewijd. Dit was acht jaar na de opening van het eerste lijntje in Nederland, op vrijdag 20 September 1839, van Amsterdam naar Haarlem door de HSM. In 1843 bereikte deze Den Haag.
Met de opening van het station van de Hollandsche IJzeren spoorweg Maatschappij , was de omgeving, van het in aanbouw zijnde station, versierd. Het was op maandag 1 November 1847 geheel gereed.
In de nabijheid stond een fraaie muziektempel, zoals men toen een muziektent noemde en over de rails was een grote erepoort opgetrokken, met het Nederlandse wapen in top. Het korps muzikanten van de stedelijke schutterij zorgde voor de muziek.
Zodra de trein - tegen twaalven - in zicht kwam, werd op de Sint Laurenstoren de vlag gehesen. Het was eigenlijk meer dan één trein. Eerst verscheen zuchtend en steunend de locomotief '' Amsterdam '' met daarachter de locomotief '' Rotterdam '' met zes spoorrijtuigen, gevolgd door de locomotief '' 's-Gravenhage '' en daarachter gestoomd de locomotief '' Haarlem '', die zeven spoorrijtuigen trok.
Het gezelschap werd in de grote zaal van de Sociëteit Harmonie ofwel de Doelezaal feestelijk ontvangen.
De treinen keerden ongeveer om half zeven terug, nadat de Rotterdammers en hun gasten tal van toespraken en lofredenen hadden afgestoken. De postkoets en trekschuit ondervonden een geduchte concurrentie.
De Hollandsche IJzeren Spoorlijn maakte in 1870 de sprong over de Maas en verschafte Rotterdam een rechtstreeks verbinding met Antwerpen.


Het station werd uiteindelijk in 1877 afgebroken.
Op 11 december 1868 werd het nieuwe "eerste" Rotterdamsche treinstation van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij, 400 meter naar het noordwesten van de Delftschepoort gepland, onder de naam " Station D.P. ( Delftschepoort ) ", waar het op zaterdag 28 april 1877 werd geopend, tezamen met het viaduct en de nieuwe spoorbrug.
Een vaste oeververbinding was namelijk dringend noodzakelijk geworden. Er moest een brug komen. Een brug over de brede Maas naar Feyenoord en verderop en naar Katendrecht. Dit jaar, 1869, werd besloten tot de bouw van de Willemsbrug.



Als die Jan Arienszn. Rijshouwer niet snel komt motte we misschien in het Victoriahotel, die vorig jaar is geopend, overnachten aan het Willemsplein 1, zei Hendrik lachend.
In een naastgelegen pand aldaar, op Willemsplein Nr. 2, woonde de uit Amsterdam afkomstige bekende en berucht geworden Lodewijk Pincoffs. Dat was in het jaar voor zijn vertrek, in 1878.
Pincoffs heeft leiding gegeven aan de ontwikkeling van de gehele of gedeeltelijke annexatie van aangrenzende gemeenten, was bouwer van het Nieuwe Rotterdam met plannen van havenuitbreidingen op Feyenoord. Goeddeels dankt Rotterdam aan hem het ontstaan tussen 1870 en 1880 van een Rotterdam-Zuid aan de linker Maasoever, sinds 1874 door bruggen met de oude stad verbonden. Hij was onder andere zakenman, Gemeenteraadslid, lid van de Eerste Kamer, oprichter van talloze bedrijven en de Ambachtsschool en directeur van de '' Afrikaansche Handelsvereeniging ''.
Een financieel debacle ( ongelukkig afgelopen speculaties met Zuid-Amerikaanse spoorwegaandelen ) zette een punt achter zijn Rotterdamse activiteiten.
In 1879 vluchtte hij voor zijn schuldeisers naar New York, waar hij voor een dagblad artikelen over buitenlandse politiek schreef en een sigarenwinkel opende.

Als zijn '' Afrikaansche Handelsvereeniging '', die hij in 1870 samen met zijn vriend de Afrikareiziger Stanley opgericht had met het doel de mond van de '' Congo River '' voor het Nederlandse zakenleven te openen, behoorlijke winsten opgeleverd had, was alles wellicht anders gelopen.
Zonder twijfel zou er dan een straat naar hem genoemd, of misschien wel een monument voor hem opgericht zijn, schreef men vroeger. Nu, anno 2008, bestaat er wel degelijk een naar hem genoemde straat, een weg, een plein, een brug en zelfs een hotel.



Het begon inmiddels te schemeren aan het Haagscheveer.
Het gas voor de verlichting van de straten werd sinds 1836 geleverd door de Imperial Continental Gaz Company, waarvan het hoofdkantoor in Londen gevestigd was. Zij waren reeds in 1825 met de levering van gas in Rotterdam begonnen.
Het was weer iets nieuws: een fabriek waar ''gaz'' werd gemaakt; 'n vluchtige materie die nuttig bleek bij het verlichten van straten en huizen. Het stond in de Nieuwe Werken.
Deze eerste Rotterdamsche ( Steenkolen ) Gasfabriek ( ICGA: Imperial Continental Gas Association ) stond op een terrein bij de Scheepstimmermanslaan naast de Zalmhaven op het terrein waar in de achttiende eeuw scheepswerf St.Joris is gevestigd. Het terrein was op 14 Juli 1825 aangekocht door Sir William Congreve c.s. te Londen.
In 1852 werd er een vergunning aan een ander, particulier, bedrijf aan de Lage Oostzeedijk gegeven en beide fabrieken mochten buizen in de straten laten aanleggen.
Het gas was duur en de straatverlichting slecht. Het Engelse bedrijf vervuilde de lucht in het Westen en de andere fabriek deed dat in Kralingen.
Het gas ontstond uit verbrande kolen. In 1883 werd besloten de fabricage in eigen hand te nemen. De Gemeente kocht het bedrijf in Kralingen en er werd in korte tijd een nieuwe, betere gasfabriek gebouwd. In 1879 werd de gasfabriek Feyenoord geopend en in 1913 die aan de Keilehaven.


Het eerste elektrische licht brandde in Rotterdam in de Passage in 1882. Accu's leverden de stroom. Twee jaar later werd door Rotterdamse ondernemers een concessie aangevraagd voor de levering van elektrische energie en kabels in de grond aan te leggen. Een opzegbare toestemming werd gegeven, hetgeen een wijs besluit bleek, aangezien het bedrijf na enkele jaren niet voldeed.
In 1890 werd een plan bij B en W. ingediend om de levering van elektrische energie in eigen handen te nemen. Het plan werd aanvaard en op bescheiden schaal werd op het terrein van de Gasfabriek begonnen met de bouw van een centrale. De levering van energie begon op 1 november 1894.
Het zesde kind van C.W. Eijgelsheim ( 1843 - 1916 ) en Gerritje Valkenier: Christiaan Wilhelm Eijgelsheim ( 04-08-1876 / 24-03-1948 ) was arbeider op een gasfabriek, evenals hun schoonschoon Frederik Pieter Fellman, echtenoot van Adriana Eijgelsheim ( 02-03-1869 / 16-02-1928 ).

Een grappig vriendelijk gezicht, onder een opvallende hoed, met een rooie neus, net boven de kraag uit, kwam tegen half vier eindelijk aangesjokt.
Het was Jan Arienszn. Rijshouwer, de huisbaas. Het begon weer te sneeuwen, zoals dagen en nachten ervoor in deze sneeuwwinter. Door hun dwarreling heen zagen de huizen aan de overkant van de Delftschevaart er nog onstandvastiger uit.

Hij bleef niet lang, want hij had namelijk net dat jaar branderij De Hoop ( opgericht in 1792 ) en het bijbehorende pand overgenomen, aan de Baan.
In de buurt van de Baan was ook de eerste smederij van Bartel Wilton - stichter van de werf Wilton -; en de molen De Arend, die in 1890 afgebroken zou worden.

Het boeltje aan 't Haagscheveer, werd naar binnen gebracht en na een uurtje was de hele kamer ingericht en stond alles op zijn plek.
Spijt van hun vertrek uit de Penssteeg hebben ze nooit gehad.





Klik hier als je meer info zoekt over iets wat Eric noemt over een straat of een naam:
ga naar Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in,
bijvoorbeeld Eijgelsheim (of iets anders) en klik op ENTER





Klik hier voor de overige verhalen van Eric Eijgelsheim op onze site





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

18 Maart 2008